UWS
OOR ZEELAN
No 256. 1910.
Maandag Augustus
24e Jaargang,
v
GHRiSTELIJ
HISTORISCH
\s te
in
den
ing
rTSE
iger
9 en
loos
ïcht
ter.
'ERSeHIJNT ZESMAAL PER v
Voor den Landarbeider
Wed. S. J. DE JON GE-VER WEST, te Goes
F. P. D'KUSJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
BINNENLAND.
(het
>n t@
loen.
iverd
4 of
lit en
•pen,
ikerd
jeersche
Voor-
>dev
alloeo.
Ie? rouw
frp.
loordige
te Wol-
IKZBïï.
ikzee.
0 3,—
P 6,~~
0 3,—
0 3,—
LJ5Ï'.
0 1,-
0 2,-
iüttun is
getal is
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS,
i rijs per drie maanden franco p. p. 1,23,
nkele nummers
Sinds mr Goedsbloeds studie 't licht
zag is door meer dan een orgaan de
quaestie van landverschaffing aan onze
boerenarbeiders besproken. Ook Let
Landhuishoudkundig Congres, de vorige
maand te Zevenbergen gehouden, hield
er zich mee bezig. Oeconomen van
naam gaven hun praeadviezen ten beste.
En 't slot van dit alles is dat nu om
trent de vraag, hoe men de positie van
de landbouwarbeiders het best verbete
ren kan, tweeërlei antwoord de ronde
doet.
Het eerste luidtDe landarbeider ont-
vange, desnoods met Staatshulp, een
stuk grond in eigen gebruik, van welks
opbrengst hij zelfstandig leven kan
derhalve klein landbouwer worden kan.
Het tweede luidt: De landarbeider
blijve in dienst van den boer, doch hebbe
een stukje grond om daarmede zijn in
komsten te vermeerderen.
In beide antwoorden ligt opgesloten
de wensch om den veldarbeider verbete
ring van levenspositie te verschaffen.
Nu is de eerste oplossing vrij alge
meen bestreden geworden.
Tegen de grondverstrekking op zich
zelf werden geen bezwaren ingebracht.
Wel gingen er stemmen op, dat deze
niet mocht gaan over alle landarbeiders.
Jhr Hora Siccama sprak op het jongste
Congres, dat deze wenschelijkheid niet
dan onder de grootste reserve mocht
worden aanvaard.
De maatregel moet namelijk slechts
gelden voor de besten onder de besten
zoodat, ook al neemt men aan dat de
landarbeiders, de vaste, over 't algemeen
allen heel goed zijn, toch slechts een
uitgezocht deel, van de puiksten, van
dezen maatregel zal mogen proflteeren.
Die gelukkigen moeten menschen zijn,
die met hun karakter en kunde, door
hun geheele persoonlijkheid waarborg
zijn dat zij den maatregel volkomen
waard zijn, en dat zij er maatschappe
lijk blijvend door naar boven zullen gaan.
De heer Nobel, liet zich op datzelfde Con
gres in denzelfden geest uit. De grondver-
schaffing geldt slechts voor dien arbeider
welke dat ernstig wenscht en in staat is
zijn daaruit ontstaande verplichtingen na
te komen.
Een maatregel, die het gros der arbeiders
niet ten goede zal komen. Die ook heele
maal geen waarborg biedt dat al de besten
zullen geholpen worden, en nog minder
dat allen geholpen worden, het inderdaad
waardig zijn.
Wij leven nu eenmaal in een tijd dat
men nu ja, met eigen vlijt ver komen kan,
doch helaas over 't algemeen niet zonder
kruiwagen.
En onder diegenen welke van dit laatste
hulpmiddel genieten mogen, kunnen er
zijn die den maatregel der grondver-
schaffing te schande maken, en daarbij
nog den weg afsluiten voor hen, die dezen
meer waardig zijn dan zij.
Bovendien, wie zal deze arbeiders, wat
hun kennis en karakter en betrouwbaar
heid aangaat, keuren? Wie zullen in die
„keurkamer" willen zitting nemen, in
dezen tijd waarin zoo menigeen zich
zoo gaarne ten koste van zijn mededin
ger naar boven werkt.
De landbouwcommissie heeft dan ook
dézen maatregel niet durven aanbevelen.
Zij was van oordeel dat de hulp aan de
landarbeiders er op gericht moet zijn,
om de landarbeiders in staat te stellen
zich een arbeidersplaatsje of wel een los
arbeidersperceel te verschaffen, dat hen
niet verhindert hun arbeid in loondienst
te besteden, en waardoor zij inkomsten
als aanvulling van hun loon kunnen
genieten.
Dit komt neer op het tweede bovenge
noemde antwoord. Er ligt in opgesloten
dat 't niet goed zou zijn den arbeider zoo
maar op eenmaal tot klein landbouwer te
promoveeren. Neen de arbeider blijft ar-
UITGAVE DER FIRMA
L'.N VAM
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 <*ent
beider en ontvange een stukje grond dat
hem in staat stelt zijn verdiensten te ver-
grooten.
Feitelijk geschiedt dit reeds in vele
landelijke gemeenten. Maar over 't al
gemeen is dit stukje grond niet groot
genoeg om er, mee te bereiken wat wij
zouden kunnen noemen de verheffing
van den lan larbeidersstand. Daarom
voelen wij dan ook veel meer voor het
streven om den landarbeider door uit
gifte van een tamelijk groot stukje land
in staat te stellen voor zichzelf te be
ginnen en daarvoor in de eerste plaats
te doen in aanmerking komen jonge
boerenzoons en jonge arbeiderszoons.
De eersten toch zijn vaak niet in staat
zich een behoorlijk bestaan te verzeke
ren, of vallen er telkens weer buiten
wanneer er gelegenheid is om land of
een kleinere of grootere boerderij te
pachten, en vallen daardoor terug naai
den arbeidersstand. De laatsten zien ook
in den regel geen anderen weg dan hun
vaders voorbeeld te volgen, of wel in
loondienst bp een concurreerenden boer
te gaan die meer loon geeft, doch waar
bij zij dan kans loopen om 's winters
werkloos te zijn.
Hieraan nu komt 't denkbeeld in 't
eerste antwoord vervat tegemoet.
Moge er dan al waarheid zijn in de
conclusie der landbouwcommissie dat
zoodanige sprong het verschaffen van
een tamelijk groot stuk gronds voor den
betrokken persoon, die nog niet gewend
was zelfstandig te werken en dus zon
der „voldoend eigen bedrijfskapitaal bij
tegenslag gevaar zou loopen in veel er
barmelijker staat te worden gedompeld
dan waarin hij als arbeider werkende
te gevaarlijk (zou) zijn", dit bezwaar
kan ondervangen worden door een of
meer proefjaren, waarin dan zullen kun
nen blijken of er een „boer in zit"; of
men hier te doen heeft met een soldaat
die een maarschalksstaf mee draagt in
zijn ransel.
In de vergadering van Patrimonium
verdedigde ds. Huisman uit Anjum het
voorstel, om »aan landarbeiders zooveel
land ter bebouwing te verstrekken, dat
zij daarop een zelfstandig bestaan kun
nen vinden«.
Hij deed dit op de volgende gronden
a. Dat er tal van landarbeiders zijn,
die, al bezitten zij weinig of niets, toch
wel terdege bekwaam zouden zijn om
terstond een stuk gronds van stel 3 a 5
hectare geheel zelfstandig te exploi-
teeren.
b. Dat de mindere bekwaamheid om
zelfstandig te werken,waarin vele arbei
ders uiteraard door de heerschende bo
dem verdeeling gekomen zijn, geen reden
mag wezen om hen daarom uit te sluiten
van de gelegenheid zich tot zelfstandig
heid op te werken.
c. Dat er van den arbeider, die tege
lijk in loondienst bij zijn boer,en op zijn
eigen perceel of plaatsje moet werken,
zooveel arbeid gevorderd wordt, dat
daardoor zijn huiselijk, kerkelijk en
maatschappelijk leven, alsook zijn per
soonlijke ontwikkeling groote schade zal
lijdendaar hij als een vogel op een
kruk zal zijn, zonder zich ooit vrij te
kunnen bewegen.
d. Dat de landgebruiker die tevens
loonarbeider is verdacht zal worden (ge
lijk nu trouwens ook vaak geschiedt) dat
hij onwillekeurig of ook moedwillig in
loondienst kracht zal sparen om op
eigen land des te beter te kunnen arbei
den.
e. Dat de landgebruiker loonarbei
der, door landgebruik iets in beteren
doen gekomen, zijn loonarbeid tegen
lageren prijs zal aanbieden, en daardoor
de loonen in het algemeen doen dalen.
f. Dat daarentegen de arbeider, die
zelfstandig landgebruiker wordt, de
andere arbeiders in staat stele hooger
loon te bedingen, daar hij zich nu van
de arbeidsmarkt terugtrekt.
g. Dat 't noodig is om voor de land
arbeiders, die nu tengevolge van de in
voering der landbouwmachines uit hun
loondienst verdreven of 's winters werk
loos gemaakt worden, een uitweg te
zoeken in de gelegenheid tot kleingrond-
gebruik, zoodat zij niet arm en berooid
naar Amerika behoeven te trekken, en
ook de machines niet behoeven te
schuwen.
"tZLh. Dat er, uit economisch oogpunt,
rimeer voor te zeggen valt om de beschik-
Lj king over den bodem toe te vertrouwen
[aan velen met zoo klein mogelijk grond
gebruik, dan aan niet-velen met vaak te
groot grondgebruik.
i. Dat het uit schriftuurlijk oogpunt,
als een ideaal behoort te worden nage
streefd, den bodem niet alzoo te hebben
Ejgverdeeld,dat daar op éen deel slechts éen
zelfstandig gebruiker (eigenaar of pach
ter) omringd van éen of meer onzelfstan
dige (loonarbeiders) wone, maar éen
zelfstandig gebruiker op een deel niet
grooter dan hij zelf kan bearbeiden.
k. Dat 't zelfstandig kleingrondbezit
zelfstandige persoonlijkheden kweekt,
een krachtig en politiek rijp volk, met
gezonden socialen zin, genezen van zie
kelijke socialistische of communistische
mijmerijen.
I. Dat consequent doorgevoerd
kleingrondbezit de oplossing van aller
lei andere maatschappelijke vraagstuk
ken ten goede komt.
Is in deze toelichting veel dat ons
aantrekt, de praktijk zal moeten leeren
of de denkbeelden van de Friesche Pa-
trimoniummers voor verwezenlijking vat
baar zijn.
Zij zijn 't in ieder geval beter dan die
andere, welke op meerder landbezit voor
den arbeider die bij den boer in dienst
blijft gericht zijn.
Daarin toch steekt 't gevaar dat de
arbeider met minder hart en slechter
resultaat voor den boer dan voor zich
zelf werken zal.
Kon men dan ook bereiken 't resultaat
onder f in het Anjumsche voorstel ge
noemd, dan zou 't zeker aanbeveling
verdienen, dat aan de beste arbeiders de
weg tot een eigen bestaan kon verzekerd
worden, waardoor dan zouden overblijven
arbeiders met een zoodanig loon dat zij
een stukje land van grooteren omvang
dan dat hetwelk zij nu bezitten, niet
noodig hebben, en de boer derhalve
eischen kan de volle werkkracht van
den man.
Uit dat oogpunt beschouwd valt er
dan ook wel iets te zeggen voor de stel
lingen door prof. Diepenhorst ontvouwd
en verdedigd ter vergadering van de
Christelijk Sociale Conferentie, en die
aldus luiden
1. De verbetering van het lot der land
arbeiders mag niet uitsluitend worden
gezocht in wettelijke maatregelen, die
stoffelijk voordeel aanbrengen, maar
evenzeer in eene verheffing hunner maat
schappelijke positie, waarbij van de wer
king der zedelijke factoren veel moet
worden verwacht.
2. Voorzoover van het optreden van
den wetgever heil wordt verwacht, moet
worden gestreefd naar eene zelfstandige
regeling, die niet behoort vastgekoppeld
te zijn aan de wettelijke regeling van het
pachtcontract.
3. Voor goede oplossing van het land-
arbeidersvraagstuk is eisch, dat men zich
bij het voorstellen van hervormingen be
wust zij van het afwijkend karakter der
arbeidsverhoudingen in den landbouw
tegenover die in de industrie.
4. Hoezeer waardeering verdient het
streven om overmatigen arbeidsduur van
den landarbeider tegen te gaan en om
met name misbruiken in den loonarbeid
van vrouwen en jeugdige personen te
keeren, is toch de actie voor een wette-
lijken maximalen 10-urigen arbeidsdag
in het landbouwbedrijf verwerpelijk.
5. Men heeft zich te doordringen van
de gedachte, dat voorzieningen,die slechts
aan vaste landarbeiders voordeelen toe
kennen, zonder steun laat breede kringen
van in het landbouwbedrijf werkzamen,
die evenzeer hulp behoeven.
6. Het is noodzakelijk, dat de sociale
verzekering hare werking uitbreide en
ook de landarbeiders omvatte.
7. Het grondgebruik der landarbeiders
dient, mede door ruimer aanbod van
land, krachtig te worden bevorderd. Bij
maatregelen tot verwezenlijking van dit
denkbeeld mag niet voorzitten de bedoe
ling, om den landarbeider kunstmatig
zelfstandig ondernemer te maken, maar
moet leidend beginsel wezen, hem ver
meerdering van inkomsten bij het in
loonarbeid verdiende te geven.
8. Slechts met groote behoedzaamheid
mag bij het tot stand brengen dezer her
vorming op de buitenlandsche wetgeving
acht worden geslagen.
9. Strenge handhaving der Zondagswet
dient te voorkomen, dat door arbeid op
het eigen bedrijfje de Zondag wordt ont
heiligd.
10. Getracht moet worden om ter be
vordering van de landverschaffing het
vereenigingsleven der landarbeiders, dat
krachtige ontwikkeling behoeft, te ver
sterken. Onjuist is het om principieel de
gemeenten met de leiding en uitvoering
dezer grondpolitiek te belasten.
11. Het is wenschelijk dat door de hier
saamgeroepen Christelijke werklieden
organisaties eene Commissie worde be
noemd, die, zoo mogelijk in overleg met
„Boaz", de middelen berame welke de
krachtige en spoedige ontwikkeling van
dit instituut, in den geest van het dooi
de Staatscommissie voor den Landbouw
voorgestelde kunnen bevorderen.
30 Juli 1910.
Een pleidooi voor meerdere subsidie
Dat „Het Volkzelfs zou gaan pleiten
voor meerdere subsidie voor de vrije
school, is meer dan we gedacht hadden.
Hoogstwaarschijnlijk gebeurde het ook
per ongeluk, 't Is een waarlijk leuke
historie.
Het R.-K. Huisgezinschreef
Indien men van sociaal democrati
sche zijde scholen „voor het arbeiders
kind" wil, dan kan men die oprichten.
Financieele bezwaren bestaan daarte
gen thans niet meer. En aan die bijzon
dere scholen kan men dan voor zoover
de wet zich daar niet tegen verzet, het
onderwijs geven, hetwelk men voor
(sociaal-democratische) arbeiderskinde
ren geschikt acht
Maar de overheidsschool, hoedanige
de openbare school toch is, kan nu
eenmaal niet het karakter dragen van
„school van het arbeiderskind".
u Het Volkantwoordt, dat de soc.-dem.
het aantal sectescholen niet willen ver
meerderen. Geen wonderDe kostelooze
openbare school is vrij wat goedkooper,
ziet ge. En met de absolute neutraliteit
nog een gratis propagandamiddel voor
de soc..dem. meteen.
Maar, zegt Eet Volk" bovendien
zou het „Huisgezin" ons niet eens
willen voorrekenen, hoe het tegenwoor
dig subsidie voldoende is om een lage
re school goed in te richten Wij weten
wel, dat voor rijkelui's-kinderen, voor
wie een hoog schoolgeld kan worden
betaald, het Rijk nog een hoog subsidie
geeft op den koop toe. Maar juist het
subsidie voor het arbeiderskind in ge
ring; wij hebben dat al meermalen
aangetoond, met voorbeelden, mede
ontleend aan de r.-k. bijzondere scholen.
Ook zouden de onderwijzers van zulke
door ons niet gewenschte scholen geen
kloosterling en zijn, die op de een of
andere manier hun salaris in de kas
van de scholen doen terugvloeien. De
bewering van het Huisgezindat wij
om het geld bet stichten van eigen
scholen niet behoeven te laten, is pure
demagogie.
Nu, dat nemen we aan. Te veronderstel
len dat de sociaal-democraten in staat
zouden zijn zooveel op te offeren voor het
onderwijs hunner kinderen als de Chris
telijke arbeiders dat is demagogie.
Daar heeft „Eet Volkgelijk aan. Nie
mand die dat zal durven te zeggen.
Wij nemen dan ook slechts acte van de
verklaring dat de subsidie voor het arbei
derskind te gering is.
Wij zien de sociaal-democraten reeds
medewerken om de vrije school verder te
helpen en meerderen steun te verschaffen
voor schoolbouw enz.
Het tegenwoordig subsidie is immers,
ook volgens „Eet Volk", onvoldoende om
een lagere school goed in te richten.
N. Prov. Gr. Crt.
In het district Schoterland is tot lid
der Staten van Friesland gekozen de heer
Meek (1.) met 2898 st. tegen 2384 op dhr.
de Vos (s.)
Bij Kon. Besluit is benoemd tot gede
legeerde der Ned. Regeering op het van 30
Aug. tot en met 2 Sept. te Brussel te hou
den 3de intern, congres voor volksopvoe
ding, dr. J. Woltjer, hoogleeraar Vrije
Univ. te Amsterdam.
Door den heer Van der Zwaag, lid
van Gedeputeerde Staten van Friesland,
is bedankt voor het lidmaatschap dei-
socialistische fractie van de Provinciale
Staten in dat gewest.
UIT DB PBOV1NCIE.
Ierseke. In de Vrijdagavond gehouden
raadsvergadering kwam onder de ver
melde ingekomen stukken voor 'n brief
van het bestuur der Breede Watering
bewesten Ierseke, het bericht inhouden
de, dat met ingang van 1 Jan. 1911 de
aan de gemeente verstrekte jaarlijksche
subsidie voor het onderhoud van wegen
wordt ingetrokken. Daarentegen biedt
het bestuur aan met B. en W. en den
raad in onderhandeling te treden over
de overname van het beheer en het
onderhoud der wegen in de gemeente.
Dit bericht werd met genoegen ont
vangen. e heer Bom beval in de eerste
plaats den Oudendijk aan.
Blijkens proces-ver baal van kasopne-
ming op 30 Juni was in kas f6467.435.
Het Burg. Armbestuur had zijn be-
giooting aangeboden. De heeren Sauer,
Schipper en v. d. Burght werden aan
gewezen als commissie om die begroo
ting te onderzoeken.
De wed. H.Was vroeg bij request om
ontheffing van straatbelasting over 1909
en 19 0 op grond van armelijke om
standigheden. Ofschoon deze pleitgrond
werd aangenomen, kon aan het verzoek
niet worden voldaan, omdat de verorde
ning geen afwijking van den regel toelaat.
De gemeenterekening werd den raad
aangeboden, met de vermelding, dat meer
is ontvangen dan geraamd f 1790,01 en
minder uitgegeven is dan geraamd
f 3720,f>45.
De raad benoemde de heeren Van Stee,
Bom en Wesdorp als commissie om de
rekening na te zien
Mej. Lammerse kreeg op verzoek tegen
1 September eervol ontslag als onder
wijzeres aan school 2, wegens haar be
noeming te Vlaardingen.
Daarop volgde de benoeming van een
nieuwe onderwijzeres. De voorz. deelde
op verzoek van mej. de Koster, no. 3
der voordracht mee, dat zij liever niet
in aanmerking wenschte te komen. Mej.
M. C. de Korte te Oudewater werd met
ingang van 1 Sept. benoemd met 7 van
de 10 st., Mejuffr. Hekkert te Tholen
kreeg 3 stemmen.
Voor de benoeming van 2 leden van
ist Goes