NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Ho. 158 1910. Woe sdag 6 April 24e Jaargang HISTORISCH CHRISTELIJK- j mmmmerle. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK S. J, DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'PUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN FEUILLETON. I ED EREN WERKDAG DES AVONDS. Pri^s per drie maanden franco p. p. 5,25- Enkele nummers C,02£. UITGAVE DER FIRMA en van van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 «-ent. VL. Staatsvergoding en minachting van gezag? Wij zouden trachten aan te toonen dat Staatsvergoding en minachting van het gezag hand aan hand gaan. Bij de Linker zijde zit het voor te spreken van „den Staat" en niet van „de Overheid'. Zij ver goden den Staat, en dientengevolge is't de Staat die onderwijs geeft, die subsidie verstrekt, die belasting heftdie straft en zoovele zaken meer. Het is de leer van de Staatsalmacht en door dezelve wil men alles doen dry ven. Vandaar dat men in liberale en socialistische bladen niet spreekt van Overheidsscholen en Over heidsmacht. En toch is dit het rechte beginsel. Het is God die de Staten deed worden, die aan die Staten overheden gaf om te regeeren bij Zijne gratie. En dan komen wij tot dit resultaat dat als er Ko ningen en Overheden zijn die regeeren en gerechtigheid stellen dan zijn zij het die Wetten geven, die straffen en al wat daar mee in verband staat. Wij hebben hier te doen met het punt van gezag. Wat wordt er van een volk dat aan geen gezag onder worpen is. Als men het Koningschap be strijdt, het gezag der Overheid minacht, God niet erkent als opperste macht- en gezaghebber, dan weten wij uit de geschie denis, hoe diep een volk zinken kan. Neem God uit de historie weg, beaam de uit spraak der revolutie„Geen God" en vol komen zal men moeten toestemmen dat het„Geen Meester" volgen moet. Wat toch is het geval als men God niet erkent als opperste macht- en gezaghebber, Hij die dan toch het gezag heeft Als dit niet wordt erkend, dan spreekt het vanzelf dat het gezag zooals dat nu in onzen tijd be staat, ook niet van God wezen kan. Dan is het niet God die het gezag geeft, maar dan vervalt alle van boven opgelegd gezag en moet hetzelve van beneden uit de aarde opgekomen zijn. Geen andere conclusie is hier te trekken. De Staat wordt dan de eenheid van ons allen en leven wij uit het beginsel der gemeenschap. Wij hebben dan slechts uitvoerders te benoemen die onzen wil in daden omzetten. M. a. w. hetgeen wij willen of denken is wel goed, maar wij willen het zelf niet uitvoeren. Daarom benoemen wij daartoe mannen die onzen wil, den volkswil hebben uit te voeren. Zoo bestaat er tusschen Over 48 De dagen die nu volgden, waren beter dan de meisjes verwacht hadden. Zooals Tom gezegd had, Avis was blij dat het zoover was en dat iedereen het nu weten zou en hoe eerder iedereen het wist, hoe beter het was voor den aanstaanden ver koop. Gilbert Ralt kwam die week thuis. Gedurende zijn vertrek was zijn vader van een pachter een landeigenaar ge worden, was Tom gestorven en waren de Avis' geruïneerd. Zijn eerste bezoek gold Broomhill, en hij was bijzonder vriendelijk en eerbiedig voor Avis. Hij bracht bijzonder goed nieuws mee van Willem, en Rose was na zijn bezoek merkbaar opgevroolijkt. Een sterke oostenwind blies over de open vlakte, toen een man, wiens ka rakter veel overeenkomst met den wind had, naar Broomhill ging het was mijnheer Ralt, die op zijn bruin paard met drie honderd gulden op zak, troost en hulp ging bieden - ofschoon hij zelf nog zeer kort geleden zoo erg in 't nauw had gezeten. Avis zag hem komen en bracht hem in de keuken, waar niemand anders was dan Frances, die er kousen zat te stoppen. Avis begon te praten over Gilbert en Willem. Elk ander zou de palhos ge voeld hebben in zijne gelukwenschen, heid en Volk de betrekking van lastge ving en opdracht. Dan heeft hier hetVolk te gebieden. En als dan de Overheid knecht wordt van het volk, dan, als de lasthebber niet handelt naar den zin of bevel van den lastgever, dan kan hij hem ontslaan. Dat is het idee der Linkerzijde, vroeger toegepast op practische wijze, toen Lodewijk XVI en Maria Antoinette hun leven lieten onder de valbijl. Het is voornamelijk de sociaal-demokratische partij die nog wenscht afschaffing van het Koningschap, 't waren de kopstukken der Vrijzinnigen die spraken van het ko ningschap als „ornament" en „vliegwiel" „het hoofd en hart der natie" en derge lijke uitdrukkingen meer. 't Is de Lin kerzijde, zooals ze voortbouwt op de be ginselen der Fransche Revolutie, die in beginsel de traditiën voortzet. Heb ik dan geen recht te zeggen dat staatsver goding, en minachting van het gezag, hand aan hand gaan Immers is dit duidelijk aangetoond. En. hiertegenover stellen wij Antirevolutionairen onze be ginselen. „Door Mij regeeren de Konin gen en stellen de Vorsten gerechtigheid" en „Alle ziel zij den machten over haar gesteld onderworpen". „Want de mach ten die er zijn, die zijn van God veror dend". Dat is de grond van het Christelijk Staatsrecht. Niet het gezag in het volk. Geenvolks- souvereiniteit. Dat kan niet anders leiden dan tot bandeloosheid, en zou zijn een omkeering van de Goddellijke orde. Wij willen niet het: „Vox Populi, Vox Dei", «de stem des volks is de stemme Gods." Al wat in ons is kant zich daar tegen. Voor ons Antirevolutionairen ligt het schoone in de souvereiniteit van Oranje, zooals die door de leiding Gods in onze geschiedenis is geworteld en in den Nederlandschen Staat tot ontwikkeling is gebracht. C. H. 5 April 1910. Da Costa. 28 April 1860 overleed mr. Isaac Da Costa, de christen-dichter, de evangelist, de vriend van Groen van Prinsterer, de beminde. Zou 't waar zijn dat men in onze kringen straks zijn 50-jarigen sterfdag wenscht te herdenken Waarom zou 't niet waar zijn? nu zijn oudste jongen naar dat land was gegaan, j waarvandaan niemand terug komt. Maar Ralt had Gilbert's heengaan of terugkeer niet gevoeld zoo als Avis dat zou gedaan hebben en bo vendien was hij geheel vervuld van iets wat hij zijn plicht achtte. Hij bracht het gesprek al spoedig op den toestand te broomhill en Frances zat zichzelf te verbijten van drift, toen hij alles op haalde en met vinnige duidelijkheid alles zeide wat had kunnen en moeten ge daan worden en nagelaten was. En als het danj zulke moeielijke tijden waren, hoe kwam het dan dat het hem zoo goed gegaan was? Ik heb veel in mijn voordeel gehadzei hij. „Ja dat hebt u!" zei Frances plotse ling opstaande en bleek van drift, „en u moest zich schamen dat u hier komt om vader dat alles te gaan voorkauwen, nu hij zoo terneergeslagen is „Francie!" riep Avis waarschuwend, maar zij luisterde niet. „U denkt dat u alles zijt en dat hij niets is", zeide zij, „maar er is niemand op de wereld die van u houdt, zooals iedereen van hem houdt", en een plotse linge huilbui vreezend, stormde zij de keuken uit, het aan de twee mannen overlatend om het verder met elkander klaar te spelen. Avis' gewone waardigheid was er vol komen op berekend. Hij maakte zijne ver ontschuldigingen en Ralt antwoordde „Ik bedoelde waarlijk niet iets onaange naams te zeggen. Integendeel, ik kwam slechts" en hij was zoo onkiesch zijne De vereerders van Multatuli wenschen dit jaar ook dezen groote uit hun kring te herdenken. Zouden wij achterblijven met de her innering dat een halve eeuw geleden onze Pa Costa ontsliep, hij meer dan Multatuli, de vaderlander, die, niet 't minst door zijn zangen, dat heele volk toebehoorde. Laten wij, wie er nog niet aan dach ten, er toe mogen opwekken. Zeker, wij willen geen uitbundige, we willen een stille hulde. Een hulde, die hijvoorbeeld hierin zou behooren te bestaan dat er een gedenk boek wordt uitgegeven, vol met per soonlijke herinneringen van de steeds slinkende schare dergenen die onzen grooten zanger nog gekend hebben, tot zijne leerlingen hebben behoord, zijn intiemen omgang hebben genoten. Welke uitgever wil zich hiermee be lasten Ook onder onze lezers- zijn er wij denken o. a. aan ds. Elffers te Hillegom die met Da Costa hebben omgegaan. Het ware goed dat zij, 't geen zij van hem weten, niet voor zich hielden, maar te boek stelden opdat 't nageslacht steeds meer dezen „Israëliet in welken geen bedrog (was)leere waardeeren In onze Briefwisseling kwam dezer dagen de uitdrukking „advocaten en andere grijpvogels" voor. De Goesche Courant nam deze onder aanhalingstee- kens geplaatste uitdrukking ernstig op, en slaakt de verzuchtingzijn dan ook de antirivolutionaire juristen grijpvogels Kenners van de parlementaire geschie denis der laatste dertig jaren zullen wel niet met deze naïve verzuchting instem men .Zij toch weten dat de door ons aange haalde uitdrukking een als scherts be doeld gevleugeld woord is van wijlen het Tweede Kamerlid voor Zierikzee, J. J. v. Kerkwijk. Men kan ze vinden in de Han delingen der Tweede Kamer van 1877. Een man van de tribune, die dezen „oolijken Duivelander" dit gevleugeld minder juist woord is van De Standaard uit die dagende geïncrimineerde woorden hoorde bezigen, was getuige van het homerisch gelach,dat in de Kamer losbrak, niet het minst onder de vele juristen die, als altijd, rond den geestigen driehonderd gulden meteen aan te bieden, en was nog zeer verwonderd, dat Avis het weigerde. Frances was door de bijkeuken naar de mangelkamer gevlogen, waar juffrouw Avis aan het strjjken was. En Merle, door de achterdeur binnenkomend, was meer dan verwonderd hier heftige woorden en snikken te hooren. Het was zoo iets onge woons voor Broomhill. Daar hij nu zoo thuis was by de Avis' en dacht, dat de kinderen onder elkaar ruzie hadden, ging hij de half open deur binnen en stond daar stom-verbaasd toen hij er Frances woe dend op en neer zag loopen, terwijl juf frouw Avis tevergeefs trachtte haar te kalmeeren. „Wat is er vroeg hij verschrikt. Frances was te veel buiten zichzelf om zich aan wie of wat ook te storen en zij ging door met haar verhaal, er bittere zinnen bijvoegend, totdat Merle zelve al het ergerlijke meevoelde en haar verdriet meeleefde. Merle ging naar haar toehaar berispen kon hij niet; maar slechts vragen met zijne oogen om op te houden. Zijn blik bracht haar dadelijk tot zich zelf en hij liet haar aan hare lieve moeder en ging naar Avis. Hij vond daar juist wat hij gevreesd had Avis was onder den indruk dat Ralt eigenlijk gelijk had.Met een paar woorden troostte hij hem en ging toen weg. Hij voelde dat zijn hartstocht hem de baas zou worden. Hij wandelde haastig voort. Daar waar het voetpad naar het „Dal" afslaat wachtte hij even. Was het goed_te han spreker geschaard stonden de Gratama's en Van Ecks en Brediussen. Nattigheid „Vrijzinnig Democraat" schrijft in de Goesche Crt. een opwekkend woord om de vrijzinnigen in 't district Goes tot ijver te prikkelen voor de liberale zaak bij de aanstaande verkiezingen. Wanneer deze opwekking de gevoe lens der Goesche liberalen vertolkt, dan schijnt de vraag gewettigd of de heeren soms nattigheid voelen. Wat ons betreft, wij willen hopen dat zijn oproep gehoor vindt. Bij een stembusstrijd moet van weers zijden met energie worden gestreden. En natuurlijk ook met eerlijke mid delen. Want wel schrijft de man„waarom in dezen geen voorbeeld genomen aan onze tegenpartij, die n.l. de propaganda doorloopend voert, maar laat ons het dan tenminste met eerlijker middelen trachten je doen"maar hij waagt geen enkele poging om deze leelijke beschuldiging aan 't adres der Rechtsche partijen waar te maken. Vooral tegen 't bijzonder onderwijs richt „Vrijzinnig Democraat" zijn pijlen. Ik weet, zoo schrijft hij „Ik weet niets, dat demoraliseeren- der werkt op ons staatkundig en maat schappelijk leven, dan die. vele bijzon dere scholen. En wanneer men nu Does prijsgeeft aan de coalitie, dan wee de Openbare school, want gelooft vrij dat na de rede van den heer Os- sendorp ze van rechts niet stil zitten om het toch al wankelbare gebouw nog meer te ondermijnen, ja zelfs als een troep ongedierte aan de fundamen ten te knagen van ons openbaar onder- wijs.de eenige goede grondvester van ons staatkundig en maatschappelijk leven." Wy zullen afwachten of de liberale leiders in Goes dezen oproep zullen over nemen en de openbare school tot inzet van den strijd zullen maken. Het zou iets nieuws zijn. Wij voor ons hebben de openbare school steeds buiten het geding gehouden. Maar willen de heeren hetons wèl. Wij zullen dan aantoonen, met delen zoolang hy niet kalm was Het was een waag maar als hy wachtte totdat hij kalm was, zou hij het nooit doen. Het was donker toen hy op het Dal aankwam. Hy ging met mijnheer Ralt alleen, op zijn verzoek. Ze zaten tegenover elkander, met een enkele kaars op tafel naast hen. En toen zei Merle alles. Hij zeide den diaken wat hy op Broomhill ge vonden had, maar dit alleen, zeide hij, zou hem niet hebben doen sprekenelk mensch kan met de beste bedoelingen wel eens falen, maar niet eens of twee keer maar herhaaldelijk had hy reeds gezien welk een pyn mijnheer Ralt deed met zijn absoluut voorbijzien van het gevoel van anderen, en Merle, geheel in zijn onderwerp, bracht voorbeelden aan, die doel troffen. Hij sprak zeer kalm, maar zijn stem en zyn oogen schitterden. Eerst antwoordde de diaken zoo snijdend als hij kon, maar het stuitte op Merle's hardnekkig voortgaan. „En wat mij het meeste verdriet doet is dit", besloot Merle. „U hebt drie beste zonen goed en knap genoeg om u den meest trotschen man van Engeland te maken en u behandelt ze als honden. U zijt veel beter voor uwe dochter veel beter, maar niet hy wachtte even „voor uwe vrouw 1" Merle's hart klopte hettig en hij moest weer even wachten voordat hij zeggen kon„Ed toch blijft zij voor u gespaard Een diep stilzwijgen volgde. Merle dacht niet over de gevolgen die dit alles voor hem zeiven hebben kon: zijn heele ziel was slechts één gebed dat deze sterke aanhalingen van liberalen zeiven, van onverdachte voorstanders der openbare school, zoo men wil, dat niet wij het zijn die „als een troep ongedierte aar. de fundamenten knagen van (het) open baar onderwijs"maar dat men die „knagers" onder de eigen voorstanders dier school heeft te zoeken. Overigens de smaaklooze beeld spraak „ongedierte" voor rekening van den schrijver latend. Dat kan een interessante discussie worden. Ook in die vergaderingen waar, gelijk „Vrijzinnig Democraat" schrijft, „flinke debaters, die de wolven die in schaapskleederen tot het volk komen zoo noodig met zakelijke argumenten (moeten) bestrijden." Het is alleen maar de vraag aan wel ke zyde men die „wolven in schaaps kleederen" en die „debaters met zake lijke argumenten" zal hebben te zoeken. In onze driestar „neutraal en vader landsliefde" hebben wij den heer Lamers vrijzinnig-democraat „in de schoenen ge schoven", wat niet hem maar zijn collega, den soc.-dem. onderwijzer uit Dordrecht den heer Bergmeyer toekomt. Deze toch heeft in de Protestvergadering van den Bond op Zondag 20 Maart't pleit gevoerd voor waarheid» in het onderwijs en gevraagd of hij ook het zondige van de Oranjevorsten moest vertellen. Overigens heeft ook genoemde heer Lamers het al bont genoeg gemaakt op bedoelde vergadering. Wy willen, zoo sprak hy ongeveer, ook wel geschiedenis sen uit den Bijbel verhalen. Maar ook ver halen (of sprookjes) uit „andere godsdien sten", „zooals ook sprookjes uit sprookjes boeken kunnen worden verhaald". Wy zouden wel eens willen weten of het niet juist deze heeren zyn, die, hetzij heelemaal of half, socialistisch, de funda menten der neutrale school ondergraven, en de muren rameiën, die het dak van dit „neutrale" gebouw dragen. Een spelletje, waartegen juist de man nen van Rechts, juist ter wille van de openbare school, zoo hard mogelijk waar schuwen. En daarvoor worden vfly' nu gelasterd vergeleken met //ongedierte" dat knaagt aan de grondvesten dier school. man zyn hart niet verharden zou. Eindelijk zei mynheer Ralt „Ik wist dit niet, mijnheer Merle 1" „Dat dacht ik", zei Merle, terwijl al zijn liefde voor den harden maar oprechten man weer terug keerde en zich in zyne stem en oogen uitte„en het is schande, dat ik al deze jaren u nooit een woord er over gezegd heb. Ik hoop dat u my dat wilt vergeven, mynheer Ralt I" Hij stond op, als om heen te gaan, toen mynheer Ralt plotseling zyn hand vatte en die drukte alsof hij haar nooit weer zou los laten. „Wat kan ik doen vroeg hij. „Al wij onze zonden bekennen, zal Hij ze ons vergevenzei Merle, „maar de naam van dengene aan wien ze bekend moet worden is de naaste I" Hy nam afscheid, en vond, buitenge komen, dat het heel stil was geworden in de natuur. Hy wandelde naar huis met het heerlijke gevoel dat hy van 'n grooten last bevrijd was. Hij had op het juiste oogenblik gewacht en toen gesproken. „Wel Jonathan, waar ben jij geweest zei juffrouw Merle, schrikkend van zijn ontdaan gelaat. „Ik heb nog niet gegeten, moeder", zei hij moe. De wind kwam weer op en huilde rondom het huis en bij hem begon de reactie. Hy dacht dat zij zou huilen rond om Broomhill, en het brood dat voor hem stond bleef hem in de keel steken. „Zet het maar weg, Elbe I" zei hy en verdween in zijn studeerkamer, om naar den huilenden wind te luisteren. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1910 | | pagina 1