p
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
178,
1910.
Vrijdag 29 April
24e jaargang
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
JONATHAN MERLE.
VERSeHIJNT ZESMAAL PER WEEK
DE JONGE-VERWEST, te Goes
D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
FEUILLETON.
8
jkSSA
JEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers a OfÉf.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 ''ent.
28 April 1910.
Het Geïllustreerd Volksblad, uitgave D.
van Sijn, publiceert een populair volks
deuntje om Zaterdag te zingen. Dichter
er van is Anonymus (de heer v. Sijn). Het
is op de wijs vanAl is ons Prinsje enz.
Nu mag in lente-zonneschijn,
Hoezee 1
Ons lief Prinsesje jarig zijn,
Hoezee
Nu waaien vlag en wimpel uit
Voor de allerjongste Oranjespruit.
Hoezee! Hoezee! Hoezee! (bis.)
Voor Juliaantje klopt ons hart,
Hoezee
In lief en leed, in vreugd en smart,
Hoezee
Zoo vaak Zij blij verjaren mag
Zal 't voor ons zijn een schoone dag,
Hoezee! Hoezee! Hoezee! (bis.)
Zij, Zy heeft de oudste brieven toch,
Hoezee
Al komen er zes Prinsjes nog,
Hoezee
En gaat het Holland naar den zin
Dan wordt Ze vast eens Koningin,
HoezeeHoezeeHoezee(bis.)
Een 8tuk gemeente-socialisme.
De Haagsche gemeenteraad, heeft zich,
onder verzet van de Rechtsche leden,
onder welke een voorstander, verklaard
voor uitbreiding van gemeentezorg in
zake voeding van schoolkinderen. Het
vorig jaar was een subsidie van f 20.000
aan de Vereeniging voor Sehoolvoeding
toegestaan voor den winter.
Thans bejiloot de Raad er mee voort te
gaan, ook gedurende de zomermaanden,
en des morgens aan elk der kinderen
brood en melk te doen toedienen, om dan
in het najaar weer met de warme middag
malen er bij te beginnen.
Dit is een betreurenswaardig besluit.
Niet zoozeer om de meerdere kosten, al
mag het bezwaar van een uitgaaf van
f 40.000 a f 60.000 uit de gemeentekas wel
wegen. Maar om het beginsel dat er aan
ten grondslag ligt en den geest die er uit
spreekt.
De geest is die van het socialisme, dat
allen last van de schouders der natuur
lijke verzorgers op den breeden rug van
staat of gemeente zoekt af te wentelen .En
61
„Nu goedendag" zei Andrey.
„Ik geloof toch niet dat ik Vrjjdag zal
kunnen komen", zei Merle met moeite,
en stond op om daarna eene reeks men
schep te zien, te troosten, te bemoedigen,
raad te geven of voort te helpen. Maar
door al zjjn werk heen vervolgde hem
Andrey's mededeelinghy voelde dat er
op den huize Carrel een vloek moest
liggen en was verlangend zyn vriend
van het brandende schip af te halen.
Voordat de daaraanvolgende Woens
dagmorgen om was, keken een paar don
kere oogen om den hoek van Merle's
studeerkamer.
„Mag ik?"
„Kom binnen."
.„Ik heb het gedaan", zei Andrey zich
nettend.
„Hoe
„Ik bad dat ik duidelijk] zou mogen
voelen wat goed en wat kwaad was en
toen was het ineens alles helder. Ik
bedankte voor lord Elburne's uitnoodi-
ging met Pinksteren en zeide er in dat
ik iets gehoord had van vriendelijke hulp
van zijn kant. Ik was er zeer gevoelig
voor, maar had niets gedaan om op der
gelijke wijze door den staat beloond te
wordenhet was geheel buiten my om
gegaan en ik wilde liever niet dat er
verdere stappen gedaan werden.Toen
dit doet met de bewustheid dat het den
kiezers aangenaam is. Waar dan bijkomt,
dat de andere linksche partyen uit ontzag
voor de kiezers, uit vrees voor het verlies
der zetels, niet tegen dezen durven op
bieden, en zich, hetzij van harte, hetzy
met eenigen tegenzin, bij de roode voor
trekkers aansluiten, zonder te berekenen,
waar dit gevaarlijk spel op uitloopen
moet,
In Den Haag wordt het al meer en meer
duideiyk dat Ter Laan er regeert.
Maar vooral om het beginsel in de
Haagsche beslissing te betreuren.
Tegen steun aan arme gezinnen kan
geen bezwaar bestaan. Die kan zelfs,
waar kinderplicht te kort schiet en de
naastenliefde zwygt, in den vorm van
armenzorg dringend geboden zijn. Maar
dan moeten alle leden van 't gezin, 't
heele gezin als eene eenheid gedacht, er
van proflteeren. Maar niet een enkel kind
afzonderlijk, of slechts de schoolgaande
kinderen verzorgd. Zoo wordt het huis
gezin uiteengereten, en den ouders voor
gehouden dat zy 't recht hebben zich
aan de zorg voor hun kinderen te ont
trekken.
Een van overheidswege prikkelen tot
de zonde der zorgeloosheid.
Dat hiertegen van Rechts is geprotes
teerd, verdient niet den blaam van wreed
heid, dien vry zinnig democraten en socia
listen op hen legden.
Eer verdienen dit de goddelooze barm
hartigheden van hen, die met hunne
averechtsche overheidszorg, trouwens
met geen cent uit hun eigen zak betaald,
het kind van zijn familie vervreemden,
een geslacht van gemakzuchtige staats
burgers kweeken, en de wording van
een pitloos volk dat geen eigen initiatief
meer kent, maar alleen op den Staatsarm
leunt, helpen voorbereiden.
Brood en spelen was ook in Oud Rome
de roep, en de Overheid haastte zich ze
te verschaffen. Tot Oud Rome's glans
verbleekte, en Rome zelf ten onder ging.
De heer v. Vorst, die vroeger als pater
Coelestinus de Roomsche Kerk ook in
haar sociale streven tot eer strekte,
doch eenige jaren geleden tot de S. D.
A. P. overging, en nu door deze party
zoo goed als losgelaten is, zoodat hij
indien de berichten juist zyn zich in
ging ik naar beneden en toonde myn
vader een afschrift van den brief, voor
dat ik dezen op de post deed. Nu, ik hoef
daarvan niets te zeggen. Ik verzond den
brief en niemand wilde een woord tegen
my zeggen.
„Geen wonder bij hunne levensbe
schouwing," zei Merle.
„Neen, ik heb niet te klagen, maar ik
kon het niet verdragen. Ik was van plan
heen te gaan toen het antwoord kwam.
Lord Elburn was blij dat ik mij had terug
getrokken, daar hij vreesde dat er iemand
was die meerdere rechten had. Hij prees
mij zeer (dat doet men in zoo'n geval
altyd) en hoopte dat ik hem in October
zou komen opzoeken. Vader was blij dat
hij een goed excuus had om my te ver
geven, en ik zeide hem ronduit dat ik
liever van mijn f 600 leefde dan van wat
ook dat hy my niet uit een vol hart gaf
en daarop zeide hij dat hij plan gehad
had mijn inkomen van f7000 te ver-
hoogen tot f9000. Hij zou mij nu op
mijn verzoek de helft geven en dan
hoefde hy zich over mij niet meer be
zorgd te maken."
„Wat zult gy nu doen?" vroeg Merle
verontwaardigd by de gedachte dat An
drey werd afgescheept met hoogst waar-
schijnlyk de helft van het kleedgeld van
een zyner zusters.
»Hier blijven tot het eind van het sei
zoen, dan twee kamers in North Lane
huren en mijn leven eindigen als armen
verplegermaar o Merle, welk een genot
is het om met al het andere gebroken te
■8
het buitenland gaat vestigen, is een van
de levende getuigen van 't gevaar voor
een Christen hij zij dit dan ook slechts
nominaal om bij zyn overloopen naar
de sociaal democraten, ook zijn geloof
te verliezenen dat Christendom en
Socialisme niet vereenigbaar zijn. In
Eet Volk van 14 Mei 1909 schreef hij
„Ik houd niet staande dat ik een on-
sterfeiyke ziel heben ook niet dat ik
er geen hebik moet, wil ik het recht
matig verwyt van onwetenschappelijk
te oordeelen ontgaan, bekennen, het niet
te weten".
Een uitspraak die tevens voor de zoo-
veelste maal ons predikt dat men met
een bloot verstandelyk geloof niets tegen
de machten der duisternis vermagdat
de belydenis alleen dan leven is wan
neer zij ook en in de eerste plaats is
zaak des harten.
Het schynt dat van 't aandoenlijke ver
haal van De Tijd omtrent een in een „ge
sloten huis" gelokt meisje wel een en
ander afkan.
Eet Nieuwsbl. voor Ned. meldt tenminste
dat bedoeld meisje thans dient als buffet
juffrouw in een „bar" (kroeg) met dames
bediening.
Wat aan de gemeene briefschrijverij van
hare mevrouw natuurlijk niet afdoet, al
verbleekt wel een weinig de aureool van
sancta simplicitas om 's meisjes hoofd.
In ieder geval, er gebeuren zoo velerlei
slechtigheden in Den Haag, c. s., dat onze
meisjes en de ouders van onze meisjes wel
hoogst voorzichtig mogen zijn.
Waakt en bidt, geldt voor alle Zeeuw-
sche dochteren, die naar onze groote
steden trekken om vooruit te komen.
Ook voor alleenreizende meisjes bestaan
zekere gevaren. In inzender schrijft in
Eet Va 1.
Mijn nicht, buiten deze stad in betrek!
king zijnde, reisde gisteren hierheen
Aan 't station Maas, Rotterdam, stond
een onbekend heer, die haar vroeg,of zij
met hem mee wilde rijden. Zij gaf op dit
aanbod geen acht en ging verder. Hij
stapte daarop in een vigilante, doch liet
't portier open en zond den koetsier nog
eens haar achterna om het aanbod te
herhalen. Ook nu evenwel zonder
succes.
hebbenMijn vader is geheel verzoend
met het plan, maar hij gelooft niet dat
het duren zal 1"
„Ik ook niet."
„Waarom niet?"
„Heeren trouwen niet op erwtensoep
en worst met groene erwten", zei Merle
ernstig, »en jij bent de lieveling van
alle dames.»
„Dat komt bij jou beter te paszei
Andrey. ,,'t Is ontzettend veilig om 12
dames tegelyk te vereeren. Maar o Merle,
ik zie daar dat je al dien tyd bezig bent
den draad van je preek vast te houden
Je komt morgen hè Ja, je moet. De
storm is over en de lucht is gezuiverd,
//Het spijt mij, Andrey, maar dat kan
ik niet" zei Merle beslist zijne pen op
nemend.
Watbeteekent dat?" zei Andrey op
een toon, die toonde dat hij een duidelijk
antwoord wachtte.
„Ik zal het je zeggen", zei Merle wan
hopig. „Het zou toch eens uitgekomen
zyn. Je hebt de weduwe en de kinderen
van Avis gezien. Je vader is zyn landheer
geweest; de man die hem heeft uitge
mergeld totdat hij geruïneerd was en hem
toen het kleine stukje land weigerde
waarop hij had kunnen blijven leven en
hem naarLonden dreef om daar te sterven.
Ik wensch geen wrok tegen hem te
koesteren, maai by hem eten kan ik niet.'
Andrey was te zeer geschokt om dade
lijk iets te kunnen antwoorden. „Maar
Merle", zei hy, „daar kan mijn vader nooit
iets van geweten hebben. Hy heeft het
Alleen-reizende meisjes moeten dus
voorzichtig zijn en de „Station-dames"
mogen wel eens nota nemen van deze
nieuwe manier om hen te verschalken.
Groenloopen.
Professor de Groot (kath.) heeft bij
Wormser te Hilversum een brochure doen
verschijnen, waarin hij zijn grieven lucht
tegen het groenloopen.
Wij'.hebben de brochure zelf niet gele
zen, doch vinden in de bladen eenige
staaltjes er uit over verteld, welke zeker
zelfs den heftigsten verdediger van dit
goddelooze studentenspel zal bekeeren tot
tegenstander er van. <j B
Wie wel eens in studentenkringen ver
keerde en van de gruwelen, smerigheden
en aan 't beestachtige grenzende grof
heden op ontgroenavonden vernam, zal 't
toejuichen dat nu eens een professor er
tegen komt protesteeren.
Een enkele maal slechts geschiedde dit
tot nog toe door 'n student of oud-student.
O. a. dr J. H. Gunning J.Hz. deed 't in zyn
studententijd reeds.
Maar dat een hoogleeraar 't nu komt
doen, zal den wagen van het verzet nu pas
eens werkeiyk op gang brengen.
Te meer daar nu ook enkele professoren
zijn komen verklaren dat zij 't in hoofd
zaak prof. Dubois of geheel prof.
Bolland met prof. De Groot eens zijn.
Prof. Bolland schryft.
„Toen ik het boek ter lezing opnam,
had ik over het ontgroenen in onze stu
dentenkorpsen sinds lang niet veel meer
nagedacht, wat me van buiten genomen
gemakkelijk viel, doordat ik in Senaat,
professorenkrans of andere vergaderin
gen buiten myn college's niet pleeg te
verschijnen, alleen leef voor mijn ambt
in den engeren zin des woords, en zoo
dah vrijheid heb gehad, om op den duur
weinig of niet na te denken over de
indertijd mynen zoon en middellijk daar
door zynen ouders aangedane gemeen
heden. De lezing echter van De Groot's
jongste boek heeft mij om zoo te zeggen
opgeschrikt tot het besef, dat ik op myn
beurt het rectoraat in de bestaande om
standigheden niet zal kunnen aanvaar
den, alleen reeds om de ergerlykheid en
de onzedelijkheid van het ontgroenen,
den plicht van een en rector-magniflcus,
vriendelijkste hart ter wereld."
„Mannen, die er harten op na houden,
moeten dikwijls zorgen, dat zij niet weten
wat er met hun goedvinden geschiedt,"
zei Merle kortaf. „Goedendag Andrey.
Laten wy er nooit meer over spreken."
„Wacht eens even", riep Andrey uit.
„Het is niet geheel zijn schuld. Wy zyn
met zyn zessen, wy kosten allen geld, en
de toegevendheid van den ouden heer voor
ons en voor Jarme leden van onze familie
laadt meer op hem dan hij betalen kan.
Toen ik zeide, dat ik niet weer terug had
moeten komen en dat hei my speet, zeide
hy „jij bent de eenige, die schijnt te be
grijpen, dat het geld mij niet op den rug
groeit." Dus denk niet, dat ik maar ben
afgescheept. Hy doet met mij, zooals hij
met ons allen moest doen- Hij kan niet
anders."
„Ik zal er aan denken. Het is niet aan
mij den eersten steen te werpen", zei Merle
bedroefd.
Maar Andrey's plezier was eraf; hy deed
zijn werk zonder één glimlach. Als Merle
te driftig gesproken had, werd hy er wel
voor gestraft.
Hij zag Prances, evenals altyd, op Zon
dagmiddag, maar niet alleen. Hy ging er
in den loop van de week nog eens heen en
vond haar op eene bank in den tuin. Het
warme weder was eindelijk gekomen en
zij zat er van te genieten.
„Herinnert gy u den naam van dien
heer, die met mij meekwam, toen de
anderen weggingen
„Ja", zeide zij.
die zaak niet lijdelijk aan te zien, en
de zekerheid, dat de academische se
naat mij aan mijzelven zal overlaten.
Wat ik hier mededeel zonder wrok
of bitterheid, maar ook zonder ontzag,
voor de gezindheid mijner ambtge-
nooten, die door elkander genomen
niet verachtelijker of eerwaardiger zijn
dan gewone fatsoenlijke Nederlanders,
op hun afzonderlijk gebied door hun
kennis boven het gemiddelde uitste
ken, maar by na allen gewezen stu
denten zijn, niet hoogleeraar zyn ge
worden, omdat zy „zulke edele men-
schen" waren, allicht aan eigen stu
dententijd met welgevallen terugden
ken, zelve weer zoons en dochters
hebben, en zoo dan by bespreking van
bezwaren tegen het ontgroenen eer
zullen gewagen van overdry ving, dan
van den plicht, om het y veren er tegen
daadwerkelijk te steunen.
„Afgezien ook van de zoo voor als
na aan het licht komende byzondere
schandalen, acht ik het ontgroenen
in onze studentenkorpsen een onbe-
hooriykheid, die zoodra mogelijk ge
heel behoort te verdwynen."
Gelyk altijd 't is Bolland, die, 't zegt
een eigenaardige. Maar hy durft het dan
ook zeggen; en 't bovenstaande zei hij
goed.
Waarin hy gunstig afsteekt bij vele zij
ner ambtgenooten, die 't groenloopen nog
verdedigen of met cynische onaandoenlijk
heid over dit vraagstuk heenglijden.
De Goesche Courant, op gezag van
Land en Volk, een vrijzinnig iemocra-
tisch blad, releveert de woorden van
den Haagschen a. r. wethouder De Wilde
by de behandeling van 't voorstel om
de sehoolvoeding vanwege de gemeente
ook dezen zomer te doen doorgaan.
Wethouder De Wilde moet er by zyn
bestryding van 't voorstel op gewezen
hebben dat 't meest (hij zal wel gezegd
hebben „vaak") de schuld d«r ouders
is, wanneer de kinderen geen voldoende
voedsel krijgen. En de spreker dacht
daarbij aan luiheid, dronkenschap en
verkwisting, drie factoren die, vooral in
de groote steden, de gezinnen doen ver
armen en verwilderen.
Natuurlijk heeft de heer De Wilde
niet bedoeld, geiyk men hem toedichttef
„En Jem
„Ik geloof het niet."
„Hy is een zoon van mijnheer William
Carrel, den landheer van je vader. Ik wist
het niet en hy ook niet
„Dan heeft iedereen, dien wy hard be-
oordeelen, op het laatst iets vriendelijks
j voor ons gedaan," riep Frances verrukt
uit. „Hoeheerlykisdat!" De oude vrien
delijke geest der Avises! Merle was blij,
dat hy Andrey zulke woorden kon over
brengen. Frances boog zich met 'n eigen
aardige uitdrukking op haar gezicht over
de seringen, die hy hij haar gebracht had,
en hij zei vleiend„Wat is er
„Ik dacht aan mynheer Ralt,"Jzei zy
verlegen en blozend.
„Ja, ik heb wat nieuws. Gilbert Ralt is
geëngageerd met juffrouw Parsonsje
weet wel, die nieuwe vrienden uit Medlar
Down."
„O, wat ben ik blij," zei Frances met
schitterende oogen, tot groote verlichting
van den dominé. „Nu zal hij gelukkig zyn
want ik weet dat zy aardig is."
Zy bloosde heftig, en Merle veranderde
dadelijk van onderwerp uit medeiyden
met haar. Er was sprake van dat Frances
nu naar een klein herstellingsoord in
Chipstone gaan zou, en Merle beloofde
haar er eens te gaan kijken.
„Zondag kom ik niet," zei hy, „maar
Pinkstermaandag wel en dan komt juf
frouw Vanghan hier ook zingen."
(Wordt vervolgd.)