NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 50. 1909. Zaterdag 27 November 24e Jaargang HISTORISCH CHRISTELIJK- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JGNGE-VERWEST, te Goes F. P. DV.U5J, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN tjimieiiiasicL IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers 0,02s. s> K£ UITGAVE DER EÏRMA EiN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel mfcer 8 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, ifadere regel meer 10 '■ent. XXXVI. Verarming en ellende 1 »Het is geheel in overeenstemming met de Heilige Schrift om armoede en ellende vooral verarming te voorkomen". Zoo was een der stellingen van den inleider op het Sociaal Congres. Van ganscher harte slui ten wij ons daarbij aan. Amroede, Ver arming en Ellende, welk een jammer ligt er in deze drie woorden. Armoede, die tegenstelling met rijkdom. En dat ligt nu in, de lijn der Heilige Schrift ,0m te voorkomen. Owij gevoelen het hoe menigeen de schouders zal ophalen en met ets triomfantelijks in den blik en stem naar bewijzen vragen zal, Dan wij zen wij op de wetten en instellingen on der het volk van Israel, waar inzonder heid deze zaak behandeld werd. Hoe ge waakt werd voor de belangen van den armen broeder,voor de weduwe en de wees. Dan denken wij aan de wonderdadige uit redding van de vrouw, wier schuldeischers opkwamen, maar door den olie zoo Godde lijk gered werd voor verarming. Ten slotte toonen wij nog de handelwijze van een Ne- hemia aan, die trouw pal staat voor het arme volk des lauds tegen de uitzuiging en onderdrukking voor hun meerderen. Waar zoo Gods Woord obs voor gaat, daar mogen wij ook" wel eens wijzen hoe in onzen tijd daarover gedacht wordt. En wanneer wij dan onze oogen laten gaan over het terrein der maatschappij dan rijst voor ons wel eens da vraag ol men in, dat opzicht wel getrouw is.| Wij stem men, niet mee in het koor van onze da gen dat er geen armoede meer is, dat van verarming dus zeker geen sprake wezen kan en dat ellende bijna uitgesloten is. Neen, zoo is de toestand niet. 'tMoge sommige tijden van het jaar tamelijk goed zijn, de winter met zijn ongemakkeu es zorgen komt en met dit veelzins de ar moede. 'tls de werkeloosheid dat mon ster dat niets spaart, dat 200 ruw zich doet gelden, vooral in den wintertijd. Vraagt het de diaconiën en zij zuilen u wijzen op de lange lijst van personen die boekdeelen spreekt. Ja 1 die diaconale gave te veel om te sterven en te weinig om te leven in sommige opzichten. Die rijke diaconiën die ons bekend zijn die éón| rijksdaalder per week durven geven, met eenigen opslag naar gelang van het gezin. Voorkomen is eisch der Schrift, die nijpende armoede die; zoo diep in- gr/pt in het leven. Denk aan het hui - gezin waar ziekte de vader of moeder terneder werpt. Bij de ziekte geen verdienste, meer noodig in hel gezin en wanneer beterschap intreden mag, de doktersrekening als slot. Dan heerseht er armoede, overgaande tot verarming en ellende wanneer liefda digheid niet de helpende hand reikt. En gelukkig kan gezegd dat dit nog in vele gevallen plaats heeft. Nog dikwjjls is de partiouliere liefdadigheid gereed de hel pende hand te bieden, waar dit dringend noodzakelijk is. Waar dit dringend nood zakelijk is: dat zegt om dat gewone armoede veelal over het hoofd gezien wordt. Waar geen volslagen broodsgebrek is, of men niet verkleumd van koude, daar wordt zoo bitter weinig voor gedaan. Gewone armoede men leeft er over heen, men denkt niet aan den bitteren angel die hij proeft wien de armoede tot deel werd. O, wij zouden zoo gaarne willen dat in die richting om armoede, ellende en ver arming te voorkomeD, meer gedaan werd. Hoe sohoon de liefdadigheid is, hoe zeer wij haar waardeeren en haar srbeid hoog schatten, toch is er niets schooner dan zijn eigen brood te kunnen eten, te kunnen leven van zijn handenarbeid. En wanneer men dat niet kan, dan hapert er iets in de maatschappij of in het leven zelf zijn zwarigheden die dit beletten. Wat nu die haper in de maatschappij betreft, ziju meer dan .eenmaal middelen aangewezen om ze te verhelpen. Zoowel de Staat als de werkgever werden dan genoemd. En wij sluiten ons daarbij aan, maar oonsta- teeren tevens, dat men 0 zoo weinig vor dert. Men houdt te weirig rekening met deze elementen en men beeldt zioh te spoedig in gehoor te krijgen. De staats machine werkt langzaam gerugsteund door enkele groepen, wier lust het is dergelijke maatregelen tegen te houden uit onder scheiden oogpunt. De werkgever zelf gaat er ook niet zoo spoedig toe over 0» eenige extra arbeid te doen verriohten. Ook de zwarigh eden in het leven die leiden ot verarm 'ng en ell- nde, kunnen uit een zelfde oogpunt worden bezien. Maar er komt een kleine kentering ten goede. De landbouwers, althans sommigen, gaan hun personeel verzekeren. Een prachtig idee. En zij die dat niet met hun geweten kunnen overeen brengen, welnu, men zorge dan geheel uit eigen beurs. Wat men mag tooh niet veronderstellen dat zij met hun gewetensbezwaar hun arbeider armoe laten lijden? Wij vragen maar! C. H. Begrafenis mr de Bidder. Gisteren werd te Oegstgeest het stoffelijk overschot ter aarde besteld van mrN.de Kidder, burgemeester van Leiden en lid der Tweede Kamer voor Wijk bij Duurstede. Aan 't sterfhuis te Leid in werd een woord van troost gesproken door ds W. L. Weiter, predikant te 's Gravenhage, vriend van den overledene. De boden van het stadhuis fun geerden als slippedragers.De lijkstoet werd gevolgd door 12 volgrijtuigen, waarin familieleden en autoriteiten hadden plaats genomen. Langs het Rapenburg stonden geschaard de leerlingen der Chr. school aan het Noordeinde. Op het kerkhof stond een groote menigte belangstellenden te wachten, onder welke burgemeester van Walsen, uit Wijk bij Duurstede, de Tweede-Kamerleden Aal- berge, Duymaer van Twist, dr de Visser, v. d. Voort van Zijp en Van Veen de hoog leeraren Kluij ver, Blok, Tendeloo, Postma, Kalf, Hesseling, Carpentier Alting, Eind hoven, van de Sande Bakhuijzen, Speijer, Blok, de Jongh, voo ts het collegium van het Leidsoh Studentencorps, alle leden van den Leidsohen gemeenteraad, de burge meesters van Warmond en Oegstgeest, alle ambtenaren van hoogeren en lageren rang uit de verschillende takken van dienst, ver schillende hoofden van openbare scholen, de directeur der gemeentelijke kweek school, deputaties van het garnizoen, waar onder de kapitein en overste der artillerie, kolonel van Roon der infanterie, een depu tatie der kweekschool voor de zeevaart, de voorz. en de seer, van de vereeuiging tot be strijding der tuberculose, waarvan de over ledene eere-voorzitter wasvele hooge ambtenaren der politie, de inspecteur der registratie eu domeinen, de heeren ds Ru dolph eu ds Kouwenhoven. Het bestuur dei gemeente werd vercegen- woordigd door de wethouders Karstens, Korevaar en van der Lip en den gemeente secretaris, de senaat door de professoren Kluij ver, Speijer, Blok en de Jongh. Wethouder Kersteus (kath.) sprak een woord van dankbare herinnering namens de burgerij en den Raad. Zijn rede eindigde met de woorden Vaarwel hooggeachte de Ridder. Gij waart een geloovig Christen, die uw werk steeds, Gode ter eere, ver richtte. Moogt Gij het loon daarbGven reeds hebben ontvangen. Rust in vrede Professor Kluijver (lib.) sprak een woord van hoogachting namens de hoogleeraren voor den ontslapen curator der Universiteit. De heer Duymaer van Twist (a.r.) her dacht namens de antirevolutionaire Kamer- olub den //Christen Staatsman, wiens leven eu lust het was in het politieke en maat schappelijke leven op te komen voor de eere van zijn koning en Beere Jazus Chris tus in de Tweede Kamer zioh verzette tegen de nieuwe beginselen in ons strafwet boek, als strijder voor de antirevolutionaire beginselen de hitte des daags en de koude van den naoht verdroegeu in al zijn leven een ootmoedig belijder des Heeren zioh be toonde. De zoon van den overledene bedankte, waarna ds. Briët, van Leiden, de plechtig heid met gebed besloot. Aan de Departementen van Algemeen Bestuur en de ohefs van diensten is officieel bekend gemaakt, dat de nieuwe Gouver neur-Generaal Zaterdag 18 December te Batavia met de „Rembrandt" aankomt en dat de afgetredenGouverneur-Geoeraal den avond van denzelfden dag met de „Koning Willem III" naar Nederland vertrekt. JANLÜIJKEN Over dezen dichter uit het einde der 17e eeuw hield gisteravond Ds. Yan Malie eene interessante lezing. De groote zaal Bogardsiraat te Middelburg was tamelijk goed bezet. De spreker begon precies 8 uur en zijn rede duurde ruim anderhalf uur. Allereerst begon spr. met op te merken, dat hij vanaf zijn prille jeugd een groote voorliefde voor Jan Luijken had. Dit komt hier andaan, dat vooral de gedichten van Jan Luijken door vrome moeders hnnne kinderen vroeger werden ingeprent. Onder die vrome moeders behoorde ook de onver getelijke moedeT van spreker en reeds aan hare knieën leerde hij desohoone gedichten. Hij schilderde ons een huiselijk tooneeltje, hoe zijn moeder des avonds voor 't near bed gaan, hun uit den sohat van Jan Luijken's verzen allerlei oude en nieuwe schatten voortDracht. Daardoor gevoelde ds. Van Melle zioh reeds vroeg tot deze dichter aan trokken en toen later door eigen onderzoek zijn kennis omtrent Jan Luijken's poëzie werd vermeerderd en verdiept, begon zijn hart van liefde te ontvonken voor den innig vromen zanger. Er is in de gedichten vaa Jan L. een diepte en klaarheid zooals bij weinig anderen, een voedsel voor de ziel 1 Het leven van den dichter was vol diepe smart. Nauwelijks 82 jaar oud of hij heeft 5 kinderen naar het graf zien dragen en zijn lieve, onvergetelijke vrouw. Ook zijn be minde zoon Caspar moet hij missen, zijn reohterhaud en steun bij 't etsen. Hij droeg steeds een pijnlijk en ziekelijk lichaam met zioh om. En tooh spreekt hij in zijn verzen niet over zichzelf, niet over zijn lijden en smart. Zijn poëzie draagt een persoonlijk karakter,er is een eigen stempel op gedrukt, het draagt in zioh 't kenmerk van 't were en sohoone,van 't eohte en natuurlijke. Bij hem was niet zooals bij Bilderdijk zulk een diepe klove tussohen den mensoh en den diobter. Niet zooals Bilderdijk Nu eens gevoelvol, dan weer dartel, nu eens een vloekpsalm, dan weer een bittere klacht en diepe smart over miskenning en vergruizing. Bij Jan Lnyken nooit zoo. Hij kon altijd zingen „In God is al wat ik begeer, en al wat ik bemin". Vrome zielen dweepen met den dichter en erkennen volmondig, dat de Johannes van God was gezonden. Ook de vorm ver leend aan zijn verzen een buitengeineene bekoring. Zyn poëzie is zeer naïef en zeer oorspronkelijk. Er is niets aan van wat men noemt gelikt of gevijld. Yan Deysel acht Jau L. niet hoog, maar tooh oordeelt hij over de poezie natuurlijk het godsdien stige element bespottend wat den vorm aangaat, nog al gunstig. Jammer, dat zoo vele bloemlezingen den genialen dichter niet beter da eere geven, die hem toekomt. Ze beweren, dat na de //Duitsche lier" alle andere verzen niet veel waard zijn. Volgens hun oordeel heeft na dit tijdperk zijn mnze de tering gekregen en is langzamerhand gaan kwijnen eu wegsterven. Doch spreker heeft in Jan Luyken's rozenhof bloemen gevonden, schoon van kleur en edel van geur, zooals in slechts weinig gaarden te vinden zijn. De most en de druiven uit dien wijngaard zijn tot verkwikking van den mensch. Komt het dan bij Jan Luyken niet voor, dat hjj zijn poezie in dienst stelt van rijmelarij Gewis, ook hij gebruikt platte, alledaagsche beelden. Doch dat is 't eigen aardige, dat Jan L. altijd iets te zeggen had dat waard was te hooren of te lezen. Een zeer handig ervaren en knap critieus, n.l. prof. Hylkema heeft in het jaar 1904 een uitgebreide studie over Jan Luyken gege ven. Deze studie neemt spr onderhanden, omdat z. i. prof. H. niet der waarheid in alles getrouw is gebleven. Pro'. H. is wel een bewonderaar van Jan L. en op menige bladzijde houdt hij een lofspraak, doch ook dikwyls lege hy Jan L dingen ten laste,dia den toets van zuivere realiteit 1.iet kunnen doorstaan. Er valt een licht op Jan L. dat onzuiver is. En al is spr dankbaar voor hetgeen prof. H. ons omtrent den dichter gaf, toch kan spr niet nalaten eenigszi.ns breedvoerig bij deze //critiek" stil te staan. Prof. Hyikema zegtJau L. was een vrij geest, een revolutionair, een volgeling van Spinoza. Hg was le ge~n goed en waar Christen, 2e - an de Openbaring kende hij geen gezag toe en zij bezat voor hem geen waarde, 3a. Jezus dood was geen behoudenis voor den mensen en 4e. Jan L.looohendede feiten van de vieesch wording, kruisiging en hemelvaart. Tegen deze beschuldigingen trekt spreker te velde. Het is waar, dat J. L. geen man was om in een kerkelijk harnas !e loepen ef zioh bij een bepaalde kerk aan te sluiten. In geen enkel leerstuk zouden onse Dorische vaderen hem misschien zuiver bevonden hebben. Hij wilde zich zoo min bij de Ge reformeerden, als Remonstranten en Doops gezinden aansluiten. Hij was zeer onkerke lijk.Hij gevoelde zich se veel bewoner reeds hier op aarde van de //eeuwige Godsstad", dan dat bij zioh met allerlei dogma's en ker kelijke zaken wilde bemoeien. Dook dit geeft tooh nog geen vrijbrief om Jan L. tot ongodisterij te brandmerken. Prof. H. zegt, dat Jan L. een pantheist was, nl. iemand, die de persoonlijkheid Gods ontkent, die Gtd en de wereld vereen- zelven en de wereld de al-kracht noemen. Doch uit zijn po.zie blijkt genoegzaam, dat Jau L. volstrekt geen pantheist was. Er was tussohen Jan L. en Spinoza een zeer groot onderscheid. Jan L. ging uit van de erken ning van een persoonlijk God, doch op de wijze der mystieken, waarvan hij een vol geling was. Bij hesa werd 't intellect door 't gevoel overstemd. En we kelijk 't pante isme en mysticisme lijken zeer veel op elkander en in'teerste zit altijd een element van 't tweede. Doeh al lijken ze veel op elkander, daarom zijn ze nog niet hetzelfde. Het is evenals met twee mensehen, die wel hetzelfde zeggen, waf dsarom nog niet het zelfde is. Als bijv. Calvijn zegt dat de natuur God ie, dan is dit heel anders en vau een heel andere beteekenis,dan dat Spinoza dat zegt. Er moet echter toegegeven, dat sommige liederen pantheistisch getint zijn, doeh bij nadere lezing heelemaal niet die strekking hebben. Het pantheïsme vergeet den afstand tus sohen den Schepper en 'f schepsel en ver eenzelvigt beide, doezelt alle grenzen weg, doeh de mystiek doet dit niet. Het geloof oorrigterl bij mystiek-vrome lieden. Alzoo is Jan L. geen pantheïst in wezen, mis schien zoo nu en dan in schijn. JanLuyken heeft in vele dingen iets gemeen met G. Gezelle, de ^groote Vlaamsohe Jdioh- ter. Ook Jan L. was beminnaar der natuur. Hij zag God in alle ding eu niet dat alle ding God is Ia alles zag hij 't vriendelijk aangezicht des Heeren. Hij zag met fijne intuïtie. Hij gevoelde en zag de heerlijkheid Gods in '^Sohepsel, zooals alleen een fijn bewerktuigde ziel dat kan. Hij werd geïn spireerd door een hooger gevoel voor 't sohooae en edele, voor 't rijke natuurleven om zich heen. Dit blijkt nit de meeste zijner verzen en dat zijn juist de schoonste liede ren. Wat een passie, gloed en bezieling in die verzen, waarin hij de heerlijkheid Gads in da natnur bezingt. Hem ia de zware beschuldiging naar 't hoofd geslingerd, dat hij de vlsesohwording des Zoons en zijn opstanding loochende. Doeh dan heelt hij tooh vreeselijk gespeeld met woorden. Lees slechts//Jezus aan 't kruis". Het was geen „ouden wijn in nieu we lederen zakken" zooals ziju beschuldi ger zegt. Een bevoegde rechtbank zou alzoo den eisoh afwijzen, om Jan Luyken een nis te geven in den pantheistisohera tempel. Aangaande het leven van den dichter ib zijn jeugd en jongelingsjaren weten we zeer wernig. En tooh staat de dichter zoe scherp voor one, geieekend door zijn poezie en eisen. Hij werd geboren in 1649, in 't mid den van de gouden eeuw, toen kufcsten eo wetenschappen bloeiden. Er waren reeds toen vele meeningen op godsdienstig gebied en met Cartesias was een periode van het //vrije onderzoek" aangebroken, om „door twijfelen tot persoonlijke zekerheid" te ge raken. Ook deze stroomingen waren niet voorbjj den vromen Caspar Luyken gegaan, zonder sporen na te laten. Hij wendde zich van de Remonstranten af en zocht de vrjme gezelschappen op. Doeh vader Luyken behield het geloof. Jan Luyken, de zoon, vond echter in 't eerst geen lust in godsdienst en vreeze des Hee ren. Hij was als een jong veulen van een woudezel en hij dartelde het leven door in gezelschap van verkeerde kameraden. Hij sloot zich aan by „de club der wyngaards- zaken" en den naam zegt reeds genoeg, om den geest van dit gezelschap te kennen. Dit loszinnige leven komt ons tegen in menig reis uit 't begin der„Duitsche Liêr" „Der- teie tonen" zegt hijzelf, als hy 't over deze liederen heèft en later schaamde hy zieh voor deze producten. Maar tooh by al die pret en loszinnigheid merken we een fijn gevoel en kieschen smaak op. By 't lezen van zyn minnedichtjes, zal geen schaamte blos de wangen kleuren. Hoe schoon is «In liefdes Hof". Die liefde heeft hy gezocht en gezocht en gevonden bij Maria de Ondens, dia hij reeds zoo spoedig moest missen. Bij 't loszinnige leven had Jan L. echter geen vrede in het hart. In »D@ Duitsche Liêr« komen zelfs tonen, die wyzen op on vrede en onrust. Zie slechts »Een droctei is 't leven.* Hij wilde wat anders, hy gevoelde zieh ongelukkig, in het 26e jaar, zegt Yan Eecken» zyn levensbeschrijver, heeft de Heere krachtdadig aan zyn ziel gewerkt. Doeh de diohfsr zegt hiervan niets. Uit dien t§jd weten we niets van hem. Vast staat dat hy sterk onder den invloed kwam van Jacob Bfihm en Antoinette Bou- rignon. Na den dood van zijn vrouw bleef h^ over met 3 kinderen. Doeh Annetje vain Vliet zorgde voor zijn huishouden en voor de financiën, want Jan L. gaf alles weg „Zichzelven arm en den a am era rijk" dat was Jan Lnyken. Dit was voor meninigeen een wonder en raen zeide,dat de godsdienst van den diohter te buitengewoon wjs. Doeh hierin school vooft»! den adel, dat hij in 't geheim hielp, dat niemand van zijn vrijgevigheid wist, dan de b jweldadigde. Het kenmerkende in zijn leven was wel ditHij sprak nooit ten nadeele van zyn naaste, maar steeds ten goede. Hij was in tegenspoeden zeer standvastig. Vooral blijkt dit uit 't mooie vers: „Jezu Christi hier". De liefde Christi drong hem tot weldoen, deed ham vergeven en liefhebben. Een beminnelijk mensoh was Jan Luy ken eu in de naturalistische school dweept rssa niet met den diohter, maar worden zijn verzen als contrabande geweerd. Spreker wil nu nog even de gids ztjn, die ons door de talrijke bandels leidt. Er is echter zooveel sohoons, dat hij zioh zal be palen tot enkele grepen. De ievensbeeehonwing van Jan jjuyken kunnen we niet beter weergeven dan door het woord uit den Beidelberger :»Ons leven s niets anders clan een gestadige dood". Lees slechts van die opvatting wat de diohter ons zegt in „'s mensohen begin, midden en einde". In ds mystiek is veel eenzijdigheid en ook Jan L. was als mystjëus eenzijdig. Zeer eenzijdig iris hij ni|t anders hot leven beziet als oen jammerdal. J an Luyken was een boetprediker, doch geen boetgezant van een goedkoops soort.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1909 | | pagina 1