24e Jaargang NIEUWSBLAD ¥00R ZEELAND, No. 170 1910. Woe sdag 20 April CHRISTELIJK- JONATHAN MERLE. HISTORISCH Anti-re volutionair. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wsd S. J. DE JONGE-VERWEST, Goes FP. D'Pü:J, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers „(^02*. UITGAVE DER FIRMA EN WN De opgaaf van den spoordienst komt in dit nommer voor op de ge bruikelijke plaats. i. Nu bij het naderen der Statenverkiezin gen weer allerlei wachtwoorden beginnen te weerklinken, is het zaak voor ons, anti revolutionairen, te zorgen dat onze kleu ren niet verbleeken. Het vaandel waarmee we den stryd in gaan, moet niets anders zijn dan't oude beproefde anti-revolutionaire. De gedragslijn moge afgebakend zijn in overeenstemming met de omstandig heden, die bij elke stembus uiteraard anders zyn, de hoofdbeginselen blijven toch dezqlfde, en deze zyn het die de rich ting bepalen waarin we ons hebben te bewegen. Als partij hebben we dus te waken tegen eiken invloed, die ons zou willen doen ontaarden, of iets anders van ons zou maken, dan wat we behooren te zijn. Van liberale zijde houdtmen nog steeds vast aan de door ons immer bestreden ge woonte om ons te betitelen met den naam „kerkelijken". Ook in enkele vrijzinnig-democratische bladen, namelijk dezulke die, gelijk de Middelburgsche Courant, met vasthouding aan de oud-Liberale usance, de evolutie naar de vrijzinnig-democratie hebben mee doorgemaakt, wordt deze scheldnaam aan ons adres gedurig weer gebezigd, in be richten, in hoofdartikelen en in Haagsche brieven. Om dit beweren te staven hebben wij bewijsmateriaal te over, doch laten het liggen, dewijl onze lezers genoegzaam weten hoe wij met name de Middelb. Crt. herhaaldelijk op haar vergissing met dezen hatelijken naam „kerkelijken" heb ben gewezen. Zelfs in een eenvoudige mededeeling als bijv. omtrent de decoreering van verdien stelijke personen op Koningins verjaardag spreekt zich de bedoeling uit, om onze partij, en zelfs ons kabinet bij de kerke- lyken in te deelen. Zoo schreef o. a. in Sept. 1909 de Haag sche Torenwachter) in 't vrijzinnig-demo cratische hoofdorgaan dat te Middelburg resideert 55 FEUILLETON. Drie dagen later kwam er een briefje op Arkley Terrace aan Merle, van Walden, waarin deze hem vroeg bij hem te komen. Merle was dadelijk bereid en vond Walden in bed, met zwaar gevatte kou Hij vroeg of Merle Zondag voor hem wilde preeken, maar deze vroeg eerst of er geen betere waren en zeide eindelyk: „Wel, ik denk dat uwe gemeente nog liever een ongeluk kige preek heeft, dan dat u ziek wordt Moet ik een toga aan „Waarin preekt gij anders „In wat ik aan heb Wel trek niets aan waaraan je niet ge wend zijt", zei Walden en Merle haastte zich, om nog zooveel mogelijk te profltee- ren van de twee uren die hem restten. Om nu, voor één enkele maal te preeken voor zulk een gehoor, onder zulke onge lukkige omstandigheden, was een slag voor zyn eerzucht. Hy kon natuurlijk niets meer opschrijven dan eenige punten en vreesde dat zijn stem het gebouw niet vullen zou. Doch dat iel mee. Hij zag dat hij tot heel achter in het gebouw gehoord werd. En wat een tafereel was daar vóór hem, rond hem, onder hem, niets dan oogen, oogen, oogen tweeduizend men- schengezichten tot hem opgegeven en de besten van die twee duizend, waren de hoogsten van Engeland, de knapsten en gevoeligsten. Het gevoel was overweldi. Het eenige wat mij bij het lezen der lijst trof was het naar verhouding tot de overige gedecoreerden bijzonder groot aantal geestelijke heeren, die be-Oranje-Nassaud of geleeuwd zijn. Tot zelfs een koster toe werd met een Oranje Nassau orde gelukkig gemaakt. Een clericale regeering kon moeilijk zulk een nuttigen kerkelijken digni taris overslaan. Wie weet hoe ver dienstelijk deze koster zich bij de ver kiezingen heeft gemaaktEn waarom zou een koster en een stovenzetter niets krijgen als de verkiezingsdomi- nés en dito pastoors bij bosjes te gelijk van ridderorden worden voorzien Het is anders wel curieus hoe in de laatste jaren onder de heeren met een geeste1 lijke bediening al door maar meer en meer „verdienstelijke menschen" wor den ontdekt. Nog tien zulke jaren en een gedecoreerde dominé of dito pastoor wordt in ons land regel. Niet waar hier ligt de beschuldiging van „kerkelijken" dik op. En in dat telkens weer aanduiden onzer partij met dezen naam ligt dan ook geen andere bedoeling dan om onze staatkundige kracht te breken. In dit verband zouden wy|ook kunnen wijzen op de klacht van het christelijk sociale weekblad „De Beukelaar" dat de antirevolutionaire pers nooit eens arti kelen bevat tot verdediging van de Ned. Herv. kerk. Aangezien die klacht ons niet toekomt uit den vijandelijken hoek, behoeven wij in deze beschouwing er de aandacht niet aan te wijden. Wij volstaan slechts met de opmerking, trouwens door „De Beukelaar" zelve als juist toegegeven, dat wij als politieke party ons niet hebben te bewegen op 't terrein van eenige kerk; natuurlijk met dien verstande dat hieruit niet behoeft voort te vloeien dat zy over hetgeen tot 't publieke leven der verschillende kerken of kerkgenootschappen behoort, stelsel matig zou behooren te zwijgen. De beschuldiging, indertijd door mr. Levy en dr. Nyhoff uitgesproken als zou de antirevolutionaire partij tevreden zijn, wanneer de gereformeerde kerk weer kon terugkeeren tot haar toestand van voor 1795, toen zij de heerschende staats kerk was, werpen wij dan ook verre gend en hij steunde slschts op de weten schap die hij sterk in zich voelde, dat hij slechts een bode was. Hij gaf zijn tekst op „Hij geneest de gebrokenen van hart en Hij verbindt hen in hunne smarten". Zijn stem was niet luid, maar zij boeide allen toen hij begon „Het is onmogelijk om zelfs maar een paar dagen door deze groote stad te loo pen, zonder zich bewust te worden dat er duizenden in rond loopen wier gebroken harten niet genezen zijn, wier smarten niet verbonden zijneen onafzienbare menigte van harten die niet breken, Zij kunnen het niet, maar het knaagt daar altyd, en zij verwelken langzaam, heel langzaam, tot het laatste leven in hen ver dord is". Het was doodstil in de kerk. Zijn gehoor luisterde ademloos en hij ging voort met her. te zeggen dat Gods wijze van genezen niet willekeurig isdat Hij alles leidt en zorgt en zoo wonderbaarlijk dat elk kind van God zich wel kon voorstellen dat het geheele Godsbestuur slechts voor hem ge maakt was. Hy sprak over de natuurlijke pijn bij het „genezen" en eindigde met het vers van Browning „wat mij betreft ik vergat 't al." Het was doodelijke stilte geweest en men vroeg hem 's avonds weer te preeken. Merle nam het gaarne aan, want dan kon den de Avis' hem ook nog eens hooren. Hij preekte, ofschoon breeder opgevat, de zelfde preek, die hij na Hany's dood ge preekt had en toen hij na afloop in de con- van ons. Terugkeer tot dien toestand hegeeren wij niet. Voor ons brengen de tydsomstandigheden iets anders meê. Wij hebben met het versleten oud-libe- ralisme afgerekend, en wensche;; de nieuwe partijen te woord te staan, die heel wat anders op hun program heb ben dan de oud-liberalen. Juist door de beproefde taktiek om niet den strijd aan te binden voor eenige kerk, heeft de antirevolutionaire partij, en heeft ook daarna de christelijke his- toiische Unie de klacht der „Brons- veldianen" doen verstommen als zou 't er ons om te doen zijn de Hervormde Kerk onderstboven te halen. Wel is er een groep, die in verkie zingspamfletten, vorig jaar in Ede en Ommen en te voren in Rotterdam nog gebleken, dergelijke beschuldiging pro pageert, en er dan nog de-beschuldiging aan toevoegt dat de antirevolutionaire partij den invloed der „doleerende" en „afgescheidene" kerken tracht te bevor deren, en maken met name de Libera len daarvan dan een kwistig gebruik, dooh het immers onmogelijk be wijs wordt daarbij niet geleverd, en wanneer straks de verkiezingen achter den rug zijn, is men het weer vergeten. Neen, we zullen niet moedwillig ont aarden in een kijvenden hoop kerkelij ken, ter kwader ure op staatkundig ge bied verdwaald. We zullen Groen's leuze niet vergeten Tegen de Revolutie het Evangelie! Ook tegenover hetradi- kalisme en de sociaal-democratie bij de stembus, moet het evangelie vertolkt en beleden worden in de staatkundige taal van den tegenwoordigen tijd. Met die leus in het vaandel zullen we uit alle kerken en godsdiensten die in ons land gevonden worden, vergade ren, allen die voor dit doel blaken, en zonder naar iemands kerk of godsdienst te vragen ons eendrachtig werpen in den strijd. Goen kerkelijk dweeper die ons van het doel wil afleiden, zal genoegen aan ons beleven. We willen voor geen „cle- rikalen" worden uitgekreten, en we wil len evenmin uit reactie tot „kerkelyk" worden gemaakt. Of wij dan niet de financieële schei ding van Kerk en Staat op ons program hebben? Zeer zeker. Maar niet gelijk de radicalen die schei- sistoriekamer kwam vond hij daar Walden I „Mijnheer Walden hebt u mij voor den gek gehouden riep hij uit. „Ik wilde het wel", zei de dominé met heesche stem. „Maar met mijn keel hoor ik niet, en toen ik wist dat het goed ging, dorst ik binnen te komen en ik kan u zeg gen dat ik gejuicht heb in myn ziel toen ik je hoorde. Ga naar huis en dank God voor je bestaan I" Mevrouw Keith was zonder op haar man of Jonathan te wach ten naar huis gegaan, maar toen zij mijn heer Keith den sleutel in de deur hoorde steken, kwam zij hem in de gang tege moet. „Jonathan I" was al wat zij zei. Merle nam hare hand in beide de zijne. „Als ik vandaag iets goeds verricht heb, of eenige dag in mijn leven, is dat uw werk. U hebt mij het eerst geleerd dat ik alles kon, alles kon met Christus!" Zij dacht aan de vele keeren, dat zij in wan hoop die avondschool op had willen geven en dankte God dat zij het volgehouden had. Merle vond het heerlijk hare vreugde en die van haar man over zijn succes te zien, want die twee waren geheel één. Zij ston den er op, dat hij even bij hen zou uitrus ten heerlijke rust na aangenamen arbeidEn toch of het reactie was, of dat 't kwam door hen zoo gelukkig samen te zien, toen Merle hen dien avond goeden- nacht zei en naar zyn jonggezellenwoning ging, dat hij op zijn verzoek had verruild met de groote statige logeerkamer, ver langde hij meer dan [ooit naar Lucy. Hij pgimiL. ju» imm van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 '■ent. MKI* BWBM ding van Kerk en Staat begeeren omdat zij tegen de Kerk zijn, en haar dus hoe eer hoe liever zouden willen sloopen. Maar om de Kerk aan zichzelve te hergeven. Reeds voor jaren schreef het kamer lid Brummelkamp ter kenschetsing van ons Christelijk historisch standpunt in dezen „Wie een onnatuurlijken band los maakt, waarmee de Kerk aan den Staat verhecht zit, sloopt niet, maar ontboeit haar, opdat zij op eigen wieken kunne drijven. Het eenige wat de Staat te doen heeft, is, terug te geven wat hij genaast heeft, en de Kerk als instelling van god- delijken oorsprong in de maatschappij te erkennen. Dit is Christelijkwant de cesaropapie is van ouds een heidensch inmengsel geweest, om het even of zij met stoffelijke of met geestelijke instru menten werd gedreven. En historisch; want het bloed onzer martelaren heeft in de eerste plaats voor de gewetens vrijheid, en in de tweede voor de gods dienstvrijheid gevloeid. Godsdienstvrij heid nu wil niets anders zeggen, dan dat de Kerken op gelijken voet door de Over heid erkend worden". Deze opvatting deelen wij nog. Doch wie ons deswege „kerkelijken" zou schel den, zou daarmee toonen al heel weinig van deze, zij 't ook al slapende, quaestie te begrijpen. 19 April 1910. 's Prinsen dag. Met eiken nieuwen omgang van het jaar wint 's Prinsen dag in nationale beteeke- nis. Toen de Prins voor nu tien jaren tot ons kwam, was hij ons nog een vreemde, en had hij alleen als Gemaal van onze geërbiedigde Koningin aanspraak op aller genegenheid. Maar nauwelijks begon de Prins zich hier thuis te gevoelen, en zocht men zijn gunst en beschermheerschap voor allerlei nationale belangen, of onver? moeid wijdde hij zich aan de schoone taak om van alles kennis te nemen naar alle deelen van het land heen te trekkenwaar het pas gaf een prinselyk woord te spre ken en meer nog door daad en voorbeeld een edeler geest in ons volk aan te moedi gen. Denk slechts aan de schipbreuk van de Berlin, en aan wat de Prins deed voor het Roode Kruis. Ook in het nu afgeloopen jaar zette de had zich zelf niet voldaan. Natuurlyk niet; dat deed hij nooit. Hij verlangde er naar haar alles te vertellen, hi; verlangde er naar haar te hebben om trotsch op hem te zijn. Toen hij den volgenden morgen naar mijnheer Walden ging om te vragen hoe het ging, vond hy 'n bezorgde vrouw, twee bezorgde diakenen en een zeer gedecideer- den dokter, en toen hij boven bij dominee Walden geroepen werd, hoorde hij daar, dat hem eenparig verzocht werd de dien sten in Arkleystreet te leiden,opdat domi nee Walden in dien tyd naar Biarrits zou kunnen gaan. De patiënt zelf genoot van het vooruitzicht rust te zullen krijgen en tegelijkertijd Merle een goede gelegenheid te kunnen geven om bekend te worden en drong er zeer op aan, eene renumeratie noemend, die den dorpspredikant prachtig voorkwam. Nu Merle zijne macht gevoelde, was het denkbeeld wel heel bijzonder verleidelijk, maar Ellie hoe kon hij haar achterlaten Hy schaamde zich die reden te zeggen en zijn vrienden dachten dat hij uit nederig heid aarzelde en zeiden zooveel vleiends dat een ander soort schaamte hem dwong de waarheid te bekennen. „Zij is al wat ik nog heb," zeide hij. „Ik ben tweemaal van huis geweest. De eerste keer vond ik haar bijna stervend. De tweede keer bijna voor het geheele leven kreupel." „Maar brengt u haar dan mee, en laat zij met onze kinderen mee leeren," riep mevrouw Walden. Prins deze zijn nationale bemoeiing nog gestadig voort. Hij begon almeer voor ons volk te leven. Schier eiken dag kon men in de bladen lezen, aan wat hij nu weer zijn vorstelijke aandacht had gewijdwaar hij zich met het oog hierop had heenbegeven; soms twee van soortgelijke gelegenheden op een dag vereenigende. Schier niets van beteekenis kon plaats grypen, of al spoe dig las men, dat de Prins er zich heen zou begeven. Altoos nog vermeerderde hij zijn bezoeken, nu weer aan de Friesche eilan den. Hij was hier niet geweest, of hij toog elders weer heen. De Prins was overal. Iets waardoor tevens de kring zich uit breidde van mannen en vrouwen uit allo standen der bevolking, die- in zijn hooge tegenwoordigheid toegelaten, zijn min zaam karakter, zijn nuchteren eenvoud, eu zijn gemeenzaamheid in het verkeer leerden waardeeren. Hij -was als de gelukkige Vader van Prinses Juliana ons volk zooveel nader aan 'thart gekomen. Vooral na 30 April was hij onzer éen geworden, en ontplooide zich, wat eerst slechts eerbiedige hulde was, in een gevoel van liefde en gehecht? heid. Vandaar dat met elk nieuw jaar de geboortedag van den Prins steeds meer een nationale feestdag wordt, die ja met parades en publieke concerten, maar tocli allengs ook met warme nationale geest drift alom zal gevierd worden. Daarom brenge ook op dezen 19en April ons volk uit alle steden en dorpen den Prins der Nederlanden zijn eerbiedigen gelukwensch. Zij ook het jaar dat hij nu ingaat, hem een van zijn God gezegend En blijve hijnog in lengte van jaren voor onze geliefde Koningin, voor onze Prinses Juliana, en voor Neerlands volk gespaard. Standaard. De Tong. In het maandblad van de afd. van het Ned. Onderwijzers.-Gen. lezen wij een verhandeling over de tong, van dezen inhoud De tong is een klein lapske, nog niet zoo groot als 't inktvodje van mijn kleine nicht, die pas schrijven leert. Toch zegt men, dat een tong te lang kan zijn. Dat zij huizen kan in brand steken en steden verwoesten. Men zegt, dat er in de Spreuken staat „Dan zou mijne moeder alleenzijn maar ook gehéél alleen, want wij hebben geen meid," zei Merle. IJ weet niet welk 'n eenvoudig man u voor uw groot 31 preek stoel vraagt „Dat doet er niet toe," zei de dominé. „Zeg er niets van tot gij vasten grond onder u hebt want het geeft nooit iets tegen de vooroordeelen van de menschen te willen strijden, maar als gij er eenmaal zyt, zal het hun goed doen het te weten Het eindbesluit was, dat een der stads- zendelingen, mijnheer Birch, naar Barbie- ton zou gaan zyne vrouw kon voor Ellie zorgen. Het scheen Merle een droom, dat hij zoo plotseling op IsaacWalden's plaats zou staan, maar hij nam het even rustig op als men in droomen de meest verba zingwekkende feiten opneemt. Den volgenden dag bracht hij met juf frouw Avis VIary naar hare nieuwe betrek king. Hij wachtte buiten en toen juffrouw Avis er zeer verrukt uitkwam nam hy haar |mede naar een rustig hoekje in Ken- tington Gardens en vroeg haar daar of zij de gedachte zou kunnen verdragen ver weg te gaan. Hy had een aanbod van een dame uit Australië gekregen, dat juist voor hen geschikt was. Er werd voor de kinde ren geen passagegeld betaald alleen voor Jem en zijn moeder, maar Frances zou vrije passage krijgen, omdat Merle haar zoo ten volle als onderwijzeres kon reeom- mandeeren. „En Rose zult u vroeg of laat toch wel moeten laten gaan vrees ik," en hij gaf haar een dood-ongelukkigen brief van Willem Ralt. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1910 | | pagina 1