NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No 211. 1910.
Do derdag 9 Juni,
24e jaargang.
JONATHAN MERLE.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HU:J, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Aan de Kiezers.
79 FEUILLETON.
UIT DE PERS
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummersQQ21.
UITGAVE-DER l-IRMA
EK VAM
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 ^ent
vu
VAJ, <lie zich met 1 Juli a.m.
op oum blad abonneeren, out
vangen bet tot dten datum
gratia.
De Rechtsche Kiesvereenigingen heb
ben in de verschillende districten voor de
stemming van leden der Provinciale
Staten candidaat gesteld, als volgt
Kiesdistrict Middelburg:
BLUM. J. H. (aftredend lid.)
LOUWERSE. S.
DE VEER. Mr. A. A. (aftredend lid.)
Kiesdistrict Vlissingen:
GERLACH v. SINT JOOSLAND, H. J. E.
VAN DE PUTTE, G. (aftredend lid).
Kiesdistrict Goes:
DE JONGE Jz., M. (aftredend lid).
LUCASSE, Mr. C. (aftredend lid),
VAN OE VEREN, W.
VOGELAAR. C. P.
Kiesdistrict Tholen:
HOLLESTELLE, A. (aftredend lid).
TICHELMAN, H. J. (aftredend lid).
Kiesdistrict Z i e r i k z e e
-TIMMERMAN. A., Cz.
Kiesdistrict Hulst:
ÜÜMOLEIJN, E. B.
MOER UI JE, A.
VAN ROMPU, J. J.
VAN WAESBERGHE. J. P. A. M.
(Alle 4 aftredende leden.)
Kiesdistrict Sluis:
VANBORTEL, Mr. P. J.
HENDRIKSE. A. M.
De Zeeuw vereenigt zich gaarne met al
deze candidaturen.
Kiezers, stemt allen deze candidaten,
deze alleenen geen andere.
De stemdag is Dinsdag 14 Juni a.s. van
8 tot 5 uur.
8 Juni 1910.
De beer R. Derksen, secretaris van de
Unie, zendt ons de volgende verblijdende
mededeeling
„De 1000ste School met den Bijbel.
De Christelijke School, die den 15den
Juli 1910, des voormiddags 10 uur, te
Vreeland in de prov. Utrecht, feestelijk
geopend wordt, zal de duizendste School
met den Bijbel in Nederland zijn. Soli Deo
Gloria
VreelandMooie naamEn dat na
zooveel jaren van strijd
Merle- had haar, nadat de admiraal hem
had meegedeeld hoe alles geloopen was,
een kalm vriendelijk briefje geschreven
om haar geluk te wenschen, een briefje
dat haar slechts dierbaar was om de on-
derteekèning, maar verder tranen van
verdriet in hare oogen gebracht had. Er
was niets in van de oude hartelijkheid of
intimiteit, niets dat het haar mogelijk
maakte hem ©enigszins hartelijk terug te
schrijven. En na haar antwoord was er
geen brief meer gekomen.
Hierover peinsde Frances, terwyl zij in
het breede raamkozijn der bibliotheek zat
en in de Manor-bosschen tuurde.
De admiraal kwam binnen en vroeg
haar of het haar misschien genoegen zou
doen hedenavond Merle eens te gaan hoo-
ren, „want hoewel gij er nooit ter kerke
gingt, geloof ik toch dat hij een vriend
van je is," voegde hij erbij, want ook hem
was het opgevallen hoe stil en droomerig
zij zijn kon en hy had terwille van haar
besloten dezen buitengewonen stap te
doen. „O, graag oom r, zei zy blozend.
En zoo gebeurde het dat.de niets-ver-
moedende Merle plotseling geheel van
Wat is een bank van leening
Minister Regout zal binnenkort de wet
op de banken van leening in de Tweede
Kamer hebben te verdedigen.
Artikel I van het ontwerp zegt u wat
een bank van leening is.
Ziehier
„Deze wet verstaat onder bankén van
leening alle inrichtingen, waar gewoon
te wordt gemaakt van het in ontvangst
nemen van roerende zaken tegen afgifte
van geld en het weder afgeven van die
zaken tegen ontvangst van geld of an -
dere roerende zaken aan houders van
bij de ontvangst van de roerende zaken
afgegeven geschreven of andere stuk
ken of andere voorwerpen".
Weet u 't nu
Lees 't dan nog maar eens en u weet
't nog niet.
Het was gisteren te Goes by/t uitgaan
der middagschool noodweer, en 't stort
regende.
V ele kinderen kwamen kletsnat thuis,
zoodat moeder hen moest verschoonen;
goede kleertjes bedorven werden, en me
nig schoeisel zoo nat was dat 't van daag
wel niet droögzal zijn. Menige jongen
moest dan ook gisteren zyn Zondagsche
kiel en Zondagscne laarzen aantrekken.
De school wie 't geldt moge zich dat
evenzeer aantrekken. Maar hulde bren
gen wij aan 't hoofd der Chr. School,
Niéuwstraat, die de kinderen een poosje
binnen hield, zoodat ze allen droog thuis
kwamen. Vooral voor kinderen die ver
wonen, byv. te Kloetinge, was dit prettig.
De vry zinnige en socialistische pers
heeft zich gehaast een stuk te knippen uit
de jongste Pauselijke Encycliek,inzake de
Hervormine en de Hervormers.
Paus Pius X heeft in dat stuk, geschre
ven by gelegenheid der heiligverklaring
van Carolis Borromeus, de Reformatie
aangevallen in de Hervormers uit Borro
meus' tijd, van welke het heet: „hoog
moedige en oproerige mannen, vijanden
van Christus' kruismannen die alleen
bezield waren met aardsche gevoelens en
wier God hun buik was", welke „verslap
ten voor zichzelven en voor anderen de
banden van het geoorloofde,of verwierpen
met minachting de gezaghebbende leiding
der Kerk om de hartstochten der meest
bedorven vorsten en volken te steunen",
enz.
De vryzinnige pers is van meening dat
de anti-revolutionaire bladen deze voor
zyn stuk gebracht werd door de komst
van den admiraal en Frances. Dat zy op
de Manor was, was hem overbekend en
had hem al menig moeilijk oogenblik ge
kost, maar dat de admiraal goed zou vin
den met haar ter kerk te gaan had hij
nooit gedacht.
Hij gaf zijn tekst op en begon tepreeken,
maar hoe vpist hij het eerste kwartier niet.
Zijn eenige gedachte was „doorpraten" en
langzamerhand kwam er helderheid in
zijn' geest en daarmede bezieling in zijne
woorden. Hij was dankbaar toen hij
„amen" zeggen kon, want het „niet voor
my" kostte hem moeite, toen hij haar
vlak tegenover zich zag zitten, wel eene
heele dame, maar toch als zij de oogen
tot hem opsloeg zoo geheel de oude Fran
ces. Meer dan ooit v oelde hij dat hij haar
liefhad.
Dadelijk naar huis gaan kon hij niet.
Hy moest ergens heen waar hij sympa
thieke stemmen hoorde en hij sloeg den
weg in naar Broomhill.
Ermyn was alleen thuis. Andreywas
nog niet terug uit de kerk. Zij was ver
heugd hem te zien en was juist bezig hem
te vertellen van haren schoonvader, die
kaï.ker had, toen Audrey de deur open
deed en Frances binnentrad.
De schok was voor beiden te groot. Er
myn begreep ineens en hielp hen er zoo
elk protestantsch gemoed stuitende ont
boezemingen wel zal doodzwijgen en de
socialistische pers is het daarmee op haar
manier eens.
w ij haasten ons deze bladen van Links
gerust te stellen. Wy hebben de geïncri
mineerde woorden uit deze encycliek ook
gelezen, en zijn het er heelemaal oneens
mee. Maar wij voegen er aan toe zij be
vatten voor ons heelemaal geen nieuws.
De Roomsche opvatting omtrent de Her
vormers is nu eenmaal zoo, en geheel
tegengesteld aan die van de Protestanten,
en de beschouwing over het geestelijk ver
val dier tijden is een geheel andere by ons
dan bij onze coalitiegenooten. Ook onze
kijk op bepaalde personen is een gansch
verschillende.
Men herinnerezich maar wat met name
Zelandia van Prins Willem I en de Nieuwe
Zeeuwsche Gt van Savonarola (schoon deze
nu juist geen Hervormer in den zin onzer
Kerkhervormers, doch slechts een voor-
looper wasdenkt.
Wij eeren nu eenmaal de nagedachtenis
van Huss in Bohemen,Knoxin Schotland,
Zwingli in Zwitserland,Luther in Duitsch-
land,Calvyn in Frankryk,en (uit de vorige
eeuw) Matamoros in Spanjeterwyl de
Roomsche Kerk juist het tegendeel doet.
Daarom komen ook wij ernstig er tegen
op dat 't woord „welker God is de buik"
op deze allen wordt toegepastal maken
wij ook onderscheid tusschen Calvijn en
Ulrich van Hutten, of tusschen Luther en
Gustaaf Adolfen protesteeren er tegen
dat De Tijd in éen adem noemt Luther en
Hendrik VIIIDe op-éen-lijn-stelling van
den geloofsheld van Wittenberg met de
zen Engelschen Blauwbaard achten wij
veel erger dan de bestreden woorden uit
de Encycliek.
Doch waartoe deze herinnering! Im
mers, dat Roomschen en Antirevolutio
nairen 't in 't kerkelijke niet eens zijn, is
algemeen bekend. Dat wij, indien wij 't
kerkelijk en geestely k met Rome eens wa
ren, Roomsch,oi omgekeerd de Roomschen
Protestant zouden zyn, ligt evenzeer voor
de hand.
Maar ook niet daarin moet men 't z waar-
tepunt der coalitie zoeken. Dat ligt hier
dat aan beide zij den 't allergrootste gevaar
van 't Liberalisme, zelfs van 't Protestan
tisme, gelijk dit zijn uiting vindt in den
Protestantenbond, wordt ingezien gelijk
Calvijn dit reeds deed, toen hij schreef
Het zou wat fraais zijn, dat ix den Paus
en zijn dienaren tegenstond, en inmiddels
hen geworden liet die nog veel gevaarly-
ker zijn. Daarom richtte dan ook Calvijn
zijn scherpste pylen op de libertynen, de
goed zij kon doorheen. Maar Andrey zag
slechts Merle's gezicht en rieponschul
dig„Wel Merle, hadt je juffrouw Avis
nog niet gezien sinds zy op Westbrookis?
„Neen," zei Merle, „ik had het genoegen
nog niet."
Frances zag hierin eene beschuldiging
tegen haar en begon hare excuses te ma
ken dat zij juffrouw Merle nog niet be
zocht had, de eigenlyke reden (zijn nooit
meer schrijven) als bij intentie verzwij
gend.
Had Ermyn niet zooveel tact gehad, het
gesprek zou zeker nog slechter zijn ge
gaan dan het in den beginne ging, maar
juist door hare gemakkelijke zelfbeheer-
sching verkreeg Merle de zijne en werd
hij uiterlijk als altijd. Slechts innerlijk
bleef het onrustig toen hij haar zoo ge
heel onveranderd zag, zoo dient bij haar
was en toch zijn hart moest gebieden stil
te zijn.
Frances was met Andrey meegeloopen,
om Ermyn iets te vragen. Merle's zelf be
heersching had zy niet en zoo gauw zy
kon stond zij op om huiswaarte te gaan.
De dominé bood aan haar te vergezellen,
hoewel het schemerde en er toch in Bar-
bleton daarvoor geene noodzakelijkheid
zou zijn geweest. Maar hij wilde zich
zeiven nog ééns het genoegen gunnen
naast haar te gaan.
geestelijke voorvaders van dezelfden die
thans met gewaande verontwaardiging
zich afwenden van de Encycliek.
Onze samenwerking is dan ook geen
kerkelijke, maar een politieke, die op ver
schillende gronden kan worden verde
digd.
Hetgeen ons van Rome kerkelijk scheidt,
mag ncoit worden weggedoezeld, maar er
is ook geen enkele reden 't bij de verkie
zingen op den voorgrond te schuiven.
Zeelandia drukke laatste clausule met
vette letter in haar kolommen afwant de
liberale en neutrale pers die zoo fe) bij de
jongste verkiezingen den antirevolutio
nair ten faveure van den Roomsche be
streed, zal nu met deze Encycliek den
antirevolutionair ten nadeele van de Room
schen in 't gevlei komen, en tegelijk
want dat is de bedoelingten fa
veure vanden liberaal.
De lieer Thomson over het enquête-
voorstel.
Daar Dh. Thomson de eenige „afge
vaardigde van links" is geweest, die zijn
stem onthouden heeft aan het voorstel
van Dh. Troelstra tot het houden eener
enquête omtrent de handelingen terzake
van decoraties, is „Haganus" van de
Leeuwarder Courant tot hem gegaan met
het verzoek dienaangaande eenige inlich
tingen te verstrekken- De afgevaardigde
voor Leeuwarden was daartoe direct be
reid. Het feit zelf, dat men hem om
inlichtingen vroeg, toonde, hoezeer de
stemming eene bij uitstek „politieke" is
geweest. „Immers, terwijl tal van afge
vaardigden gemotiveerd hebben, waarom
zij- met het voorstel niet mee konden
gaan, verlangt men die motiveering nu
nog eens afzonderlijk van mij aldus
dhr. Thomson „om de, eenvoudige
omstandigheid, dat ik links gezeten
ben".
Zóó heb ik het ook begrepen zoo ben
ik het blijven begrijpen.
„Laat ik u vooraf reeds zeggen indien
een stemming door „de politiek" be-
heerscht wordt, word dan nooit het slacht
offer van den schijn, alsof nu inderdaad
aan de zijde der tegenstemmers niets dan
tegenstanders, aan die der vóórstemmers
louter voorstanders van een voorstel ge
vonden worden. Als „de politiek" in het
geding komt, is het met individueel, zelf
standig overleg gedaan.
En die politiek zat er hier dik, veel te
dik op.
Veel te dik voor mij althans.
Stellig weet ik het te verklaren en
in zekeren zin dus ook te billyken
dat er onder hen, die jarenlang op staat
kundig terrein met Dr. Kuyper nauw in
aanraking zijn geweest, personen gevon
den worden, op wie het element der wraak
al te zeer vat heeft gekregenik behoor
niet tot hen. Ik heb het meer en meer
splitsen van ons volk onder het Kuyper -
beheer noodlottig gevonden; voor mij
had ook het veelvuldig gebruik van den
naam des Heeren op plaatsen, waar het
naar mijn meening geen pas gaf iets
aanstootelijks, maar trots dit is Dr. Kuy
per voor mij steeds geweest en gebleven
een onzer grootste figuren. Nooit heb ik
den eisch gesteld, dat hy als groote Ne-
derlandsche figuur volmaakt zou zyn.
Hij had fouten net als gewone menschen.
Doch omdat hij een buitengewoon mensch
is, kwamen ook zijn fouten meer uit.Hoo-
ge hoornen vangen nu eenmaal meer
wind dan gras, en zelfs onkruid. Hy
heeft zijn fout voor zoover die verband
hield met de decoratie-kwestie erkend,
en die erkenning op zichzelf reeds moet
voor de Kuyper-figuur een machtig mo
ment geweest zijnze was het voor
my zonder twyfelen ik had daaraan
genoeg.
Het was m. i. voldoende voor het alge
meen belang. De les is gegeven, dat de
Regeering voorzichtig moet zijn op het
gebied der toekenning Yan eereteekenen,
dat ze voorzichtiger moet zyn dan eertyds
deze eerste-minister geweest is, en met
die les doe men zijn voordeel. Een wets
voorstel om het verleenen van decoraties
aan zekere nauw-omlynde regelen te bin
den, of een motie in dien zin daai voor
ware veel te zeggen geweestdan ware
het zakelijk gebied betreden gebleven. Nu
ontaardde het naar mijn gevoel te veel in
een persooniyken aanval, ik kan my niet
ontgeven, dat reeds lang de actie gestaakt
zou zyn geweest, indien niet Dr. Kuyper,
doch een willekeurig ander minister da
man geweest was, wien eenig weefsel
tydelijk belet had zóó scherp te zien als
in 's lands belang noodig ware. Maar nu
heeft men er ook alles uitgehaald, wat er
bij mogelijkheid maar uit te halen was.
En op een wijze, die my persoonlijk BMtr-
malen tegen de borst stuitte. Ik kan nu
eenmaal niet lachen, als men een man
van in-de-zeventig, een figuur als Kuyper
poogt door belachelyk-making te dooden.
Het is een kwestie van temperament, van
humeur misschien, maar voor my is de
zaak te tragisch, te diep ernstig om zóó
behandeld te worden.
Zwygend wandelden zij beiden voort,
en pynigden hunne hersens om iets te be
denken, dat onzijdig was. De stilte werd
drukkend en moeilyk te verbreken. Ein
delijk zei Merle het domste wat hij had
kunnen bedenken: „Ik dank u voor uw
laatsten brief."
Toen ontwaakte ineens in Frances de
oude drift en zeide zij
„Fat is niet noodig. Mijn brief was een
antwoord op uw héél vriendelyk schrij
ven."
Toen zij het gezegd had, zoo by tend en
sarcastisch als zy nooit sprak, begreep zij
niet hoe zij gedurfd had en dan tegen hem,
den laatste tegenover wien zij ooit iets
anders had kunnen zijn dan stil en zacht.
Hij zeide niets, en wandelde voort, het
hoofd gebogen.
Het benauwde haar, dermate dat zy ein-
delyk zacht hare hand op zynen arm
legde en zeide„Vergeef u mij, mynheer
Merle, het was slecht van mij, ik moest
nè al uwe goedheid dankbaarder
Verder kwam zij niet. Bijna ruw stootte
hij hare hand weg en zeide: „Plaag mij
niet met je dankbaarheid, voel je dan niet,
datje my pijn doet
„Maar mijnheer Merle, ik bedoelde het
heusch niet zoo. Ik weet dat ik te veel
verwachtteu hebt zooveel menschen te
helpen en zooveel betere dingen te doen
dan aan meisjes zooals ik schryven
Verstomd staarde hy haar aan. „Hadt
gij- dan brieven verwacht
„Ja", zei zy vuurrood van verlegenheid
en schaamte, „maar, 0 mijnheer Merle,
vergeef het my, het was ondankbaar, ik
had moeten voelen, dat u je slechts kunt
geven aan hen, die het heel noodig hebben
en geen tijd hebt om briefjes aan my te
schrijven."
Hij bleef haar slechts aankyken en lang
zamerhand kwam er in zyn blik iets
teeders, iets liefs, iets onuitsprekeiyk ge
lukkigs. „Waart gy dan heusch gesteld
op brieven van mij, Frances, ik dacht dat
gij my niet meer noodig hadt nudaarom
zweeg ik.»
„Mijnheer Merle", zei zy slechts ver*
wytend.
„Frances Hij wist zelve niet waar hy
heenging. Hy liet zich maar meedrijven
met den stroom van gelukzaligheid, waar
door hy zich voelde meegesleept.
Zij keek hem aan, heel haar ziel in dien
blik; en zyne armen sloten zich plotseling
om haar ht en en zyn lippen vonden de
hare.
Een nieuw leven was voor Merle begon
nen. Na veel strijd en moeilykheden, na
veel lijden en veel verdriet was het einde
lijk weer licht geworden.
EINDE.