N. NIEUWSELAD VOOR ZEELAND I i'S I I No. 221. 1910. Dinsdag 21 Juni. 24e Jaargang. GHR1STELIJK- Herstemiöï Dinsiaj ;8 Juni HISTORISCH leusden in 51.6. ie echt d, t, elbitrg. akte. Co., veulen, aan den r, ASSEN» ld" t 30 Juni veulen, Jb VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. W. van Oeveren. C. P. Vogelaar- E. B- Dumoleyn A. Moerdijk. J. A. y. Rompu. J, P. A. M. v. Wae8berghe. De 10-urige arbeidsdag. S. J. DE JGNGt-VERWEST, te Goes F. P. D'HUSJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN l;eer gewild ancier het raat 11, lae udië/ st, na sel. n en een P. COP- hijnsburg. 159, or p. QT, Oost- ekte der elyk of 11 skinde- e. d een Inge. t, Goes. -#> Vrnl em, E CS1 RA, ov>müsie. iekenhof, POOLSE, - IEDEREN WERKDAO DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25, Enkele nummers B Q02*. 2t|f, die zich met 1 Juli a.B. op one blad abonneeren, out- ▼anipen het tot dien datum gratln (tusschen 8 en 5 uur). Wy blijven dringend aanbevelen Voor Goes Voor Hulst {^Ziehier wat minister Talma in de zitting van 9 Dec. '09 volgens het verslag der Handelingen zeide: Naar aanleiding van den tienurigen ^arbeidsdag wensch ik hét volgende te Igzeggen. Ik heb eigenlyk nooit gedacht, dat de jjiKamer te dien opzichte eenigszins in ^onzekerheid kon zijn ontrent mijn mee- ~ning. Ik heb in het voorjaar open en ||rond meen ik gezegd, hoe ik dacht over ^de motie en over de beweging zelf. Ik gjieb gezegd, dat ik, iid van de Kamer ^zjjnde,niet voor de motié zou stemmen, gp Mynheer de VoorzitterIk wensc hier ^vast te leggen, dat ik daarmede op geen enkel oogenblik in strijd kwam met mijn verleden. Er is geen enkele arbeider onder degenen met wie ik de eer heb gehad jarenlang te werken, die mjj zal zeggen g^dat is in stryd met uw verleden. Ik heb altijd in Patrimonium gezegd past op, JJ,een schematische beperking bij de wet van den arbeidstijd zal altijd een uiter- i mate ingewikkelde zaak zijnverwacht Cer niet te veel van. Voor zoover ik my ^daarvan bewust ben heb ik steeds in die richting gewerkt in den kring waar in ik te werken had. De beweging daarentegen heeft my'n volledige sympathie. Dat heb ik toen uitdrukkelijk aangetoond en dat heb ik in de Kamer herhaald. Ik verzeker de Kamer, dat ik doen zal wat ik kan om die beweging te versterken. Men is in bijzonderheden getreden en heeft gevraagd, of een regeling te wachten is in afzienbaren tyd. Ik weet niet wat een afzienbare tijd. Vraagt men mij wat op dit oogenblik aan den gang is. dan antwoord ik dit. Vooreerst hebben wy het onderzoek ingesteld, omdat het een van de moei lijkste en gewichtigste punten is, naai de continu-bedrijveu. In de tweede plaats zullen het vol gend jaar, naar wy hopen, in het jaar verslag van de centrale arbeidsinspee- tiè kunnen worden medegedeeld de resultaten van het onderzoek van de inspecteurs naar de arbeidstijden in alle bedrijven, welke onder de Veilig heidswet vallea, zoodat dan natuurlijk een groot deel van de industrie kan worden overzien. In de derde plaats ben ik voornemens om in de in te dienen wijziging der Arbeidswet, die ook noodig is in verband met de Berner Conventie en tevens in verband met die Conventie kans heeft spoedig tot stand te komen, aangezien wy daarbij aan een legalen termijn gebonden zijn, ook op te nemen de beperking, zooveel mogelijk, van den arbeidstijd die nu op 11 uur gesteld is, tot 10 uur, teneinde aldus, binnen zeer korten tyd in de industie, welk te maken heeft mét beschermende personenen dat is een zeer groot deel der industrie een stoot te geven in de richting van den tien urigen arbeidsduur. Al die zaken ben ik voornemens te doen, al zal het wel doorkruist worden F door andere voorstellen. By desteen- houwerswet zullen wij den tienurigen arbeidsdag niet kunnen voorstellen wy zullen daar moeten hebben een negenurigen arbeidsdag, omdat in dat vak de gevaren, welke voor de gezond heid der arbeiders bestaan, een groo- tere beperking vragen dan tot 10 uur. In die richting zullen wij dus wel ^degelijk voortwerken, ten einde te trachten te komen in steeds broederen kring tot een beperking van den ar beidstyd. De beweging van den tienurigen arbeidsdag accepteer ik; ik meen, dat in de overgroote meerderheid van de ge vallen, wanneer geregeld 10 uren wor den afgezonderd voorden dagelykschen arbeid, bereikt wordt de grens, waarop de andere levensfunctiën van den mensch niet al te zeer schade lyden. In dezelfde zitting van 9 December sprak de minister nog het volgende in antwoord op een bemerking van den heer Schaper Wat den 10-urigen arbeidsdag be treft, daarby heeft de geachte afgevaar digde van Appingedam iets onaange naams tegenover mij gezegd. Hjj heeft het doen voorkomen alsof ik den 10-urigen arbeidsdag zou hebben geproclameerd voor de beschermden bjj de Arbeidswet by wy ze van improvisa tie, en dat ik daartoe door het debat zou zijn gedrongen. Nu mag de afgevaar digde zooveel bezwaren tegen mij in brengen als hy wil, maar hy mag niet aantasten mijn karakter als Minister. Het zou toch onvergeeflijk in mij zijn geweest, indien ik zulk een gewichtige beslissing a l'improviste had genomen. Op het oogenblik, dat ik als minister optrad, heb ik mij altijd vast voorge nomen, dat, zoodra er een wijziging zou moeten komen van de Arbeidswet, bin nen welker kader deze zaak zou liggen, ik ook daartoe zou overgaan. Ik heb nooit eenig ander denkbeeld gehad. Niemand kan my ooit iets hebben hoo- ren zeggen, dat een andere richting uit ging. En wanneer de geachte afgevaar digde meent, dat dit onbeduidend is voor de bevordering van den maatregel van den 10-urigen arbeidsdag voor vol wassenen, dan zou ik hem willen vragen of hij dan nooit heeft gehoord van zeer belangrijke bedrijven, waar feitelijk de arbeid van volwassenen onmiddellijk samenhangt met dien van de bescherm de personen. Waar de minister dergelijke verklarin gen aflegde is het op zijn allerminst voor barig nü reeds te willen decreteeren, dat van den tien-urigen arbeidsdag niets komt, en op dien grond den staf te breken over den heer Talma en gansch het Chris telyk Kabinet. Men kon dan toch afwach ten, wat de minister toegezegd heeft, ge- lyk mr Aalberse opmerkte. Maar de sociaal-democratische pers heeft al tyd byzondere haast, wanneer zij meent een Rechtsch minister te kunnen bestrijden. Van de Rechterzyde kan nu eenmaal voor de sociaal-democraten niets goeds komen, getuige 1905, toen gansch het socialistisch kamp te hoop liep, om het Kabinet to bestryden, dat de arbeidswet geving krachtig wilde bevorderen, en zonder welks nederlaag wy nu ongetwy- feld een flink eind verder zouden zyn. Een iets minder hooge toon zou daarom by de woord- en penvoerders der S.D.A.P. niet misplaatst zyn, maar Wy voegen hieraan toe hetgeen Eet Huisgezin schryft; Wy hebben het vorige jaar geen instem ming betuigd met de door de Tweede Ka mer aangenomen motie betreffende den tienurigen arbeidsdag. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 '"ent Evenmin koesteren wij thans sympa thie voor de vanwege het Bureau voor de R. K.Vakorganisatie ontworpen betoogin gen voor den tienurendag. Of wy dan de menschen maar willen lateu werken tot ze er bij neervallen Natuurlek niet. V:1W; Of we dan niet van oordeel zijn, dat voor sommigen een overmatig lange arbeids duur wordt gehandhaafd Zeker. Maar wy blij ven bezwaar hebben tegen een wettelijke regeling, welke voor alle volwassen mannelijke arbeiders (van kin deren, onvolwassenen, en vrouwen is in dit vorband natuurlijk geen sprake), on verschillig het 'soort van arbeid door hen verricht, een arbeidsduur van ten hoogste tien uren vaststelt. Tegen deze uniformiteit en tegen een regeling door den rijkswetgever hebben wij ernstig bedenking. Bevordere men allerwegen krachtig de vakorganisatie],enTate deze, als vertegen- woordigster'van dén arbeid, met de werk gevers een regeling treffen voor den ar beidsduur in overeenstemming met de zwaarte en|Ide]soort van het werk met de eischen der practyk en met wat eens men schen leven merkwaardig moet maken. Men zal dan wel niet een automatisch werkende regeling verkrygen, doch wat men verkrijgt zal beter aansluiten bij het leven. De betoogingen voor den 10-urendag zullen in de maanden Juli en Augustns worden gehouden. Kome men er niet mee aan op het plat teland, waar in drukken tijd heel andere werkdagen dan van tien uren worden ge maakt. En rekene men ook niet te zeer op de instemming van allerlei soort werklieden, die, in de wintermaanden weinig of niets te doen hebbend, blij zijn in den zomer flinke dagen te kunnen maken, teneinde zoo evenwicht teknnnen kry gentusschen hun uitgaven en inkomsten. Men kan wel den tienurigen dag vragen, maar wie komt met een wetsontwerp, dat niet van uitzonderingen krioelt, zóó,dat er van het beginsel niet meer dan een schijn tje zou overbly ven 20 Juni 1910. De man dien wij voor den schrijver hielden van het door de Centrale Vry zin nige Kiesvereeniging in het district Goes verspreide pamflet „Een woord van ver weer aan De Zeeuw", wil niet zeggen dat hij de schrijver ishij verwees ons naar het bestuur der Centrale Vrijzinnige. Dat zyn de heeren J. Lindenbergh Czn. te Wemeldinge, voorzitter, en L. M. Raams- donk te Baarland, secretaris. Wy herhalen daarom hierbij onze uit- noodiging, nu aan genoemde heeren, om hunne beschuldiging als zouden wij tel kens, wanneer de heeren Ochtman, Lens hoek en Fransen v. d. Putte candidaat voor de Staten waren (wij willen den ge meenteraad er nog welbij nemen!) allerlei leelyks van hen hebben gezegd, waar te maken. Zij hebben zeker de bewijzen voor hun beschuldiging wel voorhanden. De schryver van het pamflet heeft ze, naar we veronderstellen, niet, maar dan zullen zij ze wel hebben. Mochten zij ze ook niet hebben, dan zullen genoemde heeren candidaten ze nog wil hebben zij kunnen derhalve al licht bij die heeren wel terecht. Lukt hen ook dat niet, welnu, dan ver wachten wij hen ten onzent om inzage te nemen van onze verkiezingsnommers en andere nommers van De Zeeuw, waarin de candidaturen van genoemde heeren be sproken worden. De man, dien wij voor den schrijver van het pamflet hielden, vertelde ons dat wij verplicht waren onze onschuld te bewij zen en niet de C. V. K. om onze schuld aan te toonen. Wat natuurlijk naïeve onzin is. Een „listigheidje". Zoo iets verwachten wij echter van de heeren J. Lindenbergh Czn. te Wemel dinge en Raamsdonk te Baarland niet. Zij zullen wel zoo humaan zijn jegens den politieken tegenstander, om, wanneer zij hem openbaar beschuldigen, die be schuldiging te bewijzen Wij wachten de heeren. De Goescke Grt. laat een zekeren Z. zijn gal uitspuwen over een strooibiljet van anti-revolutionaire zijde verspreid over een leugen daarin verteld, en over het stil zwijgen van D« Zeeuw hierover. Over die circulaire dit. Wij hebben ze niet gelezen, dus moeten wij aannemen dat hetgeen de Goesche Grt. zegt, alzoo is. En dan willen wij wel zeggen, dat wij het zeer afkeuren en betreuren dat de schrij ver van die circulaire daarin een laster lijke mededeeling omtrent een der can didaten deed. Hij had deze behooren in te trekken. Maar dat zal hij allicht niet willen, omdat wf dan achter zyn naam zouden wezen. W ant en wy willen de Goesche nu wel eens een geheimpje ver tellen wij zeiven zoeken nog steeds naar den dader. En wel om hem aan zyn verstand te brengen, en door de Kiesver- eenigingen te laten uitmaken, dat hij,door deze circulaire te doen drukken, is gegaan buiten zyn bevoegdheid. Dit geschiedde geschiedde buiten onze organisatie om,en dat is in onze partij verboden. Heel anders dan bij de liberale party daar is iedere vrijbuiter welkom, mits hy slechts den tegenstander afbreekt. Alleen van wege de Centrale mogen by ons verkiezings-circulaires uitgaan. Voor naamloos geschrijf stelt zij zich niet aan- sprakeiyken wy nog minder. En waar zij maar immer kan, zal zij dit kwade insluipsel in onze party keeren. Teruggenomen. By de stemming op 14 Juni heeft de liberale pers gezwaaid, o. a. met den naam van ds. v. Hoogenhuijze te Doorn, die 't samengaan der chr. historischen met de Roomschen onder anderen bestreden had met de mededeeling dat in kerk A te Rome een meisje,': met sgeweld was binnenge sleept enin bewaring genomen.„Dit grie zelige verhaal deed nogal opgeldmaar de redactie van Het Gentrum liet een onder zoek doen te Rome by den Nederl. Consul, een vrijzinnige zoon van Prof. Molen- schott, welke antwoordde dat hetheele verhaal verzonnen was. Ds. v. Hoogenhuijze plaatst nu in zijn „Zondagsbode voor Doorn" een stukje waarin hij de beschuldiging terugneemt. Tegelijk verklaart hij hoe het praatje in de wereld gekomen is. Hij schrijft„Ds. v. d. Brugghen heeft mij genoemd op een open briefkaart, den naam van de dame, die het hem onder groote verontwaardi ging heeft medegedeeld. Deze dame ech ter kan en wil ons niet verder inlichten, daar de persoon, die het haar vertelde, niet v enscht genoemd te worden. Waar dus de verklaring van den Nederland- schen consul (niet Roomsch) te Rome, staat tegenover een mededeeling van een dame, welke zij niet verder kan of wil be- wyzen, moet men natuurlyk, tenzij er meer licht komt, den Consul gelooven, zoodat we dit verhaal terugnemen. A. G. H. v. H." Werden zoo alle onjuistheden tegen de stemdagen geexploiteerd, even vlug, te ruggenomen, hoe veel minder onaange naam zou de stembusstrijd zijn. Luister hoe De Maasbode de beteekenis schetst van de Statenverkiezingen op Woensdag j. 1. Ondanks de politieke overlijdens ver klaring van Dr. Kuyperondanks den opgewekten haat tegen de antirevolutio nairepartij in haar geheel, ondanks het gezaaide mistrouwen tegen het chris telijk kabinet, in spyt zelfs van de Bor- romeus-encycliek, welke de wig moest drijven tusschen de coalitiegenooten is het liberalisme over heel de linie gesla gen, en in de felle lichtcijfers voor de vensters van ons bureau schitteren de 51 behouden christelijke zetels van de Provinciale Staten van Zuid-Holland en wappert weer over de duizenden en duizenden, die victoriejuichend en zin gend voor onze bureau's zijn samenge stroomd, de blijde triumfvlag uit. Hel volk, de kiezers, hebben met on miskenbaar geluid hun keuze van rechts bekrachtigd, hebben metoverweldigende meerderheid hun onwankelbaar ver trouwen uitgesproken in het christelijk beginsel, en in de regeering, welke tot heil en welzijn van ons land en volk, dat beginsel krachtig belydt. Na een jaar van smaad en verguizing heeft het christely k volk van Nederland ook zyn onwankelbaar vertrouwen uit gesproken in den grooten man, wiens bouwwerk op dezen dag weer met nieuwe schittering wordt omglansd, en die in zijn eigen district Ommen den liberaal ziet uitgeworpen om er een man van christelijke belijdenis voor in de plaats te stellen. Ook Dr. Kuyper heeft op den merk- waardigen dag van Woensdag den dank van zijn volk opnieuw ervaren. Voor deze hulde van een Roomsch blad aan den fel vervolgden leider onzer party onzen dank. Opzweeping van kerkelijken hartstocht. „Een lid van de Staten-Generaal, be hoorende tot de liberale party, gaf by de verkiezingen van 1905 aan de kiezers den raad hun keuze op hem te vestigen, omdat de belangen der Ned. Herv. Kerk veiliger aan hem waren toevertrouwd dan aan den tegenstander, die Gerefor meerd was. Daargelaten de valsche aan tijging, die daarin lag opgesloten tegen den Gereformeerden candidaat, blykt uit dat voorbeeld, hoe liberalen niet schro men om, waar het in hun kraam te pas komt, kerkelijke geschillen over te brongen op politiek terrein. Niettemin noemen zij ons, die niet vragen naar de kerkelijke richting van den candidaat „de Kerkelijken" I" Eenige jaren geleden lazen wy dit in De Nederlander. Bedoeld liberaal Kamerlid is jhr. v. Poorn, lid voor Gouda. De man waarom, dat zullen wy daar laten, acht zich geroepen, de zaak der anticlericalen te dienen, door zich voor te doen als verdediger der belan gen van de Ned. Herv. Kerk. Nu, als men nagaat op wat fanatieke wijs, hy dezer dagen in de Tweede Ka mer de party van Troelstra koos in de quaestie der enquête inzake de lintjes zaak, dan begrijpt men wel uit wat hoek bij dezen vrijzinnigen verdediger der Herv. kerk de wind waait. In dit licht moet men dan ook de interpellatie beschouwen van jhr. van Doorn inzake de Borromeo-encycliek. De man heeft een politiek fortuintje op 't oog voor de liberale, van ouds anti- clericale party. En meteen brengt hy weer een paar dagen noodeloos zoek, die èn de Kamer, èn de betrokken mi nisters van buitenl. en binnenl. zaken, beter konden gebruiken. De Nederl. schreef indertyd boven haar stukje „Opzweeping van kerkelijken hartstocht". Wat is het bedrijf van jhr. v. Doorn anders? Het maakt op den buitenstaander den indruk van 't grijpen van den drenkeling naar een strooihalm. Want men ziet 't allerwegen 't liberalisme takelt aan alle kanten af. Ztjn beste mannen verdwynen van het tooneel. De Van Houtens, de Plate's, de Levy's, de Romeyns en Ter Spills, straks de Tyderoans en Beaufbrts, de Ketelaars en Marchants, verdwynen allen zien»

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1910 | | pagina 1