NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. o. 230. 1909, Zaterdag 3 Juli. 23e Jaargang^ CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGt-VERWEST, te Goes F. P. DV.U'J, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENtlËN By dit nummer behoort een By voegsel Zendingsfeest. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Pri;s per drie maanden franco p. p>1,25. Enkele nummers0,02'. UITGAVE DER- iRMA LiN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 ^ent. Het Zendingsfeest der Vereeniging tot bevordering der zending in SsngirenTa- laut, gevestigd op Noord- en Znid-Beveland werd Donderdag te Kloetinge op een weide van den heer Trimpe gehouden. Er waren ongeveer duizend menachen aanwezig, wat meeviel, dewijl hst ongunstige weder er zeker zeer velen had tegengehouden. Anders houdt ons Bevelandsche volk wel van Zendings en Zomerfeesten. Maar het weder liet zich dan ook allerdroevigst aan zien. Toch werd 't feest voor een deel nog op de weide gevierd. Ds. Steinz, de voorzit ter van het regelings-comité, opende met het laten zingen van Gezang 3:1; ging voor in gebad, las Lukas 10:30—35; en sprak een kort welkomstwoord, waarna hij het woord gaf aan ds. G. E. Meloen voor de openingsrode. Ds. Meloen begon zijn gloedvolle rede met hel uitspreken zijner ingenomenheid all pastor looi geroepen te zijn 't openings woord te spreken. Dat de Zsndingsfeesten bij ons volk er zoo goed in gaan is missohien wel omdat zij in de hagepreeken een achter grond hebben. Het groote verschil tussonen die en deze is echter dat men toen ver volgd werd onder een vreemd bestuur, doeh dat wij thans rustig kunnen feest vieren onder 't bestuur der Oranjes, en van onze Köaisgin onder wier regeering het ons volk moge wélgaan. Ean merkwaardig ver- sohijnsel in de Heidenwereld is dat bij den Heiden de overtuiging rijst dat 't zóó niet langer kan, bij den Christen dat 't zoo niet langer mag, bij vele jongelieden dat 'tzoo niet langer moet,- dat de gemeente nu haar arbeid verdubbele, tweemaal, vier maal. Dit moeten wij doen met 'toog op ons zelf, op den Heiden en op den Heere. Met 't oog op onszelf, omdat de ont vangsten altijd de onkosten overtreffen. David heeft deze wet ingesteld, dat wie in den strijd uittogen een geljjk deel van den buit zouden ontvangen met hen die de waoht over wapenen en gereedschap gehouden hadden. Davids Zoon heeft die- zelde wet voor Zijn geestelijk Koninkrijk ingesteld; want de Zending bevordert de mildheid, de gemeenschap der heiligeD, het geestelijk leven. Ook uiterlijk brengt die Zandiogsarbeid veel zegen, door be vordering van Wetenschap, Taal, Mytho logie, Kennis van 't volkBleyen. Darwin meende, dat de taal der Vuurlanders niet was te leeren. De zendelingen hebben 't tegendeel bewezen, en den Bijbel ook in die taal te boek gesteld. Met het oog op den Heiden. E venwel ook op den Mohamedaan. De heiden heeft duis ternis, ds mohamedaan de halve maan, dat is wat, zij het ook schemerlicht. Hij gelooft nog aan éan God en verwerpt den beelden dienst. Maar de zedelijkheid staat op een laag peil, door de zinnelijkheid heeft de mohamedaan een verdrag met de zonde ge sloten 't Buddhisme, hoe hoog ook staand, heeft geen oog voor de geestelijke behoef ten. Het denkbeeld der verlossing staat voor den Buddhist in het middelpunt. Niet de zonde maar het bestaan zelf bestrijdt hij. Door ascese wil hij zich vrijmaken van de zonde, en gaat onaandoenlijk voor de wereld daarheen. Tot dezen komt nu het Evangelie; 't vindt in de Heidenwereld geen moeilijk heid want de Heiden is zeer godsdienstig. Voor de boekdrukkunst was uitgevonden schreef men op perkamenten, dooh wegens duurte en gebrek aan materiaal sohreef men later over dit oude schrift hoen. Nu is men er in geslaagd langs ohemiechen weg het jongste handschrift te verwijderen en 't onde weder naar voren te brengen. Dit ig 't beeld van den Heiden met zijn godsdienstigen achtergrond, want op (t gebied van den godsdienst spreekt niet de ontwikkelingsgeschiedenis, de evolutie, «ie van een leger tot hooger opkomt, maar, Omgekeerd, dat de mensob, oorspronkelijk met de reehte Godskenriis bedeeld, door verwording in den toestand van thans ge komen is Aohter het aniaaisme van den heiden liggen nog andere godsdiensten. Zijn animisme is 't geloof in bet bestaan van een vaste zielestof dat hij moet ver meerderen. Daartoe doodt hjj zijn vijand en verricht de koppensneller zijn bloedig werk. Een tweede zijde is dat volgens ham 't haelal mei geesten is opgevuld niemand is te vertrouwen. Men voelt zich niet verantwoordelijk voor zijn daden. De leugen vergiftigt het heele maatschappelijke leven. De heiden ia arm. En nu komt 't Evangelie en vindt in gang bij hem, ook daardoor dewijl de hei den conservatief is. Hjj heeft geen begrip van geloof en verzoening, en bij intuitie voelt hfj dat daar waar de Zendeling heen wijst 't geluk is, waarnaar hij smacht. Merkwaardig is hoe op de Sangir-eiJan- den onder de bekeerde heidenen hst ge bedsleven bloeit, de liefde troont. En eindelek om den Heere. Om zijne eere is het te doen. Van dien alwijzen, lief devollen God hebben wij te getuigen. Nie mand is dairtoe te zwak. Uit de middel eeuwen spreken ons nog toe de gothische tempels, aan welker bouw met zooveel moeite door de voorgeslachten is gewerkt. Toch hebben zij ze kunnen voltooien. Zoo arbeiden ook wij aan den opbouw van den geestelijken tempel op 't fondament Jezus Christus. Ds. Callenbaob, vau Botterdam, gaf een schets van den godsdienstigen toestand op de Sangir- en Talaut-eilanden. Eerst werd er de Roomsohe godsdienst gebraoht door Portugeescha zendelingen. Later brak er 't Protestantisme door, dooh da godsdienst was er maar dun 40 jaar lang werden de Christenen er bediend door een drietal preeken die in verschillende gemeeni$5 werden voorgelezen. Was er een blad uit ver loren gegaan,dan las de voorlezer niaar door. Zooging 't tot eindelijk de Zsndings vereeni ging er zich mee bemoeide. Thans is er meer behoefte naar 't Evangelie. Spr. wijst naar aanleiding hiervan op de beteekenis van »ons Arbeidsveld"en wat God van ons vraagt. Niet een Zendingsbevel maar een ZendiDgsverlof is de gemeente gegeven. Zending drijven omdat God 't werkt. Ge lijk de geschiedenis der spijziging leert. Een jongske braoht vijf brooden anderen dan hij zouden die onder elkander ver deeld hebben 't jongske gaf ze den Heere, die ze zegende en uitdeelde. Zoo moet 't ook zijn met 't werk der zending. Niet een „wat er van willen maken", maar een zaaieD. Drieërlei bezwaren ondervindt dat werk: de taai 't geloof aan booze geesten en wantrouwen voor de blanken. Dit lichtte de Bpreker met voorbeelden toe. Daarom moet 't zaaien gevolgd door ploegen en mestenstedelingen meenen dat 't zaaien een gemakkelijk werk is, dat den zaaier in zijn slaap vrucht geeft. Maar de boer weet beter. Hard werken op den akker der Zending is noodig; daarbij moet ge hoorzaamheid en 't zoeken alleen van Gods eer op den voorgrond staan. Zoo gewerkt, eerst dan is 'tgoed rusten. De regen was oorzaak dat de spreker zioh bekortte en de pauze vroeger intrad. Het muziek van Hozanna traohte de steeds natter wordende sohare nog wat op te vroolijken dooh 't bleek wel,'t ging niet; en daar Heeren Kerkvoogden van Kloe tinge bereids 't mooie kerkgebouw hadden beschikbaar gesteld, besloot men daar heen te gaanen met passen en meten kregen weldra een zevenhonderdtal hoorders plaats in de kerk, terwijl Hosanna in de wandel- kerk plaats nam. Toen trad ds. Netelenbos, van Oost- kapelle, op met een rede over „Onze Zen dingsroeping". In deze samenkoppeling, zegt spr., ligt de tweeërlei roeping, tot en door de Zending. God roept. Dit wil zeggen dat God in 't ontoegankelijke woont, doch van daar uit ook zioh openbaart. Dit doei Hij door Zijn Woord. Door zijn roeping riobt Hij de gevallen wereld op. Hij riep Abraham, Israël, en ten laatste de wereld door Zijn Zoon. Nog roept God door Natuur en Geschiedenis, door leidingen en ervaringen, door Zijn Evangelie. Christus bij zijn heen gaan roept de gemeente om aas alle schep selen het Evangelie te brergan. God ge bruikt mensoheo om de Heidenen te roepen tot bekeering Die roeping moet zoo univer seel mogelijk z'jn. Dit strijdt niet met het feit dat Christus alleen voor de zijnen gestorven is. Eu dit doet niet3 te kort aan de roeping: Gelooft in Jezus Christus en gij zult zalig worden. Want het Evangelie wordt niet gepredikt aan verworpenen, maar aan zondaren die bekeering noodig hebben. Een bijzondere opvatting der verkiezing heeft velen in Zeeland loom en lui ge maakt zoodat zij voor een roeping Gods niets voelen en niets aan de Zending doeB. Zij motiveeren deze nalatigheid met de fatale oproei king dat God het moet doen en schelden werkheilig degenen die doen aan Zendings-aotie. Zij staren z'oh blind op de uitkomst en verachten de middelen. Calvijn zegtzoo wij trachten door te dringen in de voorzienigheid Gods, zoo zal die diepe afgrond ons verzwelgen. God roept ons Zijn wil te volbrengen en het Evangelie aan allen te prediken, en dat moet ons genoeg zijn. Wanneer de Heiland zegtNiemand komt tot den Vader dan door mij; enz. dan vuurt dit ons juist aan, want dat werk kan niet onvrucht baar zijn, Blind in de uitkomst, ziende in 't gebod, omdat God de Zijnen kent. God is dan ook zoo genadig aan de pre diking Zijn Geest te verbinden. Maar niet allen worden geroepen 't Evangelie te brengen. Maar tot zendings werk zijn wel allen geroepen en gij kunt dit doen door uw gebed en geld, en door de zendelingen aao te vureneen taak waaraan niemand zioh mag onttrekken, omdat God roept ook door de Zending. Is er weinig vrucht, dat hindere niet hoofdzaak is uitvoering van Gods bevel. God roept op "elerlei wijze. Dat ver troost ons, want wij mogen daarin Zijn blijvende liefde zien. Hij roept door de ndoden in de Heiden wereld, door Zijn leidingen in de geschiedenis. Da verbete- ringen in 't wereldverkeer, de beweeg krachten, 't toenemend vernuft der raen- sohen, waardoor zij de sohepping al meer aan zioh dienstbaar maken de macht om het wereldverkeer in te krimpen en zeeën te overbruggen zijn middelen in Gods hand tot de komst van Zijn Koninkrijk. Want de genade staat niet vijandig tegenover de natuur, maar zij onderwerpt haar om haar ten slotte te heiligen. Cul tuur en Religie gaan samen. Gelijk de schepping uit niet is voortgebracht, zoo roept God de kinderen des Koninkrijks als uit den dood tot het leven. En Hij is de Heer des oogstes die niet vruohteloos roept. God roept. Zoo wij zijn roeping vervul len, zal ons loon groot zijn in de hemelen want iedere heiden door ons gewonnen, zal daar met ons juiohen voor den Troon. Zendeling v. d. Roest sprak een prae- tiseh woord over ,/Onze inlandsehe Hel pers". Spreker heeft twintig jaar op Nieuw Guinea gearbeid en prijst den arbeid dezer goeroes, inlandsehe helpers, pandita patta's zeer. Onbeholpen staat de zendeling die hun steun mist. De toegang tot de huizen en harten is hem ontsloten wanneer de goeroe voorgaat. Zij zijn de pioniers voor onzen arbeid de wiggen in de heiden wereld gedrevende koevoeten die de harde steenen lichten nit hunne voegen. Er is een klove tussehen den (blanken) zendeling en deze „inlanders"dooh de inlandsehe helper, als hunner een, weet die te overbruggen. Zij zijn tot rijken zegen en van onschatbare waardezij doen huisbezoek, predikdienst, houden school, behandelen krankeD, en verdienen voor die gestadige bezigheid slechts f200 hoogstens 'sjaars. Het moest meer zijn. Er is nog geen school voor helpers. Wij bedienen ons nog altijd van Amboneezen, vreemde arbeidskrachten, dooh goed bruik baar materiaal. Spr. heeft ze lief. In 8 talen wordt thans 's Zondags op 100 plaatsen van Halma- heira gepredikt. Dit gesohiédt meest door deze helpers. Spr. gedenkt ze dagelijks in den gebede. Zendingsvrienden, doet allen zoo Ds. Bromet, van IJerseke, spreekt over den wil Gods en de roeping der gemeente. De christen is de meest wetenschappelijke man; want hij mag weten, en hij mag den wil Gods weten. Deze is dat alle menachen zalig worden. Paulus die dit zegt, wist dat h\j de voornaamste der zondaren was; en was hij nu zalig geworden, dan.kondon im mers allen 't die minder groote zonder zijn dan hjj. Dien wil Gods kennende, waarmee Hjj reeds voor onze jaartelling door z\jn profe ten tot de volken kwam, tracht de gemeen te dien wil te volbrengen door de heidenen tot bekeering te brengen. Zjj zijn daarbij gedachtig dat God zich arm gegeven heeft om de wereld te redden; en nu willen zjj niet hun tijd verbeuzelen, met over allerlei vraagstukken als de uitverkiezing te gaan twisten. Zij willen Gods wil tot den hunne maken, en zich haasten cm de volken te bakseren; met de bede-. Uw Koninkrijk Rome- Da. Schreuier van Arnhem, sprak het slotwoord: Tegenover den geest der schei ding en verwarring die in elk Babylonisch optreden openbaar wordt, staat ae Geest der vereeniging en vernieuwing die op den Pinksterdag werd uitgestort. Die Geest be zielt allen die de Zending drijven, tot dat alle volken znllen luisteren naar het E van- Maar die tyd is er nog niet. Zeg dit niet zoo droevig; want 't geloof zegt dat dit slechts een quaestie van tijd is. Paulu3 zei: wü hebben altijd goeden moed. En dat zei een apostel, die alles tegen had. Hoeveel te meer wij. Spr. noemt nog eenige dingen,die ontmoe digend schijnenn.l. dat de belangstelling voor de Zending nog niet groot, nog niet algemeen, nog niet beduidend is in verhou ding tot de inkomsten van hen die wel wat voor ds Zending willen geven. Ook is die belangstelling niet altijd van het rechte soort, Spr. vraagt hoe dikwijls spreekt gij over de Zending? Wat leest ge er van? Wat geeft ge er voor Is uw steun voor de Zonding een practische Heeft de Zending uw voorbede Al deze toespraken warden afgewisseld door veel gezang, zoodat de schare zich geen oogenblik verveelde. En alles, niet tegenstaande het gebouw stampvol was, en velen zich slechts met een staanplaats moesten vergenoegen, zoo ordelijk liep. Ds Steinz die nog een kort woerd op het hart had, gewaagde hiervan met blijd schap. De Heere heeft alles wèl gemaakt. Het zag er niet naar nit van morgen, en zie welk een zegen Hij ons bereidde in dit kerkgebouw. Dank aan Heeren Kerkvoogden voor 't afstaan van dit kerk gebouw dank aan Hosanna, die zoo liefelijke lonen te hooren gaf en leiding gaf bij 't gezang; dank aan sprekers en hoorders Zijn wij allen dankbaar, dat wij dit toonen door een milde Zendingsgave. Na 't zingen van een lied en 't uit spreken van een zegen ging de vergade- ling uiteen met de herinnering aan een genotvollen dag en een gezegend samenzijn. De oolleote braoht f?4 op. Het (R.-K.) Huisgezin heeft geen reden om aan dr. Kuyper's woord te twijfelen. Een andere viaag is, of dr. Kuyper voorzichtig heeft gehandeld of bij zelf, na hetgeen gepubliceerd is, niet moet wensehen indertijd anders gehandeld te hebben. Dr. Kuyper nam als Minister van den gedecoreerde gelden aan en maakte die over aan den thesaurier van het comité van antirevolutionaire kiesverenigingen. Had dr. Kuyper niet beter gedaan, den geridderde naar de" thesaurier te ver wijzen nóg .beter, indien hij den ge ridderde had te verstaan gegeven, dat hij als Minister, vooral na de toegekende decoratie, van giften, ook voos verkie zingsdoeleinden niet eens wensehte te hooren spreken Verder heeft dr Kuyper van een jonge dame, die zioh voor de bewuste decoratie had geïnteresseerd en daarvoor Btappen gedaan, een aanzienlijke som, door haar bijeengezameld, eveneens voor de stem bus ontvangen'en haar tot verdere be moeiingen in die richting aangespoord. Ook dit lijkt ons van dr Kuyper onvoorziohtig. Iets laakbaars kan, dunkt ons, den heer Kuyper niet worden ten laste ge legd, maar w A schijnt het ons toe, dat hij wat de omzichtigheid voorschreef met steeds geheel heeft in het oog gehouden. Zachter, dunkt ons, kan men het niet zeggen, en voor gestrenger oordeel be staat, naar onze meer.ing geen voldoende grond. Intusschen blijft het voorgevallene te bejammeren, omdat een onwelwillend gestemde pers het gebeurde opblaast, verscherpt en tegen hem met nauw ver holen, soms in het geheel niet verholen Schadenfreude exploiteert. Nog eens, ware een ander in de zaak gemoeid geweest men zou van een on voorzichtige, misschien niet geheel cor recte daad hebben gesproken, thans maakt men er een halsmisdaad van- Hoe juist deze opmerking is, bewijst de toon van bladen ale het Utr. Dagbl. en toe Midd. Ct. De laatste is, zonder volledige feitenkennis, al reeds gereed met haar oor deel De coalitie-politiek op zich zelf is al reeds immoreel; hoe erger wordt z\j dit wanneer zij door dergelijke middelen in f tand wordt gehouden. Elk middel daar toe dus schijnt geoorloofd. Deze geschiedenis heeft dr. Kuyper voor goed onmogelijk gemaakt ah minister. Aan de rechterzijde be' oef t men niet meer, zooals Het Huisgezin en de Sticht- sche Ct., te kibbelen over het vraagstuk of de uitslag der stemmingen het optre den van dr. Kuyper als Minister, en nog wel als Minister-president, al of niet wet tigt. Het gebeurde heeft den verderen strijd daarover onnoodig gemaakt. Klapt De MiddCt. hier misschien als „enfant terrible" uit het vrijzinnige huis houden? De N. Arnh. Ct. dringt aan op >een streng ondersoek*, en voegt er aan toe Voorkomen moet wordeb, dat de thans gebleken corruptiehet aannemen van geld van decoratie-jagers voor partij doeleinden, geen wortel schiet. Eea verstandig woord ten slotte schrijft het Nituwsbl- voor Nederland, hetwelk olie op de golven tracht te gieten Als werkelijk blijken mocht, dat een groot en maohtig persoon zioh schuldig heeft gemaakt aan handelingen, die slechts verachting verdienen, dan zal dit een gevoelige en zeer pijnlijke knak zijn voor ons geloof in den mensoh en wij zullen dit ondervinden als een per soonlijk leed. Maar zooiang dit niet voldongen is bewezen, blijven wij de hoop koesteren, dat sleohts een kunstig i saarageweven schijn een oogenblik heeft kunnen doen twijfelen aan de persoon lijke eerbaarheid van een man als dr, Kuyper.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1909 | | pagina 1