72 1910. Vrijdag 22 April G. WSBLAD OOR ZEELAN jaareai Voetpaden. leien CHRISTELIJK HISTORISCH [nekt, cbten :ing |e koop ludster delburg ef. int. 5276. ROOS, \un lichten verhing. Toning te ruiueboonen koop, ruil een idster VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. Anti-revolutiouair. S. J. DE JCNGE-VERWEST, te Goes Fa P. D'HU'J, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN ffk 8 D IE 3ST. T met Vi jaar ga- mband A f 3,50, rantle, A f 4,50. n f 3,50, Va jaar leze banden zijn met een jaar ga- tij wielen merk f45, No. 2 f61 lij wielen met 3 iderdeelen spot- rijzen. jnneer U haar prachtig glim- \<i<> per busje. muren, kachel- gebruiken de merk er K.G. bus. Middelburg. |s 21 cents. pzer. DALSEN, Rijwielhandel. tuk. U il, 'tZand. JNSE Az., 11 i s k e r k o. »et prachtig et bureau Be i, Biggekerke. p skerke, Rhijnsburg. |npaard, mak ie adres een fagtekerke. Luierik a ge- ien zoon als de hofstede. ruiningen. [ISSER Jz., boerenstand, •ouwepolder. aar oud, bij sdijk. arwest, Goes> 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers (^02'. ui. In het slot van ons vorig artikel deden wij uitkomen dat de anti-revolutionaire partij zich in dienst stelt van het volk, maar dan het volk genomen in zijn geheel in al zijn rangen en standen. Hierin staat zij principieel over tegen de sociaal-democratiedie zich noemt de democratische partij bij uitnemendheid, wijl zij den klassenstrijd predikt, en op den grondslag van den klassenstrijd den weg tracht te effenen voor het volk in den zin van den vierden stand. De anti-revolutionaire partij heeft tegen deze valsche democratie vierkant positie gekozenzij verzet zich tegen de overheersching door het volk in den socia- listischen zin, en mag zich dan ook nooit in dien zin laten aanleunen dat zij zou zijn eene democratische partij. De democratie toch door Het Volk be doeld is geen democratie maar ochlocratie-, en van ochlocratisch houdt de anti-revo lutionaire partij zich even ver als van aristocratisch. Geen oppermacht begeert zij van aanzienlijken en geleerden maar ook evenmin van de mingegoeden en ongeleerden. Zij streeft er naar den gezonden volks invloed te bevorderen, waarbij het volk in al zijn geledingen in de maatschappij en bij de overheid zich kan dan gelden. Reeds in zijn voortreffelijke, onover troffen rede „Maran-atha" een kwarteeuw geleden, heeft onze hooggeachte drKuyper op de Deputatenvergadering te dezen op zichte aan de anti-revolutionaire partij haar taak aangewezen,en ?.y heeftzich daar steeds aan gehouden. Hierin vooral heeft zij haar tijd begrepen, dat zij het gevleu geld woord van Carlyle heeft aanvaard dat het epos van onzen tijd is, niet de mensch met zijn wapens, maar de mensch met zyn gereedschappen. En naarmate de Arbeid op den voorgrond kwam, en de duizenden uit den werkenden stand vroe gen ook hun woord te mogen meespreken en niet langer verstoken te blijven van den invloed op 't Staatsbestuur, zoolang dooi de gezeten standen alleen bezeten, heeft de anti-revolutionaire party meegewerkt om ook aan dit volksdeel dien invloed te verzekerende strijd voor kiesrecht uitbreiding reeds in Groen van Prinsterer's dage» begonnen, strekt daartoe ten be wijze en niet minder de pogingen om van de opvolgende „regeeringen" te vra gen voorziening in dit groote tekort van zorg't denkbeeld van een Wetboek op den Arbeid ging van een antirevolutio nair, van dr Kuyper, reeds in 1874 uit. De eerste sociale wet van eenige betee- kenis kwam in de vorige eeuw onder het ministsrie Mackay de Arbeidswet van den katholieken minister Ruysch de Beerenbrouck in 1889 tot stand. De oplossing van den schoolstrijd, een niet minder sociaal vraagstuk, waarbij de geestelijke belangen voorop gingen, was voor een groot deel vrucht van de principieele worsteling der antirevolutio nairen. En de belijdenis onzer partij met die der andere Rechtsche partijen werd niet minder in de wetsontwerpen van het ministerie van 1901—1905 belichaamd. De hooge lijst van belangrijke ontwerpen, schoon die ten gevolge van den treurigen stembusstrijd van 19 J5 liggen bleef als daar zijnziekte- invaliditeits- en ouderdomsverzekeringarbeidswet en arbeidscontract, en nog zooveel meer, was mede van t optreden der antirevo lutionaire partij op staatkundig gebied de vrucht. En zij strekken tan bewijze dat zij niet 't minst het democratische van den socialen en politieken stroom heeft begrepen. Is onze a. r. partij in dien zin demo cratisch, dan wenscht zij echter goed verstaan te worden. De democratie in den goeden zin, is volstrekt niet in strijd met het Christelijk beginsel. Dit beginsel bestraft de over heersching van den arme door den ge goede, van den ontwikkelde en beschaafde over den man in de grove pij. De repu bliek onzer vaderen was zuiver demo cratisch, en is juist door de aristocratie der regenten bedorven. Ook Amerika is democratisch en nu wijlen de Zuid-Afri- kaansclie boeren-republiek stond zeker, wat de moreele zijde van het vraagstuk betreft, niet in de achterste rij. Doch dit heeft met de democratie van Het Volk niets te maken. Dat is de ont aarding er van, of, wil men, de Ochlocra tie, de heerschappij van den grooten hoop. Zij bedoelt verplaatsing van overmacht, die eerst, onder het liberaal regime, van 1848-1888, by de hooge standen berustte, en die men nu wil brengen in de hand van den vierden stand. Nog eens zy het gezegd, in dezen brui senden stroom der revolutie laat de anti revolutionaire partij zich niet afvoeren. Schoon democratisch van afkomst, laat zij zich niet spannen voor den wagen der valsche democratie. Zij blijft het pleit voeren voor toekenning aan het volk in zijn breedste rijen van invloed op het Staatsbestuur. Maar zij veroordeelt daarbij onvoorwaardelijk de volkssouvereiniteit, en houdt de wacht bij de grens tusschen regeering en onderdaan, gelijk de ordi nantie Gods in zake de verhouding tus schen Volk en Overheid haar die voor schrijft. Daarom ijvert zy zoo krachtig voor de stichting van vrije scholen, en zal zy met het betoon van dien ijver niet ophouden, alvorens de leus „de vrije school voor heel de natie" volkomen werkelijkheid zal zijn geworden. Daarom ijvert zij voor de verbetering van het meer uitgebreid lager onderwijs, vakonderwijs, middelbaar en hooger on derwijs. Daarom bevordert zij de vakor ganisatie en steunt zij iedere poging o n't particulier initiatief te schragen, en voor uit te brengen, zoo noodig met overheids steun en vraagt zij een kiesrechtregeling die"'t organisch kiesrecht regel maakt. Daarom streeft zij naar verkrijging van betere verhoudingen tusschen pa troon en knecht, op den ouden voet door Gods "Woord aangewezen. Daarom komt zy op voor het recht van den Rustdag, als de onontbeerlijke goddelijke medicijn voor de zwoegende maatschappij na den zesdaagschen arbeid. Daarom protesteert zij tegen de wettelijke bescherming, door den demon der prostitutie en dien van den sterken drank in ons land genoten. Daarom vraagt zij om verlichting van druk voor duizenden nijvere handen, wanneer die van het karig gewonnen stuk brood, dat zij verdienen, veel te veel moeten bijdragen in de algemeene lastenkant zij zich tegen weelde in staats- en gemeente-huishouding, die ten slotte op de zwakste schouders neer komt; en bestrijdt zij als een kanker voor onze maatschappij alle leven bo ven zijn stand, dat als een vampyr aan j de volkswelvaart knaagt en het jonge- j re geslacht ongeschikt maakt voor zijn taak. Derhalve staatkundig en met kerke lijk; vooruitstrevend en niet valsch con- servatief; Christelijk-democratisch en niet j ochlocratisch, ziedaar de leus, waaronder de antirevolutionaire partij steeds is op- getrokken, en zal blijven optrekken. Niet optredend louter negatief, name lijk door te zeggen hoe men niet had moeten doen, maar ook en vooral posi- tief, dat wil zeggen, door aan te toonen hoe 't dan wel moet, en voorop te stellen haar beginsel, zuiver en onvervalscht en voor dat beginsel te zoeken te ver- overen de plaats in ons volksleven waarop het recht heeft. 21 April 1910 Drankbehoefte. Meer dan één gemeente is er op be dacht, gebruik te maken van de facul- UITGAVE DLR BIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 '"ent. teit die de Drankwet dit jaar biedt om het getal vergunningen te verlagen. Rotterdam ging nu nog wel niet zoo ver, om het maximum te verlagen, maar wil toch vaststellen dat het bij 1 op de 500 inwoners zal staan, en dat dit maxi mum niet meer zal worden overschreden. Daartegen komt nu het liberaal orgaan van Rotterdam in verzet, en acht dat aan de aanneming van dit voorstel een nauwkeurig onderzoek zal moeten voor afgaan, of door dit maximum wel vol daan wordt aan de te Rotterdam be staande drankbehoefte. Niet alleen neemt toch de bevolking telken jare met ruim 10.000 toe, maar ook verkeeren op markt dagen als anderszins te Rotterdam ge durig zoovele drinkers die van buiten afkomen, dat men gevaar loopt aan de bestaande drankbehoefte en aan de steeds toenemende drankbehoefte in de tweede stad des Rijks niet naar behooren te kunnen voldoen. Dat men nu zoo spreekt als er quaes- tie is van noodzakelijke levensbehoeften, laat zich begrijpen, maar in wat kring van denkbeelden dwaalt men toch rond, zoo men zich aldus uitlaat over de be hoefte aan sterkendrank. Eén drankge legenheid op de 500 inwoners, is, door elkaar gerekend, één herberg op de 100 gezinnen. Vraag nu hoe talloos vele gezinnen er zijn, waar nooit één drup pel sterke drank in huis komt, dan wordt dit stellig ruim één herberg op de 70 gezinnen. En moet dit nu zorge baren, dat wie drinken wilde, niet te recht zou kunnen komen? Het zou alleen willen zeggen, dat hij eenige stap pen verder te loopen had, om zijn her berg te vinden. Niet toch de consump tie, alleen het getal gelegenheden zou beperkt worden, en dan nog in zeer kleine evenredigheden. Nu wordt het alcoholisme in steeds breeder kring beschouwd als een natio naal bederf. De Drankwet poogde daar om dit gebruik te temperen, en bood aan de Gemeenteraden de gelegenheid aan, om elk vijfde jaar tot dit gewenschte doel mede te werken. Maar wat dan te zeggen van een liberaal, invloedrijk orgaan, dat toont hiervoor niets te ge voelen dat drinkbehoefte met levens behoefte op één lijn stelt; en dat op hoogen toon waarschuwt tegen een op komende neiging bij het plaatselijk be stuur, om althans op zeer bescheiden wyze, een goede bedoeling van de wet in de hand te werken. En dan, ja, komt men daarbij heusch u >g aandra gen met het lang versleten argument, dat op die wijze de sluikhandel in de hand wordt gewerkt, wijzende op de meerdere moeite die het aan de politie zal veroorzaken, zoo ze dezen zich uit- breidenden sluikhandel zal moeten te keer gaan. Het kwaad laten voortwoekefen, om het de politie gemakkelijk te maken, is er armzaliger argument denkbaar Juist tegen den sluikhandel geeft de Drankwet het vereischte wapen aan de politie in handenmaar nu zal 't heeten, dat dit wapen liefst ongebruikt moet blijven om de moeite te sparen, die het hanteeren ervan aan de politie zou veroorzaken. Ook tegen de verhooging van den drankaccijns heeft ditzelfde versleten argument dienst moeten doenmaar ge lukkig heeft noch de Minister, noch de Staten-Generaal er zich aan gestoord. De verhooging is doorgegaan, en gaf nu reeds een uitnemend resultaat, dat op 30 pCt. begroot wordt. De vraag is maar, of men in den stryd tegen het alcoholisme al dan niet mee optrekt, en dit, het blijkt ook nu weer, wil wel elk der drie christelijke partyen en ook de Sociaal-democratie doen, maar het gewone Liberalisme nog altoos niet. Standaard. Mr. Jacob van Lennep. In zijn boek over het leven van mr. J. v. Lennep geeft zijn kleinzoon jhr. mr. M. F. v. Lennep het volgende staalte van het hulpvaardig karakter en het sterk ge heugen van den beroemden schrijver. In den zomer van 1814 was de familie Van Lennep buiten op 't Manpad, te Haar lem. Een der kinderen las bij haar moe der de Geschiedenis van Jozef, door Huls- hoff. Aan het einde van het eerste deel gekomen, zag zij tot haar droefheid, dat het tweede deel zich niet op het Manpad bevond. Wat te doen f De twaalfjarige Ko, voor wien iets gelezen te hebben, hetzelf de was als het van buiten te kennen, weet raad. Hij neemt een schrift en schrijft daarin uit het hoofd wat hij van dat tweede deeltje onthouden had, te zamen twee en dertig bladzijden, in pret tig verhalende dialoogvorm tusschen den meester en de kinderen, waarna hij nog eenige vertellingen van eigen vinding over die kinderen ten beste geeft. „Ik heb later," schreef J. v. L. in 1858, op de eerste bladzijde van hetzelfde schrift, „mis schien betere dingen geschreven, waar schijnlijk geene, die nuttiger geweest zijn of waar ik na vier en veertig jaren, nu mij 't boeksken weer in handen komt, met meer voldoening op terug zie." Dat Van Lennep's geheugen minder sterk was wanneer het zijn eigen werk gold, blijkt uit het volgende: Buiten zijnde, was hij gewoon een boek mede te nemen en al wandelende te lezen. Nu gebeurde het, dat hij te Zeist in het bosch een dame van zijn kennis ontmoette, die 'n praatje met hem maak te. Toen dit eenigen tijd geduurd had, zeide hij „Nu moet je mij niet langer ophouden, want ik ben in een roman ver diept en brand van verlangen om te we ten hoe de schrijver er zich uit redt „Wat lees je dan P" „Een van mijn eigen romans, maar ik ben hem totaal ver geten." We vinden in het boek ook deze anec- 1 dote opgeteekend Toen J. v. L., nog student zynde eens van Amsterdam naar het Manpad wan delde, reden hem even voorbij Halfweg drie zijner vrienden achterop, die hem uitlachten, dat hij te voet moest gaan. Iets later kwam een boerenwagen met twee flinke paarden dienzelfden kant uit. J. v. L. verzocht den boer zich onder het stroo te mogen verbergen, en haalde hem, voor een fooi, over, het eerste rijtuig voorbij te rijden. Groot was de verbazing der vrienden, toen zij, te Haarlem aanko mende, J. v. L. voor het koffiehuis van Peters, aan de Amsterdamsche Poort, rustig zagen zitten, met een lange pijp in den mond „Hoe ter wereld kom jij hier „Och," was het antwoord, „ik ben de bij paadjes geloopen." Wijlen Dr. J. A. Otte. De „Nieuwe Crt." vermeldt uit een brief, gedateerd 25 Febr. 1909 en gericht aan eenige vrienden van wijlen Dr. J. A. Otte nog het volgende „Had ik zuster Kranenburg en David niet om mij te helpen, alles liep in de war. Maar gelukkig is de dag goed ver deeld en zoodoende wordt er geen minuut onnut verspeeld. Hier hebt ge mijn dag- verdeeling Opstaan om half zeven. Dan een half uurtje besteed aan Gods Woord. Dan ontbijt, twintig minuten. Terwyl ik dit maal gebruik (het bestaat alleen uit koffie en melk) lees ik iets dat geen inspanning van mijn denkvermogen noo dig heeft. Daarna lees ik Indische bladen of boeken. Hiér, waar men zoo weinig conversatie met dokters heeft, heb ik het meer noodig als bij u om op de hoogte te blijven van wat er in de medische wereld omgaat. Om precies half negen verlaat ik het huis en ga dan de verschil lende buiten-patiënten bezoeken. Is dit klaar dan dadelijk naar het hospitaal, waar ik tot twaalf uur aan de patiënten besteed. Eer dat ik kom is er reeds kerk geweest, die des morgens in het man- nenhospitaal door onzen blinden evan gelist wordt geleid, en des namiddags door een van de Christelijke studenten. In het vrouwenhospitaal wordt de dienst door de vrouwelijke evangeliste geleid. Om twaalf uur drink ik „koffie", dat al toos uit thee bestaat. Hier geef ik tien minuten of minder aan. Daarna besteed ik tot halftwee aan het regelen van de boeken. Zooals ge weet ben ik penning meester der Zending. Dit geeft mij vree- selijk veel werk. Van halftwee tot half vier krijgen de studenten les. Daarna werk van verschillende aard tot vier uur, zooals het repareeren der machine enz. Om zes uur is het rusttijd. Gewoonlijk draait dit uit op buiten-patiënten bezoe ken. Om zeven uur eten. Daar geef ik een uur aan, en dan öf naar biduur, öf klaarmaken voor de lessen van den vol genden middag.. Om negen uur begin ik de nieuwsbladen te lezen, om zoodoende op de hoogte te blijven van wat er in de wereld omgaat. Om tien uur naar bed, maar niet om dadelijk te slapen. Gewoon lijk lig ik dan tot elf of twaalf uur te lezen. Dit is de dagelijksche koers, alleen des Zaterdags schei ik om drie uur uit. En des Zondags is de morgengodsdienst voor mijn rekening. Wat Amoy betreft, een dergenen die in Sept. 1909 met het Nederlandsche eskader deze plaats bezocht, getuigt er van„Amoy is een vieze, stinkende Chineesche stad op een eiland van dien zelfden naam, met er vlak tegenover het eiland Kolongsu, waar de Europeanen wonen". iezelfde sprekende over Dr. Otte, zegt „Den Fsten September vertrokken we met bestemming naar Shanghaai, en heel rouwig waren we er niet om Amoy te verlaten, al speet het ons allen, afscheid te moeten nemen van den heer Dr. Otte, den directeur van een Hollandsch-Ame- rikaansch hospitaal voor Chineezen. Sym pathieker man, flinker strijder voor zijn taak dan hij is moeilijk te bedenken, dergelijke menschen zijn het, aan wie wij de goede reputatie van ons landen volk te danken hebben in 't verre Oosten." Een ander van de bemanning van dat eskader schreef: „Een der voornaamste personen op het eiland (Amoy) is dr Otte... In den aanvang had hij in China met vele bezwaren te kampen. Als ffien nagaat,dat de Chineezen alleen hun eigen taal spre ken en dat die taal bestaat uit 30.000 woorden of uitdrukkingen, dan begrijpt men dar het hoogst lastig is voor een Westerling zich die taal eigen te maken. Dr Otte spreekt thans vloeiend Chineesch en w at meer zegt, hij heeft het absolute vertrouwen gewonnen der Chineezen. Zij willen hem zelfs afgevaardigen naar onze Indische regeering om hun belangen te bepleiten". Terwijl weer een officier, eveneens tot de bemanning van 't eskader behoorende, van hem getuigt: „Vooreerst schijnt mij dr Otte daar de rechte man op de rechte plaats te zijn. Hij is een zeer vriendelijk en bijzonder ijverig man, die woekert met zijn tijd en zijn gaven en geen eigen voor deel zoekt, doch de belangen en den bloei zijner hospitalen op allerlei wijze tracht te bevorderen. Ik denk niet te veel te zeggen, als ik de meening uitspreek, dat hij die nu ruim 20 jaar te Amoy werkte en met geringe middelen zooveel tot stand bracht, een bij de bevolking zeer gezien en veel bemind man in deze plaats is, die veel goeds verrichte en nog steeds blijft verrichten op 't kostelijk terrein, hetwelk hij zich als arbeidsveld koos. Hij heeft sinds meerdere jaren een aantal leerlingen gevormd (waaronder thans mannen van hoog aanzien) die op verschillende plaat sen m it succes werken en zijn arbeid zullen voortzetten als voor dr Otte een maal de tijd van rust zal komen". Die tijd van rust is thans gekomen. De dood maakte een einde aan zijn zoo werk zaam leven.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1910 | | pagina 1