NIEUWSBLAD
ÏGOR ZEELAND
No. 272. 1910,
Vrijdag 19 Augustus
24e Jaargang*
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
ONZE LANDBOUWERS.
/ERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
Snippers uit de oude doos.
P. DV.U'J, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IEDEREN WERKDAG DES AVOND,,
1 rijs per drie maanden franco p. g). SJS,
i nkele nummers n Ofte*.
UITGAVE DER FIRMA
EK VAN
Het vatl niet te ontkennen dat tal van
boerenzoons zitten te wachten op een ge
legenheid om, hetzij in eigendom, hetzij
in pacht, een stuk land te krijgen met een
een hoeve, waarop ze hun brood kunnen
verdienen.
De hoog opgedreven pachtsommen be
wijzen dat er in Nederland geen land ge
noeg is om er dezulken op t e zetten.
Daarom is men al sinds jaren er op ver
dacht geweest, door landverhuizing tal
van nijvere landbouwers uit Nederland
weg te halen, om ze te plaatsen in een
vreemd land, in een vreemde omgeving.
Die groote landbouw-ondernemingen
heeft men in Amerika, in Canada, in
Mexico, in Brazilië, in Argentinië. En zoo
zijn in den loop der jaren tal van goede,
soliede, nijvere landbouwers, het cement
onzer samenleving, aan ons land onttrok-
ken. En deze menschea zijn niet alleen
voor ons land verloren maar ook in deze
genoemde landen gaan zij, wat taal en
zeden aangaat, in de natie,waarbij zij zich
voegden, geheel op.
In sommige streken van de Vereenigde
Staten met name in Jowa en Michigan
onderhouden zij nog wel corresponden
tie met het oude vaderland. Maar de Hol-
landsche taal verleeren hunne nakome
lingen ten slotte geheel.
Dit is het groote bezwaar dat wij altijd
tegen de emigratie gehad hebben.
Deze vervreemding geschiedt in de
andere genoemde landen nog vlugger,om
dat de groepeD, die daarheen trekken,aan
merkelijk kleiner zijn, veel te klein zelfs,
om niet terstond op te gaan in de groote
menigte.
Hier tegenover staat dat in onze kolo
nies tal van vreemdelingen in grooten
getale binnen dringen, als daar zijn Chi-
neezen, Japanneezen, Engelschen en
Duitschersmenschen die wel zorgen dat
zij in taal en zeden geheel onafhankelijk
blijven van de Nederlanders.
Zou de Regeering op deze belangrijke
quaestie voldoende letten
386
PEUILL ETON.
DOOK
SCALDIS.
De Doops-gezinde gemeente
te Aardenburg.
I.
Bekend mag het bij velen uwer zijn,
dat in Zeeland, al kort na het intreden
der Reformatie een aantal Doopsgezinden
werden gevonden, van wie het intusschen
onzeker is, (wat door sommigen echter
geloofd wordt) of zij hun oorsprong ont
leenden uit de Waldenzen, die zich in
en sedert de 12e eeuw in onze gewesten,
vooral in Vlaanderen hadden gevestigd.
Met den bijbi 1 in de hand en van vreem
den invloed vrij, vertoonden zij een oor
spronkelijk, zelfstandig karakter. Geen
ander fondament erkennende dan de H.
Schrift, verwierpen zij met de uiterste
gestrengheid alles, waarvoor zij in die
gewijde bladen geen verklaarden grond
vonden.
Ziedaar, in 't kort, de godsdienstige
richting der Doopsgezinden, eene rich
ting, waaraan zich aanvankelijk duizen
den in de Zuidelijke Nederlanden aan
sloten. Het kon wel niet anders, of deze
menschen, die veelal uitblonken door
vroomheid van hart en wandel, moesten
te voorschijn treden en hunne ingeno
menheid met de Hervorming aan den
dag leggen, toen deze meer en meer in
Vlaanderen doorbrak.
Doch, men verwarde hen vaak, uit
onkunde of met opzet, met de oproerige
Wederdoopers, die, vooral te Munster, tot
hun jammerlijk uiterste waren afge
dwaald. Met deze dweepzieke woestaards
hadden zij niets dan de toediening van
In vroeger tijd lieten de opvolgende
kabinetten de zaak der landverhuizing
aan het goed geluk over.
Zestig jaren geleden vertrokken de ver
volgde afgescheidenen uit Holland en
Zeeland, eerst onder v. Raalte, later onder
v. d. Meulen en v. d. Luijster, naar Michi
gan, zonder eenig blijk van de regeering,
dat zij het nationaal gevaar van dergelijke
aderlatingen voelde. Iets wat te meer treft
dewijl nu bekend is, dat de emigranten
van dr v.Raalte naar de Oost hadden willen
emigreeien, doch de toenmalige regeering
weigerde het plan te steunen.
Natuurlijk weet niemand of dit kolo
nisatieplan zou geslaagd zijn. Maar had
de regeering 't destijds gesteund, dan
zouden wij 't nu weten. En bij goed
slagen had de trek naar Amerika, althans
voor een deel, naar onze eigene bezittin
gen kunnen worden afgeleid.
Intusschen zijn eenigen tijd geleden
in »Friesch Dagblad» twee opstellen ver
schenen van de hand van het Kamerlid
voor Sneek den heer Colijn.
Deze heer ontkent niet dat er hier en
daar voor de vestiging van een tiental
gezinnen of meer gelegenheid bestaat
maar wel ontkent hp dat deze kleine
kolonie het centrum voor een grootere
zou kunnen worden, zoodat meerdere
landverhuizingen zouden kunnen volgen.
Kolonisatie in onze Oosi acht de schrij
ver onmogelijk, althans in dien getale
dat het kerkelijk leven er bloeien kan
en schoolstichting er mogelijk zal zijn.
Let men op de kolonisatie in de andere
reeds door ons genoemde, door Europa
gekoloniseerde streken, dan valt al dade
lijk volgens dhr Colijn m het oog,
dat de geslaagde kolonisatie in Australië
gezocht moet worden in het Zuiden,
tusschen 25 en 38 gr. ^Zuiderbreedte, on
geveer overeenkomende met de ligging
van de landen om de oude wereldzee".
Derhalve in de gematigde luchtstreek en
niet in het naar onze bezittingen toege
keerde Noorden. Boven den 20en breedte
graad houdt de eigenlijk gezegde kolo
nisatie geheel op.
den Chr. doop. En toch stonden de Doops
gezinden aan eene nog scherpere vervol
ging bloot dan de Hervormden.
En ofschoon zij bij. de toename der
Reformatie in ons gewest, dooi de Staten-
Generaal werden geduld, bleven zij noch
tans niet altijd verschoond van de treu
rige uitwerkselen van blinden en onchris-
telijken godsdienstijver van hen, die,
hoewel verdraagzaamheid moetende pre
diken, deze, in de practijk niet altijd in
toepassing brachten. Gewestelijke- en
plaatselijke overheid traden, op eigen
gezag, vaak streng tegen hen op.
Op onze tochten hebben wij al een
paar keeren van die vervolgingen ge
hoord.
Te Groede, waar velen zich hadden
nedergezet, werden zij verdreven, maar
vonden in de naburige parochie Nieuw-
vliet bescherming en konden er hun ver-
maanhuis stichten om ongestoord hun
godsdienst uit te oefenen.
Ook te Benesse, daar vertoevende, hoor
den wij dat er bij Staatsbesluit zelfs
voorgeschreven werd „dat men desnoods
stoelen en banken zou weg halen uit de
vertrekken waar Doopsgezinden verga
derden. Meer andere plaatsen in ons ge
west zouden we kunnen aanhalen, waar
deze ballingen min of meer vervolgd
werden, maar wij zullen het er bij laten.
Wij willen onszei ven nu bepalen bij
de stad Aardenburg, want ook aldaar
vond men, reeds in 't begin der 17e eeuw,
een vrij groote groep dezer uitgewekenen,
fcfoe de gemeente aldaar gevestigd werd,
en hoe de leden er van, aan vervolging
blootstonden, gaan wij nu bespreken.
Toen de Hervorming in Vlaanderen
met kracht was opgetreden, hield daar
mede ook gelijken tred de vervolging
der „nieuwe leer" gezinden, waaronder
ook van zelf de Doopsgezinden bedroe-
Niet anders is het in Zuid-Afrika.
Kaapstad ligt op 34° Zuiderbreedte
Pretoria en Johannesburg liggen om en
bij den 26en breedtegraad en zelfs
Duitsch Zuidwest Afrika, (Swakopmund-
Windhoek) ligt nog beneden den 20en
parallelcirkel. Noordelijker komt ook in
Afrika geen kolonisatie voor.
En het terrein voor kolonisatie in onze
Oost zou gezocht moeten worden tusschen
5° N.-Br. en 5° Z. Br.
Nu zou men dan nog kunnen ver wij
zen naar de Midden-Amerikaansche
staten en naar de Noordelijke republie
ken van Zuid Amerika, welke ook ge
legen zijn tusschen de keerkringen en
waar Spanje en Portugal schijnbaar in
hun kolonisatie wèl geslaagd zijn. Maar
zulk een verwijzing zou toch weinig ge
wicht in de schaal leggen.
Vooreerst al omdat er nu eenmaal ver
schil is tusschen Nederlanders en Span
jaarden of Portugeezenten tweede om
dat de geografische ligging, althans van
de Midden Afrikaansche republieken voor
kolonisatie beslist gunstiger is dan die
van ons Indië maar vooral omdat ginds
zulk een sterke bloedmenging met de
Indianenstammen en met Negers heeft
plaats gegrepen. De Mestiezen en Mulat
ten, die in de genoemde staatjes het
hoofdbestanddeel der bevolking uitma
ken, te willen beschouwen als Euro-
peesche kolonisten is naar mijne meening
niet te verdedigen.
De conclusie kan dan ook, volgens den
heer Colijn, geen andere zijn dan deze,
dat nergens ter wereld te wijzen valt op een
voorbeeld van geslaagde kolonisatie inde
tropen.
(Wordt vervolgd
18 Aug. 1910.
Reeds onder de Telegrammen van gis
ter konden wij melden dat de minister
van waterstaat een groote beperking van
den Zondagsdienst op de spoorwegen in
den zin heeft.
Voor deze aanvankelijke inwilliging van
billyke verzoeken zijn wij dankbaar, en
|fyy mi
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 ''ent
vend moesten lijden. Ook zij werden
vervolgd, veracht en verjaagd, en slonk
hun aantal in de zuidelijke Nederlanden
geducht. Doch de overigen, verscholen
in de duisternis, teruggetrokken in hut
en bosch en etnzaamheid om hunne
bijeenkomsten te houden, bleven der
Hervorming getrouw, totdat het scherp
ziend oog van den Bisschop van Yperen,
Johan de Visscher, hun rust ging ver
storen.
Deze kerkvoogd was een zoon van den
bekenden Jan de Visscher, of de Visch,
die, op bevel van Ryhove, tegelijk met
Jacob Hessels, in Oct. 1578, op den weg
naar Kortrijk,, door laakbare onstuimig
heid en wraakzucht der Hervormersgezin-
den, aan een boom werd opgehangen.
Welnu, diens zoon, genoemde Johan,
werd tot Bisschop van Yperen gewijd
den 6 Febr. 16 Ll. Een Vlaamsche
schrijver, Sanderuszegt van hem, dat
hij iemand was „die met bijzondere
vlijt zijn Bisdom bezocht, en niet alleen
in de steden, maar ook in de dorpen en
kasteelen onvermoeid rondging om te
prediken", maar hy gewaagt ook van
„zijn brandenden ijver voor het Katho
lieke geloof en zijn haat tegen anders
denkenden."
Deze Bisschop dan, wellicht ook, en
'tis te begrijpen, aangevuurd door weer
wraak om den dood zijns vaders, trok
gedurende twee jaren hij stierf reeds
in 1613 heftig op tegen allen, die der
Hervorming waren toegedaan. En zoo
moesten dan ook tal van Doopsgezinden
uit Vlaanderen vluchten.
Velen van hen weken naar de toen
versch bedijkte polders in Groede, doch
voor een groot deel ook naar Aardenburg
en zoo ontstond dan, omstreeks 1613,
de nog aldaar bestaande Doopsgezinde
gemeente.
zal, meer nog, het spoorwegpersoneel
erkentelijk zijn.
Zeer vele, op sommige trajecten alle,
goederentreinen zullen op Zondag ver
vallen.
Wij leggen er den nadruk op dat 't
slechts de goederentreinen zullen zijn.
De personentreinen blijven voorloopig
als naar gewoonte.
Mogelijk dat wélslagen der proef met
de goederentreinen den minister tot een
proef met de personentreinen noopt.
Natuurlijk zal deze niet even ingrijpend
kunnen zijnmaar een begin van ver
betering brengt ze allicht voor 't per
soneel, dat snakt naar meer Zondagsrustt
Politiek
De sociaal democraten zullen niet licht
een wetsontwerp prijzen dat uit de bu
reaux van Landbouw komt.
Daartoe zijn hun bladen te zeer op
aanblazing van den klassenstrijd ver
dacht, en hebben de leiders te groote
antipathie tegen den persoon van den
minister van Landbouw.
Zoo ook nu weer.
De door minister Talma voorgestelde
verbeteringen in de Arbeidswet zijn vol
gens Het Volk geen verbeteringenen
de Ziektewet het wordt in maar even
tjes negen artikelen betoogdis een
prul.
De Tribune, het orgaan der marxisti
sche sociaal democraten, was echter aan
vankelijk over 't ontwerp Arbeidswet
beter te spreken. Zij had geen partijbril
op den neus, toen zij 't ontwerp bekeek.
Zij drukte de „oude wet" en de „nieuwe
wei" naast elkander af en kwam tot de
volgende slotsom
Voorzoover we nagingen, zijn de
voorgjstelde wijzigingen alle verbete
ringen, al zijn het dan ook geen be
langrijke verslechteringen vonden we
niet. Aanneming van het wetsontwerp
zou de voorwaarden waaronder vrou
wen en jeugdige personen arbeiden, op
verschillende onderdeelen verbeteren.
Hier, en op alle plaatsen in 't land
van Kadzand, waar zij zich nedergezet
hadden, leefden zy als stille burgers,
zich bezighoudende öf met den lijnwaad-
handel, dien zij uit Vlaanderen hadden
medegebracht, of werkzaam waren in
den landbouw en andere maatschappe
lijke neringen.
Jammer is het, maar 't moet gezegd
worden, dat de ballingen in den boezem
der Hervormden, niet die bescherming
en vrijheid vonden, waarvoor zij uitge
weken waren,
Den 7 Dec. 1614 hielden zij hunne
eerste bijeenkomst ten huize van Jaco-
bui Pol. Toen deze eerste godsdienst
oefening had plaats gehad was de on
verdraagzaamheid van den magistraat
der stad niet minder in de weer. Den
volgenden dag reeds verbood k bij
scherpe resolutie de verdere samen
komsten, totdat H. H. Mog. er vrijheid
voor zouden hebben gegeven. Toch stoor
den de gemeenteleden zich niet aan dit
verbod, wat tengevolge had, dat in April
1615 de predikanten Francois de Knuit
van Zierikzee, Laurens Adriaensz. de Brie
van Veere en Roeland van Hazemberg van
Vtissingen, die er openlijk gepredikt had
den, door den Baljau Wouter van Ysen-
doorn gevangen werden genomen, en niet
eerder werden ontslagen vóór zij door
burgemeesters tot eene geldboete waren
veroordeeld, omdat „zij tegen verbod in
de stad vergaderingen hadden gehouden.»
Doch de Staten Generaal waren den bal
lingen beter gezind. Deze vaardigden nu,
den 1 Mei 1615, aan de Aardenburgsche
regenten eene krachtige resolutie uit, lui
dende „dat zij ongaarne zouden zien, dat
deze menschen in de oefening van hun
godsdienst gestoord werden". i
Nu gaven de achtbare heeren wel eenigs-
zins toe, maar zij meenden toch de macht
En daarom zouden we willen dat dit
ontwerp wet werd.
Maar helaasEen paar weken later
schrijft me nu diezelfde Tribune weer:
Als de arbeiders niet bijtijds ontwa
ken, welke reden zouden dan toch
in 's hemelsnaam de regeerders heb
ben, om dit toch albeneden-peilsche"
wetje, zooals Schaper't terecht noemt,
nog te verbeteren Als de arbeiders
niet oppassen,dan wordt het ont
werp nog weer verminderd.
Dat is in een korte spanne tijds uit
dezelfde pen Voor en Tegen.
Wat moeten de lezers nu gelooven?
Dat de eerste beoordeeling wel de juiste
zal zijn, doch dat politiek bijv. om de
eenstemmigheid in de partij niet te bre
ken dezen marxist 't tweede gewijzigd
oordeel in de pen gaf.
Vorige week hebben wij gewezen op
de zonderlinge opvatting van deD burge
meester van Callantsoog omtrent den
Rustdag. Die ambtsdrager heeft 40 jaar
als zoodanig gewerkt, en lif t dit Zondag
voor 8 dagen in de herbergen bij open
bal en genot van drank tot den volgenden
morgen door zijn gemeentenaren her
denken.
Dit was echter niet genoeg i olgens den
burgemeester. Ook de kinderen moesten
wat hebben. En zoo werd in de Zijper
Courant, naar De Rott. gelezen heeft, tegen
j.l. Zondag 14 Aug. de schooljeugd van
't dorp en van de buurten 't Zand en
Julianadorp uitgenoodigd.
,,'s Morgen 9 uur", zoo staat er, „komen
allen te zamen in de school, de leerlingen
der hoogere klasse zullen den Burgemees
ter te Schagerbrug afhalen, om op het
dorp teruggekeerd de daar reeds aange
vangen feestviering voort te zetten,
's Middags zullen verschillende kinder
wedstrijden gehouden worden. Een draai
molen zal de feestelijkheid voor de kin
deren zeer verhoogen. Als het mooi weer
is en de dorpsgenooten meewerken om
te hebben het verbod uit te vaardigen „dat
niemand van buiten de stad ter vergade
ring der Doopsgezinden zou worden toe
gelaten". Die drijverij ging zelfs zoover,
dat den 7 Oct. werd bepaald, „dat men bij
de vergaderingen geene elders wonenden,
als leeraren mocht doen optredendat
de dienst moest verricht worden met ge
sloten deuren en vensters", en 19 Maart
1618 schreven de heeren voor „dat de pre-
dicatiën moesten geschieden ten 12 ure,
wanneer de dienst in de Groote Kerk ge
ëindigd was, op boete voor de eerste reis
van 15 gld., die hij den tweeden keer zou
verdubbeld worden".
Blijkbaar gingen de Doopsgezinden
rustig hun gang, want 30 April 1618 be
klaagde zich de magistraat bij h.h. Mog.
over „de wederspannigheid der Weder
dooperen*. Waar wij nu niet vernemen,
waarin die „wederspannigheid" bestond,
zal deze wel niet beteekenend zijn ge
weest, want de heeren kregen op hun
beklag eenvoudig geen antwoord.
Die verdrukkingen in den beginne mag
men wel voor een groot deel op rekening
stellen van de eerste predikanten bij de
Nederduitsche dss Sandberg en Pitt, „die",
zegt ons handschrift „omdat zij hier geen
Remonstranten te bestrijden hadden in
hun ijver tegen de Doopsgezinden te velde
trokken, die zij met den naam van Weder
doopers bsandmerkten".
De leden der gemeente genoten nu
enkele jaren rust, en ook de achting,liefde
en gunst hunner stadgenooten, die zij
zich door hunne vroomheid en reine zeden
zoo ten volle hadden waardig gemaakt.
Doch helaas 1 wij zullen het een vol
genden keer hooren brak er later weer
een tijdperk van onrust voor hen aan.
(Slot volgt).