N1EUWSBLAD
VOOS ZEELAND.
No: 101. 1910.
Vrijdag 28 Januari
24e jaargang
JONATHAN MERLE.
GHRISTELIJK-
HISTORISCH
:eau
10,-
10,-
11,-
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JON GE-V ERWEST, te Goes
FEUILLETON.
Binnenland.
F. P. DWJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
UIT DE PROVINCIE.
Vlissingen. In plaats van dhr. W.
Troelstra, overleden, is benoemd tot com
mandant van de mailboot „Engeland" van'
'n
mte-
LZEE.
zee.
2,~
2,_
3,-
2,~
DE".
DAM
Durn
hq er
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.,
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers 0.021.
UITGAVE DER EIRMA
EN VAN
De opgeef van den spoordienst
komt In dit nommer voor op de ge
bruikelijke plaats.
XL.
Barmhartigheid en Recht.
Het antirevolutionair beginsel kant lioh
er tegen om alles naar wettelijke regelen
vast te stellen. Hierin ligt een onderscheid,
ligt een jklove tnssohen ons en de liberalen.
Zij zijn de mannen van de ,/Staatsvergo-
ding". De geheele linkersijde gaat aan dat
■ank. Terwijl van onze sijde een groote
plaats gelaten wordt voor het particulier
initiatief, getnigen de vele particuliere stich
tingen op Ohristelijken grondslag,leunt men
links ai meer en meer op den staatsman.
Bn nu weten wij wel dat wij ons aan dien
■taatsarm niet geheel kunnen onttiekken,
■aar het verschil is tooh duidelijk zicht
baar. Deze stelling gaat ook voor de maat
schappij op. Meer dan eenmaal is in de
praktijk gebleken, hoe bq wettelijke rege
ling tooh nog veel onreoht bleef bestaan,
hoe de barmhartigheid altijd nog de hel
pende hand had te bieden. Barmhartigheid
en Reoht sluiten elkander niet uit. Nauw
zqn zq aan elkander verwant.
De verwoestende werking der sonde is
ooraaak dat allerlei ellende steeds sal blij
ven bestaan, die niét door het reokt kan
weggenomen worden. Op dtt standpunt
hebben wij Antirevolutionairen ons te plaat
sen,suilen wij vasten grond onder onae voe
ten hebben. En nu moge men van socialis
tische sijde ons bespotten en de vrijainnigen
ons met een bedenkelijk schouderophalen
voorbij gaan, tooh brengt dat ons niet aan
het twqteleB. Voor ons staat vast dat reoht
en gereohtigheid betracht moet worden,
■aar evenseer staat onae overtuiging, dat
dit Biet aal leiden tot een idealen toestand.
Niet gaarne aonden wij het onreoht willen
verdedigenverre werpen wq die gedaohte
van ons, maar toeh is bij ons de wet«neohap
dat alleen wetten de zaken niet goed meken.
Alles in wetten te belichemen,ielfs de klei
nigheden, doet onae vrijheid voor een groot
gedeelte te loor gean en maakt het juk el
aweerder en knellender.Tooh wordt dit nog
te weinig gevoeld. Wanneer barmhartigheid
en reoht niet meer op den voorgrond treden,
kannen wij beswaerlqk ons aan het keurs
lijf van watten ontworstelen.
Uit dat oogpunt bezien hebben wq het dan
24
De admiraal nam slechts den tijd zqne
metgesellin te zeggen wat er gebeurd was
en spoedde sioh met Merle terug. De onders,
versuft, hadden nog niet eens de kleeren
van het kind losgemaakt. Hq kleedde haar
uit, en probeerde alle middelen tot opwek
king, terwijl Merle hem hielp en de arme
moeder ook deed wat sij kon. De vader
stond er onbewegelijk bjj met een starenden
akeligen blik. Het was alles te vergeefs, de
admiraal wist het lang voordat hg ophield
met wrqven. Ten laatste bedekte hij het
kleine lichaampje teeder en keek de moe-
dar aan. Zij barstte in tranen uit. Hq nam
hare hand un kalmeerde haar, Wwql hij
zelf tranen in de oogen had. Axford lag met
de armen gekruist op de tafel De admiraal
ging naar hem toe, maar hq bewoog of
■prak niet.
Maria bad de hooiers overreed met hun
werk door te gaan, hun belovend dat hij het
hun dadelijk sou iateu weten als er iets te
vertellen viel. Hij ging nu om zijne belofte
te houden. Drie of vier jongens en meisjes
hingen over het hek en toen zij het treurige
nieuws hoorden gingen sij den stroom op
om te sien of aij konden uitvinden waar het
kind gevallen was. Toen de eommé naar
hun huisje toekwam, trad de admiraal naar
buiten, dankene dat zjjne tegenwoordigheid
hinderlijk was. Toen sag hij mensohen aan
komen van de beok. Iets deed hem er aieh
haea spoeden. En toen Merle even later
ook te waardeeren dat in sommige gevallen
de wetgever ingrijpt. Maar toch kan bij dit
alles de barmhartigheid niet worden gemist.
Op onderscheiden terrein heeft zjj nog een
taak te vervullen. Ook öods Woord geeft
ons hiervan treilende voorbeelden. En daar
om ia die barmhartigheid zoo zeeg'nend
werkzaam ook daar waar wet en recht geen
bate geven zou. Noodig dient daar ook in on
zen tijd nog eens op gewezen te worden.
Gewezen daarom, dat ieder zijn roeping
aai verstaan, zoowel patroon als werkman,
om zooveel mogelijk te vrqwaren voor be
knibbeling van onze vrijheid en opdat
barmhartigheid en reoht hun werk kunnen
volbrengen. Het gevaar is niet denkbeeldig
dat ook m onze kringen het voorbeeld en
streven der linksohe groepen aanstekelijk
gaat werken. De koorts der «Staatspensio-
neering" heeft er al eenige te pakken, 't Is
zoo gemakkelijk en 't wordt zoo gemakke
lijk voorgesteld, 't is zoo leukl Straks komt
er weer een andere „beweging" ook aanlok
kelijk die ook weer aanhangers wint. En
daarom de oogen open 1 Met beleid voortge
gaan op onsen weg, rekening houdend met
omstandigheden. De verlokkende lenzen
van onae tegenstanders, dienen overwogen
en getoetst te worden aan onae beginselen.
Alzoo reoht en wet in de eerste plaats als
middel tot genezing der maatschappij. Geen
eenzijdig of willekeurig recht, geen wetten
die ons inplaats van naderbij, verder van ons
doel brengen-Maar reoht en wet, gebaseerd
op en afgeieid uit do eeuwige ordinantiën,
welke in het Woord Gods voor de verschil
lende levensterreinen zijn neergelegd.
Dat is de taak d«r Overheid als dienaresse
Gods, zooals wq Antirevolutionairen dat
verstaan. Dat vragen wq dan ook van de
Overheid dat zij naar recht en wet, het recht
in de maatschappij zal staande honden. Dat
kan balsem gieten in da wonden die soms
zoo schr^jnon kunnen. Dan zal daarnaast ook
voor de barmhartigheid een rnime plaats
zjjn om_ zegen af te gieten, door, wat achter-
lqk en vergeten is en dreigt weg te kwjjnen
onder 's levens last. C. H.
Finland.
Een achttal Nederlandsche hoogleeraren
en oud-hoogleeraren J. Oppenheim, W. J.
M. van Eysinga, D. P. D. Fabius, H. Krabbe,
J. de Louter, J. Ph. Suyling, W. van der
buiten kwam, zag hij de groep op hem af-
komed. Nu droeg de admiraal iets den
vorm van een kind bat het, het gezicht was
bedekt door een aakdoek, de voetjes ningen
naar beneden en Merle's hart kromp
ineen want hij kende de schoentjes. Instinot:
matig strekte hij sijn hand uit om de bedek
king van het gelaat te lichten.
//Kijk niet,als 't u belieft,doe het niet,« zei
admiraal Hargrove.
Merle gehoorzaamde. Hij had geen ver
langen iets anders te doen. Ais hij nooit
weer Harry's gezicht levend zien mooht,
wensohie hij niets te zien, dat dat beeld uit
zijn herinnering kon verbannen. Zwijgend
strekte hij zjjn somen uit, met een onweder-
staanbaren blik. De admiraal gaf hem zijn
last over. En het was iets meer dan water
dat dien last zoo zwaar maakte 1 Het kleine
lichaampje, dat niets scheen te wegen toen
Merle zijn jongen lachend op zqn schouder
zette, lag nu als lood zoo zwaar in zijn
armen. Hq droeg bet het zonnige psd op
De moeder hield op met sohrsien zelfs.
Axford keek op toen de domicé binnentrad
en zijn kind zwijgend aau het andere einde
van de bank neerlegde.
>Nog wat warm water vlug vrouwtje,
alsjeblieftU zei de admiraal ham volgend.
Merle knielde om de kleine so toen los te
maken. Het zat vast om de gezwollen voet.
Een weeë duizeligheid kwam over hem
de kamer draaide met hem rond. Hq voelde
een sterken arm hem steunen,
Eiaat mq dat doen, arme kerel, ik kan dat
beter doen dan gij. Geef nooit een geval op
voor dat alles geprobecd is I Maar blijf jij
niet hier. Ik heb wonderbaarlijke gevallen
Vlugt en C. van Vollenhoven, hebben bjj De
Erven F. Bohn te Haarlem het licht doen
zien een v'Témoire a consulter sur la
question finlandaise". In een voorwoord
zeggen de auteurs, dat zij het als hun plicht
hebben beschouwd het stilzwijgen te ver
breken tegenover de herhaalde aanslagen,
door de Russische regeering op Finland's
zelfstandigheid gepleegd.De lange reeks van
willekeurige maatregelen der Russische
rechtvaardigt, eisoht zelfs een zeer streDge
kritiek. Het punt van geschil tusschen de
Finnen en de Russchische regeering is in
den grond heizelfde als in 1899 Sluit de
souvereiniteit teu aanzien van Finland, die
door de gebeurtenissen van 1808—1909 in
handen werd gesteld van Alexander I en
diens opvolgers, hetzjj krachtens haar eigen
atrd, hetzjj krachtens de gTondwet het recht
in zich om zich aan de bevoegheid van de
wetgevende macht van Finland nu eens dit
dan weer dat te onttrekken, enkel op grond
hiervan, dat de betrokken kwestie zoowel de
de Russische als de Finsche belangen raakt
Daar ligt het centrale probleem, de kwestie
die alle andere beheerscht. De auteurs wen-
schen niet deze waarheid, welke de onder
vinding leert, te betwisten dat de eerbied
voor de wet voor vorsten en volken geen
plicht is die geen uitzondering hoegenaamd
toelaat. Zjj geven toe dat er zioh gevallen
kunnen voordoen van hooge noodzakelijkheid
welke een inbreuk op de wetten hetzjj van
de zijde van den vorst hetzjj ran die zijner
onderdanen rechtvaardigen, al mogen die
wetten dan ook onder normale omstandig
heden onbetwistbaar zjjn. In 't kort de au
teurs erkennen bij wjjze van uitzondering
het recht eener revolutie, hetzij die van bo
ven of van beneden uitgaat. Wat zjj echter
betwiBten ie dat de huidige Russische regee
ring,om haar revolutionair gedrag tegenover
Finland te verontschuldigen, het recht zou
hebben een dergeljjke noodzakelijkheid als
boven bedoeld te doen gelden. Wat zij ten
stelligste ontkennen is dat de loop der ge
beurtenissen aan de Keizerlijke bureaukratie
ook maar een schjjn van een voorwendsel
zou verschaffen om ten opzichte van Finland
de toevlucht te nemen tot de bekende on-
wettigejmaatregelen.
De conclusie, waartoe een objectieve be
oordeeling der zaken leiden moet, isDe
souvereiniteit ten aanzien van Finland, die
de gebeurtenissen van 1808/9 in handen
hebben gesteld van Alexander I en diens op
gezien van bij brengen l«
Merle wist dat bjj hem slechts uit de
buurt wilde hebben terwijl zij het wanhopi-
e werk deden van te trachten leven te
brengen, waar geen leveD meer wasmaar
hij gehoorzaamde.
„Daar is nog één kaas", daoht hij zonder
het zelve te gelooven, maar voelend dat hij
niet kon verdragen dat de slag in eens viel.
Hij ging onder r et afdak bij de keuken zit
ten. De buitenlucht deed hem goed en het
gezicht van al die huishoudelijke zaken
deed hem denken aan zqne moeder. Het
nienws zou haar onverwacht kunnen berei
ken. Met de kracht d:e nieuwe pliohteu
I geeft, ging hij het huis iond om iemand te
zoeken die zijn eigen tuinhek kon bewaken
en zag Franoes Avis den moestuin doorko-
men. De kinderen, die er rond stonden en
hingen sohenen haas het nieuws te vertellen.
Merle volgde hen. Zij keek hèm aan, bleek
van schrik en uitroepend „Wij lieten hem
gaan".
„Waarom vroeg Merle,
j «Polly was met de kleintjes op het hooi
veld en Harry zag Pattie aankomen en
vroeg of hij met haar mooht gaan spelen
zeide dat u het goed zou vinden. En wij
dachten nitt pver de kinderen totdat hun
eten klaar was. Ik kwam hem halen l"
//Het was heel goed," zei Merle met beven
de lippon. //Zeg Polly dat ik hem zelf zou
hebben latsn gaan. Maar ik zoek iemand,
die bij mijn bek op de wacht wil slaan, tot
dat ik thuis kom. Kunt u iemand missen 1"
//O js, ik zal er voor zorgen",zeide zij, zioh
wegspoedend.
Merle ging weer naar zijn schuilplaats, en
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 ''ent.
volgers, sluit geenszins het recht in zich om
aan de bevoegdheid der welgevende macht
van Finland het een voor het ander na te
onttrekken, enkel op grond hiervan, dat de
betrokken zaak Russische en Finsche be'an-
gen beide betreft. Dat is een vrecht", het
welk men noch kan afleiden uit denaard
dier souvereiniteit zelf noch uit de beginse
len der grondwet, welker handhaving da
eerste Tsaar-grootvorst aan alle inwoners
van het grootvorstendom waarborgde.
De solidariteit der beschaafde wereld op
het pnnt van het recht zoo zeggen de au
teurs van dit belangwekkende betoog voor
het goed recht der Finnen ten slotte heeft
zich sedert eenigen tjjd herhaaldelijk ge
toond in uitbarstingen van verontwaardi
ging, welke werden uitgelokt waar het recht
van een onschuldig of onschuldig geacht
persoon dreigde te worden gemoord. Zal die
solidariteit stom blijven bq een poging tot
moord met voorbedachten rade tegen het
zelfstandig bestaan van een gansoh volk, dat,
al lette men alleen op den teldzamen adel
van zqn verweer, zich zoo goed als het edel
moedigste zqn zelfstandi ;heid waardig be
toond heeft. Indien de bedrjjver van dezen
aanslag een vreemde regeering was, dan zou
het slechts een gewoon vergrjjp zjjn. Maar
nu die daad bedreven wordt door dezelfde
macht, die niet een of twee, maar minstens
twintig keer zich door den plechtigBten eed
tegenover haar slachtoffer verbonden had
haar vrjjheid te zullen eerbiedigen, waar zou
thans het geweten, waar zou de eer de chris
telijke wereld zqn, als zjj tegenover een der
geljjk onrecht, gepaard gaande met een on
gehoorde woordbreuk, zich liet meesleepen
door de berekende koelheid en de correcte
onverschilligheid der offioieele wereld De
ondergeteokenden hebben de gebiedende
noodzakelijkheid gevoeld van deze vraag voor
te leggen aan het rechtsgevoel hunner tjjd-
genooteu. Het woord is aan de mannen van
hart en goeden wil. N. E. Ct
De heer Van Kol op Atjeh.
In Land en Volk schrjjft thans ook de
heer G. Nypels, naar aanleiding van het ver
haaltje van de liedjeszangers Pisuisse en
Blokzjjl
Ik was te Atjeh toen de heer Van Kol er
zjjn bezoek bracht, ik had gelegenheid beter
achter de schermen te zien dan eenig troe
pen -officier, dit eenerzijds anderzijds voel
ik geen roeping om voorden oud-gouverneur
in de bres te treden, als ik dit niet van harte
zat daar ingespannen, luisterend naar het
minste geluid uit de aangrenzende kamer.
Hij had geen hoop, hij wist dat hjj slechts
wachtte op de doodstijding en toch werd hij
koud toen de dear geopend werd en admi
raal Hargrove voor hem stond met 't vonnis
in zijne oogen. Hij r am Merle's slappe hand
in de zijne.
„Dank u mijnheer, voor alles wat n ge
tracht hebt te doen," zei Merle. Zijn eigen
stem klonk hem vreemd in de oorenzij was
zoo veranderd.
De zeeman wendde zioh af, snikkend als
een kind. Merle's oogen bleven droog, maar
het deed hem goed den admiraal te sien
schreien.
z/Ik zal de kistjes gaan bestellen," zei ad
miraal Hargrove, zoodra hij spreken kon.
z/U moet mij dat toestaan. Hebt ti den een
of anderen wensoh Of laat u het aan mij
over 1"
„Ik laat het over", zei Merle met moeite
maar de vraag had hem het ontietiende feit
duidelijk gemaakt en hij voelde ziob weer
wee worden.
„Zou het u helpen als ik met u meeging,
en het aan uw moeder vertelde", vroeg de
admiraal.
z/E'et zou het gemakkelijker maken
dank u, mijnheer", zei Merle zeer dankbaar,
voelend wat 't den teerhartigen man kosten
moest zoo iets op zioh te nemen.
//Kom aan", zei admiraal Hargrove. Merle
zeide vrouw Axford goedendag, liet een
vriendelijk woordje achter voor BenAxford
en toen gingen de beide mannen het pad af,
dat Merle zoo vaak betreden had met Har
ry's handje in de zijne, over de beek, waar
meen te kunnen en te mogen doen. Ewel, ik
kom dan gaarne verklaren dat, naar mjjn
overtuiging,door den gouverneur geen maat
regelen genomen zijn om den heer Van Kol
een beteren indruk van den heerschenden
toestand te geven dan die destjjds was. De
heer Colijn behoefde bjj zijn geleide niet te
verschoonen, noch te verbloemen. Er was
rust op Atjeh en de autoriteiten dachten dat
dit zoo blijven zou. Men noeme het veine als
men wil, een kunstgreep waB het niet. Aan
den heer Van Kol werd ook medegedeeld hoe
de toestand geweest was, maar niemand kon
zeggen of 't voortaan blijven zon zou zooals
't was.
Naar verluidde hebben een paar comman
danten van buitenposten of bivakken, zich
beqverd, bet zeizend Kamerlid, bq zqn be
zoek aan hun standplaats een extra gunstige
opinie mee te geven betreffende de een of
andere bijzonderheid van het leven te velde
en dit kan zoo aanleiding zqn geweest tot de
misvatting, die nu op rjjm en muziek is
gebracht. Maar a«n die overmaat van jjver
hadden de autoriteiten part noch deel en zjj
kan slechts betrekking hebben gehad op
bijzonderheden van ondergeschikt belang,
die op den eind-indruk van den he. r Van
Sol geen invloed van eenige beteekenis
zullen hebben uitgeoefend. N. Crt.
Bjj Koninkiqk besluit is met ingang
van 16 Maart 1910, benoemd tot burgemees
ter der gemeente Amsterdam, jhr. mr. A.
Röell, met toekenning van gelijktijdig eer
vol ontslag als burhemeester der gemeente
Arnhem.
Wq ontvingen ter aankondiging »Een
gezinswerkmanswoningen, 40 uitgekozen
ontwerpen, ingezonden op de prjjsvraag
voer een blok van vier aaneen gebouwde
arbeiderswoningen, uitgeschreven door de
maatschappij tot bevordering der bouw
kunst, 1908. UitgeversMouton Co.
'e-Gravunbagec. Inhoud Inleiding. De prqs
vraag- Rapport der jury. Ontwerpen.
Bouwkundigen, gemeentebesturen, werk
gevers, enz. zullen wel doen met dit boek
en zijn rjjken inhoud kennis te maken, en
er zoo mogeljjk een voor den werkman
profijtelijk gebruik van te maken.
Harry zooveel van gehouden had. En de
beek kabbelde voort, in den zoelen Juli-zon,
en de vogels zongen hoog boren hun hoofd.
Franoes stond zelf op de waoht en Ted
kwam aanloopen. Maar elke vraag bestierf
hun beiden op de lippen toen zij het gezioht
van den dominé zagen,Hij ging hen zwijgend
voorbij en volgde den admiraal het tuinhek
iu om zijne moeder en Ellie te vertellen, dat
hun zonnestraaltje heen was gegaan.
HOOFDSTUK XII.
De lange eindelooze uren van dien dag
waren eindelijk voorbij en Merle was alleen.
Hq had zioh opgehouden, was kalm en
vriendelijk gebleven en had aan alles ge
dacht wat er gedaan moest worden, maar de
spanning was zoo groot, dat hij eeu gevoel
had alsof zijn hoofd zou barsten als de naoht
niet eenige barmhartigeeenzaamheid bracht.
uijne moeder doorstond het praehtig. Hij
wist dat vooruit. Zij zou er misschien later
aan sterven, maar hij had baar nooit in het
allerergste en allereerste verdriet zien wan
kelen. Voor Ellie was hef nog geen werke>
ljjkheid. Hoe kon het ook Zij zeide op een
verschrikten zachten toon, dat Harry bq
Jezus was; maar de vreeselijke waarheid,
dat hij nooit meer bij baar zoa komen, was
nog niet tot haar doorgedrongen.
Merle beefde terug voor het oogenblik dat
die wetenschap tot haar homen zou, niet
weteud, dat haar leven met het zijne en niet
met Harry's leven samenhing.
(Woidt vervolgd