christelijk-
NIEUWSBLAD
historisch
VOOR ZEELAND,
No. 182.
1909,
Woensdag 5 Mei,
23e Jaargang.
EEN KLINKEND METAAL.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Den vijfden van Bloeimaand.
Binnenland»
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Pri,s per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,026.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 ''ent.
De opgaaf van den spoordienst
komt in dit nommer voor op de ge
bruikelijke plaats.
Op den 5den Mei aanstaande is de
openiug van de stichting /Vrederust" bij
Bergen-op-Zoom bepaald.
Voor onze proviDoie Zeeland in het
m.ui en in 't bijzonder voor het
Christelijk Zeeland een dag van beieekenis.
Voor Zeeland in het algemeen.
Zoo nabij de grenzen als mogelijk is,
omdat in Zeeland geen plaats was
gemakkelijk bereikbaar uit alle deelen
van de provincie is daar een stichting
verrezen voor het, oak in Zeeland, lang
zaam maar zeker, toenemend aantal
kiankzinnigen. Wie, als het Bestuur van
de nieuvr te openen stichting, in de laatste
weken de klaagliederen van familie
leden van patiënten in Delft en Wol-
feze, op Bloemendaal of Veldwijk ver
neemt over de onmogelijkheid om de ver
trokkenen weder te zien, over de dure
reizen en de vreemde omgeving, kan
begrijpen wat een provinciale stiohtiog
van dezen aard voor menigeen beteekent.
Die is tenminste voor veten bereikbaar,
daar hoort men bekende namen noemen,
daar is men vertrouwd met meerdere lot-
genooten die in een verstaanbare taal
kunnen spreken over eigen omgeving en
uit eigen ervariog.
Voor het christelijk Zeeland in 't bij
zonder.
Jaren lang is onder tal van corporaties
gesproken over de wensohelijkheid van
een eigen stichting. Reeds een kwart eeuw
geleden werd door deD Geneeskundigen
Raad aan Gedeputeerde Staten van Zee
land een rapport uitgebracht betoogende
de wensohelijkheid en de mogelijkheid
eener eigen stiohting voor krankzinnigen
in Zeeland. Gemeentebesturen en rechter
lijke ambtenaren klaagden over de telkens
terugkr erende zorgen en lasten verbonden
aan het onder dak brengen van krank
zinnigen.
Maar alles bleef gelijk het was.
Een poging ten laatste van vrijzinnige
19
FEUILLETON.
door
RUNA.
Hij verliet de kamer. Buiten waohtte
de bewaakster. (,Hoe heet gij f" vroeg hij.
z/Sara Mansdotter".
«Is zij soms wild
z/Neen nooitmaar soms heeft zij van
die ideeën, zocals bijvoorbeeld vannacht,
en dan is zij zeer listig".
«Waardoor uit ziah haar krankzinnigheid
eigenlijk
«Daardoor, dat zij geen verstand heeft
antwoordde Sara, en zag er daarbij uit,
alsof dat antwoord op haar zelf paste.
„Hoe weet gij dat sij geen verstand
heeft P"
//Dat weet ik zei Sara. «Zij is in alles
als een kind, en heeft zulke vreemde ideeën.
Bijvoorbeeld beweert zij nu nog, maar
vroeger veel vaker, dat zij gravin Breata
Ftlkenhorn ismaar die is al zeventien
jaren geleden gestorven".
//Waart gij bier, toen gravin Faikenhorn
stierf
„Neen, maar ik kwam spoedig daarop
hierheen. Marie moet kamenier of kinder
meid bij da gravin in huis zijn geweestzij
hield zeer veel van de o vei leden graviü,
zooveel, dat zij door haren dood gek werd,
Sedert dien tijd zorgt graaf Faikenhorn
voor haar 1"
„Vergeet nooit, dat zij ziek en hulpe
loos is. Wees vriendelijk tegen haar l" zei
Henrik.
zijde ondernomen mislukte," totdat ten
slotte de Vereeniging tot Christelijke ver
zorging van Krankzinnigen in Zeeland de
taak, deze reuzentaak, op zich nam, en
op dezelfde gionden, eens door de vrij
zinnigen aangewezen, de Stiohting bouwde
die biuneu enkele dagen het hek openen
zal voor genoodigden en belangstellenden
bij de opening.
En als dat hek geopend zal zijn dan
staat de bezoeker vlak voor de water
toren, die achter de gebouwen oprjjst en
het beste steunpunt voor een blik.
Van dezen toreD, 39 treden hoog, over
ziet ge heel het terrein, 113 Heotareu groot.
Vlak naast de watertoren ziet ge de
groote oprijlaan die het terrein in twee
ODgelijke deelen deelt, aan weerszijden
met een dubbele rei boomen beplant de
buitenste rei zijn olmen, do binnenste rei
linden beurtelings afgewisseld met roode
en witte kastanjes. Aan den voet van den
watertoren ziet ga het maelraegebouw en
onmiddellijk daarachter het gebouw voor
de droge wasoh. Kant en klaar staat dat
gebouw met zijn strijk- en mangelkamer,
met zijn magazijn voor lijf-en beddegoed,
en zijn woningen voor do beambten. De
naaimachine snort daar reeds en het vrou
welijke hoofd van dezen tak van dienst
heeft baar plaats reeds ingenomen.
Iets verder, en op verderen afstand ook
van de groote laan ligt het paviljoen voor
onrustige mannelijke patiënten, waar de
ontvangst van de genoodigden ter opening
zal plaats hebben. Met ruim plein en
veranda, door hoog staketsel omringd staat
daar dit forsobe gebouw, met monumen
talen hoofdingang plaats biedende voor
37 patiënten. Een lange gang dwars door
het gebouw loopende, scheidt de conver
satie en slaapzalen, weike ter wille van
het toezicht omringd zijn door de slaap
kamertjes der verplegers of verpleegsters.
Cellen, zorgvuldig ingericht zijn boven en
beneden voor hen die tijdelijk in een
toestand verkeeren welke samenleven met
anderen onmogelijk maakt.
In dit paviljoen ia alles zorgvuldig er op
berekend dat niemand zich een of ander
letsel toebrongen kan. Alle glazen zijn een
menschenduim dik, alle waschtafels met
toebehooren zjjn vast, de centrale verwar-
„Ik ben nooit anders geweest I" was
het antwoord van Sara.
Toen de jonge graaf Faikenhorn na zijne
nachtelijke wandeling weer naar het huis
v an den slotbewaarder terugkeerde.bromde
de hond niet. Hij kende den stap van den
gast reeds. Harald Braa sliep nog vast.
Henrik ging aangekleed op zjjn bed lig
gen. Aan slapen daoht hij niet. Hij lag met
open oogen en staarde in de duisternis en
duister waren ook zijn gedachten.
Bij het aanbreken van den dag stond
hij op, zoodra de bewoners in huis op
waren. Staffan begroette hem eerbiedig.
Henrik gaf hem een wenk hem naar buiten
te volgen.
z/Hoe lang zijt gij reeds op Vallarglirde
vroeg de graaf.
«Ik ben hier in 't dorp geboren, en geen
dag van mijn leven ergens anders geweest!"
«Sedert hoe lang zijt gij slotbewaarder
//Sedert zeventien jaren".
„Dus sedert Marie Ersdotter hier i3?"
Staft'an keek zijn jongen meester ver
baasd aan, en bevestigde het.
«Herinnert gij u mijne moeder, gravin
Faikenhorn?" vioeg Henrik zonder op de
verbazing van den man te letten.
„Ik heb haar nooi; gezien", antwoordde
Staffsn, blijkbaar verbaasd over die vraag.
„Maar toen de gravin zeventien jaar ge
leden op Vallargarde stierf, wnart gij tooh
hier F'
„Gravin Faikenhorn is nooit op Vallar
garde geweest; ik zou dst zeker niet hebben
vergeten. De gravin is niet hier gestorven".
Henrik keek hem onderzoekend aan,doeh
las niets dan verbazing in zijn rustigen
blik.
„Waar woondet gij, eer gij slotbewaar
der werd vroeg hij.
ming ia achter ijzergaas verborgen, de
hoeken, enz.
Evenwijdig met dit gebouw ligt aan de
overzijde van de groote laan een dergelijk
gebouw voor vrouwen. Eenige honderden
meters verder naar den hoofdingang komen
we in het centrum der stichting. Nu bij de
opening Woensdag a.s. wordt dit centrum
gevormd door twee observatie-paviljoens,
de keuken en de woning van den genees
heer-directeur. Straks, nog aan het einde
van dit jaar wacht men daar nog eenige
gebouwen bij. De twee. observatie-pavil
joens, in hoofdzaak gelijk aan het beschre
vene bieden ieder plaats san voor 42 pa-
tienten.
De keuken met de stoomleiding om te
koken biedt een interessant gezicht. Vier
enorm groote kookpotten, een ontzaglijk
broodfornuis en vier soeppotten inhoud 20
tot 80 liters vormen het ameublement. Alle
potten zijn van dubbele wanden en balan-
ceerende deksels voorzien. Boven iedere
pot is een kraan tot het tappen van versch
water en aan iederèn pot een kraan tot het
verwijderen van de afgewerkte stoom, ter
wijl de stookinrichting zich in het Sous
terrein van het keukengebouw bevindt.
De woning van den geneesheer-directeur
is een moderne villa, en vriendelijk aan het
eind van de groote laan liggen de woningen
van administrateur en huismeester, nog al
te mager omringd door jeugdig lentegroen.
Maar dat wordt met ieder jaar beter.
Als we nu op onze schreden terugkeo-
rende alweder de watertoren bereiken, dan
ligt daar 't grootste, maar minst bebouwde
gedeelte van het terrein. In een van de den-
nenbosschen is de woning neergezet van
den machinist. Hoe tsekenachtig staat die
woning daar, als het ware ingeschoven in
het bosch. De jonge boompjes in den boom
gaard bloeien voor het eerst, de tuin laat
zijn eerste vruchten reeds zien. De nette
boerderij baadt zich in zon en zomerweelde
en ais ge het klimmen langs den muilen,
ougebaanden weg niet ontziet, dan biedt 't
hoogste punt van 't terrein bjj den begraaf
plaats en lijkenhuis een zeldzaam schoon
panorama.
Ziedaar voor onze vrienden die Woens
dag in grooten getalo, naar verluidt, naar
«Vrederust" komen zullen, een, zoo we
„Iu 't dorp".
Henrik stond een poos in gedachten ver
zonken. Hij brandde van verlaDgen om
Slafl'an uit te vragen, maar schaamde zioh
om dat te doen, daar hij daardoor zou
moeten verraden, dat hij van zijne eigene
familie nog minder wiet,, dan zijn onder
geschikte. Tegelijkertijd herinnerde hij zioh
ook dat Staffan den vorigen avond een
zekere verbazing bij zijne vraag naar het
graf zijner moeder Diet geheel had kunnen
verbergen en in zijn antwoord bad go-
sproken over het «familiegraf". Er was
blijkbaar io de laatst» 20 jaar geen lid
van da familie op Valiar^a'da begraven
geworden.
z/Wic heeft Marie Ersdotter hjszh en ge
bracht P" vroeg Henrik eindelijk.
//Graaf Faikenhorn zelf.Mijuheerdegraaf
scheen toen geheel gebroken van verdriet
over den dood van zijne vrouw, en daarom
bleef mijnheer zeker een tijdlang hier I"
Henrik's gelaat werd hard, en met som
beren blik staarde hij het bosoh in.
Staffan keek hem met geheime verba
zing aan.
HOOFDSTUK V.
Na vele dagen fl'nk te hebben gereden,
waren de jougelui eindelijk dicht bij huis.
Toen rij op het kruispunt tusschen Skoge-
nas en Korsvik afscheid namen, en Harald
Braa Henrik de hand ten afscheid reikte,
zei hij//Ga zoo gauw mogelijk naar
Skaras, en vraag aan de mooie Maj Brette,
om de betoovering te verbreken, waarmee
de geest van Vallargarde je gevangen
houdt. Je bent heelemaal veranderd, sedert
wij daar zijn geweest 1"
„Ik geloof niet, dat ik ooit weer anders
hopen, duidelijke beschrijving van het ter
rein.
Tooh zou onze introduoxia niet volledig
mogen heeten als we u niet met enkele
woorden voorstelden, de mannen die deze
stichting hebben gefondeerd en zullen
leiden. En bij die voorstelling komt als
van zelfs den naam van ds. Doanor vóór
alle anderen.
Heel Zeeland kent ds. Donner van
Nieuwedorp maar geen dozijn Zeeuwen
kennen den voorzitter der Zeeuwsche
krankzinnigen-vereeDigiog in zijn arbeid.
En evenmin kent een minimum van Zeeu
wen de reuzen-arbeid, de vele bezwaren,
de fallooza zorgen aan de fundatie van
deze stiohting besteed. De voorzitter heeft
die taak op zioh genomen, met taaie vol
harding en met onverpoosde liefde vol
bracht. En naast een G< d alleen de eere,
die tot dezen arbeid lust en kracht gaf,
zal zeker in het hart rijzen en misschien
ook uit den mond gehoord worden een
danktoon voor den arbeid van den man
die Zeeland heeft verlaten, maar Zeeland
trouw bleef door aan het boek zijner Pro-
vinoiale geschiedenis een sohoone blad
zijde toe te voegen.
Ds. Donner maakte de stiohting van
„Vrederust" gedurende de laatste jaren tot
zijn levenstaak. Hij was de hand die leidde,
de geest die bezielde. In geestelijken meer
nog dan iu stcffelijken zin legde hij de
eerste steen. Zij het hem vergund ook de
laatste te leggen aan deze sohoone stichting
Dr. J. v. d. Brug, de geneeshaer-direo-
teur, die hier den sohepter zwaaien zal,
en wiens imposante verschijning ongetwij
feld menigen opkomenden storm op Vre
derust zal doen bedaren gaf zioh aan deze
stiehtiDg en deelde met den voorzitter de
dagelijksohe zorgen die onvermijdelijk
voorafgingen aan den openingsdagde
barensweeën van deze stiohtingsgeboorte.
Hij zal hier hebben te gebieden maar ook
te bezielen, te leiden maar ook te zorgen.
Deze abnormale maatschappij komt, gees
telijk en liohaamlijk, voor zijne rekening,
De huismeester, de heer K. J. de Koster,
die met Januari 1908 in dienst der stieh
tiDg kwam, aanvaardde met energie en
Helde zijn taak, en met het kleinste deel
der talloos vele kleine zorgen aanvaardde
worden zal 1" zei Henrik Faikenhorn.
«Kom, zeg, het boofd omhoog, zooals
dat een ruiter past I Je moet tooh wel
heel zacht van inborst zijn wat men
je heelemaal niet aanziet als de ellende
van eenige verloopen dronkaards je zoo
aangrijpt, Geloof mij, hun erbarmelijk lot
is het gevolg van hunne eigene zonden".
„Je kunt mij niet begrijpen", zei Hen
rik kortaf. „God zij mat je, en dank voor
je aangenaam reisgezelschap voegde hij
er vriendelijker bij, terwijl hij zyn vriend
de hand gaf.
Zoo scheidden zij, en reed ieder naar
zijn eigen huis.
Op Korsvik aangekomen, zooht Henrik
dadelijk zijn vader in diens kamer op.
üe graaf begroette zijn zoon met ongewone
hartelijkheid,en stond hem niet toe dadelijk
te vertellen over de in de hoofdstad gedane
zaken. //Daarvoor is het morgen tijds
genoeg", zei hij. //Ge ziet er na de lange
reis vermoeid uit, en moet vóór alles
rusten
„Dat heeft geen haast", antwoordde
Henrik, „als u er niets tegen hebt, zou ik
u liefst dadelijk de rekening voorleggen".
#Nu zooals ge wilt", zei de graaf, die
zioh in stilte over den koelen toon, en
over de teruggetrokken manier van zijnen
zoon verbaasde.
Henrik gaf een kort duidelijk verslag
van zjjn oponthoud in Stockholm, en over
datgene, wat hij daar in naam van zijn
vader had verricht.
De graaf luisterde oplettend, vlooht er
hier en daar een vraag id, en scheen
zeer tevreden.
„En nu moetik u dezen ring teruggeven",
zei Henrik, toen hij alles gezegd had en
oierhandigde zijn rader den zegelring
hij en volbraoht ze. Een groot deel der
gelden bracht hij aan en dat die gelden
nuttig weiden besteed en zuinig werden
beheerd wss zijn werk.
Aan dit drietal namen dankt Zeeland
de stiohting die zoolang is gewensoht en
zoo gaarne wordt ontvangen.
Bij het aanschouwen van deze stiohting
zwijgt partijschap en partijstrijd. Daar
komen Zeeuwen te zamen, om met den
Commissaris der Koningin aan het hoofd
dankbaar te aanvaarden de stiohting die
daar gebouwd is om onder den zegen des
Hoeren ellende te lenigen.
Daar komen Nederlanders te zamen om,
met den Minister van Binnenlandsehe
zaken aan het hoofd, een arbeid van liefde
en toewijding, ten behoeve van lijdenden
en ellendige», te offeren op het altaar des
Vaderlands.
Velen zullen getuigen zijn, de meeaten
zullen afwezig zijn, maar in geen Zeeuw-
sohen meilevenden kring van welke kleur
ook zal de vijfde van Bloeimaand onop
gemerkt voorbijgaan.
De Ned. ontving afsehrift van de vol
gende motie
Het distriotsbestuur der Christ. Hist.
Unie in het district //Eukhuizen",
lettende op de gezindheid der bij zijn
Kiesvereenigiugen aangesloten Kiezers,
gelezen hebbende de houding van het
hoofdbestuur inzake de samenwerking
met de andere reohtsohe partijen,
acht samenwerking met deAntirevo-
lutionnairen en behoud van den vrede
in de Christ. Hist. Unie zelve alleen
mogelijk als
le. al de districten der Christ. Hist,
dus ook Leiden aan hen blijven, zonder
eenig beding voor een latere verkiezing
2e. van de districten, die goede kans
op winst bieden, ook eenige aan de
Chr. Hist, worden gelaten, bij voorkeur
Kampen of Enkhuizea
3e in Harlingen iemand geoandideerd
wordt, die vroeger tot de Friesche party
behoorde
en het verklaart, dat het niet kan
dien deze aan zijn vinger stak. „Zegt u
mij eens, als 't u belieft, hoe moet men
do leuze van ons geslacht opvatten
„Vlieg steeds opwaarts
„Dat kan tooh sleehts op eene wijze
worden uitgelegd, ons streven moet zyn
naar het hoogste doelwit in odb leven 1"
„En wat is dat Henrik
„Nu, stand, rijkdom, levensgenot", ant
woordde de graaf. ffDat is ieders zaak
hoe men dat neemt. Wat is het jouwe f"
„Een onbevlekte naam een leven
zonder sohuid".
«Altijd hoogdravend!" zei de graaf
glimlachend.
„Ik zou onze leuze graag in Maj's
trouwring laten graveeren. Heeft mijn
moeder haar ook niet in haren ring ge
had
„Neen, in den trouwring stond sleehts
mijn naam
„En in den verlovingsring stond «voor
eeuwig" zei Henrik met bijna onmerkbare
ironie. „Mag ik den ring nog eens zien.
Ik meen mij te herinneren, dat er een
klein plaatje aan was, dat voor oninge-
wijden die woorden verbergt. Ik zou aan
Maj's ring graag iets dergelijks laten
maken 1"
In plaats van te antwoorden stond graaf
Faikenhorn op en nam uit zijn lessenaar,
die altijd gesloten was, een kleiD doosje
dat hij zijn zoon overhandigde. „De ring
behoort jou, geef hem aan wie gij wilt",
zei hij. //Hij is door versol eideoe geslachten
in onze familie overgeë.li. Menige gravin
Faikenhorn heeft hem véór je moeder ge
dragen".
Henrik opende het doosje en nam het
kleinood er uit.
Wordt vervolgd.