EUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Mo. 228. 1909,
23e Jaargang.
HISTORISCH
EEN KLINKEND METAAL
Donderdag 1 Juli,
CHRISTELIJK-
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed.
S. J. DE JGNGt-VERWEST, te Goes
F. P. DV.U'J, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
De valsche beschuldiging.
FEUILLETON.
IEDEtfEN WERKDAG DES AVONDS.
Pri-s per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,02'.
UITGAVE DER FIRMA
UN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 ''ent.
De A'ederl. die de heele aote van be-
ryhufaijiiog van mr. Tideman tegen dr.
Kuyper overram met de zoogenaamde be
wijsstukken er bij, vestigt de aandacht op
het tendenti'use in de opneming door Bei
Volk (en sommige vrijxinnige bladen).
Zij schrijft:
Iu het Fotó-in ter view zijn verschillende
correspondenties door elkaar geplaatst. Wij
ontleenen er nog aan de mededeeling, dat
dr. Koyper op 18 Juni 1905 een dankbe
tuiging zond vaor haar werk, en haar o.a.
(op een e /rrespondentiekaart van het Min.
van Binnenl. Zaken) schreef:
„Nu komen de herstemmingen. Het suc
ces moet doorgezet. Er zal weer veel noo-
dig zijn."
De heer Rud. Lehman was 31 Aug.
1903 tot r ffioier in de orde van Oranje-
Nassau benoemd. Mr. Tideman schijnt dit
in verband te willen brengen met de
diensten door mej. W., daartoe door den
heer L. in staat gesteld, aan dr. Kuyper
bewezen, dooh dit is onjuist.
Het sohynt dat ook de heer E. A. Leh
man veel van de werkzaamheden van m j.
Weatmeyer heeft verwacht. Ia het Volk-
artikel is een briefje van dezen afgedrukt,
dat nietszeggend is (van 30 Maart 1904)
waarin sprake is van het bezoek van den
heer K. te mijnent", doch dot evengoed
op ieder ander dan op Minister Kuyper
kan slaan. De heer E. A. Lehman heeft
dan ook geen ridderorde gekregen, maar
wel (dd. 5 Jan. 1905) een briefje van
mej. H. Kuyper, (blijkbaar een antwoord
op een ander schrijver), waarin zij „na
mens haar vader" mededeelt.
lo. dat het hospitaal te Smyrna, een
Ned. Hospitaal, verbouwd moet worden.
Dat een eenigszins aanzienlijke gift hier
voor blijk zou geven aan belangstelling
in onze nationale aangelegenheden in
het buitenland
2o. dat op Griekenland graven zijn
van Nederlanders, die in hetongereede
49
DOOR
Het was reeds einde September, en
Harald Braa was nog steeds op Vallat-
gitrde. Ofschoon Henrik Falkerhorn reeds
lang geheel genezen was, was hij er niet
toe ta bewegen om naar Skaraa te rei-
een. De verschillende uitvluchten, die hij
verzon, als zyn vriend hem vroeg met
hem mee te gaan, deden dezen vermoe
den, dat werkelijke tegenzin de reden
was. „Je stiefmoeder zal boos worden
over ór.t Lmge wegblijven; je zoudthaar
immers de,er Korsvik brengen?" zei Ha
rald ep een kouden regenaebtigen dag,
toen hij b\j zijn gastheer bjj een heer
lijk vuur zat.
Henrik gaf geen antwoord, verstrooid
speelde fay met de tang, die hij op een ha
rig berenvel op en neer liet glijden.
„Wilt gij niet naar Skaras gaan?"
„Toch wel, maar 't heeft geen haast".
„Dan moet ik afzien van je geleide,
want ik mag mijn plichten niet ianger
verzuimen", iei graaf Braa. „Waarom mijdt
gij Skaras? Ik verbeeldde mij, dat het nu
weer eene bijzondere aantrekkingskracht
*oor je hadt?"
„Ja, dat verbeeldde jij je 1" zei Henrik
kortaf.
Itusr ;rs»f Harald liet zich niet afsohrik-
®B' «Het is niet goed, dat de mensch
alleen zij l" lei hij half schertsend.
»Nood breekt wet", antwoordde Henrik.
//biood herhaalde Bras. „Als gij je
geluk tu iar wildet probeereD, dan was er
geen uocd".
„Gelooft gij, dat datgene, wat door moord
worut gewonnen, geluk kan worden ge-
zijn geraakt. Dat geld»iiv» hulp om
deze te herstellen van bei. i zou zijn
31 dat u bijzondethed ..treffende
het laatste kunt lezen in t/ondblad
van Maandag 1.1. en het"Ihlad van
Woensdag 1.1. van de Nieuwe Courant
De Maasbode neemt als hoe artikel een
ingezonden stuk op, waaraao vrij nog de
volgende opmerkingen ontleenen
„De hear E. A. Lehmaan is te Amster
dam eene zeer geziene en geachte persoon
lijkheid de heer R. Lehmanu is zeldeD in
ons land, maar als hij er is, dan traoht
hij nut te stichten, getuige uit den aller-
laatsten tijd o.a. het slagen van de inter
nationale tentoonstelling, het Postwezen
betreffende, en niet minder het schenken
van een automobiel-ziekenwagen, door
Zijne Koninklijke Hoogheid onzen Prins
Hendrik, voor de Nederlani'.-tcbe Zieken
verpleging welwillend aanvaard."
„Da heer R. Lehmann was in 1903 ge-
deooreerd. Hij had dus, en hierop dient
de aandacht gevestigd te worden, in 1905
aan dr. Kuyper voor verkiezicgsdoeleinden
geen geld te geven voor eeue decoratie,
die hij reeds lang had.'"
Vermelden wjj nog 't oordeel van de
Middelb. Crt.
Ons komt de verdediging van dr.
Kuyper uiterst zwak voor. Zelfs de stijl
van zijn stuk is slap en steekt zeer af
bij de pittige, de ferme manier van
schrijven waardoor zijne hoofdartikelen
en driestarren zich kenmerken. Dit aoet
ons vermoeden dat hij zelf begrijpt zich
op moeilijk terrein, op glad ijs te be
vinden. En wat de zaak zelve betreft,
hij ontkent niet dat door hem geld is
ontvangen van den geeeooreerde terwille
van de verkiezingen voor de Pro.inoiale
Staten. Dit had dr. Kuyper niet mogen
doen, waar hij Minister was, al kreeg
hij dit ook voor een Vereenigiog, „waar
van hij zelf 25 jaar lang voorzitter is
geweest". Een Minister "moet zioh als
zoodanig buiten alle stembus-aotie hou-
noemd vroeg Henrik ruw.
„Moord Ik begrijp je niet".
„Als jij Maj Brette voor mijn geluk
houdt, verbaast dat mij, daar gij tooh weet,
dat de schaduw van baren man tussehen
ons staat en altijd tussehen ons staan zal 1"
«/Ik geloof dat gij daarin te streng zijt",
zei Harald kalm, //gij hebt hem niet op
Iselijke wijze, maar in een open tweestrijd
gedood".
,/Maar ik heb hem gedood 1"
//Het kau zijn, dat gij de schuld zijt aan
zijn dood", gaf Harald toe, //dcoh gij hebt
vergeving gevonden".
Henrik's oogen schoten vuur. »Dcnkt gij,
dat wij, als ons eene zonde is vergeven,
geen verder berouw behoeven te hebben,
of welbewust een nieuwe moger begaan
//Houdt gij het dan voor eene zonde de
geliefde van je jeugd te trouwen, nu zij
vrij is F'
z/Ja, omdat mijne hand haa. vrij heeft
gemaakt; het was de zonde van David
tegen Uria".
Harald Braa zweeg, dooh scheen niet
overtuigd. „En Maj, denkt ge dun in't ge
heel niet aan haar?" vroeg hij,na een poosje.
«Zeker", zei Henrik kortaf.
Vergeef mij maar het ziet er waarlijk
niet naar uit. Barbara en ik zijn yua
meenicg, dat xij slechts jou heeft liefgehad,
en je nog liefheeft".
«Ik hoop niet, dat zij dat doet, en lieo
ook weinig reden om dat te gelooven
»Zij was tooh eens je aanstaande, en
bij je ziekbed heeft zij hare gevoelens voor
je verraden", zei Harald.
„Zij was toen nog veel te j g cm goed
te weten wat zij wilde, toe,, zioh met
mij verloofde, en wat zij sao ziekbed
verried was geen liefde, ma rder het
tegendeel: wraakneming u> iekwetste
ijdelheid".
z/Die zou ook uit 6en g wetst hart
kunnen zijn voortgekomenmisschien was
den en mag nog veel minder van een door
hem begunstigde geld in ontv&Dgtnemen.
Hij had den heer Lebman direct moeten
verwijzen naar den Thesaurier van het
comilé. Eigenaardig dat Minister Kuyper
eerst later, nadat de ondeihandelicgen
reeds op gang waren, tot de ontdekking
is gekomen van de verdiensten van den
heer Lehmann. W ij meenden dat op de
verdiensten van zulke personen steeds
gewezen wordt langs officieelen weg en
niet door juffrouwen die h&re goede en
gefortuneerde kennissen willen laten
deooreeren. Zeer zwak en zelfs merk
waardig veei gelijkend op een uitvlucht
is de bewering van dr. Kuyper dat „het
kabinet, dat aftrad, uiteraard geen lijst
gearresteerd heeft." Natuurlijk niet, maar
dat heeft ook niemand beweerd. De
vraag is alleen of op hel Ministerie van
Binnenlandsche Zaken niet alvast een
lijst v^n „gegadigden" om in Kuyper-
stijl te blijven was aangelegd en of
daarop de bedoelde persoon al dan niet
voorkwam. Niet onhandig, maar nu tooh
wel wat al te doorzichtig, is de taktiek
van dr Kuyper als aangevallene, om zelf
aanvaller te worden.
Deze vrijzinnig-demooraat is *t dei halve
niet eens met zijn geestverwan' Land en
Volk. Dat blad tooh zegt
De onthullingen, door mr. Tideman
door middel van het Volk gedaan, waren,
wat den zake! ijken inhoud betreft, aan
onze redactie reeds enkele jareD bekend.
Uit het antwoord van dr. Kuyper blijkt,
naar wij meenen, dat zonder nadere aan
vulling der gegevens van het oorzakelijk
verband tussehen met dit doel gevraagden
steun voor verkiezingen en de deooratie
het bewijs niet is geleverd. Eindelijk dat
van min oirbare qualiteiten en bedoelingen
van mejuffrouw Weatmeyer aan de zijde
van dr. Kuyper de weteDSohap niet be
stond.
Blijven nadere aanvullingen achterwege,
dan schijnt onu door deze publicatie mr.
Tideman meer geblameerd dan dr. Kuyper.
zij alleen naaar te trotseh om dat toe te
geven", zei Ha aid.
z/Braa, toe, spreek «r niet meer over.
Wees mijn vriend en niet mijn verieider.
Zalfs als er geen bloedige schaduw tus
sehen Maj en mij stond, mochten wij geen
verbintenis aangaan, want wij passen niet
bij elkaar".
Stsfïio, die in het slot woonde, en alles
voor zijn meestor wss en deed, Irad binnen
on meldde, dat verscheiden mannen uit
het dorp den graaf wensohten te spreken.
Henrik stond op, doch voordat hij naar .ie
kamer in het onderhuis ging, waar hij
dergelijke bezoeken plaeht te ontvangen,
legde hij zijn bind op Harald's schouder
en zeide: „ik vrees de eenzaamheid niet,
ook geen lijden,, ook geen smart, en ook
geen strijd, alleen de zonde".
//Maar je hebt mij tooh gezegd, dat de
zonde in je eenzaamheid dubbel gevaarlijk
voor je is. Je feabt eene hulp noodig".
/,Eene hulp, die door eene zonde gekocht
is, kan geen hulp tegen de zonde zjju",
zei Henrik en verliet de kamer.
Harald Braa was alleen. De regen sloeg
tegen de vensterruiten en het vuur knet
terde in den kaard. Het schemerlicht
hulde alle voorwerpen in een halfduister
en fluisterde van lang vervlogen tijden en
hunne geheimen. Alle herinneringen die
mat Vailargkrde in verbinding stonden,
kwamen bij den graaf boveD, terwijl hij
zoo zat te peinzen. Hij dacht er aan hoe
hij en zijn vriend eens door een //toeval"
op 't oude kasteel waren gekomen;hij her
innerde zioh alle bijzonderheden; hoe Staf
fan hen alleen had gelaten om zijn oude kat
te zoeken, en hoe vreemd hij dat toen had
gevonden. Nu was hij er van overtuigd,
dat het zoeken naar de kat slechts een
voorwendsel was geweest. En hoe had die
éene nacht zijn vriend veranderd l Henrik
was sinds dien tijd niet meer geweest
zooals vroeger en de breuk tussehen vader
i <mm
1 Juli 1909.
Na den eersten uitslag. Lszer geniet toch
nog eens met ons het volgende schetsje uit
b et Friesch Dagblad
De laatste schaduwvlekjes waren ver
vaagd.
Alleen de spits van den dorpstoren glin
sterde nog oven in 't licht der Junizonne,
maar op de „deel*, waar 't boerengezin
huist in den zomer, werd het al donker,
't Kleine raam met z'n vierkante ruitjes liet
niet veel licht door en toen de deur dicht
ging 'twas trekkerig en Haneje, de
kleinste moest in den „pèrdstal" worden
verschoond toen was «'t compleet don
ker", als de huisvrouw gromt.
Grootvader merkt er niets van
Al vijf jaar lang is dag en nacht hem
eender: óen grauwe schemering, zwartig
grijs, waar 't felste licht slechts 'n flanw-
roode glans in mengt.
Na zyn ziekte werd hij blind.
Hij had het vér gehaald, zeiden de buren
dia 'm zagen beteren.
z/'n Taai leven", mompelde dokter, „en
din vijfentachtig jaar 1"
Maar Grootvader had tot ieder die 't hoo-
ren wilde getuigd, dat het de goede hand
zijns Gods over hem was, die hem 't leven
verlengd hadhoewel hij ook wel graag
had willen heengaan „als je vijfentach
tig jaar pelgrim geweest ben 1", glimlachte
hij weemoedig.
Toen kwam de blindheid over hem.
Ja, vromelijk heeft bij erin berust; ja,
vroolijk heeft hij voor 't oog der menschen
dit kruis op zóó hoogen leeftijd nog getorst
maar den man, dien de zijnen nooit had
den zien weenen, droppelden dikke tranen
langs 't gelaat, toen hy na de opperste In
spanning voor 'teerst zy'n Bijbel moest
dichtslaan, omdat ie niet lezen kon
Door Gods ontferming bleef zijn geheu
gen onverzwakt en de oude, die tachtig ja
ren lang de Schrift gelezen had, wist niet
zelden den kleinzoon aan tafei te verbete
ren, als die door onachtzaamheid 'n kleine
vergissing beging.
en zoon was dadelijk na zijn terugkomst
gevolgd. En wat had hij op Vallar&arde
ontdekt? En het geheim, dat, zooals Hen
rik had toegegeven, met hem hier woonde,
was, near alles wat hij merkte te oor-
deelen, niet meer voorhanden.
Braa list zijne blikken door de kamer
ronddwalen. Ecnige voorwerpen werden
dooi het schijnsel van den haard verlicht,
andere w/iren slechts onduidelijk te her
kennen. Buiten was het zeer donker, en
de regen viel onafgebroken neder. Plotse
ling dacht hij aan het familiegraf in het
park en aan de goed onderhouden kist.
Die kon daar nog maar weinige jaren
gestaan hebben en was dus niet van gra
vin Falkenhotn. Maar van wie dan
Bevatte die het geheim van Vallsrgavde
Voor vier jaar zoo ongeveer zocht Henrik
weer verbinding met de buitenwereld en
maakte er geen geheim meer van, waar
hij waszoolang kon de kist zoowat onder
den grond zijn; maar niet langer? Wie
log er in Het geheim was niet van Hen
rik geweest, maar van zijn vader. Braa
raadde dit, vermoedde dat, zocht in zijn
geheugen rond, en toen plotseling kreeg
bij een idee, een vreeslijke dooh geen on
waarschijnlijke gedachte* „Henrik, welk
een reuzenkracht behoorde er toe, om dat
te dragen, wat gij gedragen hebt I" mom
pelde hij.
„Met wien spreek je?" vroeg op het
zelfde oogenblik eene steno,en Henrik stond
naast hem. Zijn voorhoofd was weer on
bewolkt; hij zag er weer heel vroolijk
uit.
„Wat scheelt ja? Heb je een spook
gezien P" vroeg hij glimlachend, toen hij
de eigenaardige uitdrnkking zag op het
gelaat "an zijn vriend.
„Wat heeft het schemerdonker je ge
daan Heb je geleden onder de eenzaam
heid, die je zoo vreest voor mij
„Het schemerdonker heeft mjj het ge-
'n Flinke borst anders, die Govortl
Grootvaders naamgenoot, monter en
pienter, nog geen twintig en op wien tóch
al de boerderij drijft, sinds z'n vader 't vo
rige jaar na langdurig lycien stierf; groot
vaders geloofs- en strijdgenoot, die met be
slistheid koos en met mond beleed, hij,«n
de kleine groep van getrouwen, hier op
't dorp, waar een waterig christendom
grootvaders kruis wbb geweest, zestig ja
ren langal h&d God het modernisme
doen vernevelen, al was er dan toch een
school mot den Bijbel gekomen, al wies de
groep der „palstaanders" 1
Ja, God heeft groote dingen gedaan
Als Grootvader daaraan denkt
Wat het was, zestig jaar geleden, toen
hij hier de hofstee koohfceen dal vol
doodsbeenderen, mag hij zoo in vertrouwen
tot den kleinzoon zeggen
Geen dag, zóó druk, of Govert leest nog
even voor. Gods Woord beeft zijn vaste
tijden en 's avonds, als de enderen naar
bed toe zijn, krijgt nog even de Standaard
z'n beurt.
Grootvader lee6t die van '72 af.
En dat de antirevolutionairen thans op
dit dorp óén derde der ateraiuen uitbrengen
is in den weg der middelen z\jn werk.
Zelfs vandaag is hij ia actie geweest.
De honderd vijf en twintig kiezers had-ie
in z'n hoofd en bij bè a op de deel was
't parijj-bnreauhij wist, wie gehaald
moesten worden; z^u vuur verhoogde den
ij ver 1
'n Half uur g leden kwam Govert terug.
Was op de fiet» naar de stad geweest en
bracht de blijde tijding, dot het district be
houden war. Dankbaar had de oude boer de
handen gevouwen en de dcffe oogen om
hoog geslagen
Maar nu is Govert weer weg.
Eerst heeit hij met Grootvader zitten
smoezelen en. toen hij andermaal op de
fiets sprong, knuffelde de oude z'n handen
tussehen de knieën, dat de taaio spieren
kraakten.
In gepeins zit hij nu te wachten.
'n Schorre hoest doet z'n borst piepen.
heirn toegefluisterd, dat met je in den
ouden burcht heeft gewrond, en zekere
herinneringen die'k aanéén geschakeld heb,
hebben mij geholpen, dat fluisteren te
begrijpen", antwoordde Braa.
„Wat bedoel je?'' vroeg Henrik, die
zeer ernstig was gaworde i.
„Ter wille van je moeder heb je alles
verlaten, en je hier met haar begraven I"
„Hoe kun je zoo iets zeggen riep Hen
rik verschrikt.
Harald deelde zijn vriend mede, wat hem
op die gedachte had gebracht.
„Majoor Brette heeft de kist ook gezieD,
zeg je Vermoedt hij iets P"
„Ik geloof het niethij heeft sedert dien
tijd nooit maer iets over die zaak gezegd,
en je weet dat overwegingen en overpein
zingen na juist zijn sterkste punt niet zijn".
„Braa, ik weet dat je z vijgen kunt. De
nagedachtenis mijner moeder en de eer van
gravin Blanka eisohen het"'. Ea hij vatte
Harald's arm met steviger greep.
„Je kunt je op my vei laten als op je
zelf".
Zij zaten nog lang bii het vnur en
spraken over vervlogen ti/,dea. Af en toe
werd een nieuw blok op 't vuur geworpen.
Eerst laat stonden zij op c m zioh ter ruste
te begeven.
„Morgen moet ik naar Skaras reizen.
Gaat gij mee?"
„Is hei goed, om te biddenleid ons niet
in verzoeking, en er zioh welbewust aan
bloot te sfellen vroeg Falkenhorn.
„Je bent te streng voor je zelf'.
„Dat kan ik nooit zijn".
„Je hebt plichten tegenover Maj".
„Ta, den plicht haar mot rust te laten".
„Zoo bedoelde ik het n et".
„Maar zoo bedoel ik het".
»Nn dan, goeden nacht''
„Goeden naoht",
Wordt verwijfd»