N1EÜWSELAD OOR ZEELANIj No 254. 1910. Vrijdag 2 Juli 24e Jaargang, GHR1STELUK- HISTORISCH BuiïsalaadSGli Overzicht ÊRSeHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed S. J. DE JÖNGE-VERWEST, te Goes F. P. DVU:j. te Mirfüeiburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN UIT DE PERS. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. rijs per drie maanden franco p. p. I.2& i nkcle nummers UITGAVE DER ITRMA UK VAK van 1—5 regels 40 Gent, Iedere regel meer 8 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 ''ent. -jSSPiESSS3SESH3K Een bezoek by F. Bettex. Ds J. Kok van Bedum bracht met zijn broeder, den uitgever, een bezoek by den bekenden en door velen geliefden schrij ver F. Bettex en geeft daarvan verslag in De Wachter. Wij laten het hier volgen gelijk het door „De Rotterdammer" werd overgenomen Om dezen auteur van zoovele Christe lijke werken te bezoeken, kwam schrijver dezes, met den uitgever van I'ettex' meeste werken hier te lande, den 15den Juni jl. te Ueberlingen aan. Deze kleine stad (4500 inwoners) ligt Noord oostelijk aan de Boden-zee, of het meer van Con- stanz, zooals wij zeggen. Wij hebben zoo goed als niets gezien van hare oude ves tingmuren,poorten en torens, noch van de zeer oude huizen, of de in 1353 gebouwde kerk, vol prachtig houtsnijwerkniets van het raadhuis uit den ouden tijd, noch van „Die alte Stadtkanzlei" met een zaal vol oudheden en een bibliotheek met 22,500 banden. Wij hebben niets gezien van de schoone plantsoenen en het park met schoone uitzichten over het meer, en wij zagen de „holen der Heidenen" niet (holen in de bergen, nabij de stad), waarin in de eeuwen vóór Christus menschen woonden. Daar was het ons ook niet om te doen. Trouwens, als men Zwitserlands bergen, steden en meren gaat zien en niet veel tijd heeft, kan men steden als Ueberlingen wel overslaan, al is het dan ook als „Badund Luftkurort von jeher gerne besucht", zoo als het wordt aanbevolen. Het had den vorigen dag en nacht ge weldig geregend, het regende nog hard, toen wij aan hetWesterstation uitstapten. Wij wisten nog niet, wat wij later verna men en zagen, nl. wat een verschrikke lijke nacht het was geweest voor een deel van Zwisterland, welke verwoestingen de wolkbreuken hadden aangericht en enor me schade vele dorpen en steden geleden hadden, (zooals we een week later in een blad lazen) „met geen honderden millioe nen te betalen en in langen tijd niette herstellen". Bettex woont ten Oosten van de stad, hoog op een berg bij het kasteel „St Leo- iiiard", vlak aan en met een wonderschoon vergezicht over het groote meer met zijn groene wateikleur. Bij had ons geschre ven, dat wij aan 't Ooster-station moesten uitstappen en het dan naar zijn huis een half uur loopen bergopwaarts is. Omdat wij ecl ter in dien piassenden regen er tegen op zagen een half uur bergopwaarts te loopen en van den conducteur verna men, dat er bij het Ooster-station geen -.rijtuig zou te krijgen zijn maar wel aan 't Wester, stapten wij daar uit. De trein rijdt dan verder door een tunnel onder de stad, die tegen 'n berg is opgebouwd, door naar het andere station. Zeer werden wij echter teleurgesteld, toen wij, wat we ook deden, maar geen rijtuig konden krijgen, totdat het ons na veel moeite en met veel kosten gelukte een koetsier van een hotel-omnibus te be wegen, ons in die omnibus zoo ver te brengen als de paarden het voertuig om hoog konden trekken, dat was ongeveer Jialverwege. £po kwamen wij dan veel later dan wij gehoopt hadden, eindelijk op St Leonard. Hier schijnt vroeger een kasteel of burgt gestaan te hebben, nu vervangen door een prachtig landgoed op het hoogste punt van den berg.',Wat nog vin 't oude is over gebleven wordt door Bettex bewoond. Daar staat nl. een klein, zeer oud kerkje of kapel, nu niet meer gebruikt, als alleen soms nog bij een bedevaart er heen. Over- schaduwddoor drie groote populieren kan men niet zien, dat er in een tuin een oud, groot huis achterstaat, wellicht de vroegere pastorie. Hier belden wij aan en Mevrouw Bettex zelve ontving ons zeer vriendelijk en bracht ons in de studeerkamer van haren echtgenoot. Met moeite en behulp van een stok stond Bettex uit zijn stoel op om ons te verwelkomen, wat hij met een krach- tigen handdruk en hartelijke woorden deed. Het verheugde hem zeer 'dat wij hem kwamen bezoeken zooals hij zeide en het was ons een eere en vreugde persoonlijk met hem kennis te maken. Hij is een stevige grijsaard, van ruim 70 jaar; hoewei lijdend, schijnt hij toch nog sterk te zijn. Sprekend en krachtig is zijn gelaat, zijn stem rustig en zwaar, zijne oogen fonkelden onder de zware witte wenkbrauwen uit, en zyn hoofd draagt 'n vollen witten haardosch. Eenig;s- zins door de zon gebruind, getuigt zijn gelaat van kracht en beslistheid, van wijsheid en ernst; zijn snorrebaard geeft hem iets krijgshaftigs. Hij is een geni aal, een door God rijk begaafd man. Dat bleek ons, toen wy het genoegen hadden na de eerste kennismaking, eenige oogenblikken later, in de huiska mer met hem, zijne vrouw en dochter aan te zitten, om iets te gebruiken, van wat reeds eenigen tijd voor ons gereed stond. Het was een aangenaam uur, dat wij daar hebben doorgebracht en dat wij niet licht zullen vergeten. Het was, alsof wy elkander reeds lang kenden, zoo g zellig zaten wij met elkander te spreken. Wij mochten vragen wat wij wilden en gastheer en vrouw en doch ter deden wat zij konden om ons het aangenaam te maken. Bettex vertelde van zijn gezin, van zijn leven, reizen en schrijven. Hij is van Fransche afkomst, en op gegroeid in een kring van Calvinisten in Frankrijk; zijn valer was een reizend prediker onder de Waldensen. „Ik heb, nu ik oud word, veel last van maagkramp, van jicht en reuma- thiek, ik lijd soms veel pyn, maar, Gode zij dank, «nicht im kopf"Ik kan nog denken. En als 't warm wordt ben ik weer een jongeling". „Maar dan toch een oude jongeling?" schertste een onzer. „Het is alzoo", zei hij lachend, »'s mor gens ben ik zestig, 's middags zeventig en 's avonds soms wel tachtig jaar, maar God make het zooals Hij wil. Ik verheug er my in, dat de ziel nooit oud wordt, dat God door alles wat niet goed is in mijn leven, een streep zal halen, opdat het niet tot schade zij en dat Hij wat goed is en wat de mensch goed doet, bekrachtigen en gebruiken wil. Het is niet veel met onze goeie wer ken, maar, 't is ook Zijne genade waar op wij alleen hopen". Bettex heeft van zijne achttien kin deren nog 14 in leven. Hij sprak met vreugde van zijn kinderen, liet ons een portret van zijne zes dochters zien en vertelde van de eene dit, van de andere dat. Zijn oudste zoon is in dienst der Zending in China. Die had een avon tuurlijken levensloop, was boer in Alaska in Amerika geweest, van daar naar Ja pan gereisd, van Japan naar China, waar hy te Hongkong eene jonge dame had ontmoet, die werkzaam was in den dienst der zending. Hij was met haar getrouwd en nu ook van harte werk zaam om in China het Evangelie te verbreiden. God had het zoo beschikt, dat hij daar in 't verre China eene vrouw en een gezegenden werkkring vond in 's Heeren dienst. Meer dan 40 jaar is Bettex hier en daar leeraar geweest, vooral in Stuttgart12 jaar was hij verbonden geweest aan een groot instituutvoor jonge dames,waar een 500 meisjes ter school gingen. Ik heb verre over de lOu.OOO lesuren gehad en verre over de 200.000 cahiers gecorri geerd", vertelde hij glimlachend, „en ben nu 8 jaar gepensioneerd". Hij prees zeer zijne tweede vrouw „Ik dank God, dat Hij mij zulk eene vrouw gaf. Zij weet alles wat ik vergeten heb, zij is mijne secretaresse, ik dicteer maar en zij schrijft alles netjes op, want de boek drukkers kunnen moeilijk uit mijn schrij ven wijs worden". (Nu, dat kon een onzer uit eigen ervaring bevestigen En breed lachend herinnerde hij zich toen plotse ling het geval, toen hij de copy van een boek uit Holland terug ontving, omdat niemand het ontcijferen kon, zoodat toei zijn vrouw er aan te pas moest komen.) „Zijt gij ook gehuwd vroeg hij. Óp oi.s bevestigend antwoord zeide hy „Zoo behoort het te wezen. Een rechte man is gehuwd, hij moet een huisgezin hebben". De vele schilderyen die de kamer ver sierden en onze aandacht trokken, getuig den van zijne gaven als schilder. Hij had zeer (veel geschilderd en er les in gegeven. Zelfs had hij voor aquarellen een bizonder soort verven uitgevonden, die bij een der grootste fabrieken van inkt en kleuren, Gunter v^agner in Hannover, worden ver vaardigd en als „Bettex-farbe" verkocht. Landschapjes en gezichten uit steden en dorpen van Elba, Corsica, Italië en zoo meer mochten wij bezien. Van zijne boeken vertelde hij, dat hij jaren lang vruchteloos bij allerlei uitge vers pogingen had aangewend om zijn eerste werkje in het licht te geven. Maar niemand wilde het drukken. Terwijl nu zijne werken in vele talen gedrukt en in alle oorden der wereld gelezen worden. Van sommige zijn tot in 17 talen uitgaven verschenen. Met innige vreugde zulk een vader te hebben, noemde de dochter ze op: Duitsch, Fransch, Hollandsch, Engelsch, Deensch, Zweedsch, Noorweegsch, Spaansch, Portugeesch, Italiaansch, Rus sisch, Lellisch, Wendisch, Polenisch, Bo- heemseh, Hongaarsch. Zelfs liet ze ons een werkje van haar vadei zien, dat in de Chineesche taal gedrukt was. (Vertaling van Dass erste Blatt der Bibel.) Onze gastheer was, jaren geleden, twee dagen in ons („vlak") land geweest, toen hij uit Engeland komende, er door reisde. Hij herinnerde er zich niet veel meer van, alleen dat hij te Rotterdam ,,een zeer groote windmolen aan de landingsplaats" had gezien en, prachtige schilderijen in Amsterdam.Méer wist hij van onze Vader- landsche geschiedenis.In Merle d'Aubigné had hij gelezen van den grooten strijd onzer vaderen voor de vrijheid van Gods dienst. „Het is eene zeer schoone geschiede nisWat heeft Nederland vele marte laren gehad en hoe sterk waren ze in het geloofEen volk dat zóóvele marte laren heeft gehad, zal het wèl gaan". Hij wist ook iets van de Afscheiding en had een en ander gehoord van de Dole antie en inzonderheid van Dr. Kuyper, dien hij „een groot man" noemde. „Zulke mannen hebben wij te weinig. Hadden wij ook maar zulk een Minister. (Hij meende dat ör. Kuyper nog Minister van Binnenlandsche zaken was), „want het is een rijke zegen, als groote maDnen die leiders der volken zijn,voor God buigen en Zijn Woord liefhebben. Ons volk heeft ook zijn groote mannen, maar velen hun ner staan in eigen kracht en rekenen zoo goed als niet met Gods geboden. Luther zeide„Hier sta ik, ik kan niet anders, God helpe mijmaar ele machtigen van onzen tijd zeggen „Hier sta ik en ik kan ook nog wel anders." En dan zijn zij er ook nog trotsch op". Hij verzocht ons bij gelegenheid zijne meest eervolle groete aan Dr. Kuyper over te brengen, waaraan wij schriftelijk voldaan hebben toen wij eenige dagen later op het kerk hof te Meyringen waren geweest, waar Mevrouw Kuyper in Augustus 1899 be graven werd. Wij spraken natuurlijk ook over het onderwerp vnn den dag, dat nog aan de orde is „De Borromaeus-Encycliek*. Die protesten zyn en blijven niets dan woor den. Wat hebben we aan al die woordenen dat vooial van menschen, die zelve niet gelooven wat de Hervormers predikten Het wordt waarlijk vervelend. Zulke encyclieken doen mij althans geen zeer. Heeft Jezus niet gezegd Zal;g als U de menschen smaden om Mijns naams en W oords wil Ret is beter onrecht te lyden dan te doen. Laat men er daden tegen over zetten in een leven naar Gods Woord. Fat is het beste protest. De Pharizeeën hebben Jezus gesmaad en gescholden en het Pharizeïsme blyft zichzelf gelijk. Dat Rome het Protes tantisme smaadt is oud nieuws". Niet ver van Ueberlingen ligt Friedrichs- haven, de plaats in de laatste jaren zoo bekend geworden, omdat graaf Zeppelin daar zijne luchtschepen bouwt en van daar zijne eerste reizen door de lucht ondernam. Bettex had ons geschreven, dat we van hem vertrekkende, moesten zorgen om 5 uur te Friedrichshaven te zyn, ten minste als wij er belang_in stelden, omdat zeer waarschijnlijk Zeppelin dien avond weer een reis per luchtschip zou ondernemen. Zoo kwamen we ook daarover aan 't spreken. Bettex was zelf ook „sportman" hij hield vroeger zeer veel van zeilen. Het was hem een groot genot, soms 2, 3 dagen b.v. met zijne kinderen op een zeilboot in het groote meer te zwerven. Den vorigen dag was er ergens op het meer nog een zeilwedstrijd geweest, die hij uit zijne kamer in de verte met genoe gen had gezien. Van de luchtscheepvaart had hij echter niet veel verwachting. Hij was een vriend van Zeppelin. Omdat hij zijn huis niet kon verlaten en naar Friedrichshaven reizen, had hij Zeppelin verzocht eens dicht langs zijn huis te varen. Op een zijner tochten had deze aan dat verzoek voldaan en was terwijl de familie Bettex voor het raam stond,op nog geen 100 meter afstand haar voorbij gevlogen. Het was een verrukke lijk gezichtwij stonden zeer verbaasd het schip als een ontzaglijk groote witte zwaan door de blauwe lucht te zien vliegen, maar nu zijn wij er alzoo aan gewend, dat we als het schip in de lucht is, niet eens de moeite nemen naar het raam te gaan om er naar te kijken". »Die luchtscheepvaart zal altijd", zoo oordeelde hij „een dure luxesport" blij ven. Een regelmatige luchtscheepvaart zou z. i. onmogelijk blyken. Vooreerst om het gevaarlijke. Aan hoevele gevaren stond men bloot, door weer en wind, blik sem en donder, wolken en nevelen, mist en regen De schepen zouden door regen en nevel te zwaar worden, te veel gas noo- dig hebben om in de lucht te kunnen blij ven. Vooral had men veel met nevel te kampen, als men geen boom, geen rots, geen toren zien kon en, hoe moet het in den winter als er sneeuw valt en alles bedekt? „Dan, men zou zeer vele schepen moe ten hebben omdat ze maar weinig kon den meenemenen hoe vele landings plaatsen bij het wisselvallige weer, dag en nacht? Voorts kobten ze te veel en zouden ze niet kunnen concurreeren met sporen en stoombooten, die goedkooper konden aangeschaft, veel meer meene men en geregelder rijden en varen. De luchtscheepvaart zou voor handel en geregeld wereldverkeer niet kunnen ge bruikt worden. „En de Fransche vlieg- schepen zijn nog veel minder bruikbaar dan de Ruitsche. Die met «to'n Fransch vliegschip de lucht in gaat, moet maar eerst zijn testament maken, en vooral, eerst zijne zaken met God in orde bren gen („in de rechte verhouding tot God komen") en anders blijve hij thuis, want elk oogenblik kan hij te pletter vallen". Een kleinigheid slechts behoeft er te ha peren en hij moet zyne roekeloosheid met zyn leven betalen". 'tls wel opmerkelijk, dat het oordeel van Bettex in de laatste dagen zoo tref fend werd bevestigd. Hoeveel ongelukken met Fransche zoowel als met Duitsche luchtschepen „Een weeldesport", die wel getuigt van menschelyke kunst en stoutmoedigheid maar nog meer van roekeloosheid en eer zucht en waarbij Hij, die bover lucht en wolken woont, vergeten wordt, hoeveel te minder er ïn erkend en geëerd. Ons bezoek bij Bettex liep ten einde. Hij verzocht ons zoo mogelijk nog eens weder te komen. Er kwamen hem velen bezoe ken uit allerlei landen, kerken en gezind ten. Zelfs waren er nog niet lang geleden een paar joden bij hem geweest, die met veel genoegen zijn boek „Ui t Israels ge schiedenis" hadden gelezen en spijt uit drukten „dat het geen bloemen waren in hun tuin gegroeid". Een tweede deel van dit werk zal weldra verschijnen. Het was hem altijd aangenaam broeders in het geloof te ontmoeten. Onze gastheer bracht ons tot aan de voordeur en als een broeder nam hij har telijk afscheid van ons „Zien wij elkan der hier niet weer dan boven, naar we hopen". Bet speet ons zeer dat wij moesten ver trekken maar de tijd drong om nog ter bestemder plaatse te komen. Groot was de teleurstelling niet toen we te Friedrichs haven vernamen,dat, om het slechte weer Zeppelins tocht was uitgesteld en wij van zijne luchtscheepvaart niets zagen dan de loods aan den kant van het meer, waarin het schip geborgen is. Toen wij in den avond aan de overzijde van het meer aan de schoone stad Zurich spoorden, door een landstreek, die ontzet tend veel geleden had van de wolkenbreu ken in den vorigen nacht zoodat we uit den trein dan hier, dan daar, de weiden, akkers, tuinen en wegen door woeste bergstroo men zagen vernield, de trein telkens stil houden moest of zeer langzaam reed, wer den wij bizonder getroffen en aan een schoon boek van Bettex„Ds Bijbel Gods Woord" herinnerd. Zeer dicht aan den spoorweg toch staat een groot lichtgeel gekleurd huis en boven op den muur van dat huis is in groote zwarte letters ge schilderd „De Bijbel de weg tot God" (na tuurlyk in 't Duitsch). Daar woonde zeker ook een vriend des Bijbels. Praktischer prediking heb ik zelden ge zien en dat aan 'n weg als de St. Gotthard bahn, waar dagelij ksch veel menschen langs reizen naar Italië, naar Genua en zoo verder naar Indië, Azië enz. Het zou na te volgen zijn en trsschen alle mogelijke reclame voor zeep, choco lade of drank op borden, schuren, schut- tings, huizen langs de spoorwegen, voor menigeen wellicht een gezegende predi king kunnen wezen. De bladen melden de veroordeeiing van den Parijschen financier Rochette, tot 2 jaar gevangenisstraf. Intusschen heeft de door de Kamer benoemde enquête-com missie belast met een onderzoek naar het optreden van Clemenceau en Lépine in de zaak Rochette hare werkzaamheden reeds aangevangen. Dinsdag heeft de commissie, waarvan Jaurès voorzitter is, den prefect van politie Lépine gehoord. Lépine heeft alles verteld wat hij wist. Hij achtte het noodig een geheel overzicht van de zaak te geven te beginnen eenige weken voor het oogenblik, dat zijn tus schenkomst noodig was. Er liepen be denkelijke geruchten over de zaken van Rochette. Bij had in drie jaren tijd voor zeven ondernemingen 77,800,000 frs. opge nomen, wat in verband met de kunstma tige in de hoogte jaging der aandeelen beteekent dat 13?,475,000 francs werden onttrokken aan lichtgeloovigen. Dit kaar tenhuis was gebouwd op de openbare lichtgeloovigheid en kon instorten bij

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1910 | | pagina 1