IEGWSBLAB
VOOR ZEELAND.
No. 187, 1909,
Dinsdag 11 Mei
23e Jaargang.
EEN KLINKEND METAAL.
HISTORISeH
CHRISTELIJK-
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
22
Goes
PRIJS DER ADVERTENTIËN
b a a a ui
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Pri.s per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,02'.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
10 Mei 1909.
De. Hetze lukt met.
Beet lukt de Kuyper-Hetze ditmaal niet.
In December bij de begrootingsdisous-
siën was men verrukt, dat de Kuyper-
ophobie weer kon worden uitgespeeld, en
van alle zijden maakte men zioh toen op,
om de stembusaotie weer in den toon van
1905 in te zettan.
Maar het sloeg niet aan. Het publiek
gaf er geoi echo op. En al spoedig kwam
men <ot de ontnuchterende ontdekking,
dat 't zoo heel iets anders was, toen tegen
een zittend Minister te ageeren, dan om
nu den hartstoeht aan het knetteren te
krijgen tegen een ambteloos burger, die
nu ja wel Kamerlid was geworden, maar
zioh in de Kamer nauwelijks roerde.
Ook had men op wat het Kabinet van
1901 leverde, allengs een geheel anderen
blik gekregen. Van de Hooger Onderwijs
wet had geen enkele Universiteit last
gehad. De Lager Onderwijs-wet vond
men na zelf zoo kwaad niet meer. Ook
tegen de strafwetten in zake de staking
kraaide geen haan meer. Zelfs de sooia-
listen repten er niet meer van.
En dan, de viotorie van 1905 was zoo
bitter tegengevallen. In zoo'n tweede suk-
keipartij had meer dan ién in het minst
geen lust meer. Wat zou men dan nu weer
de Hetze tegen Kuyper laten uitbreken.
Zelren voelen de leiders dan ook, dat
er met hun da oapo van 1905 geen strootje
aan het branden is te krijgen.
En tooh kunnen ze deze electorale
rammelaar maar Diet met rust laten.
Mat, flauw en dof, het is zoo, maar tooh
haalt sohier elke spreker van liberale zij
er Di. Kuyper nog altoos even bij. Men
kan nooit weten, of men er niet nog een
enkel zieltje mee wint.
In de pers evenzoo nog telkens even
dat matte naklinken van een wegster
vende leus.
Maar als ge op den thermometer de
Kuyperophobie van 1905 met die van nu
vergeljjkt, dan ziet ge, dat ze toeneven-
dioht bjj het kookpunt stond, als nu bij
hel vriespunt. Standaard.
Staattdwang.
Eerlijkheidshalve reeds dient opgemerkt,
dat de vrijliberalen van hetzelfde anti-
olerioale hondje zijn gebeten als de soci
alisten.
FEUILLETON.
DOOR
RUN A.
Henrik zweeg, en zij ging voort„Gij
weet misschien, dat het bij je moeder hier
den laatsten tijd niet pluis was 1'' en tege
lijkertijd wees zij met hare hand op het
voorhoofd.
Hij knikte en zij ging voortEr werdes
dokteiB geraadpleegd en alles wat men kon
bedenken, geprobeerd, doeh zonder eenig
gevolg. Eindelijk kwam je vader op de ge
dachte, dat verandering van omgeving,
volkomen rust,en andere mensohen rondom
haar misschien wel gunstig zou werken.
Hij liet dus eenige kamers in 't vervallen
VallargSrde inriehteD, en bracht de zieke
er zeli heen. Hare kamenier mooht haar
niet eens begeleiden zij gingen er geheel
alleen heen. Je vader had eene verpleeg
ster gehuurd, die onderweg bij hen komen
zou. Ik was toen op Korsvik en gij waart
in dien lijd aan mijne zorg toeverfrouwd.
Groot was mijn verbazing, toen ja vader
na zes maanden alleen terugkeerde mat het
bericht dat je arms moeder dood en be
graven was. Hij zeide, dat zij aan eene
vreeselijke overerfelijke ziekte gestorven
was, daarom had hij haar geeu vier en twin
tig uur boven de aarde durven te laten, en
had hij niemand van de familie laten komen,
en geen begrafenis plechtigheid kunnen
aanrichten, zooals dat bij haren stand
hooidede begrafenis was integendeel
Wel niet zoo erg als dezeD, maar tooh
erg genoeg.
Want ook zij c ff aren hun beginselen
op aan hun oleriealenhaat.
Of heeft niet de voorzitter van den
Vrijliberalenbond in de vergadering van
dien Bond gezegd, dat de strijd moet
aangebonden tegen de Sohoolwet-Knyper
van 1905, als blijkt, dat de openbare
school door die wet om seep gaat
En geen enkele Vrijliberaal kikte er
tegen 1
Eu dat zijn nu die groote Vrijheids
vrienden die groote tegenstanders van.
Staatsdwang.
Zij zijn vóór vrijhandelvóór vrijwillige
verzekeringvoor deze vrijheid en voor
di9 vrijheid.
Maar tegen de vrijheid van de kerk en
tegen de vrijheid van de school.
Daar ijveren zij voor dwang.
Preoies als de sooialisten.
Aoh, ze zeggen, dat er geen antithese is.
Maar middelerwijl neemt c'ie antithese
hen zoo fel te pakken, dat sooialisten en
oudlibera'en van angst hun beginselen
wegwerpen.
Of wilt ge een ander beeld?
Zij verkoopen hun beginselen voor een
schotel anticUricalen linzensoep.
fiij de herstemmingen samen broe'der-
lijk te nuttigeD.
Wel bekome het hun I Friesch Dagblad.
De vrijzinnigen, vooral de vrijzinnige
democraten hebben ona altijd verweten dat
wij de scheidingslijn tnssohes democraten
en conservatieven in de coalitie hebben uit-
gevischt, en dat dr. Kuyper telkens weer
de meest conservatieve elementen en
daar wordt dan mr. Lohmau bij genoemd
aanbeveelt bij de verkiezingen.
Zelfs verlangen de vrijzinnig democraten
onder anderen V. D. in de Middelburgsche
Courant, dat wij de antithese zullen veran
deren en er van maken een tegenstelling
tusschen mannen die vooruit willen als
Drucker, Nolens, Kuyper en de mannen
van het starre behoud als Roëll, Lobman,
Vermeulen.
Maar hoe doen zij zeiven nu tegenover
die mannen van 't gewaande starre behond.
De vrijzinnig-democraat Rink, die zich
met alle vrijzinnigen oor algemeen stemrecht
heeft verklaard, heeft aan de liberale Kies
heel haastig en eenvoudig geschiedt. Val-
larsarde werd sedert dien tijd &1b besmet
of verpest beschouwd, en niemand van ons
is er ooit meer geweest, NA die gebeur
tenis heeft je vader nooit meer over de
zaak willen spreken, en dorst niemand hem
er naar te vragen. Een jaar later was hij
weer getrouwd".
»Had hij gra'in Blanoa gezien, vóórdat
mijne moeder ziek werd?" vroeg Henrik.
„Zij was met mij heengegaan om hier op
Korsvik te logeeren, toen je moeder ziek
begon te worden en wij nog hoopteD, dat
afleiding haar goed zou doen I''
Zij zwegen beiden langen tijd. Mevrouw
Brette nam haren neef goed op hij staarde
somber voor zioh uit.
//Voor vandaag had ik nog nooit opge
merkt, dal je op je vader lijkt", zei zij.
Hij keek op. „Hoe denkt u over den
dood mijner moeder?"
vHoe ik daarover denk antwoordde
zij ontwijkend. „Ik denk er liefst heele-
maal niet over".
Henrik stond op, als iemand die een vasl
besluit heeft genomen.
„Wat wil je doen P" vroeg zijne tante
onrustig.
«Ik wil naar mijn vader toe gsan, en
aan htm nadero beriohieD vr»<:en".
„Ongelukkige, waag dat nut!"
//Ik waag alles voor het recht en de waar
heid", antwoordde hij en ging naar de deur.
Mevrouw Bretta ging hem eohterna en
legde haar band op zijn arm ona hem terug
te honden.
Hij bleef staan en hoorde met tegezin en
met gebogen hoofd haar woorden aan.
//Je vader is zoo trotscbhij duldt derge-
vereeniging te Utrecht geschreven dat hjj
wel candidaat voor de Kamer wil zjjn, maar
niet tegenover de heer Roëll en van Karne-
beek.
En deze beide heereu zijn mordicus tegen
algemeen stemrecht
Indien beide heersn aldus mr. Rink
zich weer beschikbaar stellen, verzoek ik
niet in aanmerking te komen. i
Wat blijft er zoo nu over van den ernst
der overtuiging dat wij algemeen stemrecht
hebben moeten in 't landsbelang
En wat vau den eisch aau ons adres dat
democraten en behoudemannen uiteengaan
en elkaar bestrijden moeten
En in welk belachelijk licht komt daarbij
hun nieuwbakken antithese te staan, door
welke alle democraten van Rechts zich bij
de vrijzinnigen hebben te voegen om ge
zamenlijk de mannen van het type Roëll en
v. Kzrnebeek te bestrijden
O, Die politiek 1
TWEEDE KAMER.
De sooiaal-demooraten in de Kamer
spreken meer voor de Kamer dan wel voor
de tribune, voor het sooiaal-dmooratisoh
publiek. En naarmate de verkiezingen
Daderen worden zij heftiger.
Nu hebben zij weer een paar dagen
van de vorige week zoek gemaakt met
een interpellatie van mr. Troelstra aan
den minister van Justitie inzake het Ar
beidscontract. Volgens de sooiaal-demo
oraten hebben de patroons bij de invoering
daarvan zich een misbruik van maoht
veroorloofd, dat meer dan sohandelijk is.
Natuurlijk kreeg de wet de sohuld ervan,
omdat zij zulke maatregelen bevat, dat
misbruiken niet absoluut gekeerd kunnen
worden. Er was, vo'gens de soeiaal*.
democraten van thans, niet heel veel gafÉÏ*
in de wet. Maar zij hebben er wel eens
anders over gedacht I Als zij met hun
klachten van thans gelijk hebben, dan
hebben toch ook zij de zaak van te voren
verkeerd ingeaien. Immers schreef Het
Volk in zijn nummer van 2d Januari jl.
„De wet op het arbeidscontract op zich
zelf versleohert niets. In den bestaanden
ongeregelden toestand is al wat de patroons
nu in die kontracten schreven ook mogelijk
en nog een heele boel wat nu niet meer mag.
Vervolgens somde Het Volk eenige voor
lijke vragen niet. Hij wil over die zaak niet
praten. Trotseer hem niet. Het kemt tot
een breuk tusscheu jullie, als g j dat doet 1"
„Mij goed 1" zei hij hard.
„Maar waartoe zou dat dienen P Waarom
roeren aan iets, dat zeventien jaar geleden
gebeurd is? Zij is dood, waarom wilt gij
de oorzaak van haren dood onderzoeken P
Verdrijf die verdenking, zooals ik ook heb
gedaan. Ik verzeker je, dat bet gaat. En al
zou je ook af en toe argwaan voeden, drijf
het weer op de vluoht, en Iaat het niet toe,
wortel te schieten. Wat gebeurd is, is ge
beurd".
„Maar niet, wat gebeuren moet", zei hij.
Mevrouw Brette zag, dat zij voordoove.
maD's ooren preekte.
's Middags zoobt Henrik zijn vnder op.
Die sit in zijn kemer en las in een manus
cript, dat hem bijzonder scheen te amu
se eren.
„Daar heb ik ine nu een prachtige reis
beschrijving van Wallenberg", riep hy,roen
hij zijn zoon bemerkte. ,/Zij heeft tot titel
»roijn zoon op a vontuur". Hebt gij het ge
lezen Niet Nu dan kan ik 't je zeer aan
bevelen. Het is juist wat je noodig hebt
als tegenwicht voor je ziekelijke overspan
ning. Het is doorspekt met eohte gezonde
humor, en zoo scherp, dat de schrijver,
die priester is, het niet heeft gewaagd
het te laten drukken. Het bestaat slechts
in manuscript, en doet de roude bij zijne
vrienden. Ik ben zoo gelukkig geweest
het ook in handen te krijgen. Maar je
luistert niet naar mij? Wat heb je P Wat
wil je Hij legde het boek weg, en wenkte
zijn zoon om plaats te nemen.
Peze bleef staan. #De redenen voor mijn
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 <-ent.
deelen vau de wet op en besloot dan
z/Deze en andere bepalingen zijn goed.
Eigenlijk komen de arbeiders in geen enkel
opzicht achterop
Deze uitspraak van het orgaan der
sooiaal-demooraten mng men wel in het
oog houden als men kennis neemt van
wat nu van dezelfde zijde over het Ar
beidscontract gesproken werd.
Mr. Troelstra beschuldigde het arbeids
contract dat het tal van conflicten ge
schapen had tussohen arbeid en kapitaal.
Hij betreurde 't dat die wet nu reeds was
ingevoerd, want nu hebben de patroons
een kraohügen bondgenoot in de heer-
sohende malaise. Spr. verwacht niets van
humaniteit, alles van dwingende bepalin
gen. De patroons mogen bij schriftelijk
contract van enkele bepalingen afw'_keo,
dat is sohandelijk machtsmisbruikde
wet geeft aanleiding tot gedwongen winkel
nering. Vooral bet staangeld veroordeelde
hij
Maar zeide de heer Thomson daar
hebben de soo.-demooraten zelf voor
gestemd.
De sooialisten woedend.
De heer Hugenholtz riep van gemeene
trues.
Schaper zei later een paar keerdat
lieg je.
De voorzitter had 't een oogenblik druk
met zijn hamer.
Mr. Troelstra, meer zakelijk, trachtte
die inoonsekwentie goed te praten maar
dat ging moeilijk. Hij zeite uiteen, dat
zij, de Boo-dem., zioh mat alle macht
verzet hebben tegen het behouden van
het staangeld, «near per slot van rekening,
toen de Kamer het met alle geweld wilde
behouden, vóór het artikel hebben gestemd,
om het staangeld tenminste niet onbeperkt
gfe zien gehandhaafd,
De spreker eindigde zijn beschouwingen
met de opmerking, dat niemand tevreden
is met deze wet.
Dat de heer Thomson (unie-liberaal) het
er niet bij zou laten, was te verwachten.
's Anderen daags kwam hij dan ook met
een afstraffing aan het adres van den heer
Hugenholtz en de 8. H. A P. aandragen,
welke aanleiding gaf tot een wisseling van
scherpheden tusschen hem en mr Troelstra,
welke laatste ten elotte als laatste antwoord
met zijn wijsvinger op zijn voorhoofd wees.
achterdocht zijn vermeerderd", begon hij,
»De kindermeid, die ik ten tijde van den
zoogenaamden dood van mijne moeder had,
heette niet Marie Ersdotter, en is niet krank
zinnig geworden 1"
„Zoo is 't weer 't oude liedje Je hebt
werkelijk eene onbegrijpelijke voorliefde
voor je oude kindermeid. Maj Brette moest
eigenlijk jaloersoh worden, vind ik 1" zei
de graaf iaohend.
Doéh Henrik liet zioh niet in de war
brengen. „Ik weet, dat mijne moeder leeft,
maar er zijn mensohen die meenen dat zij
niet haren natuurlijken dood gestoiven is,
mdat er veel aan gelegen lag haar kwijt
^éSzijn. Ik ben vast besloten, de waarheid
te onderzoeken, en ben reeds met mijn
onderzoek begonnen. Als ik van uwe lip
pen geen volledige bekentenis kan krijgen,
ben ik van plan iedereen uit te vragen,
die misschien iets van mijne ongelukkige
moeder weten kan Als mijn verdenking
zonder reden is, moet dat gemakkelijk te
bewijzen zijn. Ec als dat niet zoo is, nu
de waarheid maar aan 'tlioht komen".
De graaf zat stil. De toom dreigde hem
blijkbaar van ziin koele zelfbeheereohitg
te berooven. »Ea als ik nu, om jou ter
wille te zijn, de bekentenis aan elkaar
lieg, zonder welke gij niet sebijnt te
kunnen leven, wat wilt gij dan doen P"
vroeg hij eindelijk.
//Ik neem geen genoegen met een leu
gen ik begeer de waarheid en om die
te weten te komen ben ik bereid, de eer
en het aanzien van mijn geslacht op te
offeren".
„En als gij nu hoort, dat je achterdocht
reden van bestaan heeft, wat zult gij.dan
Minister Nelissen diende van antwoord.
Hjj merkte op dat de wet nog te kort werk
te om nu reeds te kunnen vaststellen dat zjj
niet deugd dat de invoering had kunnen
uitgesteld worden, indien de regeering had
Runnen voorzien, dat wij zulk een langen
winter zonden hebbendat het nog lang
niet vaststaat of de patroons wel gebrnik
zullen maken van de rechten welke zij zich
in de schriftelijke contracten hebben voor
behouden enz. Wat het staangeld betreft
toonde de minister met de cijfers aan dat
alleen in Noord Holland er flink gebruik
van gemaakt wordtmaar dat geschiedde
al voor dat er sprake was van een wet.
Staangeld is o. a. belegd in de Rijkspost
spaarbank in Zeeland op nul boekjes nihil
en overigens varieert 't in 6 van de overige
provincies tusschen f 27 en f 1621 Over-
jjsel staat geboekt met een totaal staangeld
van f 700 Zuid-Holland f 4000en Noord-
Holland f 48C00. Ziedaar alles. Er is voor
alsnog geen reden om de wet te herzien.
Het antwoord van mr Troelstra was mat
en onbeduidend. Hij verkocht daarbij de
onjuistheid dat blijkens de cijfers van den
minister niet minder dan 3896 personen
staangeld heffen. Dat is mis, interrum
peerde de heer Drucker, dat zijn niet alle
patroons. Ieder arbeider heeft een boekje.
Van die 3396 boekjes zijn er dus vele bij
éan patroon.
De heer Troels'raOok goed. Maar de
minister onderzoeke spoedig.
De heer Van Nispen gaf toe, dat de hou
ding van vele werkgevers voor hem een
teleurstelling is geweest, evenals de inhoad
der contracten. De heer Troelstra is echter
eenzijdig geweest en heeft verschillende
zaken onvolledig voorgesteld. Spr. geeft
daarvan enkele voorbeelden. En van alle
gevallen, waarin de verhouding tusschen
patroon en arbeider goed bleef, wordt er
geen vermeld. Bovendien verwarde de in-
terpellant de grieven tegen de werkgevers
met die tegen de wet.
Spr. citaert daarna verschillende socia
listische bladen, die erkenden, dat de wet
op vele punten verbetering bracht. Verder
toont spr. aan, dat strafbepalingen tegen de
gedwongen winkelnering onvoldoende zul
len z\jn.
Het boete-artikel heeft een groote ver
betering gebracht. De werklieden aan de
drukkerij van Het Volk, die 5 6 minuten
doen
„Wat mijn geweten mij zegt om te doen".
Graaf Falkenhorn keek zijn zoon lang
aan, terwijl hij in stilte overlegde. Zijne
trekken werden hard, en om de dunne
lippen speelde zulk een duivelsohe Iaeb,
dat Henrik onwillekeurig den blik ai-
wendde.
„Waarom zou ik bang voor je zijn Ik
heb de middelen om je mond tot zwijgen
te brengen, als hij praten wil", zei hij
zaoht dooh duidelijk, en voegde erbij
„Gij hebt goed geraden, je moeder leeft;
gij hebt haar op Vallargütde gezien".
Zijne woerden troffen Henrik als dolk
steken. Een oogenblik keek bij zijn vader
aan met een blik, die dezen herinnerde
aan den blik van een doodelijk verwond
dier. Toen boog hij, alsof bjj geheel ver
nietigd was, het heofd. Hij had blijkbaar
nog in 't diepst van zijne ziel getwijfeld
aan de sohuld van zijn vader, en nog allpd
de geheime hoop gevoed, dst zijn vader
zioh zou rechtvaardigen, en die hoop was
nu verloren.
De graaf keek zijn zoon met de meest
tegenstrijdige gevoelens aan -, iets als
berouw en schaamte ontwaakte even in
bet verharde hart. Als die verharde man
voor iemand nog een gevoel had, dat den
naam liefde verdiende, was dat voor zijn
eenigen zoon. De dwepende vereering van
den knaap had den vader bevallen en
zijne ijdeiheid gestreeld daarom speet het
hem nu meer, dan hij bekennen wilde,
dat hij die onzelfzuchtige toewijding had
verloren.
Wor lt vervolgd.