NIEUWSBLAD historisch VOOR ZEELAND Na 206 1910 Vrijdag 3 Juni 24e Jaargang CHRISTELIJK- JONATHAN MEftU. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK S. J. DE JONGË-VÈRWEST, F. P. D'HUÏJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN FEUILLETON. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers 80,02'. UITGAVE DER Ï-'IRMA liN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 ''ent. 2'PWFai-E /ij, die zich mot 1 .J n 11 tl.», op ons blad abonneeren, ont vangen hot tot dien datum f> ratls. XLIX. Onze Taak! Nu ons nog eenige dagen resten voor dat de Statenverkiezing gehouden zal worden, achten wij het onzen plicht nog eens op onze taak te wijzen. Alom zijn de mannen aangewezen voor wie wij in het vuur hebben te gaan. Vooral ditmaal heb ben wij een ongekenden ijver aan den dag te leggen. In de eerste plaats omdat het gaat voor uitbreiding onzer beginselen, dan, omdat we te letten hebben op wat in de Tweede Kamer is afgespeeld, en ten slotte, omdat de degelijkheid van onze candidaten onbetwist is. Het is zoo een onderscheid, met welk doel ge den strijd aanbindt en voert, 't Kan soms zijn voor kleine zaken, bijoogmerken en voor eigen eere. Dan strijdt ge, maar uw strijd is niet zuiver, de rechte beginselen ontbreken. Geheel anders staat de zaak, wanneer ge u opmaakt voor de verbreiding der begin selen die u dierbaar zijn. Dan ontwaakt er meer bezieling en levendigheid in u, naar mate ge beseft dat hooge en heilige belan gen op het spel staan. Wanneer men een maal gekozen heeft uit volle overtuiging voor de anti-revolutionaire beginselen,wat mag men dan anders verwachten dan dat ge voor die beginselen stryden en lijden zult, met een moed en geduld, een goed ■anti-revolutionair waardig! Te meer nog omdat ge de kracht dier beginselen in uw ■eigen ziel voelt en in de historie haar wer king en beteekenis hebt aanschouwd. Zeg ■zelf dan, is dit geen machtig ideaal om er maar te streven dat nog meerderen in hoo- gere en lagere kringen die beginselen zullen belydenDie gedachte moet ons leiden, moet ons sterken en aanvuren, omdat wij niet mogen rusten voor en al eer de triomf onzer beginselen volkomen is. Zekerhet kan zijn dat men strijden .moet om te behouden wat men heeft.Maar dat toch is niet het einddoel. Dat ligt ver der, in de overwinning. Met het oog des geloofs moet hier gearbeid worden, in de wetenschap, dat het niet onze zaak is, maar dat 't geldt de eer van onzen Koning. Hébben wij alzoo de voornaamste oor zaak en beteekenis aangegeven, er zijn factoren die in dezen ook van kracht zijn. 76 'Eindelijk ging hij voor zyn lessenaar -zitten en al zijn herderlijke terughoudend heid latende wegvallen, schreef hy alles .aan Frances wat"er in zijn hart was, zoo ver als dat mogelyk was zonder haar te zeggen welke plaats zy er in bekleedde, vertelde haar van zijne verdrietelijkheden •en moeilijkheden, hoe hij in niets meer lust had, en al de oude dierbare gezichten miste. Hij verzond den brief met het ge- VOi*l van iemand die in het pikdonker zijne anker* laat vallen en wachtte ingroote spanning"het antwo°rd- u Eerder da n gedacht had, kwam het want de lang ^erwachte brieven uit Au stralië waren eindt! k gekomen Frances was verzocht ze aan .bern ^°°r en zij antwoordde nu ,y Zy schreef hem hare eigene g<. a°^en ove|' het missen van die haar lief wai""enr ea vTat - - - - - - erlelas haar 5het meeste had geholpen. M den brief op de bank, waar zij het eers* hem gekomen was, en in zijne gedachte*11 zag hij haar voor zich, zoo liefelijk en teer, zoo heelemaal veel te goed en te mooi voor hem. Ellie kwam naar hem toe en hij nam het kind mee naar binnen, vertelde eerst grootma van het nieuws uit Australië en daarna ging hij met Ellie het heele dorp door om iedereen mee te deelen dat het de Wat de vorige weken afgespeeld is in 's lands vergaderzaal bij de behandeling van 't enquête-voorstel zyn voor ons reden om niet stil te zitten. Onze leider werd politiek dood verklaard en onze partij in haar wortel geknakt. Zoo bruiste het met galmende stem, en de fiolen van haat wer den over ons uitgegoten. Men stond Links vast aaneengesloten met de gedachte ,/Nu of Nooit!'' zal de doodsteektoegebiacht worden aan dr. Kuyper en de coalitie. Door het heldhaftig optreden van den edelen Lohman en anderen is de zaak tot hare juiste verhouding teruggebracht. Aan ons nu te toonen dat wij niet stervende zijn maar juist weer een nieuwe levenskracht ontwikkelen. Daarom mag er nu van goen stilzitten sprake wezen, mag niemand op het appel ontbreken en moeten wij als één man staan om den stormloop te keeren. Wat in den wortel aangetast is kwijnt en sterft. Maar het kan ook zijn dat men juist nieuwe levenssappen instort door wat anderen bederf zouden noemen, en dit is hier het geval. Nu men ons langs zulk een weg tracht dood te drukken, zullen wij leven bij de gratie Gods, en toonen dat zulke middelen geen verdoovende, maar veeleer een opwekkende kracht van zich doen uitgaan. Tenslotte wijzen wij op de onbetw iste degelijkheid onzer candidaten, die ons nopen moet tot onze uitnemende krachtsinspanning. Bekende mannen als De Jonge en Lucasse, oudgedienden, maar ook eenVogelaar en Van Oeveren, zijn een stel candidaten onze achting ten volle waardig. Onze taak is nu te arbeiden, in getrouw heid,om onzen mannen de overwinning te verzekeren. Ieder doe dat op zijn wijze en in dien kring, waar hij mee omgaat en verkeert. Propaganda voeren voor de be ginselen is zulk een schoone zaak. Dat is werken voor het algemeen bejang, waarbij niet eigen eer en dergelijke op den voor grond treden en al worden wij dan bijna als het ware met den vinger aangewezen, ook door predikanten, over ons geschrijf, dan deert dit ons niet.Wij weten wat onze taak is. Als dit stukje er toe bijdragen mag een overzicht te goven van die zaak, zijn wy meer dan voldaan. C. H. WIT1 WMMW- Enka's ontslag. Ds. Slotemaker de Bruine schrijft in De Voorzorg van den Christelijk Natio- Avises in Australië goed ging. Thuis gekomen beantwoordde hij het eerst Frances' brief, want hij wist dat die brief haar moeilijk moest zijn gevallen en wilde liaar niet lang in twijfel laten hoe hy was opgenomen. Hij waagde het dit keer iets verder te gaan dan nog ooit en begon met„Lieve vriendin I" Toen hij 's avonds met zijne moeder aan het [souper zat, kwam het gesprek op Bar- bleton en maakte hij eene opmerking die er heen wees dat hij er misschien niet altijd zou blijven. „Mijn zoon," zei zij, twyfelend. „Ja, moeder." „Hebt ge er wel eens aan gedacht dat ik niet eeuwig zal blijven leven En ook dat ik niet in staat ben om alles voor je te doen wat noodig is als je naar een grootere plaats gingt Zou je niet eens denken overtrouwen Merle werd vuurrood. Daar werd een van de grootste moeilijk heden als van zelf weggenomen „Ik heb er den laatsten tijd over ge dacht moeder", zei hij, „maar ik wist niet wat u er van denken zoudt." „Hebt ge over iemand in 't byzonder gedacht, Jonathan „Ja, moeder", bijna onhoorbaar. Jona than bloosde als een verlegen schooljon gen/De gedachten der oude vrouw gingen twee richtingen uit juffrouw Laus en Susanna Ralt. Maar juffrouw Merle had altijd gedacht dat haar zoon die zaak zou beginnen op eene manier die bij zijnen leeftijd en ervariug paste, niet dat hij zich 'sawrasvsisjr lïssaaaWBgiTOsaeBiaBBBS^imiisasamsflaiwawamBeeigsaeBesmi nalen Werkmansbond over het ontslag van mej. v. d. Vlies aan de Rotterdam- sche Diakonieschool Aangezien de Bond van Christen socialisten op rechtzinnig standpunt staat, valt alles weg, wat men over his torisch materialisme, atheïsme, ongeloof enz. zou willen zeggen. Blijft alleen de wensch, dat de produktie-middelen worden gesocialiceerd. Moet iemand om dien wensch ontsla gen worden Wij voor ons deelen dien wensch niet; ja gaan hem, hoe meer wij stu- deeren, al meer verwerpen. Wij hebben juist als christen bezwaar tegen dien wensen. Maar wij vragen toch sinds wanneer is een kerk of christelijk schoolbestuur geroepen, de een of andere sociale en oeconomische theorie te verdedigen of te verwerpen? Voelt men niet, dat men hier de Kerk en het Christendom en Christus partij stelt in een kwestie, die van lager orde is? En voelt men niet hoe men daardoor Kerk en Christendom en Christus neerhaalt? Door dit ontslag is geen „recht" ge daan is het geestelijk verlaagd; is de kerk opgetreden louter negatief tegen het socialisme, niet positief vóór het Evangelie en vóór de gerechtigheidis ons volk weêr verder van de kerk ver vreemd. Wat moeten zij nu doen, die Christus liefhebben, onze kerk liefhebbon, ons volk liefhebben Volstrekte onvermijdelijkheid. Onder dit opschrift schrijft ds Bouwman in het Friescli Kerkblad Is eenerzijds 't beginsel der tegenwoor dige Armenwet, dat de onderstand van Overheidswege verleend, een subsidiair karakter draagt, welk beginsel de minister in zyn ingediend ontwerp gelijk te verwachten was, handhaaft 'n ander beginsel is, dat de Overheid slechts steunt bij „volstrekte onvermijdelijkheid", d. w. z. haar steun dient niet om barmhartigheid te oefenen, maar om het gevaar af te wen den, dat een arme van honger zou om komen of in uiterste ellende zich aan de samenleving zou vergrijpen. Heeft de Minister ook dit beginsel in zijn ontwerp gehandhaafd Men kan in dit opzicht zeer verschillend standpunt innemen. schaapachtig zou aanstellen als een echt jongetje, en nadat zij een oneindigen tijd gewacht had of hij nog iets zeggen zou, zei ze vrij streng»En wie is dat Jona than „Ik had gedacht aan eene dame in Lon den", zei deze aarzelend. „Ik weet dat u van haar zult houden, maar ik weet niet of of ik haar vragen kan.« Arme juffrouw MerleEen deftige Lon- densche [dame Hoe zou zij daar ooit mee opschieten. En daar zat Jonathan tegen over haar te sidderen uit angst dat zij hem niet zou willen hebben, terwijl zij op goe de gronden kon veronderstellen dat hij een pracht van een vrouw zou kunnen krijgen in Susanna Ralt. In lange was zij niet zoo teleurgesteld in hem geweest. Merle raadde hare gedachten, maar kon er niet toe komen haar op weg te helpen. „Ik weet dat u van haar zult houden", zeide hij opstaande en haar kussend. Zy trachtte de liefkozing kalm te ver dragen. Hij dacht dat, ja, maar het was duidelijk dat hij verliefd was, en wat is de opinie van een man dan ooit waard Het is nog iets anders een offer aan te bieden, dan het offer aangenomen te zien. De arme oude moeder ging treurig naar boven. Jonathan nu juist niet. De hand, wier leiding hij zoo ernstig gezocht had, zou hem zeker brengen naar de vervulling van zijne wenschen. Het rustelooze verlangen dat hem gekweld had, en, naar hij dacht, zijn werk bedierf en hem dermate kriewe- lig maakte, dat hij zich doodelyk schaam- Groen bepleitte volstrekte onthouding van Overheidswege. De tegenwoordige Armenwet echter be paalt: wel helpen, maar alleen bij vol strekte onvermijdelijkheid, als politie maatregel. Als oogenblikkelijk voorzien is in den nood in zoover, dat gevaar voor om komen van gebrek of voorde samenleving is afgewend, dan is het doel bereikt. Minister Heemskerk echter noemt dit beginsel kortzichtig en duur. „Zoo star beginsel toe te passen", luidt het in 4 der Mem. v. Toelichting, „bleek meermalen te gaan buiten het bereik van den mensch,die als orgaan van de wet zijn hart niet het zwijgen kon opleggen. In de praktijk is, vooral de latere jaren de burgerlijke armenzorg herhaaldelijk ge treden buiten de enge grenzen van het wettelijk beginsel en werd stoffelijke hulp op ruimer voet geboden". En voorts zegt de minister dat echter een ruimere bedeeling bij een organisatie, waarin alleen enkele beambten summier- lijk nagaan of hulp noodig is,licht verslap pend werkt, omdat bij die organisatie het tegenwicht van persoonlijke invloeden al te zeer ontbreekt. Nu is de Minister van oordeel, dat handhaving van beginsel van volstrekte onvermijdelijkheid goeddeels neerkomt op kortzichtige bedeeling, die de kwaal van het pauperisme in geene deele aan tast,maar veeleer neigt die te bestendigen. En in 6 der Mem. van Toel. heet het dan verder „De weg ter verbetering schijnt door den grondslag van de burgerlijke armenzorg aangegeveu, die armenzorg betoogt behar tiging van het algemeen belang, dal ge schaad wordt wanneer burger in een toestand van groote ellende verkeeren, waardoor immers gevaar dreigt voor de kracht van het volk en voor de rechtsorde. Uit de omstandigheid, dat de Overheid zich met armenzorg, inlaat, niet terwille van eenig individueel belang, maar van hot algemeen belang, volgt naar de mee ning van den ondergeteekende drieërlei 1. principieel moet de Overheidszorg er niet op gericht zijn, dat de arme in nood gelaten wordt .Getracht moet althans worden den arme uit zijn hulpbehoevend heid op te helpen, want alleen indien dat gelukt is, lean gezegd worden, dat het belang der maatschappij zoo goed moge lyk behartigd is; 2. het'minimun dat voor die hulp noodig de, was tot zwijgen gebracht. Hij dacht, dat hij spoedig helder zou zien hoe hy handelen moest. Hij ging naar Merchfont om zijn brief op de post te brengen omdat hij ongaarne had, dat men in Barbleton of Westbrook er iets van wist, en het toeval wilde, dat Frances de brieven uit de bus haalde en dus niemand behalve zij wist, dat zy een dikken brief van Merle had gekregen. Zij dacht eerst, dat hij de brieven uit Australië had doorgezonden, maar de heele dikke brief was van Merle en de eerste woorden waren „Lieve vriendin". Frances stond onbewegelijk, zoo trotsch en zich toch zoo onwaardig voelend. Zijne vriendinZij dorst nu niet verder te lezen, maar verborg hem tot 's avonds, waar zij hem in de kinderslaapkamer ongestoord kon verslinden. "Verslinden ja en toch zoo onschuldig waren hare gedachten daarbij, zich slechts verheugend, dat zij hem geholpen had en genietend van de sympathie, die er tusschen hen heerschte. Zij ging naar bed, bevend van vreugde en zich schamend dat zij zoo lang was opge bleven en zich den volgenden ochtend nog dieper schamend, toen 't bleek dat zy iets vergeten had, wat mevrouw Grantly haar verzocht had dien avond te doen. Wat zou mijnheer Merle daar wel van zeggen Zij zou zich zelve straffen door langer dan gewoonlijk te wachten met antwoorden. is, moet gegeven worden. Meer dan het minimum mag door de burgerlijke armenzorg nimmer gegeven worden, want het meerdere kan alleen voor zuiver individueele wenschen bevorderiyk zijn, maar gaat buiten het algemeen belang om 3. dat minimum moet zijn materieel en ideëel en omvat, wat het materieele betreft, het noodzakelijk levensonderhoud, niets meer en niets minder, wat het ideëele betreft, toezicht, raad en bijstand" Uit deze aanhalingen, waarbij echter de cursiveering van ons is, blijkt duidelijk het standpunt van den Minister. En dienovereenkomstig luidt dan nu ook art 28 in het ontwerp „Indien ondersteuning wordt verleend, wordt zij verstrekt in zoodanigen vorm en zoodanige mate, als met het oog op de behoeften en de persoonlijke eigenschap pen in verband met de omstandighed en van den arme het meest gewenscht is. Indien blijkt, dat de aanvrager door de hulp der instelling niet uit den toestand van armlastigheid kan worden opge heven, mag do te verstrekken onderstand de grens van het voor zijn levensonder houd onvermijdelijke niet overschrijden. wDo ondersteuning wordt telkens toe gekend Voor bepaalden termijn". Het blijkt dus dat de Minister het be ginsel der volstrekte onvermydelijkheid alleen wil handhaven ten opzichte van armen, die toch niet meer uit den toe stand van armlastigheid zijn op te heffen. Die ontvangen alleen zooveel als onver mijdelijk noodig is voor het levensonder houd. Maar ton opzichte van andere armen wordt dat beginsel losgelaten. Deze zullen meer ontvangen dan het minimum van het noodige levensonder houd. En zou de Mem v. Toelichting (zie onze aanhaling uit 6) doen vermoeden, dat dejMinister onder dat meerdere alleen het ideëele (toezicht, raad en bijstand) zou omvatten, de bewoordingen van art. 28 van hei, pnwerp zelf doen duidelijk zien dat ook stoffelijke hulp boven het minimum levensonderhoud zal worden geboden, in zoover die meerdere hulp bevorderlijk zou kunnen geacht worden om den arme uit den toestand van arm lastigheid op te heffen. Over dat standpunt van den Minister, zooveel ruimer, dan dat van den Wetge ver van '54, zou heel wat te zeggen zijn. Het doel, dat de Minister beoogt, n.l. het geduld dat hoop geeft. Er was nu reeds een week verloopen en nog altijd had Merle geen antwoord van Frances. En toen het anderhalve week werd, werd hij zoo ongedurig, dat hy eigenlijk tot niets meer in staat was. Hij was niet klaar met zijn avondpreek en bleef toch in den tuin werken, omdat hy zijne gedachten toch nergens by bepalen kon, en hij op het laatste oogenblik nog moest beginnen. „Zoo gaat het niet," dacht hij, „als haar brief mij er niet toe verhindert, ga ik naar j de stad, vertel 't mevrouw Keith en vraag haar of wij elkander bij haar aan huis mogen ontmoeten." Een luide klop op de voordeur deed hem zenuwachtig - opspringen „Natuurlijk weer iemand!" Hij hoorde zijne moeder zeggen: „O, juffrouw Avis", was in min der dan geen tyd in den gang, maar in plaats van het liefelijke visioen, dat hy meende te zullen aanschouwen, zag hij een magere oude vrouw, de zuster van Thomas Avis, die hem dadelyk meedeelde dat zij hem alleen wilde spreken. „Zeker kan dat," zei hij. Wat waren preeken als er een Avis in 't spel was En met al de langzaamheid, waartoe dergelijke menschen tot een bekentenis overgaan, zeide zij, dat zij kwam terwille van Frances. HOOFDSTUK XLI. Gedurende eenigen tyd leefde Merle met (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1910 | | pagina 1