log
No.O.
N1EUWSELAD
VOOR ZEELAND.
71.
No. 271. 1910.
Donderdag 18 Augustus
24e Jaargangï
GHRISTELUK-
HISTORISCH
echt
I) E N
Een Cimtelijte OieriieU.
GHE OOR-
et Yolk ver-
UIS, Majoor
gewoon mooi
versierd met
etten, Kaart
iechts f2,25,
e druk, voor
swinkel.
veulen en
'ingstier,
/ERSeHIJNT ZESMAAL RER
Wed. S. 1 DE JQNGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'r!ü;j, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Een voorgenomen diefstal.
'Uèvrg>
DELFT 28,
B u E a.
end geschre-
over dit be-
erk van den
n gretig ge-
is buitenge-
Uitgever D.
)tterdam, en
ontvangst
2,90, waarop
>/71.
3.
Middelburg.
deen goed
L M'
aan het bu-
j e s.
ikte Meri-
issen, bij J.
e 1 a n d e.
e e 1 e.
AMSE,
;e, Westhoek.
MO
S
m
7-46
7.56
8.17
8-55
9.10
9-43
10.43
n-35
12.46
n-3"
12.15
S, S c h 0 r e.
ike
s sjouwerlui,
vrij van mis-
beneden 85
orden aan de
ewerking
gfl
vienstmeid,
Dudeweg,
-Souburg.
7-t>5
8.05
8.12
8.20
8.27
8.36
8.46
8.53
9.o2
9.1I
9.17
9.29
9.42
9.51
l0.—
10.48
12.10
,rg, Z. Dultschl.
aosendaalLage
:er dan 150 KM.
06
29
6.18
f6.o3
7-15
8.0I
8.20
8-34
ar west -
05
52
14
28
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
L rjjs per drie maanden franco p. p1,2&
I nkele nummers Q02*.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAK
f
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 ''ent
8.47
9 44
§10.30
Goe»
Aan vrijzinnige zijde ergert men zich
aan ons gebruik van het woord „Chris
telijk". Overal toch plaatsen wij dat
woord voor. Wij spreken van Christelij
ke school, Christelijke volksbibliotheek,
Christelijke zangvereeniging, Christelijke
werkliedenvereeniging. En dat geeft hun
te vragen, wat dat al, nu met het woord
„Christelijke" heeft te maken. Christelijk
optellen, aftrekken, vermenigvuldigen zal
toch geen andere uitkomst geven, dan
wanneer men het niet christelijk doet.
En bij een zangvereeniging is het niet
te doen om gesticht te worden, maar
zal het indien het werkelijk eens
saw/vereeniging is en niet een uientap-
perij in de eerste plaats om de oefe
ning in den zang te doen zijn en daar
voor gebruikt men dezelfde noten, ja
zelfs gedeeltelijk dezelfde liederen en
komt het meermalen voor, dat een neu
trale zangvereeniging, zonder dien ver
heven titel, dat christelijk etiquet voor
zich op te eischen, schoone godsdienstige
zangen zingt. En zoo is bet met alles,
derhalve meent de vrijzinnigheid in ons
gebruik van het woordChristelijk aanstel
lerij, farizeïsme of nog erger.
Die ergernis der vrijzinnigen is ziel
kundig te verklaren. In onze maatschap
pij neemt het woord Christelijk eeneer
volle plaats in, althans vele loffelijke
deugden, ook op zedelijk terrein, worden
er aan verbonden. Dat is juist, wat er
voor het besef van den vrijzinnige nog
wezenlijks in het Christelijke overgeble
ven is. Een Christelijk man is dan een
ernstig man, die aan uitspattingen niet
meedoet, die wellicht wat bekrompen is,
maar die dan toch is eerlijk, solied en
trouwZoo is Christelijk op zijn best
genomen nog altijd een eeretitel.
Nu houdt echter elk bijvoegelijk naam
woord een tegenstelling in. Sieren wij
onze actie en onze vereenigingen met
het woord Christelijk, dan geeft dat zoo
den indruk, dat de actie en vereenigin
gen onzer tegenpartij, welke dat etiquette
missen, het kenmerk dragen van het
tegendeel van Christelijk te zijn.
Onchristelijk zijn, dat ergert hen, dat
stuit hen tegen de borst, en spijtig wordt
de vraag gesteldzijn wij dan paganis-
ten, zijn onze vereenigingen onchristelijk?
En in verontwaardiging roept mr. Goe
man Borgesius, de vader der woningwet
2 FEUILLETON.
(S101.)
Maar gisteren zag ik hem niet aan haar
hand, merkte ik op.
Neen, de heer heeft hem haar gisteren
aangedaan.
Het is een prachtige ring, sprak ik en
beschouwde hem nogmaals van nabij.
Ja, ik heb dikwijls hooren zeggen, dat
hp een klein vermogen waard is, maar
ik moet nu gaan, en zal u door Klara
laten helpen.
Toen zij de kamer verlaten had, bukte
ik mij en staarde weder naar den ring.
Toen trad ik eenige schreden terug, doch
kon den blik niet van het voorwerp af
wenden.
Daar hoorde ik Klara binnenkomen
spoedig waren de schroeven bevestigd
de lieve gestalte rustte in een goed ge
sloten kist en ik begaf mij in de koelte
der avondschemering huiswaarts.
Ondanks mijn vermoeidheid kon ik
dien nacht den slaap niet vatten. Steeds
zweefde m\j de ring voor de oogen. Bij
het aanbreken van den nacht stond ik
op, opende het venster en ademde de
frissche lucht in.
Toch was het mij te warm in de kamer
en ik ging naar de rivier om een bad te
nemen. Ik zette mij echter aan den oever
neder en staarde een uur lang voor mij
uit. Ik kampte niet meer tegen de opko-
met verheven stem uit, dat zijn kindeke,
de woningwet geheeten, al is hij een
vrijzinnige en al loopt hij niet met zijn
christendom te koop, naar zijn oordeel
dan toch wel een echt christelijl-e, ja,
wat nog sterker is een mchristelijke
wet is.
Der vrijzinnigen ergernis spruit voor
een groot deel voort uit misvatting en
dat misverstand wordt veroorzaakt door
het niet juist verstaan van de beteekenis
van het woord Christelijk. Aan gene zijde
vat men dat woord op als gelijkbeduidend
met 'n ziekelijk verschijnsel in het chris
tendom, alsof dit in Doopersche bekrom
pen- en gemoedelijke vroomheid, „meteen
boekje in een hoekje" opging. Ze meenen
dat dit christelijk naar onze beschouwing
iets is voor de binnenkamer. Leggen zij
beslag op dat woord, dan leggen zij daarin
de beteekenis van zedelijk, braaf, huma
nistisch. Maar als wij het bezigen,dan kan
het en mag het, huns inziens,geen andere
beduidenis hebben dan gemoedelijk
vroom. En wat heeft een zangvereeni
ging bijv. nu met die gemoedelijke
vroomheid uit te staan Niets. En zoo
zijn wij valsch, als wij spreken van
christelijke scholen enz.
Dit misverstand wegnemen is hoogst
moeilijk, temeeer waar bij onkunde on
wil zich paart.
Onze beteekenis van het eeuwenoude
woord christelijk is veel ruimer en rijker.
In de bijzondere Godsopenbaring is het
geworteld en de geschiedenis heeft er
haar stempel op gedrukt. Gelijk Christus
een dubbele beteekenis heeft voor Zijn
kerk en voor de wereld, koning der kerk
is en met alle macht bekleed in hemel en
op aarde, zoo beperkt de beteekenis van
het woord christelijk zich niet tot het
kerkelijke of godsdienstige leven in de
bidcel, maar komt met een eisch voor
heel het leven, in kerk en school, weten
schap en kunst, in staat en maatschappij.
Feitelijk is op elk gebied slechts tweeër
lei leven mogelijk. Een leven uit het be
ginsel des gsloofs in de bizondere open
baring, öf een leven bij het licht der bloot
menschelijke rede. Christus is ons de
hoogste Godsopenbaring. Wat met die
hoogste Godsopenbaring, in de Schrift
neergelegd rekent, met hare eischen voor
heel 1 et menschelijk leven rekent, en dat
leven, elk ding naar zijn aard, naar de be
ginselen van Gods Woord zoekt in te rich
ten, dat is Christelijk in den ruimeren zin
mende verzoeking; ik was reeds voor
haar bezweken. Toen ik naai huis ging,
was ik een geheel ander mensch, beslo
ten tot een gruweldaadverhard en doof
voor de stem der eer en van het geweten.
Het anders zoo bedrijvige dorp was in
droefheid gehuld. Mijn ouders begaven
zich naar het kerkhofik moest op het
slot zijn. Spoedig was alles voorbij. De
grafkelder gesloten, de verzamelden gin
gen uiteen, en iedereen had de oogen vol
tranen. Ook wij begaven ons aan het
werk, doch veel lust bezat ik met. Ein
delek was de lange dag voorbij en de
nacht spreidde zijn donkeren mantel
over de aarde uit. Na het avondeten sprak
ik tot mijn vader:
Ik heb beloofd nog heden de maat van
de plank te nemen, en zal nu gaan, ik
ben echter met het aanbreken van den
nacht terug.
Dat heeft geen haast, mijn jongen,
antwoordde mijn vader.
Jawel, sprak ik kortaf, waarop de oude
mij verwonderd aankeek.
Goed, goed, zeide hij.
Ik ging naar mijn kamer, en wachtte
tot het rinkelen der borden aantoonde,
dat mijn moeder met alles gereed was.
Toen ging ik naar de werkplaats. Uier
ram ik een goeden schroevendraaier, een
hamer en een vijl, voorzag mij van een
lantaarn en lucifers. Dit alles pakte ik
samen en sloop naar buiten.
Ik liep een weg op, die zelden betre
den werd, en spoedig bereikte ik den
En zoo wordt door ons dat woord ge
bruikt, wanneer wij het plaatsen voor
den naam onzer vereenigingen. Een Chr.
zangvereeniging wordt alzoo niet Christe
lijk enkel door de liederen die er gezongen
worden, maar verdient dien naam, omdat
zij als vereenigingzich gebonden acht aan
het Woord van God en de eischen der
Schrift ook voor hare zangoefeningen laat
gelden. Zoo is een huisgezin niet chris
telijk omdat er niets anders dan vrome
gesprekken gevoerd worden. Dat zou al
te dwaas zijn, zoo te redeneeren. Een
gezin toch is dan christelijk, wanneer
het ook in de dingen van het natuur
lijke leven met de eischen door Gods
Woord gesteld, rekening houdt en den
Christus als den Zaligmaker erkent. Zoo
is een werklieden-vereeniging Christelijk
niet doordat op hare bijeenkomsten
gemoedelijke, stichtelijke gesprekken
gehouden worden of er een leerrede ge
lezen wordt, maar de erkenning als
richtsnoer ook voor het maatschappelijk
leven en streven van de Godsopenbaring,
die Christus tot middelpunt heeft en in
Hem haar hoogtepunt heeft bereikt.
In dien zin nu spreken wij ook van een
Christelijken Staat, zelfs al zijn er ook
velen, die uit de moderne theorieën leven,
als burgers in dien staatvan een Chris
telijke Overheid.
Wie dus meent, dat een Staat eerst dan
den naam Christelijk kan dragen, als al de
burgers, hoofd voor hoofd, overtuigde
Christenen zijn, of voor het minst belijde
nis doen van den Christelijken Gods
dienst, die vergist zich. In het afgetrok-
kene laat het zich denken, dat er op een
gegeven oogenblik in den Staat geen enkel
Christen aanwezig is en dat allen het
ware zaligmakende geloof missen en dat
toch nog van een Christelijken Staat ge
sproken kan worden, al zal dit in de wer
kelijkheid nooit voorkomen en al zou
zulk een Staat zeker niet duurzaam een
Christelijk karakter dragen.
Toch, zoolang zulk een Staat, afge
dacht van het persoonlijk geloof zijner
leden, als Staat zich bond aan de Christe-
telijke praktijk, aan de Heilige Schrift
ontleend, in wetten en instellingen op het
publieke leven de Christelijke beginselen
deed uitkomen, dan was zulk een Staat
metterdaad Christelijk. Hiermede gevoe
len wij, dat men vooral goed moet onder
scheiden en vooral niet verwarren of ver
eenzelvigen, het leven van den enkelen
WMM—
kerkhofmuur. In enkele seconden was ik
hier over geklommen.
Het was tien uur, een diepe duisternis
omringde mij, toch had ik een gevoel,
alsof duizenden oogen mij aanstaarden.
Nu begaf ik mij naar het familiegraf
van den slotheer, om een lijk te berooven.
Had ik de plaats niet zoo juist gekend,
dan zou ik ze moeilijk gevonden hebben
eindelijk stond ik voor de deur van den
grafkelder, dien ik wenschtte te openen.
Het gelukte mij, den zwaren steen te
verwijderen en ik kroop op handen en
voeten in het graf.
De zwakke schemer van buiten was
mij niet voldoende, ik haalde de lantaarn
te voorschijn en stak het licht aan. De
kist, die ik zocht, had ik spoedig gevon
den, ik zette het licht er bij en ging naar
buiten om te zien, of er ook onraad was.
Er was echter niets te zien en ik begaf
mij aan het werk.' Ik greep naar den
schroevendraaier, welks knarsend geluid
mij aanvankelijk schrikken deedik her
innerde mij echter, dat het graf diep was
en de naaste huizen ver verwijderd wa
ren. Ik was nu eenmaal met de wandaad
begonnen en wilde Tiaar ook beëindigen.
Schroef op schroef werd er uitgehaald.
Opeens hoorde ik boven mjj et n geluid,
ik greep den hamerhet geluid weer
klonk nog eens, en nu herkende ik het
krassen van een uil in den kerktoren.
Weder aan het werk. Eindelijk haalde
ik er de laatste schroef uit, zoodat ik
het zware deksel kon opheffen.
burger, zelfs al noemt ge alle burgers bij
elkaar en het leven van het volk als één
heid gedacht, en als Staat zich openba
rende.
En naar haar aard moet die onder
scheiding ook bij de Overheid gemaakt
worden, die onderscheiding tusschen het
persoonlijk leven en het leven in het
ambt. Het Christelijke van een Overheid
bestaat niet daarin dat de Overheidsper
sonen persoonlijk het geloof bezitten.
Zelfs kan het geval zich voordoen, dat
een atheist toch als Christelijke Overheid
mag en moet erkend worden, al is daarbij
zeker een droeve tegenstrijdigheid in het
leven van zoodanigen persoon.
Wie in ons vaderland den troon be
klimt, onder aanroeping van den Naam
Gods, het ambt aanvaaidt en in elke uit
gevaardigde wet belijdt te regeeren hij de
gratie Gods, wat overigens ook zijn per
soonlijke overtuiging zij op godsdienstig
gebied, moet door ons als Christelijke
Overheid worden geëerd.
En zoo ook de lagere Overheideen
gemeenteraad bijv., die zijne vergaderin
gen met gebed en dankzegging opent en
sluit, en zoo als overheid belijdt diena
resse Gods te zijn en daarvan getuigenis
aflegt ook in bestuursmaatregelen en
verordeningen, is een Christelijke plaat
selijke overheid.
En dat karakter gaat niet teloor, al zijn
enkele leden persoonlijk ongeloovig, al
vormen zij een groep die daarvan ook als
overheidspersonen geen geheim maakt,
al worden er in de Raadsvergaderingen
soms stemmen vernomen en voorstellen
gedaan, die met het Christelijk bestuur
niet overeenkomen. Waar de Raad in zij
ne offlcieele handelingen, in zijne veror
deningen en regeeringsdaden als eenheid
gedacht, met zoodanigen groep niet me-
degaat, maar, hetzij dan meer of minder
trouw, en zoover dit met de bestaande
rijkswetgeving mogelijk is, rekening
houdt met het Christelijk beginsel, is
zulk een Raad als Christelijke plaatselijke
Overheid te erkennen.
17 Aug. 1910.
Een goede Rekenkamer-vangst.
De Haagsche correspondent van de
Leeuw. Ct. schrijft
Naar ik hoor werden onlangs de leden
van verschillende examen-commissies,
vanwege het departement van Binnen-
landsche Zaken bij 10-tallen uitgenoo-
Ik sloeg het witte kleed, dat over de
diode lag uitgespreid, terug, en nu viel
het licht der lantaarn op het bleeke
kalme gelaat, dat nog even onveranderd
was als voor drie dagen. Ik kon het
niet verdragen het aan te zien.
Den ring moest ik hebbenwat schrikte
mij daarvan terug Snel trok ik de hand,
waaraan zich de ring bevond, naar voren
en trachte hem er af te schuiven. Het
ging echter niet gemakkelijk, eindelijk,
na veel wringen, lag hij in mijn hand.
Een oogenblik echter toen zag ik iets
anders een spook P Neen, een paar
bruine oogen blikten mij aan.
Ik was niet in staat mij te bewegen,
ik waagde nauwelijks adem te halen, ik
was als in een steen veranderd. Lang
zaam draaide zich het hoofd omde
lippen openden zich, de hand greep naar
de rand der kist, de geheele gestalte
bewoog zich en trachtte zich op te rich
ten ik stiet een kreet van ontzetting
uit, slingerde den ring op den grond en
vloog de groeve uit. Voort, voort
Zonder op te houden, naar het slot.
Het scheen mij alsof de doode mij volgde,
alsof ik het ruischen van haar gewaad
hoorde. Voort, voort. Ik vloog de trap
op en trok aan de huisbel. Vóór de deur
open ging, viel ik half in onmacht, maar
ik bemerkte toch, dat zich iemand over
mij heen boog, en ik riepDe groeve...
de meesteres 1
Toen verloor ik mijn krachten en zeeg
neder.
HarasiEffissEss.
digd om in 's Rijks schatkist terug te
storten, wat zij te veel hadden ontvan
gen aan reiskosten. Oppervlakkig zou
men zoo kunnen zeggen, dat deze uit-
noodiging voor de betrokkenen weinig
verrassend moet zijn geweest en even
min bijzonder aangenaam. Ik heb reden
om aan te nemen, dat de een voorden
ander deze aanschrijving niet in zijn
zak heeft gehouden als een zoet geheim,
maar als 't bitier-stemmend bewijs van
ontdekking aangaande iets, wat we fat
soenlij kheidshalve maar als incorrect
zullen qualifleeeren.
Want evenals de rijksambtenaren, die
per reis declareerden terwijl zij van een
abonnement gebruik maakten, waren er
onder deze examencommissieleden die
van de Electrische Spoor gebruik hadden
gemaakt enle kl. reisgelegenheid
declareerden. En dat alles nota bene
met de door hen onderteekende verkla
ring, dat „niet meer in rekening was
gebracht, dan door hen was uitgege
ven." Wel wat kras, niet waar? En
wilt ge nu weten hoe ze d'er achter
zijn gekomen P Een van de slachtoffers
van eigen oneerlijkheid heeft 't gehoord.
Bij de Rekenkamer had de betrokken
ambtenaar de op eenige reis-declaraties
aangegeven trein uren eens nagekeken
en gezien dat op dien tijd onmogelijk
anders dan per Electr. Spoor, waarbij
geen le-klasse reisgelegenheid bestaat,
kon zijn gereisd. De vogels waren ge
vangenVan Binnenlandsche Zaken
zijn toen maatregelen genomen om ook
dm andere tot meer daadwerkelijk eer
lijkheidsbesef te dwingen. Ds schatkist
heeft de duiten alweer terug!
Intusschen waren hier toch door be
ëedigde rijksambtenaren valsche ver
klaringen afgegeven.
Minister Regout heeft vermindering
van Zondagstreinen als onmogelijk af
gewezen.
Dat is jammer.
Want dat het moeilijk is verstaan we
en lastig in den beginne bovendien.
Maar gelijk een mensch overal aan
went, zou 't toch allicht met een paar
treinen minder ook nog wel gegaan
hebben.
't Is waar het publiek is veeleischend,
en velen denken over het reizen op Zon
dag niet zoo streng. Maar achter dezen
staan weer anderen, die niet zoo ver-
De oude Philip zweeg eenige minuten,
toen haalde hij diep adem, streek met
de gerimpelde hand door 't haar en sprak
rot sloïj:
Dat is mijn geschiedenis, miss Esther
toen men aan 't graf kwam, zat de dood
gewaande rechtop in de kist, levend, en
de ring lag op den grond. Zij was schijn
dood geweest en mijn ruwe behandeling
had het bloed weder aan hët vloeien
gebracht. Toen ik na een lange onmacht
weder tot mijzelven kwam, stond de
slotheer naast mijn bed. Hij vergaf mij
mijn gruweldaad gaarne. Na deze ver
schrikkelijke gebeurtenissen heb ik mij
nooit meer ook aan het geringste ver
grepen.
Behalve den slotheer deelde ik slechts
mijn vader de zaak mede, en er werd
een reden gezocht, waardoor mijn bezoek
aan het graf voor het publiek verklaard
werd. Daar er echter wonderlijke ge
ruchten de ronde deden, werd ik voor
eenige jaren in den vreemde gezonden.
Na mijn terugkeer huwde ik met Marga-
retha en werd hierbij mild door de slot-
vrouw bedacht. Deze had intusschen
een dochter gekregen uw moeder
en leefde na dien tijd nog vijftien jaren.
Nog eenmaal beschouwde Philip den
ring en zeide
Het is meer dan zestig jaar geleden
en het komt mij voor, alsof het gisteren
gebeurd was. Een slecht geweten is
een kwaad ding, miss Esther. (De C.)