NIEUWSBLAD
ÏOOR ZEELAND.
No 234. 1910. Woensdag 6 Jul'
24e Jaargang
HISTORISCH
CHRISTELIJK-
De Sterfdag onzer OarftaeiijM.
/ERSeHIJNT ZESMAAL PER WEEK
F. P. DHU te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENÏIËN
UIT DE PERS
FEUILLETON.
IEDERBN WERKDAG DES AVOND&
l rij s per drie maanden franco p. p. 1,211
I nkele nummers C$28.
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 ''ent,
EE&KSSEEBH^tS
De opgtaf van den spoordienst
komt In dit nommer voor op de ge
bruikelijke plaats.
Vóór 60 jaren.
Onder dezen titel bevatte de Neder
lander van Donderdagavond, met het
oog op hét feit, dat op 1 Juli het zes
tig jaren geleden was. dat Groen van Prin-
sterer zjjn Nederlander oprichtte, een
hoofdartikel, waaraan het volgende is
ontleend
1 Juli 1850 richtte Groen van Prinste-
rer de Nederlander >p', of liever, zette
hl een bestaande courant (van conser
vatieve richting) erin om. Reeds 20 jaren
had hy gestreden. Gestreden zonder
eenig direct succes het indirecte l .v.
by de Grondwetsherziening van 1818
terzq gelaten wat erger is, zonder
de minste kennisi eming, laat staan
weerlegging waardig te worden geacht.
By vrienden laksheid, by vijanden laag
heid. Onvermoeid was, ondanks dat
gebrek aan by val der vrienden en die
vernederende tactiek der tegenstanders,
zijn pogen, on verslapt zijn strijd, on
verzwakt zyn roepstem om degenen in
Nederland, die het beginsel der vaderen
nog in en op het hart droegen, die voor
dat beginsel, zoo zy het in gevaar wis
ten, goed en bloed zouden veil hebben,
uit den slaap op te wekken, onverflauwd
was zyn geestdrift om hen voor te gaan,
hen aan te voeren in Gods kracht door
stryd tot overwinning. Moed en ijver,
geestdrift en bezieling konden hem niet
worden ontnomen door tegenspoed en
(4 Juli 1810).
't Was een dag van stille beklemming
voor Amsterdam, de vierde Julidag van
1810. Wat men gaarne tot eiken prijs
had willen ontloopen, stond te gebeuren
de Fransche troepen zouden de hoofd
stad van Nederland bezetten.
Hoe het leed der laatste vijftien jaren
de inzichten had gewijzigd, laat Van de
Vijver het ons zeggen„Da Franschen,
vóór en in 1795, in ijlhoofdigheid van
God gebeden, met geestdrift ingeroepen,
by hunne komst als broeders gekust,
op de handen gedragen, vergood alsof
het Engelen uit den Hemel waren, wer
den nu te gemoet gezien als beulen,
diéhunne prooi naar lust en welbe
hagen zouden overweldigen en dienst
baar maken".
Na jaren van steeds stygende finan
cieels en politieke ellende, wachtte ons
thans de strop: de conscriptie.
Wat nu voor de deur stond, was door
ingewijden reeds lang jvoorzien, elke dag
van 1810 had het Koninkrijk Holland
een stap nader gebracht aan zijn faillis
sement.
De Nieuwjaarsdag had Koning Louis
in Parijs gezien, in deliberatie met zijn
vertoornden broeder. Lange en pijnhjke
onderhandelingen waren gevoerd, die
hadden geleid tot een hoogst nadeelig
verdrag (16 Maart 1810).
Een groot deel van het Koninkrijk
werd daarby afgestaan aan Frankrijk,
de Waal zóu voortaan onze Zuidergrens
vormen. Maar reeds lang vóór dien 16en
Maart was het grondgebied in quaestie
hy stukken en beetjes door onze Fran
sche beschermers ingepalmd.
Maar erger dan dit verlies aan grond
gebied was het, dat voortaan op 't ge
bied van het geamputeerde Koninkryk
door een afzonderlyke militaire macht
onder bevel van een Fransch maarschalk
douanetoezicht zou worden gehouden.
We kregen dus twee heeren in één
huis, onafhankelyk van elkaar hande
lend. Maar de miliiair, door vreemde
macht gesteund, kon steeds zijn zin
doodzwijgen, waar hij gesteund werd
door een, noen door hèt beginsel, en
van de waarheid getuigde, bouwende op
den Rots der eeuwen, die niet wankelt
of Ibezwijkt.
JUjVan deze onversaagdheid was het
verschijnen van de Nederlander een
nieuw bewijs. Helaas! zijn verschijnen
zou ook ee nieuw bewijs worden èn
van de lage tactiek dei tegenpartij èn,
veel meer betreurenswaardig, van de
slapheid, traagheid, ja trouweloosheid
der medestanders en geloofsgenooten.
Wet welk doel nam Groen deze veel
omvattende taak op zich
Den len Juli 1850 een kort, doch
veelzeggend program
„De Redactie wenscht het orgaan te
„zijn der partij, die sedert een reeks van
„jaren als de Nederlandsche (in den
„geest van het politieke tijdschrift de
„Nederlandsche Gedachten), als de Chris-
„telyke-historische, of ook antirevolutio
naire bekend is. Zy verlangt naleving
„van de grondwet en staatshervorming
„in vaderlandschen zin".
Hoofddoel van Groen's blad was be
vordering en verbreiding van het Chris-
telijk-historisch beginsel,
christelijk, omdat het: daar staat ge.
schreven tot strijdleuze en tot richtsnoer
ter opbouwing strekt; omdat het geschre
ven woord grondslag en toetssteen is,
grondslag voor geestely ke, toetssteen voor
aardsche dingenomdat in het oude Chris
telijk geloof de kracht gevonden wordt
ook tot het handelen in nieuwe toestan
dm, tot het bewandelen van nieuwe
wegen
doordrijven.
Zoo'n toestand moge in Indische
staatjes houdbaar zijn, hier leidde hij
tot de treurigste conflicten.
Den 25en April kwam maarschalk
Oudinot, de chef van het Observatiekorps
van Holland, met zyn staf te Utrecht
aan en vestigde er zijn hoofdkwartier.
Op dienzelfden dag rukten een paar eska
drons huzaren en een bataillon infante
rie Rotterdam binnen.
Dordrecht, 's-Gravenhage en Leiden
waren reeds vroeger door Fransche troe
pen bezet, en Oost Friesland werd in die
Aprilmaand door een-ge duizenden Fran
sche soldaten overstroomd.
Zooals bij een stervende vaak de ver
killing des doods bij de ledematen be
gint, om langzaam tot het hart door te
dringen, zoo verliep ook 't sterfproces
onzer onafhankelijkheid.
Koning Lodewijk, 't hoofd der burger
lijke administratie, had steeds weer ge
bukt voor den aandrang van zyn militaire
medebestuurders, had zich kleiner ge
maakt, naarmate d5 vreemde indringer
meer plaats eischte. Zoolang Amsterdam
leefde, was er nog hoop.
Daar was echter plotseling de eisch ge
komen: „de poorten van Amsterdam open
zetten voor de Fransche adelaars". Wat
daartoe aanleiding had gegeven
Haarlem, waar onze veel geplaagde Ko
ning Lodewyk destijds vertoefde op het
Paviljoen, was tot dusver verschoond ge
bleven van Fransche bezetting, wat wel
opmerkelyk mocht heeten voor een plaats
zoo dicht bij de kust gelegen.
Óp zekeren dag echter had er zich een
Fransche legerafdeeling voor de poort ver
toond, om door de stad te trekken of haar
te bezetten. Die soldaten waren niet toe
gelaten. Al moest hier meer aan misver
stand dan aan onwil worden gedacht, 't
geval was te Parijs hoog opgenomen.
De Fransche adelaar was beleedigd en
de genoegdoening daarvoor moest volgens
Napoleon zijn „dat de stad Amsterdam
myn troepen een luisterryke ontvangst
bereidt en hun een feest geeft, dat alle
verbittering moet doen verdwijnen".
Zóó bad de meester gesproken en nog
bovendien bepaald, dat de gewenschte
feestelijke intocht op den 4en Juli moest
historisch, omdat hstdaar is geschied
den draad niet verbreekt, die het verleden
door het heden met de toekomst verbindt;
omdat alzoo in de historie reeds de toe
komst, zoo men niet op gevaarlijke
avonturen belust is, eenigermate begre
pen is; omdat de historie, inzonderheid
van Nederland, de groote daden Gods
verkondigt en met den Psalmdichter ons
juich-stof geeft: vergeet geenevanzyne
weldaden.
Christelijk-historischchristendom en
historie elkander aanvullend de laatste
beschouwd by het licht van het eerste
en aldus op haar beurt belichtend de
toepassing en uitwerking der beginselen
in het eerste vervat.
Christelijk-historischen dus antirevo
lutionair, omdat èn Christendom èn Ne
derlands historie tegen de Revolutie ge
tuigen, haar beginselen veroordeele i,
haar consequenties verwerpen, haar idea
len, die langs haren weg onbereikbaar
zyn, zelve als veel hooger en zekerder
bevatten en benaderen.
De oprichting van De Nederlander
sproot voort uit den kring van Christe-
ïyke vrienden, die gedurende eenige jaren
op de bekende April- en Octobers-mee
tings te zamen vergaderden. De oprich
ting van een dagblad werd terecht het
beste middel geacht tot vorming van
een Christeiyke Staatkundige partij.
Steun beloven of geven dit bleek ook
hier is echter niet hetzelfde. Velen
achtten een eigen orgaan onmisbaar,toen
het was opgericht bleef de steun èn door
medewerking èn door abonnementen uit.
Van meet af aan was het gesukkel met
de financiën, zoowel als met de redactie.
plaats hebben, de Koning en zijn hof het
voorbeeld moesten geven van voorkomen
de behandeling dezer troepen.
Wat stond onzen schijnkoning te doen
Bukken of heengaan. Hij besloot tot
het laatste. „Den 4en Juli zal ik opgehou
den hebben te regeeren."
Op den len Juli deed hij op het Paviljoen
afstand van de regeering ten behoeve van
zijn oudsten zoon Napoleon Louis, een
vijfjarig knaapje en vertrok in den
nacht van den 2en op den 3en Juli langs
Amsterdam naar de badplaats Töplitz.
Droeviger regeering dan die van Lode
wyk Napoleon geweest is, laat zich moei
lijk denken. Steeds gedwongen op wegen
te wandelen, die de zijne niet waren, steeds
bespionneerd door de handlangers van
zijn machtigen broer, steeds van uit Parijs
gekweld door aanmatigingen, steeds mis
kend en gehoond, is hij op zijn post ge
bleven, om zijn onderdanen voor erger te
vrijwaren.
Hij heeft den koopman de hand boven 't
hoofd gehouden, de invoering der con
scriptie tegengehouden,en zijn Hollanders
zijn er hem dankbaar voor geweest.
Was hij meer man van karakter ge
weest, hij had eerder 't bijltje er bij neer
gelegd, had hij meer aan de eischen van
zijn broer voldaan, 't zou tot schade van
ons land zyn geweestin de gegeven om
standigheden waren zijn zwakheden de
kracht der Hollanders geweest. Volkomen
te begrijpen dus, dat ons volk het heen
gaan van den „lammen Louis" oprecht
heeft betreurd.
Woorden zijn niet in staat om 't gevoel
van wanhoop aan te geven, dat onze voor
vaderen moet hebben bekropen,toen ze de
apothéose van hun volkomen vernedering
met het uur zagen naderen.
„Zij r aderden, die Hollands vlag van de
aarde verdelgen, Hollands taal uitroeien,
Hollands goed rooven, Hollands kinderen
van het hart der moeders rukken en naar
de slachtbank sleuren zouden".
Even na tweeën kondigde kanongebul
der de komst der ongenoode gasten aan,
en kort daarna vertoonden zich de troepen
voor de Muiderpooit, waar ze door burge
meester Van de Poll werden ontvangen.
Te stad binnengetrokken, vonden ze er
Op Groen alleen dreef alles, behoudens
de geregelde hulp van Wormser en en
kele anderen. Wel mocht de eerste zieh
by den laatste beklagen, dat hy 'n „slaaf"
van zyn courant was, dat de Nederlander
geen „collectief persoon", maar één „in-
vidu" moestjheeten, want hy zelf schreef
bijna alles en werd zoozeer door dezen
arbeid geabsorbeerd, dat Wormser hem
meende te moeten waarschuwen en ver
manen, niet ook het fonds van arbeids
kracht door deze inspanning te verbrui
ken. Toch arbeidde Groen voort, steeds
onvermoeid, en hopend eindelijk eens
het vuur bij de vrienden te doen ont
branden. Tevergeefs.
Er is een onverschilligheid, die erger
is dan hatelyke vyandschapeen lyde-
lykheid, die meer kwaad doet dan felle
bestrijdingeen niet-medewerken, dat
ontaardt in heftige tegenwerking. Met
die onverschilligheid, met die ly delijkheid
had Groen te kampen, 't Was echter een
hopelooze worsteling. Reeds uit de Kamer
geweerd, werd Groen in 1855 ook dit
wapen niet door vijanden, tmaar door
vrienden en medestanders uit de hand
geslagen.
En de vijanden, hoe hielden zij zich
Leugenachtige verdachtmaking, belaste
ring, lage tactiek en gemeene bestryding
aan de orde van den dag. Zoowel jegens
den inhoud als jegens vorm en toon van
Groen's blad. Jegens den inhoudmen
noemde de richting der courant nu eens
contra-revolutionair, dan weer reactionair,
ook zelfs revolutionair en anti Neder-
landschmen schold haren redacteur nu
eens voor een Jezuiet, dan weer voor
anti-papist, ook wel voor farizeër en
het geheele garnizoen langs den intochts-
weg geschaard. Geen wanklank werd ver
nomen, en het onthaal dat manschappen
en officieren dien dag en de daaraan vol
gende genoten, liet niet te wenschen.
We kunnen het relaas van den intocht,
zooals dat te vinden is in de Koninkiyke
Courant van den 6en, en woordelijk daar
uit overgenomen in de Amsterdamsche"
van den volgenden dag, wel met stilzwij
gen voorbijgaan.
We vinden daar feiten, we zouden er
gaarne den indruk van zien weergegeven,
dien de gebeurtenis op het volk maakte,
maar de woc rden daaraan gewijd, dragen
duidelijk het stempel der onechtheid.
„Deze merkwaardige gebeurtenis had
eenen ontelbaren vloed van aanschouwers
geloktbewondering over de schoone
houding der troepen, eerbied voor de dap
peren en aandoening over het treffend
onthaal van deze alles overwinnende ben
den, was het gevoel van alle harten en het
onderwerp van alle gesprekken Dat alles
zag de redacteur der „Koninklijke" door
zijn offlciëelen bril.
Maar Van de Vijver die uit eigen oogen
zag, oordeelt heel anders „Er heerschte
eene doodelijke stilte te Amsterdam het
was'als een sterfhuis, door 't verscheiden
van het hoofd des eerwaardigen gezins, in
smart en rouw gedompeld. Die buiten
openbare betrekkingen waren, bleven in 1
hunne woningen, die zich hier en elders
moesten vertoonen, pasten op hunne lip-
pen. Want bespieders en verklikkers
waarden heimelijk rond
Meer dan lange beschouwingen zegt ons
de navolgende anecdote, door Jorissen
meegedeeld, als we vragen naar de stem
ming der Hollanders op dezen sterfdag.
De ministers van den gewezen Koning
kwamen maarschalk Oudinot in zijn hotel
begroeten. „Cambier kon zijn aandoening
niet bedwingen, de tranen rolden hem
over de wangen".
„Voyons, M. Cambier, ne pleurez pas
ainsi", troostte de hertog „car, par ma
foi, j'en ferai autant, et nous serions ridi
cules tous les deux". (Schrei toch zoo niet,
Cambier, want ik beloof je, ik zal het ook
gaan doen, en' dan wouden we allebei be-
lachelykzijn.)
Oudinot, hertog van Reggio, een man
schriftgeleerde, ja men verstoutte zich
om Groen en zijn actieve medestanders
(Groen en Comp.) met den vereerenden
naam van acteurs en tooneelhelden te be
titelen, die naar het in hun kraam te pas
kwam Ultramontanen, revolutionairen,
zoo noodig ook Turken zouden steunen
men gebruike allerlei sophismen, onbil
lijkheden, leugens en lasteringen om den
invloed van het blad maar te fnuiken.
By het afbreken en verdachtmaken van
den inhoud bleef het echter niet; ook de
vorm, de toon van de Nederlander moest
het ontgelden woord-geknutsel en woor
denspel; een maaier door elk, die van
sofismen afkeerig is, naar waarde ge
schat 't schandeiykst oppositieblad, dat
ooit in Nederland heeft bestaan.... Waar
toe nog meer opsommen Slechts ééne
uitspraak van Isaac Da Costa wil ik hier
tegenover stellen„Zoo ik iets op den
strijd, door de Nederlander gevoerd, heb
aan te merken, het is zyne tè groote goed
heid en beleefheid».
Men zal zich by zulk een verguizing
der vijanden, naast zulk een tegenwer
king der vrienden, eenigermate in Groens
gemoedstoestand kunnen verplaatsen.
nik smacht naar rust11, was zyn klacht in
Juli 1855. Reeds vroeger was stakeu van
de Nederlander aan de orde gesteld, maar
men had tot het laatste toe den kamp
volgehouden. Ook was men nog op split
sing ter voortzetting bedacht geweest
splitsing óf in politiek- en volksblad, óf
in politieke courant en kerkelijk week
blad. Maar wat kan men te midden van
zoo groote lauwheid beginnen Zoo was
staking onvermydelijk. Gelukkig waren
er ook, die haar 'betreurden, die alle
ven hoofsche vormen, maar stipt in de
uitvoering van de bevelen zijns meesters,
kreeg nog een kleine affaire te vereffenen,
waarop hy naar alle waarschynlykheid
niet zal gerekend hebben.
Het bleek hem, dat de jonge Napoleon
Louis, op dat oogenblik wettelijk de dra
ger was der Hollandsche Koningskroon,
en hy mocht aannemen dat dit Konings
kind door zijn machtigen oom op zy zou
worden geschoven.
Hij bezocht dus den Koninklyken
Knaap op het Paviljoen te Haarlem en
regelde daar alles zonder zich om Lode
wijks voorschriften te bekreunen. De K o-
ning zou vooiloopig daar blijven, onder
bewaking van een eskadron cavalerie en
byzonder toezicht van een stafofficier.
De kennisgevingen van de troonsbestij
ging van Napoleon Louis aan de officieren
van land- en zeemacht, die juist ter ver
zending gereed lagen, moesten op bevel
van Oudinot biy ven liggen. Maar de land
drosten der verschillende gewesten had
den het bericht reeds ontvangen.
In Oost-Friesland was de nieuwe regee
ring aanstonds erkend erkend en als ge
vestigd beschouwd. Zij, die daar op den
lOen Juli de godsdienstoefeningen bij
woonden, hoorden den zegen Gods af-
smeeken over Jden jongen vorst met deze
formule„wij bidden voor onzen jongen
Koning Napeleon Lodewijk en voor de
Koninginne Regentes van ditKoninkrijk"
Juist één dag te voren had Napoleon te
Rambouillet het besluit geteekend, dat
begon met de volgende artikelen
Art. l. Holland is met het Keizerrijk
vereenigd.
Art. 2. De Stad Amsterdam zal zyn de
derde Stad von het Keizerryk.
Een stroom van burgerlijke beambten
overdekte weldra ons land, een zondvloed
van plagen stortte zich uit over de diep
vernederde Hollanders. Niet zonder hui
vering kunnen we ons de ellende van
dien tyd voorstellen en onwillekeurig ko
men ons daarby de woorden op de lippen
„Een volk, dat zijn redding elders dan
in zichzelf zoekt, vindt onvermydeiyk
zyn ondergang." Handelsblad