NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND CHRISTELIJK- Ho. 199. 1910. Do der dag 26Mei 24e Jaargani i HISTORISCH JONATHAN MERLE. 1 VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JGNGt-VERWEST. te Goes F„ P. DVUÜJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN God beeft een blijn gever lief. FEUILLETON. (W.) uto- 8tU8 paar- chik* ül- d e. o m- and- 7.bs 8.05 8.12 8.20 8.27 8.36 8.46 8.53 9-o2 9.1I 9.17 929 9.42 951 10.— 10.48 12.1O 8.4T 9 44 10.30 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. PrijS per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers„0$2*. UITGAVE DLR FIRMA LiN VA.N van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 '■ent. 2 Cor. 9 (Een herinnering aan Ds. A. Brummel kamp Sr.) Een paar weken geleden aldus schrijft in De Nederlander de heer H. v. Zuylen, hoofd der Chr. school te Hat tem, waar de oude professor Brummelkamp van 1833 tot 1836 als predikant gestaan heeft, en waar hij ook afgezet is vergezelde ik een vriendelijk heer naar het Centraal station, dicht bij Hattem, en vertelde toen van een dergelijke wandeling, drie, vieren twintig jaar geleden. De welwillende hoor der vroeg me, het verhaal op te schrijven, en hier is het. Al een paar keer was het gebeurd, dat -ds. Brummelkamp in de zomervacantie me was komen opzoeken, terwijl ik afwe zig was. Klaarblijkelijk «vilde hij de school zien. De laatste maal had hij aan de meid gezegd, dat het hem zulk een genoegen deed, dat Hattem nu een Christelijke school bezat, en haar gevraagd „En wat doe je nu voor de school Joa,Domeneer, wat zöl ik veur de schools dón „Twee dingenje kunt den meester trouw dienen en je kunt voor de school bidden", was het antwoord. Weer was 't Predikanten-conferentie te Zwolle, bij welke gelegenheid, naar ik meen, ds. Brummelkamp Hattem meestal bezocht* Hij had hier een eigendom het huis, door hem gekocht en betrokken, toen hij in de dagen der Scheiding, uit zijn pas torie was gezet. Of het hem veel rente op bracht, weet ik niet. Zooals hij mij ver haalde, had hy het indertijd veel te duur betaald, omdat de vorige eigenaar de koopsom noodig had, die echter boven de waarde van het pand was. Er werd gebeld. Ik ontving ds. B. en wilde mijn les afbreken. Neen, dat mocht volstrekt niet. „Ik ga nog een paar vrien den bezoeken". „Mag ik u dan geleiden, als U stiaks vertrekt Dat was goed. En toen ik een half uur later hem opzocht, zat hij te midden in een familie, ouden en jongen, allerhartelijkst te bidden om de afwending van een lastige kwaal, en be smettelijke oogziekte, die bijna allen had aangetast. De oude grootmoeder in het hoekje was de vroegere dienstmeid uit den tijd, waarop ik straks doelde. Ze had eerst 73 „Zoek wat van je gading is," zei Merle, de kast opengooiend. „Zou u de lucht niet hinderen als ik even wat ham en eieren bakte, juffrouw Vaughan „Neen geef mij liever wat brood met ham", zei Andrey, het meteen te voor schijn halend. „O, wacht eensjij hebt ook niets gegeten," dit tot Ermyn. „Wij eten tegenwoordig vroeg, maar ik zou wel graag wat brood hebben." „En ik heb niets dan afgeroomde melk" zei Merle. W as dat niet voor de varkens morgen ochtend vroeg Ermyn. „Ik zou denken dat juffrouw Vaughan vóór de varkens kwam 1" „Neen, dat is niet goed huishouden. Ik heb altijd gehoord dat menschen die met eene boerderij geld verdienen, tevreden zijn met alles wat de varkens niet noodig hebben „Is dat een steek voor mij zei Andrey en daarop vertelde hij Merle de geschiede nis van dien dag. Merle verklaarde dat hij géén opinie in de zaak hadhij had er te veel belang bij. Andrey moest het mijn heer Ralt en Admiraal Hargrove maar vragen. De regen was nu zoowat opgehouden en Ermyn zeide dat zij nu gauw naar huis moest. bij menschen gediend, die haar hard vielen, omdat ze gaarne ds. B. hoorde, zoodat ze met groote blijdschap de ge legenheid aangreep, om in zijn dienst over te gaan. En toen ze nu later met den vervolgde de pastorie moest verla ten, zei ze„Loat mien toch bie oelieven: ik hoeve geen geld te verdienen, as de Domeneer mie moar ieder joar 'n jek- kien en 'n rökkien gef." Ze dacht, dat haar dominé wel broodeloos was ge worden. We gingen op weg. Juist bij de „Derp- poorte" kwam een jongen van 'tland, met een kruiwagen vóór zich. „Zoo, vriend, kom je terug van den akker, beladen met de zegeningen Gods? Ook dankbaarP Goeden avond!" [„Onder de wandeling sprak ds. Br. met me over het voorrecht van een gemeente, die een Christelijke school heeft, wier onderwijzers met de predikanten der plaats samenwerken, om; ieder op zijn post de schapen en de lammeren te weiden en te hoeden. We moesten den grintweg even ver laten, om een voetpad in te slaan, den ouden Hattemerweg, tusschen akkers en weiden door. Die weg wekte her inneringen bij den man, die zooveel had ondervonden. In één van die weiden was een vrouw bezig kalvers te voeren, terwijl spelende kinderen het vriendelijk tooneel nog vroolijker maakten* Kalvers, kinderen zoo begon de opgewekte grijs aard en sprak over de goedheid van God, die zoo vriendelijk wil hooren naar allen, die Hem aanroepen. „Joa", zei de vrouw, die bij de heg kwam, „jao, Domeneer, dat eb ik ook ondervunnen, ik ebbe ook tut Um eröpen en Ie ef mie eheurd en mie eholpen". „Dan ben je m'n zuster; hier is m'n hand over de heg. Goeden avond Zoo kwamen we weer op den grooten weg en kort daarna aan het kleine sta tion. De trein was er nog niet en de onvermoeide zaaier vond daarin aanlei ding, om met mooie, duidelijke stem te reciteeren „Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den Heer Met vriendelijke blikken, half nieuws gierig, half vragend om iets goeds te vernemen, schaarden zich eenige mannen en vrouwen, die ook wachtten op den trein, om den man, die voor ieder een goed woord had. „Doe dan eerst het gebed, Merle», zei Andrey. Merle nam den ouden Bijbel en lasDe woestijn en de dorre plaatsen zullen hier over vroolijk zijn en de wildernis zal zich verheugen en zal bloeien als een roos zij zal lustig bloeien en zich verheugen met verheuging en juichen en zoo verder tot de belofte eindigde met„droefenis en zuchting zullen wegvlieden." „Zij zijn gevloden", zei Andrey, zijne hand op die van Ermyn leggend. Zij vond het niet naar dat hij had deed, waar Merle bij was, en deze voelde dat. »Neen", zeide hy, hen ernstig aanziende„groote liefde brengt groote zorg met zich, maar het is de moeite waard*. Zij knielden <?n uit het diepst van zijn ziel bad Merle, dat alles wat hij zelf gehad had meer volmaakt hun gegeven mocht worden. Hij wist op het oogenblik wat zij noodig hadden beter dan zij dat zelve wis ten. Daarna werd nog maar weinig ge sproken en zag Merle hen samen weggaan. Hjj zette al de bordjes enz. weg, en be gon toen aan de bessen, die er nog altijd stonden. Hjj verlangde altijd sterk naar handenarbeid als hij zeer geroerd was en de gebeurtenissen van dien avond hadden alle slaap op de vlucht gejaagd. De arme Merle had zoolang geleefd zonder bepaald groote aardsche vreugdehet is geen wonder dat hij nu alles begon te verwach ten. Nu reeds maanden lang was alles hem gelukt; hij begon te denken dat zyne beproevingen nu genoeg waren en hij nu Ik weet niet meer alles, wat hij sprak. Wel dit woord, toen daar de trein, (in die dagen had men nog niet deremtoe- stellen van -tegenwoordig) langzaam de vaart verminderend, naderde: „Kijk,als we nu altijd maar zóó in de wegen des Heeren mochten wandelen, als die trein daar aanrolt, op de rails, dan was er niets te doen". „Maar komt, vrienden, ik moet weg. Nog één vraag, vóór ik ver trek. Hebben jullie allemaal van morgen in den Bijbel gelezen Niet, zooals eens een vrouw tot mij zei, soms hebben we geen tyd, dominé! Neen, daar moet al toos tijd voor af. En dan, ieder met een By bel vóór zich. De Bijbels zijn zóó goed koop tegenwoordig, dat de prijs geen verhindering meer is. Nu vriendenweest allen gegroet!" En de „blijmoedige gever" had mis schien al weer gelegenheid om in de. spoorwegcoupé zijn rusteloozen arbeid voort te zetten. Wie weet, hoe menige korrel in goede aarde is gevallen en vrucht heeft gedra gen voor het eeuwige leven. Ik zal het half uur, met ds. Brummel kamp doorgebracht, mijn heele leven niet vergeten. TWEEDE KAÜE ff. In de zitting van Dinsdag werden de beraadslagingen over 't voorstel-Toelstra (enquête-Kuyperzaak) voortgezet. De eerste spreker was de heer Lohman, die nauwelijks van het krankbed opgericht, zich gehaast heeft te komen om het voor de rechten van zijn ouden vriend en leider der antirev. partij, oud-minister en ver dienstelijken vaderlander tegen de onge manierde, ongemotiveerde aanvallen op diens persoon door De Beauforts en Troel stra's op te nemen. Wij ontleenen het verslag voor een deel aan De Nederlander: De heer Lohman begint met een woord van dank aan dhr v. Veen,die een deel van zjjn taak, die hij door ziekte verhinderd was te vervullen, op zich heeft genomen. Spr. heeft uit de Handelingen en de cou ranten gezien, dat de heer Van Doorn de rechterzijde verweten heeft bang voor een onderzoek te zijn.Spr. die als deurwachter verwijderd is, desavoueert de voorstelling alsof hij voor een partij sprak en 'n partij- opdracht uitvoert,als hij hier het enquête- voorstel bestrijdt. Zelf is spr. om zijne zelfstandigheid te behouden tegen domi- eene nieuwe hladzijde in zijn levensboek mocht opslaan. Hp begon daarom maar vast met zekere brieven uit zijn borstzak te halen, brieven van Frances, die hij daar als schatten bewaarde. Frances had de gave van brievenschrijven, die Ermyn zoo absoluut miste. Verlegen menschen wagen altijd meer. Om je hart zwart op wit bloot te geven is altijd gevaarlijker dan het uit te spreken hare brieven waren nu zeer opgewekt. Zij voelde het genot van onder beschaafde menschen te leven, die haar klaarblijke lijk zeer goed gezind warendaarbij kwam nog terugkeerende gezondheid en het nieuwe van de badplaats en het strand. Merle had haar gevraagd om eenige in drukken van het strandleven en 't strand voor zijne preeken, maar nu hij het over las, vond hij het zóó uitstekend dat hij er op den preekstoel geen woord van dorst te gebruiken. Hij dacht dat iedereen de verandering in zijn stijl zou opmerken en zou weten hoe hij er aan kwam. Het eenige wat hem in die brieven hin derde was de vreeselijke dankbaarheid, die hier en daar doorstraalde. Als hij haar maar kon overtuigen dat zij hem voor niets dankbaar behoefde te zijn, wel dan dan dan HOOFDSTUK XXXIX. Toen Andrey en Ermyn bij de Manor aankwamen, opende admiraal Hargrove hen zelve de deur. Zij waren een dag vroeger thuisgekomen dan bepaald was. neerenden invloed van dr Kuyper heenge gaan. Niet blind is spr. dus voor diens gebreken. Maar wie bekend is met het in- téiieur vooral van enkele groepen dei- Christenen, met de vereenzelving van predikaat als geestelijk leider en politiek voorganger, zal veel begrijpen wat aan buitenstaanders vreemd blijft. Hoogst onrechtvaardig acht spreker de woorden van de heeren De Beaufort en v. Doorn, die dr Kuyper hebben aangevallen erger dan ooit onzerzijds een bewindsman van de overzijde is gedaan. Dat de eer van ons land met deze zaak gemoeid zou zijn in het buitenland, ontkent spr. Dat is óf aan buitenlandsche bladen gesuggereerd, óf zij zijn met hetgeen gebeurd is onbe kend. Dr Kuyper was, en is nog, de geeste lijke voorganger zijner party, met al de eigenaardigheden zijner persoonlijkheid, als waarop de heer De Jong heeft gedoeld. Scherp critiseert spr. de insinuaties van dhr De Beaufort, als had men hier te doen met laagheden van een karakter,waarvoor geen eerbied is in rechtsche kringen. Dat gaat spi. te vervoor hem zijn die slordig heden begrijpelijk. Hij begrijpt dan ook niet de in-venijnigheden van de heeren v. Doorn en De B'eaurori,te onDiiiyicer omuai dr Kuyper er niet is, door de Kamer zelve feitelijk uit haar midden is verwijderd.Spr schrijft dit toe aan het feit,dat de liberalen nooit kunnen vergetenle. dat dr Kuyper niet de natie verscheurd, maar de door de liberalen afgescheurde deelen weer ver- eenigd heeft,en 2e. dat hij met zijne vrien den, de anarchie van 1903 heeft beteugeld. (Groot rumoer bij de linkerzijde, vooral bij de socialisten.) In de rede van den heer Troelstra ziet spr. dan ook blijkbaar een wraakoefening, 1903 is er opzettelijk niet in genoemd. Spr. herinnert in dit verband aan de fabel van den stervenden leeuw,die door den ezel getrapt werd. Spr. toont vervolgens aan waarom z. i. aan eene enquête nooit kan worden ge dacht en waarom diq z. i. absurd is. Welk onderwerp is er, vraagt spr., voor zulk een enquête Alles is bekend. Wat wil men dan? Maar dan kan men tegen elk Kamer lid een enquete instellen, ook tegen mr. Troelstra, ook tegen den heer Duys, bijv. over diens arbeid aan de R. V. Bank. Daar is dan geen wetsartikel tegen. Spr. is tegen een enquête, omdat de Kamer er, voor de vervulling harer taak, niets aan heeft, wijl zij geen gevolgen kan hebben. De zaak raakt dus de Ka- Andrey verwijderde zich zoo haastig als hij maar kon, maar het geheim was ver raden en de admiraal gunde zich den vol genden morgen nauwelijks den tijd om te ontbijten voordat hij naar Merle ging, in groote verwarring; klaarblijkelijk ver langend om als vader tegenover Ermyn te handelen, als zy hem dat wilde toestaan, maar volmaakt in de war door het idee, dat hij bij den schoenmaker-dominé infor maties moest gaan inwinnen over haar aanstaande. Merle begreep dat dadelijk. De admiraal vond hem in zijne oudste plunje bezig de laatste jam in de potten te doen, daar hij niet dacht, dat zijn mo.ider het met hare rheumatiek zou kunnen. Zij gingen samen naar de studeerkamer en daar vertelde Merle hem, hoe de philantro- pie Merle en mijnheer Carrel bij elkaar had gebracht en ook van al de goedheid van den laatste. „Ik twijfel er niet aan, dat hij een zeer beminnelyk jongmensch is," zei de admi raal, „maar zoolang als hij niets heeft om van te leven is dit de quaeste niet. En wat dat idee van de boerdery betreft, voegde hij er eenigszins minachtend aan toe, dat is juist overal hetzelfde Iedereen denkt, dat dit zoo gemakkelijk is,dat iedereen dat dadelijk kan.En dan nog als heeren dat be ginnen omdat zij niets anders te doen weten". „Dan vindt u dat een kostbare geschiedenis vroeg Merle. „Byzonder kostbaar, Merle, bijzonder kostbaar." De admiraal zweeg, en juist op dat mer niet, raakt dr. K. niet, behalve als oud-Minister. Spr. zet nu uiteen wat een enquete volgens de wet moet zijn. Nooit mag zij zijn een beweegkracht tegen perso nen. Als er een beschuldigde is, moet hij dan zweren In stryd met ons pro cesrecht Spr. meent dat ook prof. Van Hamel dit bezwaar heeft erkend. En voorts betoogt hij. dat geen enkel verband tusschen de giften en de decoratie aange toond is. En toch heeft men dr. F. als een verdachte uitgeteekend, hem bemodderd en in het slyk gesleurd, hem als een veroordeelde veracht, zijn be noeming in de Grondwetscommissie af gekeurd, geen andere herinnering gela ten aan zijne verdiensten dan dat hij te goed zou zijn voor de cel Zijn juridisch betoog vervolgend, zegt spr., dat hij het inzake het Limburg sche geval met Groen's oppositie tegen Thorbecke niet eens is. Spr. oordeelt dat het niet de taak der Kamer is, de voorbereidende daden van een Minister te controleeren, alleen de gecontrasig neerde. Spr. toont aan uit de woorden van mr. Troelstra, hoever zulk een on- aerzoeK zou Kunnen doordringen in net particulier leven, en dat voor hem niet een feit, maar dr. Kuyper zelf het voor werp van onderzoek is. De vijf punten van mr. Troelstra betreffen een aan klacht, die zij niet eens' formuleeren. Dit onderzoek naar een persoon valt buiten de taak der Kamer. Uitzonde ring kan alleen worden gemaakt krach tens de wet op de Ministerieele verant woordelijkheid, gelijk spr. in den fereede betoogt. Bij zulk een vervolging geen vragen, maar een aanklacht van 5 leden, en een anderzoek vooraf, zijn de feilen precies omschreven, de rechten van den verdachte gewaarborgd. Hij heeft vrij heid om te komen en om weg te blij ven, om zich te verdedigen en om getuigen te wraken. De Kamer kan alleen den verdachte verwijzen naar den burgerlijken rechter, als daartoe termen bestaan. Maar als men den weg van een enqête aangaat, dan kan men iemand bezoedelen, er allerlei dingen bijhalen. Zoo zoog de heer Troelstra hij zeide het zelf allerlei uit den duim ten opzichte van de Utrechtscfie universiteit en het briefje, dat daaromtrent bestaat. Men trekt dr. Kuyper eenvoudig van zijn natuurlijke rechten afeen vrijspraak kan oogenblik werd er op de deur geklopt en kwam Andrey binnen, met al de gemak kelijkheid van zyne edele geboorte en manieren en een blik, die onbeschrijfelijk was smeekend, wat schuw, maar toch vast besloten in zyn donkere oogen. Merle liet hen alleen, zeker dat deze twee oprechte naturen elkander dadelijk zou den begrypen en dat was ooit zoo. Zelf een zeer nauwgezet landeigenaar, voelde de admiraal groote sympathie voor den jongen man, die niets gezien had dan zelf zucht, verwaarloozing en uitmergeling, en vastbesloten was het eenige ding te doen wat hem mogelijk was om zij n groote verantwoordelijkheid van land te bezitten goed te maken. Een zeer kort gesprek was daartoe voldoende en ware Ermyn er niet in betrokken geweest, dan zou hij hebben aangemoedigd het te piobeeren, maar dat was nu niet zoo en hy hield des te meer van Andrey toen het duidelijk werd hoe ernstig ook hij dat verschil voelde. De gedachte, dat zij in stand min der worden zou, kwam niet bij hem op. Ermyn zou het niets kunnen schelen maar 't zou voor haar nooit mogelijk zijn, zeker niet als mevrouw Andrey Carrel. „U hebt eenmaal eene positie in het graafschap en of u nu heereboerwerd, zou er niets toe doen behalve als het mis lukte. Maar dat is eenvoudig een levens- quaestie, en het hangt er dus van af wat je vader, als je landheer,voor je zou willen doen en welk kapitaal hy je daarenboven kan verzekeren." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1910 | | pagina 1