Nol 150 1910. Zaterdag 26 Maart i, 07, NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND, 24e Jaargang (5HRISTELIJK- HISTORISCH mmm merle. Zondagsarbeid. 'burg. lm. indé, d. fl)dÖ£. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes Bjj dit nummer behoort een By voegsel, F„ P. D'HU'J, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN pnperland (N.-B.) worden agen prijs. )GERD. naar Ame- wordt ge- of met aosje Brs- |e n. )ED, iskeike. EIEÏ'. 7,30 12,— 6,- 1,- 6,- 1,- |ea datum is ede getal is SRIKZEE. >rikzee. 7,- 3,- 7,30 3,— 7.- 3,- 7,30 3,— 7,30 2,— 7,30 3,— 6,30 3,— TERR AM. terdags van arg 8 uur idere dagen van Rotter- 6,35 d 7,05 I h) vertrek van pea ra. 8,50 prssekn en 15 minuten Neuzen ten >1 Augs. )8. •y 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers 0,02c. UITGAVE DER EIRMA EN VAN Zij die ïieh met 1 April op ons blad abouuoeren, oiitviui- geu liet tot geneemdeu datum gratie. Niettegenstaande men in alle partijen overtuigd is van de noodzakelijkheid dei- Zondagsrust, wordt er nog steeds veler lei niet of minder noodzakelijke arbeid op Zondag verricht. Minister Talma heeft reeds eenige maanden geledén een zeer uitvoerig on derzoek doen instellen naar de bedrijven, waarin op den Zondag nog loonarbeid wordt verricht en daarbij tevens de vraag gedaan, of beperking van dien Zondags- arbeid mogelijk zal zijn. De antwoorden op de gestelde vraag zullen straks een goede maatstaf zijn bij de herziening der Zondagswet van 1815. Met deze wet wordt nog maar al te zeer de hand gelicht, zoodat er nog velerlei Zondagsarbeid bijv. op 't ge bied der etaleering en verkoop op Zon dag straffeloos wordt doorgelaten. En in onze Arbeidswet is het verbod van Zondagsarbeid, behoudens de noo- dige uitzonderingen, beperkt tot perso nen beneden zestien jaar en vrouwen. Het is al jaren geleden dat mannen als ds. Ulfers en nu wijlen Kerdijk de Nederlanders opriepen om zich er voor te spannen dat de Zondagsrust voor den werkman een algemeene weldaad wor den zou, een verleening van een genot, neen van een recht, dat hem maar al te lang door patroon en publiek is ont houden. In vele gezinnen, vooral in degroote steden wordt het versje; Slaap, slaap, kinnetje, Moeder is je minnetje, Vader is je winnebrood, over een jaar is 't kindje groot, door moeder bij de wieg van haar kind met zekeren weemoed in de ziel gezongen. Want vader is daar niet meer de vader, maar de winnebrood" die niet alleen de geheele week in 't getouw is, maar ook den Zondag geheel of gedeeltelijk buitenshuis in fabriek of werkplaats of magazijn moet doorbren gen om Zondagsarbeid te verrichten. En dat niet altyd uit noodzakelijkheid, maar meermalen uit den drang der om standigheden, die, bij eenigen goeden 46 FEUILLETON. Overal werd een moedig hart, een vrien delijke hand, een zachte stem gemist. Mevrouw Sil verton nam de jongenszondag school over. Zij zou nooit zulk een school by elkaar hebben kunnen krijgen, maar zij kon haar zeer goed by elkaar houden. Het was eerst aan Ermyn gevraagd, maar zij had bedankt zonderredenen op te geven. Merle vroeg er niet naar en zij wilde hem nog niet gaarne zeggen, dat zij ook spoedig wegging. De dochters van Admiraal Har- grove groeiden op. Helena, de jongste, had misschien nog een jaar eene gouvernante noodig; maar Ermyn werd er altijd geheel als gast beschouwd en Catherine Hargrove, een verlegen stil meisje, kon onmogelijk tot haar recht komen zoolang als zy bleef. Ermyn probeerde tevergeefs zich zelf te effaceeren, maar zij was een geboren koningin. Zij kon niet helpen, dat zij Catherine in alles overtrofhet was iets om elk meisje mismoedig te maken en zij besloot weg te gaan. Een verre nicht van bare moeder, die in een der voorsteden van Londen woonde, was kort geleden weduwe gewor den, en hare eenzaamheid .leek haar een goede verontschulding omWestbrook te verlaten. De dame zelf was haar niet bijs ter sympathiek, maar daar zij 'n juffrouw van gezelschap had, kon Ermyn op veel wil, best zouden kunnen gewijzigd worden. Een welsprekende bijdrage daarvoor levert het rapport der Amsterdamsche Kamer van Arbeid voor de Yoedings- en Genotmiddelen aan den Minister van Landbouw enz. naar aanleiding van zijne vragen uitgebracht. Daaruit blijkt, dat door 331 patroons in 15 bedrijven inlichtingen zijn ver schaft over 5638 arbeiders, en daarvan verrichten 1414 arbeiders wel, en 4214 geen Zondagsarbeid. Globaal genomen treft de Zondagsarbeid dus 25 pCt. van de arbeiders in die bedryven. Maar nu staat' het met de afzonderlijke bedrijven niet allemaal gelijk. Voor de afzonderlijke bedrijven gelden deze cijfers. •piaqJB .sSupno2 Q> QDifiiAOOHfqONON^OON (X3VO OiNClH cq f-v -vfrCM s y tc a O N •3 S3 O S N ON<J> wvO^FOO Cl CO Tj- N POM M i-O ■*t 00 H 0\i0i00\0 vO <J» aotH tO M ON 00 rf N M C£> 00 v-. co N Ot N N N tlVO 'SJoppqjy lejuuy •saoojjej NCO Oio h Cb cooo lANWOlOrtK tv COTH MM H fOutiPiNN NN •-< cr\ co \o -i o M ONVO OHCQIO^ T*- M WVO tvC* J» T3 a o a v 0) J4 Ui a .Si, T3 a a> M C3 3 o A a 'Z'rG '.M O 2 -o 9 o bc-5 O bCus U O 'rH pjO a T3 m a o o - M u> ^3 J3 P D d t a> •o a d o) 8Ï8 "S .-•£ 3 o -S S oS .q o 43 43 G "O 43 s1? d 43 W i- 3 3 O •Tl r^3 u •- qj 43 c5 Ö.S A <U u B 5 3 -- 12 2-g 3 a> o 3SO Uit dit staatje blijkt, dat er bedryven zijn waar nog veel Zondagsarbeid wordt verricht; en ook dat er zijn waar Zon dagsarbeid tot de uitzonderingen behoort, vrijen tijd rekenen en ook op veel vrijheid, om haar leven in te richten zooals zij dat verkoos. Het was noodig dat zy ging, maar het afscheid viel moeilijk van beide kanten. De arme Ermyn had Westbrook meer als haar thuis beschouwd dan zij zelve wist, de kennismaking, die begonnen was over de potten en pannen ir. juffrouw Roysell's keuken, was aangehouden door het leenen van boeken en patronen. DeRalts' vergaten al hun kleine airtjes, toen Tom ziek was, en toen zy Ermyn eenmaal kenden, be schouwden zy haar in de eerste plaats als mensch en daarna pas als deftige dame. De familie Avis waren lieve vrienden van haar geworden. „Er is niemand diewy zoo graag zien komen als u, juffrouw Vaughan, behalve misschien mijnheer Merle," zei juffrouw Avis. Wat zou zy al die liefde en al die pretti ge buitengezichten missen als ze alleen in de vervelende straten van Londen liep, En ook haar dominé moest zij verliezen, zij zou zijne hulp missen en zich ook 't genot moeten ontzeggen om hem te .helpen. Merle's haar werd dien herfst grijs. De menschen zeiden„Hij trekt het zich veel meer aan dan toen zijn jongen stierf"en zij hadden gelijk, hij kon beter zijn eigen verdriet dragen dan anderen verdriet zien hebben. Niemand zou ooit weten wat hij persoonlijk met Tom had verloren, en dat verlies raakte al zijn gemeenteleden ook. Na den oogst hegon het afscheid nemen. of heelemaal onnoodig bleek. Welke bedrijven in dit staatje een zeer goed figuur maken, zal de lezer voor zich zelf wel willen opmerken. Wij behooren ze niet afzonderlijk te noemen. Natuurlijk zijn er nog wel bedrijven bij, waar de Zondagsrust veel verder, en over veel meer personen kan, althans behoort- te worden doorgevoerd, en bij wettelijke regeling als plicht zal dienen te worden opgelegd. De bedryven der Israëlieten staan op Sabbath bijna alle stil. Wel een bewijs dat 'tdus kan. In het rapport wordt opgemerkt, dat sluiting der slagerijen op Zondag moge lijk is geworden door de verbeterde ijskasten-techniek, en waar in Joodsche gezinnen de consumptie voor Zaterdag reeds des Vrijdags vóór den aanvang van den Sabbath wordt ingeslagen, is .hier mee bewezen dat zulks ook in Chr. gezin nen mogelijk ïs. Laten de menschen in de kleine plaatsen ook zooveel mogelijk medewerken dat zoo min mogelyk op Zondag voor hen wordt gewerktde post, de barbier, de winke lier, de drankslijter, alles kla»gt nog maar al te veel dat er nog zooveel op Zondag besteld wordt, wat best op Zaterdag kon geschieden. Of men nu de Zondagsrust als eisch van Gods gebod dan wel van maatschappe lijke orde en sociale tevredenheid, of heelemaal slechts in 't belang van den werkman, en van 't gezinsleven bevorde ren wil, met die bevordering op zichzelf reeds verricht men een goed werk. Vooral in onze Chr. gezinnen moet 't niet kunnen voorkomen dat men eenig persoon noodeloos op Zondag aan 't werk zet; ook van dit kwaad geldt dat deze zonde u vinden zal in hare schromelijke gevolgen. Ook de huiselijke arbeid onzer dienst boden kan misschien nog op velerlei wijze worden beperkt. Doe een ieder hier wat hij of zij kan, of jegens God en den naaste verplicht is. Moge minister Talma ook het vraagstuk van de Zondagsrust door een gezonde wetgeving nader brenge aan zijne op- iossing. 25 Maart 1910. Want, te leven is mij (Èfristus, en te ster ven gewin. Hoe onheilspellend volgen deze woorden in den tekst „te leven", „te sterven" - achter elkander. Daar Ermyn ging naar een byzonderen Zondag avonddienst, die gehonden werd voor de jongens en meisjes die naar Londen gaan, en zij benijdde Merle bijna de warmte, waarmede hij sprak, n& al wat hij geleden had. Zou zy ooit zooveel om iets kunnen geven, zooals hij zich nu interesseerde voor het geluk van een klein getal jongens en meisjes, die overigens niemand zoo by zonder interessant vond? En als 't hem zooveel kostte van hen afscheid te nemen, wat zou hij gevoelen als hij hoorde, dat zij ook heenging Zij stelde het zoolang uit om het hem te zeggen, dat Merle er het eerst van hoorde door een opmerking van admiraal Hargrove. „Voorgoed, mijnheer?" vroeg hij, trach tend zich zelf te stalen tegen 't antwoord. „Ik vrees het wel." „Mijn arme kleine meid", zei Merle en vertelde den admiraal van den roman, dien de kinderen van juffrouw Mamzell gemaakt hadden. Zij is een goede engel voor ons geweest in onze moeielijkheden, en waar zij ook heen gaat, zal zij zegen brengen", voegde hij erbij. De admiraal vond dit een zeer behoorlijke en dankbare manier van spreken. Het was juist zulk een schoone herfst dag als het een jaar geleden was, toen Ermyn Merle het portret van zijn jongen gebracht had, en toen hy dacht aan alles wat hij sinds dien van haar ontvangen had, was zijn grootste verdriet dat hij zich moest herinneren hoe weinig hij terug gegeven had hoe weing hij van 1—5 regels 40 cent, Iedere regel meer 8 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 '■ent staat slechts eene komma tusschen hen, en inderdaad, zooals het met de woorden is, zoo is het ook in de werkelijkheid. Hoe kort is de afstand tusschen leven en dood. Inderdaad daar is er geen. Het le ven is het voorportaal van den dood, en onze vreemdelingschap op aarde is eene reis naar het graf. De pols, die ons aan zijn in stand houdt, slaat onzen dooden- rnarsch, en het bloed, dat ons lichaam doorstroomt, vloeit voorwaarts naar de diepte des doods. Heden zien wij onze vrienden in gezondheid, morgen verne men wij hun afsterven. Wy drukten nog gisteren de hand van den krachtvollen man, en vandaag sluiten wy zyne oogen. Wij reden nog voor een uur in het voer tuig van gemak, en weinige uren latei- moet de laatste zwarte wagen ons over brengen naar het huis van al wat leeft. O, hoe nauw is de dood aan het leven ge bonden Het lam, dat zich in het veld verlustigt, zal weldra het slachtmes voe len. Het rund, dat in de weide loeit, wordt vet voor de slachtbank. De boomen was sen slechts om geveld te worden. Ja, en grootere dingen dan zij voelen den dood. Koninkrijken rijzen en bloeien, zij bloeien slechts om te verkwijnen. Zy rezen om te vallen. Hoe menigwerf nemen wij het boek der geschiedenis op, en lezen wij den bloei en val der koninkrijken. Wij vernemen de kroning en den dood van koningen. De dood is de zwarte slaaf, die achter den levenswagen rydt. Aan schouwt het leven I en de dood is het dichtst op de hielen. De dood reikt ver door deze wereld .heen, en heeft op alle aardsche dingen den stempel gedrukt van den breeden muil des grafs. De sterren gaan wellicht ondermen verhaalt dat ver in den afgelegen ether ontbrandingen zijn gezien, en [de sterrenkundigen heb ben den ondergang van werelden aan geduid den ondergang van die ont zaglijke bollen, die wij ons verbeeld nad- den voor de eeuwigheid in hunne kassen van zilver gezet te zijn, om als toortsen der eeuwigheid te lichten. Maar, God zij geloofd, daar is een oord, waar de dood de broeder van het leven nietis waaral leen het leven heerschtwaar „te leven" niet is de eerste lettergreep om gevolgd te worden door de naaste, „te sterven". Daar is een land, waar nimmer de dood klok wordt geluid, waar nimmer dood kleederen worden geweven, waar nooit graven worden gedolven. Gezegend land, haar geholpen had. Is het niet altijd zooP Wy zouden van elkander kunnen afscheid nemen als wij het gevoel kon den hebben, dat wij den tjjd dien wy te zamen waren ook volkomen gebruikt hadden. Juffrouw Vaughan zou den volgenden dag bij heffi komen. Merle wachtte haar in den tuin op en in plaats van dadelyk in huis te gaan bleven zij in den tuin praten over hare plannen, en al heel gauw maakte zij hem, evenals iedereen deed, tot vertrouwde van al haar ver driet wat het haar kostte hier van daan te gaan, en de wijde wereld weer in te trekken. „Komt uw naam niet van het Duit- sehe „Hermintrude" vroeg hij. „Dat denk ik wel", zei Ermyn. „Op God stel ik mijn vertrouwen", zei Merle. „U zult toch wel met iemand zijn, die u na genoeg bestaat om u bij den naam te noemen. Zal de zin van dien naam u u niet altijd thuis doen gevoelen? God is ons een toevlucht en sterkte." Hij preekte over dien tekst op haar laatsten Woensdagavond. Donderdag kwam zy goedendag zeggen; zij moest den volgenden dag weg. Het verdri«t was voor Ellie niet zoo groot nu zy ook geregeld op Broomhill kwam, maar toch voelde zy het erg. Zij zat op haar stille manier naast Ermyn met haar handje stijf in de hare, terwyl Merle en Ermyn over Londen praatten ver boven het uitspanselOm dit te be reiken, moerin wij sterven. Maar indien wij na den dood eene roemvolle ontster- felijkheid verwerven, zoo is onze tekst inderdaad waar: „sterven is gewin." V Bazuin. UI'! m PEES. „Ik h»b den meed „Ik heb den moed obstructie te voe ren", zeide de heer Schaper Vrijdag. En hij voegde er by „Ik hoop dat het niet meer noodig zal zijn, dat deze waarschu wing voldoende zal wezen maar zij zal dan ook ad rem zijn. Wat er van moge komen in het land, hier sta ik en ik ben bereid mij te verantwoorden. Ik heb den moed van mijn overtuiging en mjjn da den. De heeren zullen stemmen". Op dezen toon spreken de sociaal-demo- kraten in de Kamer. En wat hebben de liberalen daartegen aan ,te voeren Dur ven ook zy een wil te uiten Integendeel, zij zijn bang voor schreeuwers als de sociaal-demokraten, dat bleek in 1903, en ook nu weder. Alleen tegen de „clericalen" hebben zij vijftig jaarlang „den.moed" getoond. Die maakten immers geen obstructie, die scholden niet en bezigden geen geweld. Voor zulke dingen gaat een fatsoeniyk liberaal vanzelf op zy. En dan bukken zij liever voor hen, die alles durven, zich voor geen enkel middel schamen, onbe schaamd en onbeschoft het gezag en de waardigheid van het Parlement honen, en optreden op een wyze, die in hun eigen vergaderingen al lang de deur voor zulke „amokmakers" zou geopend hebben om ze „er uit te gooien". De heeren socialisten profiteeren van het gelijk recht voor allen, doch weten ten slotte met de geweldmiddelen, die geen andere partij bezigt, den wil eener zeer kleine groep door te zetten. Daarom intimideeren zij de vreesachtigen, die, inplaats van tegenover hen te gaan staan, met hen meestemmen, en juist aldus een partijzaak maken van dingen, die met de politiek niets te maken hebben. Vandaar machteloosheid en wantrou wen in de politiek. De rechterzyde kenne daartegenover haren plicht om voet by stuk te houden en eveneens als 't noodig is, te zeggen; Ik heb den moed De Nederlander. en hij vroeg of zyne trouwe vriendin, mevrouw Reith, haar zou mogen be zoeken. „Zy heeft het altyd zoo verbazend druk,« zeide hy, „misschien zou het u plezier doen haar te leeren kennen, of schoon ik niet veronderstel dat zy in dezelfde kringen verkeert als u „Moge ik verlost worden van „krin gen 1" riep Ermyn. „Ik hoop dat mevrouw Reith er geen heeft en dat ik het ge noegen zal hebben kennis met haar te maken 1" Bij het afscheid werd het Ellie te veel en vlooe zij naar boven. Ermyn was er blij om, want er was iets dat zy Merle en zyne moeder wenschte te zeggen, wat niet zoo gemakkelijk gaan zou als het kind er by was. Beiden gingen met haar mede tot aan de deur, haar dan kend voor alles wat zij voor hen geweest was. „Het is niets vergeleken bij wat ik u te danken heb», zei Ermyn, Merle vol aanziende. „Herinnert u zich nog een Woensdagavond toen u preekte over den oudsten broeder in Lukas 15 „Ja, ik herinner het mij I" „Er was niemand die dien avond zoo ongelukkig de kerk in kroop als ik," zeide zy. tIk had niets meer op aarde. Ik riep tot God en kreeg geen antwoord. Ten minste, dat scheen my zoo. Ik wachtte op het bokje I" (Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1910 | | pagina 1