Iburg.
NIEUWS
OOR ZEELAND
No. 244. 1910.
Maandag 18 Juli
24e Jaargang.
Paard
CHRISTELIJK
HISTORISCH
elburg.
ereen
'hade.
en, Tegels,
s, Cement,
nstmatigen
sdags van
REGTSE,
AARDE,
KE, Nieuw- --
hine,
ode,
stbode,
eclrt
'ERSeHIJNT ZESMAAL PER i\
Wed. S.
DE JON GE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUSJ. te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Soli Deo Gloria.
smoeders,
t koopen
ddelburg.
EN in ver-
iddelburg.
Ill
tot het in
NE voor het
is. Geneesh.
MANS, Mag-
achine, merk
eringen prijs,
ploeg,
wee nieuwe
Handvesten,
prgs.
Tandmessen
Harris, voor
'den.
er, rekening
g A.POPPE
inge).
oud, bij B.
elgezang bg
Iz. HAGJ5,
ening einde
appelen en
a, bg
Oostkapélle.
te Groede
gt ttrstond
84. Onnoo-
nder getuig-
resGrand
gen.
E VELDE,
er west, Goes.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
1 rijs per drie maanden franco p. p. 1,2&
i nkele nummers 0,0&.
UITGAVE DER FIRMA
ün vak
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 ''ent..
De onderwas-circulaire in den
Amsterdamschen raad.
In de eergister gehouden vergadering
van den Amsterdamschen raad kwam aan
de orde de interpellatie van het raadslid
Ketelaar nopens de onderwjjs-ciréulaire.
In de vorige raadszitting waren door
dit raadslid een aantal vragen tot B. en
W. gericht welke toen niet meer wegens
het vergevorderd uur aan de orde kwa
men.
De vragën luiden als volgt
1. Welke redenen hebben B. en W. er
toe geleid, om voor een bepaald wets
artikel, in de instructie den eisch te stel
len, dat het naar letter en geest worde
uitgevoerd
2. Zijn B. eu W. bereid uiteen te zet
ten, wat h. i. letter en geest van art. 35
der lager onderwijswet inhouden?
3. Aebten B. en W. het uitgeven van
een blad als „School en Huis" onder
redactie van een of meer in functie zijnde
klasse onderwijzers geoorloofd, of mee-
nen zij, dat op een dergelijke uitgave de
nieuwe derde alinea van art. 24 der in
structie van toepassing is
4. Beschouwen B. en W. vergaderingen
met ouders van leerlingen der openbare
lagere scholen, zooals die van tijd tot
tijd door de af deeling Amsterdam van
den Bond van Ned. Onderwijzers worden
gehouden, als een contact zoeken van
de onderwijzers met de ouders hunner
leerlingen
5. Hoe wenschen B. en W. verder in
het algemeen de nieuwe tweede en derde
alinea van art. 24 der instiuctie toe te
passen
Allemaal vragen naar den bekenden
weg, zegt [De Nederlander, waaraan wij 't
volgende ontleenen.
Men weet, dat B. en W. in een circu
laire aan het personeel der openbare
scholen zekere eischen hebben gesteld,
die dat personeel in acht heeft te nemen
en dat eenige dier eischen als regelen
van orde zijn opgenomen in de instructie
voor het personeel.
Wat bedoelen die aanwijzingen en
voorschriften van B. en W. Niets dan
de handhaving der orde, niets dan de
naleving der wet. Dat weet ieder, de
heer Ketelaar zoo goed als elk meelevend
burger, maar er zijn heel wat onderwij
zers „bondsleden", die een andere op
vatting van orde hebben en van de wet,
als tot nog toe algemeen geldende was
en voor dezulken zijn de nieuwe voor
schriften natuurlijk hinderpalen op hun
weg.
De Wet op het L. O. bepaalt b.v., dat
het hoofd der school de vertegenwoor
diger der school tegenover de ouders is,
maar daarvan willen vele onderwijzers
niet weien. Ze ijveren voor de „republi-
keinsche" school, voor de school zonder
hoofd en ze doen dat niet daa rover theo-
retiseerende, neen, hun eigen schoolhoofd
wordt als een vijfde rad aan den wagen,
den ouders en den kinderen voorgesteld.
Zoo komt men in strijd met de wet en
dat willen B. en W. in het belang der
school keeren. Wat de Bond van Necierl.
Onderwijzers door den mond van den
heer Ketelaar kwam vragen, was eigen
lijk dan ook niets anders dan: Boe vei
kunnen we nu precies gaan. Mag dit
Mag dat?
Daarop heeft wijselijk de wethouder
namens B. en W. geen antwoord gege
ven.
Zeker men heeft vrijheid een paeda-
gogische waarheid te verkondigen, men
heefc vrijheid te propageeren voor de re
publikeinsche school, voor de absolute
neutraliteit, maar men kan 'tdoen zóó,
dat B. en W. zulllen ingrijpen en den al
te ijverigen propagandist, den wetsover
treder, zullen voordragen voor ontslag.
En duidelijk is te verstaan gegeven, dat
de circulaire gericht is tegen de sociaal
democratische elementen in de onderwij
zerswereld, die onder de leus van abso
lute neutraliteit voor te staan, art. 35
der L. O. wet tot een doode letter ma
ken.
's Is vrij warm toegegaan in den Raad.
De heer Ketelaar verklaarde bij inter
ruptie geen standjes van den wethouder
aan te nemen de heer Serrurier keerde
geërgerd zijn rug aan zijn collega Van
den Bergh tot, die moeite deed nu eens
echt den democraat uit te hangen, wat
hem, een zeer fijne, maar ongemakkelijk
rake publieke terechtwijzing vaD den
Voorzitter bezorgde, de heer Worst werd
met gebrom en gejuich beantwoord.
Het korte speechje van den laatste,
gehouden na de rede van den Wethou
der, die onmiddellijk na den heer Ketelaar
sprak, was feitelijk de clou van den mid
dag.
De heer Ketelaar had geraasd, wethou
der De Vries had zakelijk het standpunt
van B. en W. uiteengezethandhaving
der wet.
(Mr. Worst" is liberaal.)
Toen kwam mr. Worst „namens vele
politieke vrienden" verklaren, dat hij aan
de uitnemende rede van den Wethouder
niets had toe te voegen, dat hij de daad
van B. en W. niet alleen goedkeurde, maar
toejuichte.
Toen was 't pleit beslist. De heer Van
den Bergh mocht nog een feilen aanval
doen op de circulaire, de Voorzitter zijn
verwondering daarover uitspreken en ver
klaren, dat behalve de heer v. d. Bergh,
't geheel college 't met 't gesprokene door
mr. De Vries volkomen eens was, de heer
Van Kuykhof mocht een door mr. As-
scher afgewezen, interpretatie van art. 7
der Grondwet geven, de heer Vliegen een
fanatieke redevoering houden met vele
krachttermen, aan 't feit viel niets meer
te veranderen, de liberalen zouden B. en
W. steunen tegen de „democraten". En
zoo is ook geschied.
De motie-Ketelaar viel met de stemmen
der sociaal-democraten en vrijzinnig-de
mocraten vóór, die van alle andere par
tijen tegen en dus blijft de circulaire
gehandhaafd.
16 Juli 1910
Laf!
In de Middelb. Grt. van heden komt
een beschouwing voor waarboven 't in-
sinueerende opschrift „dr. Kuyper en de
waarheid". Insinueerend omdat wij in
't opschrift en het uit „Land en Volk"
overgenomen lasterlijke stukje niets an
ders lezen dan de beschuldiging dat dr.
Kuyper 't niet nauw neemt met de waar
heid. En dat altemaal ten gevolge van
verzinsels van dagbladcorrespondenten en
torenwachters, in de quaestie-van
Heeckeren.
Zoo vertelde Land en Volker was een
brief van dr. Kuyper aan v. Heeckeren
dien hij terug vroeg en dien v. Heeckeren
terugzond na hem eerst gephotografeerd
te hebben.
Dan een ontkenning van dr. Kuyper en
een antwoord van Land en Volk: nu ja
een brief was 'tniet, maar toch een
door dr. Kuypei opgemaakte „verkla
ring". Een „verklaring" die v. Heeckeren
te teekenen had, en waarin dan stond
dat hij zich voornam „over de zaak ver
der te zwijgen". Toen weer een verbete
ring dat 't een verklaring was aan den
heer H ovy gezonden en door dezen doorge
zonden. Toen weer't bericht dat de verkla
ring niet was gezonden aanHovy maar aan
van Löben Seis en dat de antirevolutio
nairen zoo boos zijn op dezen laatste om
dat hij zoo onvoorzichtig is geweest een
brief van dr. K. aan baron v. Heecke
ren te zenden. Maar en dat is 't
fijne puntje de verklaring en de brief
zijn wel degelijk geschreven door dr.
Kuyper en hij ontkent 't. Hij heeft wel
degelijk de herkiezing van v. Heeckeren
belet en hij ontkent 't.
Dus weer is gebleken Kuyper is een
leugenaar; gelijk hij reeds vroeger is ge
bleken een sabbathschender, een lintjes-
konkelaar, een vriend van een verdachte
juffrouw, een wat ja al niet meer
O, laffe vrijzinnig-democraten, o laffe
Middelburgsche Courant en andere slijme-
raars, wanneer zal eens de tweede Pierson
of de Koo of Betz opstaan die u de ooren
eens wascht over zoo schunnig bedrijf
een politieken tegenstander te verkleinen
door af te dingen op de gereptheid van zijn
goeden naam en de eerlijkheid van zjjn
woord.
Intusschen komt in het Handelsblad
de heer Hovy de loopende logengeruchten
weer eens even recht zetten. Zoo iets
moet af en toe ook eens gebeuren. De
komkommertijd nadert en worden
zij niet gestoord, de oude dames zouden
blijven ratelen, uit den treure, tot Sep
tember toe
Het schrijven dan van ons Eerste Ka
merlid luidt:
Mijne Heeren
Nu in uw Ochtendblad van 15 Juli
ook mijn naam genoemd wordt in een
stukje van Uwen Haagenschen Corres
pondent, getiteld„het gefotografeerde
stuk", hoop ik dat U mij niet zult wei
geren eeno kleine rectificate in Uwe
kolommen op te nemen.
Dat ik een schrijven van Dr. Kuyper
aan mij (of een deel daarvan) zou heb
ben toegezonden aan den Heer Baron
van Heeckeren, met uitnoodiging dit
te onderteekenen en dat de Heer v. H.
dit geweigerd zou hebben is niet juist.
Wel heb ik in een zeer vertrouwelijk
gesprek met dezen Heer, hem iu ken
nis gesteld van eene poging, door mij
aangewend om Dr. K.'s persoonlijke
meening omtrent de kansen zijner
herbenoeming te weten te komen, en
hem ook het antwoord van Dr. K. me
degedeeld.
Dit antwoord komt volkomen over
een met hetgeen dr. K. daaromtrent
in De Standaard zelf heeft kenbaar ge
maakt en met hetgeen hij heeft ge
schreven in het ingezonden stuk aan
Land en Volk.
Van een „kunstige manier van waar
heid spreken", door dr K. zooals uw
correspondent insinueert is niets
aan.
Dr K. staat geheel buiten de quaestie
der al of niet herbenoeming van baron
Van Heeckeren. Daarop heeft hij geen
den minsten invloed uitgeoefend,en ook
niet willen uitoefenen Trouwens zijn
de Statenleden gelukkig mondig en loo-
pen zij aan geen leiband, zooals mis
schien uw correspondent zou meenen.
Hij heeft alleen als zijn persoonlijk
gevoelen willen kenbaar maken op
mjjn verzoek dat misschien eene
onbewimpelde verklaring van baron
Van Heeckeren, dat hij voortaan op
eene andere wijze handelen zou, wan
neer het zaken mocht gelden van den
aard, als de door hem in de Kamer
aan de orde gestelde, hem zou kun
nen behulpzaam zijn bij eene herbe
noeming.
Het spijt mij zaken van zoo intiemen
aard te moeten bespreken in het open
baar. Ik kom er voor uit, dat ik gaar
ne zou gezien hebben, dat baron Van
Heeckeren het verdriet mocht bespaard
zijn kunnen worden, niet voor eene
herbenoeming in aanmerking te ko
men, daar ik geen reden heb te twij
felen aan de goede bedoelingen van
dezen heer, al kan ik lang niet alles
goedkeuren in de wijze van zijn op
treden.
Waarom hij het vertrouwelijk schrij
ven van dr. K. aan mij, dat ik hem (van
achteren af, zeer tot mijn spijt) heb
toevertrouwd om rustig te kunnen over
denken wat hem te doen zou staan,
maar dat eigenlijk niet bestemd was
om onder zijne oogen te komen, heeft
doen afdrukken, is mij tot op heden
onverklaarbaar. Wel heeft hij mij, toen
ik hem daarover tot verantwoording
riep, terstond telegrafisch bericht, dat
het in geen enkel opzicht zijne bedoe
ling was daarvan eenig gebruik te
maken. Maar zeer zeker is deze zaak
voor het groote publiek van niet het
allerminste belang.
De verdiensten der pers worden niet
door mij gering geachtmaar of deze
haar roeping recht verstaat door rijpe
en onrijpe geruchten van allerlei aard,
zonder onderzoek of die het publiek
interesseeren of eenigermate nuttig of
stichtelijk zijn, voortdurend openbaar
te makeD, meen ik te moeten be
twijfelen.
Hoogachtend,
W. HOVY.
15 Juli 1910.
Hiermede zijn derhalve nog een paar
leugens achterhaald.
Maar nu vragen wjj op onze beurt
wie publiceerde 't vertrouwelijk gesprek
van Hovy met v. Heeckerenen wie
photografeerde het vertrouwelijk schrij
ven van dr Kuyper aan Hovy
Uit bovengenoemd stuk van den heer
Hovy blijkt het Van Heeckeren
En hoe vindt de vrijzinnige pers dat
Wij weten 't niet.
Geen der vrijzinnige bladen, zelfs de
Middelburgsche Courant niet, die soms
zoo'n air van rondheid aanneemt, heeft
er zich ook maar even over uitgelaten.
Ook dat teekent, en geeft te denken.
Zij kunnen toch zoo'n boom opzetten,
die Haagsche correspondenten. Zij trek
ken een gezicht alsof zij in alle moge
lijke geheimen zijn ingewijd. Zij hebben
wel eens wat opgevangen en dan gaan
zij aan 't fantaseeren en combineeren, en
met eenigen omhaal, met nog een paar
onderstellingen en conclusies er bij en
de Haagsche Brief zit in mekaar. Een
brief die gewoonlijk per regel betaald
wordtdus hoe breeder deze heeren kun
nen uitwijden, hoe beter ook voor hun
eigen zak.
Doch met dit al, wordt 't publiek wat
op den mouw gespeld, er wordt wat ge-
kletspraat, gejokt, gelasterd soms en
na eenige maanden, wanneer het praatje
genoegzaam geloopen heeft, komen de
redacties der bladen heel nuchter ver
tellen dat van praatje zus of praatje zoo
niets aan is.
Zoo heeft onder meer inde vrijzinnige
pers heel wat gecirculeerd over deKrupp
Commissie, ingesteld om onderzoek te
doen naar 't „gekonkel" met Krupp, door
den minister of zijn ambtenaren, inzake
de levering van oorlogsmaterieel; en heel
geheimzinnig is er toen bij de babbelaars
pot gefluisterd over 't rapport der Krupp-
commissie en waarom men dat niet
publiek maakte.
Maar nu komt de (vrjjz.) Haagsche Cou
rant aan al die leuterpraatjes een eind
maken. Het blad toch schrijft
Allerlei vermoedens zijn geuit - vaak
in den vorm van verzekeringen uit
goede bron e. d. over den inhoud van
het Krupprapport, de geheimhouding
daarvan, en de belangwekkende rede
nen, die hiervoor golden.
Wij moeten dien welingelichten een
illusie ontnemen.
De zaak is uiterst eenvoudig deze, dat
na de bespreking van het rapport in de
geheime zitting der Kamer de openbaar-
making zou zijn gevolgd, daar er niets
geheim te houden valt, maar op voor-
stel van een der leden (naar wij meenen
van mr Drucker) werd besloten, het
stuk, naar den eisch der parlementaire
wellevendheid, éérst ter kennis van den
minister van Oorlog te brengen, waarna
de Kamer dan nader de openbaarma
king zal doen plaats hebben.
Een doodeenvoudige zaak dus, waar
deze correspondenten niet aan gedacht
hadden1
Intusschen het praatje heeft zijn werk
weer gedaan. Nu weer een ander.
Wie nu
Talma misschien
Hij is lang schotvrij geweest.
Als de jongens hem in de gaten krijgen,
is de eerstvolgende sneeuwbal voor hem
De opbrengst der Rijksmiddelen, die
in 1909 al bijzonder gunstig was, is
ditmaal, in Juni 1910 nog beter.
Bracht Juni 1999 ruim 13 ton meer op
dan Juni 1908; Juni 1910 bracht weer
3 ton meer op dan Juni 1909.
De meeste rubrieken hebben hiertoe
bijgedragen ook de drankaccijns, schoon
ook nu weer lang niet zooveel nog als
de minister van financiSn had voorspeld
bij de behandeling van 't ontwerp tot
verhooging van den drankaccjjns.
Minder leverden slechts opde suc
cessiebelasting f 273-000 de Staatsloterij
f84.000; de suikeraccijns f83.000; de
domeinen f 38.000 de jacht- e visch-
acten f2000.
Meer bracht o. a. op de accijns op het
gedistilleerd 2 ton personeele belasting
f 167.000 bedrijfsbelasting met opcenten
f 69900 registratierechten f 560Ü0ove-
r.ge middelen minder dan laatstgenoemd
cijfer.
In de eerste zes maanden werd totaal
ontvangen f 82,577,696.23'/2, tegen
f78,257,804:.971/a in gelijk tijdvak van
1999, dus dit jaar meer f 4,820,391 26. Een
belangrijk accres hetwelk dat van het zoo
gunstige halfjaar van 1908 nog met 2
mihoen overtreft.
De duizendste.
Het was gister een aangename feest
dag te Vreeland bij gelegenheid van
de opening der duizendste Christelijke
school.
De Standaard gaf een breed verslag
waaraan wij voor 't oogenblik slechts dit
ontleenen
Aanwezig waren o.a. de heeren Derksen
en Elshove als vertegenwoordigers van
Unie en Schoolraad Bijleveld en Bremer
namens de Vereeniging voor Chr. Natio
naal Brants en Steensma namens het
Hoofdbestuur van de Vereeniging voor
Chr. Onderwijzers
Goede woorden werden gesproken o.a.
door dhr. Derksen, secretaris van Unie en
Schoolraad, op wiens voorstel besloten
werd in den gevel der school te doen
aanbrengen als merkteeken dezer dui
zendste school
Voorts werden telegrammen ontvan
gen van tal van vrienden van Chr. On
derwijs o. a. van dr. Kuyper en jhr.
Lohman Sr.
Telegrammen werden verzonden aan
de Koningin, den Minister Heemskerk,
dr. Kuyper en jhr. mr. A. F. de Savornin
Lohman Sr.
De secretaris deelde mede, dat het be
stuur voor Christelijk Nat. Schoolonder
wijs te Vreeland van den heer H. Pier
son te Zetten, een schrijven ontving van
12 Juli 1910, waarin hij meldde, dat hij
de feestelijke opening niet kon bijwonen,
daar zijn leeftijd hem dwong tot voor
zichtigheid en hij daardoor het voorrecht
om tegenwoordig te gijn, zich moest
ontzeggen. Dit schrijven ging vergezeld
van een gift voor de school en voorts
een gedicht, dat hij de 1000ste school
opdraagt om het dé,ar op 15 Juli in de
samenkomst voor te lezen. Dit gedicht
ging vergezeld van een toelichting, die
wij met het gedicht hier laten vólgen.
De toelichting luidt:
15 Juli i910.
Opening van de ICOOste Christelijke
school, tevens de 709ste bij den School
raad aangesloten te Vreeland;
In 2 8amuel 8 3, 4 komen de beide
getallen 1000 en 7GÖ voor en beide zijn
zeer toepasselijk op den dag van heden,
als wjj op het verhand letten, waarin z^j