r NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 94. 1910. Donderdag 20 Januari 24e Jaargang GHRISTELIJK- HISTORISCH Dé ?;ii der Openbare Mooi. to 3 g ?cht ra, VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUU, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN ^iï echt de E, 1 UIT m I»£K3. O p CD O O CD ESI go e*- CD S P- gj CfQ CO s 9* 9» 3 P- gc CJQ to CD P I P CC p- CD gO to |0Ö 2- S5 I i-i P P" P gs go B 2. O CD CD CD p M o go >-o P-i *3 CD 8ö SC O e"*~ CfQ B CD CfQ O P P- CD P [HOUT, of Mei <5»? BpM* IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02'. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van i—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 ''ent De openbare onderwijzers hebben, op ze keren afstand van de Openbare Hoofden, dan nu den dag hnnner glorie beleefd. Hun voorzitter heeft getoond den moed zjjner overtuiging te bezitten, en ten aanhoore van heel het land bjj proclamatie uitgemaakt, dat het schoolkind en de liefde voor Oranje twee zjjn. Dit heeft in onze kringen verontwaardi ging gewekt, bitterheid bp menig openbaar schoolhoofd, en angstige bezorgdheid bij vele frontmakers. Ook zjj begrepen toch, dat deze zonderlinge proclamatie aan de bun heilige Openbare School afbreuk dreigde te doen. En hierin] zagen ze juist. De nu verkon digde en door de onderwijzers toegejuichte stelling is niets minder dan het illuster be gin van den zelfmoord der Openbare School. Deze onderwijzers veinzen niet, en omwoe len hun opinie niet. Ze komen er cordaat en in manljjken ernst voor nit, dat alzoo hun overtuiging is. Ze houden staande, dat deze hun opinie niet slechts op de Openbare School moet gednld worden, maar dat ze uit et karakter der Openbare School recht reeks voortvloeit. Dienovereenkomstig achten zjj 't,dan ook hnn plicht, niet slechts voor deze overtuiging nit te komen, maar er even beslist propaganda voor te maken. Wie dit niet aandurft is in hun oog een lafaard, die het achter zijn mouwen heeft. En zoo vast zjjn ze in hun overtuiging geworteld, dat meer dan één innerlijk naar de marte laarskroon zou grjjpen, zoo op poene van ont* sla^hnra het wyzigen of verhelen van zijn overtuiging werd opgelegd. Men zie dns wel in, dat we hier niet met een incident, met een overdrijving, met een onvoorzichtigheid te doen hebben, maar dat we hier staan voor een wel gevestigde over tuiging, die niet nu pas opkomt, maar sinds jaren reeds onze Openbare School bewerkt heeft, en die, komt er geen keer, steeds meer den geest van onze Openbare School zal gaan beheerschen. Het was geen incident, maar een logisch uitvloeisel van den opkomenden wat. Ongetwijfeld heeft het protest dat van Sohoolhouders tegen d&Zé~proclamatie] uit ging, hooge waarde, maar die zoo spraken zjjn de vertegenwoordigers van een op de Openbare Sohool wegstervend verleden. Zooals de indieners van dit protest der Hoofden nu nog denken, zoo dacht eenkwart sauw geleden, heel het onderwijzerscorps. Maar de Sooiaaldemocratie is de Openbare School binnengeprongen, en heeft er de re- pnblikeinsche gevoelens bjj de jongere on derwijzers veld doen winnen. Die nienwe stroom klimt, de vroegere daalt. En nu reeds is bet te voorspellen dat welhaast de annen van het betere verleden uitsterven, en jde mannen der nieuwe richting steeds beslister den toon zullen aangeven. Doch juist hierdoor zullen de mannen der Open bare School Bteeds meer in conflict met den geest der natie komen. Natie en Openbare School zullen van elkander vervreemden. Zoo zal de zelfmoord van de Openbare School doorgaan, en het valsche uitgangs punt van den weg dat men koos, zal zich ten slotte wreken. Dit valsche uitgangspunt lag in haar nega- tief karakter. De Bijzondere School ging van het positieve uit, hetzjj van een Protestant- aohe beljjdenis, hetzij van die der Roomsch- Katholieke Kerk. De Openbare School daar entegen had niets dan het anti-clericalisme, van nit te gaan. Dat anti-clericalisme Hde .zich in het kleed der neutraliteit. Dit J>le kleed liet alle kleuren toe voor de S A L «cl IOOGERD, amheid, bü lag. Koster, o 7.46 7-t»5 7.56 8.05 8.12 g 8.20 <5 8.27 ■s 8.17 8.36 8-49 H> Ui 8.56 c2 rï 9.01 X i i> 9.10 c* 9.16 9.29 o M 8.5s 9.42 9. si 9.10 10.— 9.43 10.48 10.51 12.o3 H.31 12.42 t:.3o ".1 Z. Duitschl. )sendaal- -Lage r dan 150 KM. .30 1.29 *6.o3 ,40 3-°5 7-iS .31 3-5» 8.0i .12 4.14 8.20 .26 4.28 8.34 brweat Goes. -rCPf I B stol JSaaruit het geweven werd. Christ8'een rï°r supranaturalisme, toen een %dom boven geloofsverdeeldheid, 1 ,.ü4 4e Humaniteit, al voorts het Indiffe- i BMnA*8'611 s'ee<^B °P die kleurenlijn voort- °n v >ïing het allengs over in de vaalheid '**fteid, waarin thans de Openbare Sohool vo0t den dag kwam. toirt 18 had bedoeld, dat de Chris- ujKe en schappelijke deugden,tegen wicht zouden bieden. Maar dat was pure illusie. VI'rik den grondslag van alle religie los, en tegelijk begint ook de voorgevel van het gebonw der moraal te waggelen. Wat Christelijke en wat Maatschappelijke deugd zal zijn, wordt dan een puzzle. De wet op het Lager Onderwijs heeft zelfs geen enkele poging gewaagd, om het begrip er van vast te stellen,of de eerbiediging er van te verze keren. Het is al aan Het goedvinden der onderwijzers overgelaten.En gaat men een maal voor het verschil op godsdienstig en voor het versohil op moreel gebied nit den weg, dan, 't spreekt van zelf, komt al spoe dig ook het nationaal, het poli iek, het so ciaal versohil van inxioht om eerbiediging vragen. Waarom zou men wel neutraal zijn tegenover Qod en de Dengd, en niet ook tegenover denStaat?Ook op dit terrein moe ten de ondersoheidene gevoelens geëerbie digd woiden. Voor Oranje I roept de een, Voor de Republiek I roept de ander. En in de Openbare Sohool mag immers geen partionliere leer tegenover die van anders denkenden in eere worden gesteld. De wet heeft 't nooit zóó bedoeld, maar dit neemt niet weg dat de wet de zaadkorrel opnam, waaruit dit stelsel van zelf moest ontkiemen. De proclamatie dreef de conse quentie ver, maar niet verder dan ze op reli gieus en moreel terrein reeds lang gedreven werd. Logisch blijft logisch. Aan zulk een consequentie is op den duur toch niet te ontkomen. Wie elk positief uitgangspunt mist, moet er ten slotte in vervallen. En als straks de Openbare Sot ooi in deze conse quentie ondergaat, zal ze ongetwijfeld zelf moord hebben gepleegd, maar toch altoos zulk een zelfmoord, als waartoe de heredi taire aanleg haar nit het vroegere geslacht is toegekomen. Vit den wortel der negatie kan nooit een positieve vrucht opkomen. De Openbare Sohool was nooit positief in haar wortel, ze is het niet,en ze kan het niet wor den. Neutraliteit is paedagogisoh klare onzinnigheid. Neutraal kunt ge zijn op allerlei terrein,waaruit straks een ieder xioh op eigen terrein terugtrekt, maar bij alle onderwijs, bij alle opvoeding, bij alle vor ming van het kind tot man en bnrger is neutraliteit niet anders dan een chloroform, die tijdelijk ongevoelig maakt, en daardoor de kracht der opvoeding breekt. En denkt nu niet, dat de Openbare Sohool dit allengs zelve zal gaaninzien,en ijlings op haar weg terug zal komen,om het bloedver gif dat ze indronk, weer uit te spuwen, en zioh aan te gorden tot een krachtiger leven. Immers al poogde ze dit, en al kwam erjeen tijdlang zekere reactie, die reactie gaat toch voorbij, en straks herneemt de drijfkracht van het beginsel tooh weer haar beheer- sohende kracht. Aan een grondfout in den wortel is geen ontkomen. Uit een negatie ven boom komt geen positieve vrucht. Men kan die wel tijdelijk aan haar takken vast hechten, en kan aldus een valsohen schijn vertoonen. maar de Openbare Sohool zelve groeit inmiddels uit haar eigen wortel door. In aulk een groei ligt een onweerstaanbare logica. Die logioa leidt van consequentie tot consequentie. En het eind kan niet anders zijn, dan dat een sohool, die opzettelijk het primum verum van alle paedagogiek, dat is het positieve uitgangspunt, uitslootten slotte aan haar eigen levende hand slaat,zoodat ge haar niet eens meer behoeft te bestrijden, en de groefbidders zioh reeds aanmelden om haar uit te dragen naar de plaats der zelf kw^ning waar ze niemand meer deert. De Standaard. 19 Jan. 1910. In ons vorig no. wezen wy op de zooveel ruimere opbrengst der middelen in de afga- loopen maand, en wezen er op hoe nagenoeg do helft van het accres van bij de 2 miljoen vracht was van den verhoogden drank- acccjjjns. Dit wil echter niet zeggen dat die ruim 3 ton meer beduiden zouden dat er in Decem ber zooveel meer gedronken is. Doch veeleer, dat er in die maand, en met name voor den lOen dier maand,zooveel meeringe- slzgen is, omdat de aecynsverhooging den 10 December zon ingaan. Toch bljjft wjj herhalen het de styging van het accres voor den minister een mooie meevaller. Had hjj in zijn miljoenenrede becjjferd dat, naar den maatstaf van de stjjging der opbrengst accres der eerste acht maanden, die der laatste vier maanden be rekend, de opbrengst der middelen AL 167 miljoen zon zjjn, thans bljjfet die op brengst nog l31 miljoen hooger geweest te zyn. Het tekort op den gewonen dienst is daardoor van 5 miljoen op 87< miljoen terug gebracht. Nog verdient opmerking dat de opbrengst der Rijksmiddelen in de laatste zes jaar is toegenomes met circa 20 miljoen gulden. Nooit echter was, behalve in 1906, de vermeerdering zoo groot als in 't afgeloopen jaar. In 1905 bedroeg die 4 miljoen in 1907 en 1908 elk 1 miljoenin 1906 en 1909 elk ruim 61/» miljoen. Gelyk wjj reeds vroeger herinnerden, heeft 't belangrjjk accres van 't vorig jaar zjjn oorsprong voor de helft te danken aan verhoogden belastingdruk, Verhoogde ze gelrechten ruim 1 miljoen vanaf Mei op- oenten op vermogens- en bedrijfsbelasting insgelijks ruim 1 miljoen. Drankaceynsver- booging sinds 10 Doe. eveneens 1 miljoen de nieuwe wet op de registratierechten (volgens welke de inbreng van zaken in naamlooze vennootschappen, coöperatieve en andere vereenigingen werd belast met 't recht van registratie wegens overdracht onder bezwarenden titel) circa een half mil joen. Totaal 3*/j miljoen. Er blijft derhalve nog 3 miljoen over die (bevolkingvermeerdering buiten rekening gelaten) te beschouwen zjjn als vrucht van vermeerderde welvaart, althans van verbe terde toestanden. De Middellurgsche Courant gewag makend van een door Ons Tijdschrift begane vergis sing n.l. om een decoratie onder 't kabinet- Heemskerk verleend aan een liberaal kabinet in de schoenen te schuiven, voegt hieraan toe „Wij halen een en ander aan omdat indertjjd,kort nadat de lintjeszaak bekend werd,ook in onze omgeving met veel ophef werd gezinspeeld op eenzelfde geschiede nis die onder een liberaal ministerie zou hebben plaats gehad. Wij vroegen toen het feit te noemen en het kabinet dat zich daaraan schuldig maakte. Tot heden heeft men daarover het diepste stilzwijgen bewaard. Had men daarbij ook het oog op de verdiende eer, den heer VandenBergh door het ministerie Heemskerk bewezen, dan sloeg men de plank dus geheel mis. Tegelijkertijd werd ook gezinspeeld op een slechte daad van een liberaal minister, die bij een aanbesteding zich door geld zou hebben laten beïnvloeden. Ook dit feit werd, niettegenstaande ons verzoek om meerdere ophelderingen, niet nader aangeduid. Zoo tracht men dns op zeer onwaardige wyze anderen verdacht te maken,teneinde den grooten man te redden nit de netelige positie, waarin hjj zich zeiven gebracht heeft. Een dergeljjko handelwijze behoeven wij zeker niet nader te qualifioeeren". Wat de Midd.Crt. vertelt van een //zinspe ling met ophef* op iets dergelijks als de lintjeszaak onder een liberaal ministerie, zal wel niet aan ons adreB zjjn. Maar 't andere beïnvloeding van een minister bjj een //aanbesteding* (van een spoorljjn) schijnt op ons te doelen. Wjj moeten oerlij k zeggen nooit gelezen te hebben, dat de Midd. Ort. ons om nadere verklaring van 't geval vroeg. Trouwens wij hebl en er ook geen plan op die te gevenen wel omdat da Middelt. Crt. zelve er alles van weeten, omdat de getuigen in deie quaestie, die de| beschuldi ging hebben genit omtrent een aan aeker departement op den schoorsteenmantel ge legd bankbiljet van f 1000 dat tnssohen 't vertrek van den eersten audiëntie-ganger en de binnenkomst van den tweeden audiën- tie-komer, verdween, beiden overleden ajjn. De Midd. Crtzich houdende of zij nergens van weetkan misschien wel uitrekenen welke liberale minister kan bedoeld zijn, wanneer zij maar onderzoekt in welk jaar de concessie voor 't leggen van zekere lijn nabij Middelburg is afgekomen, hetgeen spoedig na de deponeering van zeker bank biljet moet geschied zijn. Hoeveel voorvaderen hebben wij tot aan Christus' geboorte Deze vraag wordt in de pas verschenen afl. van de //Bibliotheek der Unterhaltung und des Wissens* beantwoord als volgt Het getal onzer voorvaderen tot het begin onzer tijdrekening vaststellen schjjnt op het eerste gezicht zeer moeiljjk. Toch ïb het zeer eenvoudig.Men berekent den ouderdom eener generatie, 't is te zeggen het tjjdstip tot waar eenen vader een manneljjken afstammeling geboren wordt, gemiddeld op 30 jaren. Volgens dit stelsel komen in de 1910 jaren sedert Christus' geboorte, niet meer dan 63 generaties voor. Het aantal onzer rechtstreek sche voorvaderen, steeds enkel van vader op vader berekend, beloopt aldns slechts 63 man. De.breedte van eenen man, van schou der tot schouder,kan men op vjjf-en-zeventig centimeters nemen. Moest men na al onze voorvaderen schouder aan schouder naast elkander tellen, dan zon men slechts eene lyn van 47 en meter lengte bekomen. Dit zjjn verbazend kleine getallen.Geheel anders evenwel is de uitslag, wanneer wjj het heele aantal onzer voorvaderen tot aan de geboorte van Christus berekenen. Ieder mensoh bezit vader en moeder, dus twee personen als naaste voorouders. Elk dezer heeft weer vader en moeder, dns vier personen meer. Deze bezaten weer vader en moeder, dus achtpersonen meer. Berekent men op die manier door de 63 gestae iten het aantal voorouders, dan bevindt men dat elk van ons tot aan de geboorte vanChristus tot rond de 140,090,000,000,000,000 voor ouders mag opzien. //Een schare die niemand tellen kan*. Onze rechterlijke macht. De Nederlander wijdt een belangrijk artikel aan de beschuldiging,gerioht tegen onze rechterlijke macht, als zou zij zijn z/klassejustitie*. Het „jongste lid der soo,- dem. fractie" heeft dat woer eens in de Kamer betoogd en als bewijs mee aange haald de Papendreohtsohe reohtzaak. Hij oefende, zegt De Nederlander, een belee- digende oritiek op een rechterlijk ambte naar. Eene critiek althans in de hoogste mate ongepast, omdat de heer Duys 3lechts een- zjjdig kon zjjn ingelicht, zich bovendien in het karakter van het Openbaar Ministerie (als zjjnde dit niet een verzameling van amb tenaren, d aar één lichaam) vergiste, en ein- deljjk, omdat het naar onze meening mis bruik maken is van zijn positie als Volksvertegenwoordiger, wannser een Ka merlid gedekt door zjjn parlementaire onschendbaarheid, in de Staten Generaal leden der rechterlijke macht in hun persoon lijk karakter aantast, die zich niet alleen niet ddir, maar uit kracht van hun ambt in het geheel niet verdedigen kunnen. Dat de heer Dnys dit niet heeft gevoeld, willen wjj ech ter schrijven op rekening zjjner geringe par lementaire ervaring, al komt het ons voor, dat ook overwegingen van recht en billijk heid hem van dezen aanval hadden moeten terughouden. Onjnist is ook de betichting van „klaase- justitie.* De heer Duys trachtte tot staving van dit zjjn bezweren eenige argumenten te putten nit de vergelijking van eenige vonnissen, waarbjj de strafmaat, zeer verschillend inderdaad, zjjns inziens gevolg was van oTer wegingen in verband met de sociale positie van de beklaagden. Deze argnmenten deug den o. i. echter absoluut niet tot staving van zijn beweren. In de eerste plaats zijn vonnissen van verschillende .rechterlijke colleges niet met elkaar te vergelijken. Het is nu eenmaal een bekend feit, dat de eene Reohtbank een andere strafmaat heeft dan de andere. Dit hangt samen met traditie en met het rechts gevoel, dat zioh niet overal op dezelfde wijze openbaart. Zoo zullen b.v. mishande lingen in de eene provincie veel liohtere misdrijven worden geacht dan in de andere. Wil men een maatstaf van rerge'ijking voor vonnissen wegens een bepaalde soort van misdrijven worden geaoht, vergeljjke men vonnissen, die van dezelfde reohtsool- leges afkomstig zijn. En ook dan nog kan men niet zonder meer letten op de toebedeelde straf voor soortgelijke misdrijven, maar gebiadt de billijkheid ook rekening te honden met de omstandigheden, waaronder die misdrijven bebben plaats gevonden, met dejpersonen, die er zioh aan schuldig maakten, waarbij soms ook hun leeftijd, ook hun sociale posi tie gewicht in de sohaal leggen. Wanneer een vijf en zeventigjarige door de reohtbank tot gevangenisstraf wordt ver oordeeld, kan die s'raf veel zwaarder zijn, dan een straf van langoren dunr, opgelegd aan een misdadiger in de kracht van sijn leven. Evenzoo kunn?n bij de straftoemeting de omstandigheden, waarin ie veroordeelde verkeert, of verkeerd heeft, opvoeding, om geving, van grooten invloed zjjn. Met een eenvoudige tegenover-elk aar stelling: A., werkman, kreeg voor dit feit een jaar, en B., heer (of //bourgeois") voor eenzelfde feit slechts drie maanden gevan genisstraf, komt men voor de bewijsvoering tei beschuldiging van de //klasse-jnstitie* niet gereed. In dit verband nl. in rei band met de Papendreohtsohe strafzaak heeft de heer Dnijs ook gewezen op den toon, dien som mige leden der rechterlijke macht aanne men tegen beklaagden en getaigen. Heeft naar ons gevoelen ook deze besohnldiging niets te bewijzen voor „klasse justitie*, zjj raakt toch een pnnt, waar wjj als op een leemte m onze procesvoering de aandacht willen vestigen. De Nederlander wijst dan op enkele gebreken, die onze rechtspraak aankle ven. Ook bjj de behandeling der Papen- drechtsche zaak voor het gerechtshof te 's Hertogenbosch is gebleken, dat de rech ters zich o. i. somtijds van hnn taak een verkeerde voorstelling maken. Wy begrij pen zeer goed, dat rechters, als zy bemer ken, dat men hen tracht voor te liegen,zeer ontstemd raken. Maar in geen geval be hoort de rechter op «enigerlei wyze een geinige te intimideeren. Van meerdere rechtscolleges kwamen meermalen klach ten over laat ons het zacht aeg- pen onmenschknndig] optreden van magistraten tegenover getaigen, die in den regel in zalke omstandigheden toch alreeds niet op hnn gemak zyn. Ook schijnt de rechter zich soms te plaatsen aan de zijde van het Openbaar Ministerie, de zijde van de beschuldiging dns. Ook al doet hij dit slechts in schijn soms zal hij in de raad kamer den beschuldigde verdedigen, dien hij in de openbare zitting voor schuldig scheen te honden, dit maakt toen een verkeerden indrnk. De getaigen, zoowel als de beklaagden, moeten door de getoogde mannen van het recht worden overtuigd van dei ernst van hnn bedoelen om de waarheid en niets dan de waarheid rast te stellen. Vooral de getuigen moeten met voor zichtigheid worden ondervraagd. Zjj be- hooren op hnn gemak te worden gesteld, ook wanneer zy blijkbaar zioh vergissen, L.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1910 | | pagina 1