No. 72.
1908.
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Woensdag 23 December.
23e Jaargang.
GHRISTELIJK-
HISTORISCH
BoitenlandSGb Overziehl.
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST. te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Subsidieeren van tranis.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,02®.
HBBBSBSSSBSO
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 '•ent.
Z(] die zich met 1 Jan. a s. op ons
blad abonneeren, ontvangen het tot
dien datum gratis.
De Walchcrsche Cjurant sohrijft het
volgende naar aanleiding van ons ant
woord aan B. inzake bovengenoemd on
derwerp een zakelijk opstel. Van deD
schrijver geldt: nourri dans le serail,
j'en eonnais les detours, fin daarom nemen
wij zijn opstel gaarne over.
Het Christelijk-Historisoh dagblad „de
Zeeuw" heeft onlangs als het ware met
één pennestreek geheel de houding van
onze anti-revolutionaire Staten- en ge
meenteraadsleden veroordeeld, door hen
ingenomen ten aanzien van subsidieering
van trams, door helaas I zonder eenige
belangrijke argumentatie uit te maken,
dat zij moeten stemmen tegen elke sub
sidieering aan trams, die des Zondags
rjjden. Was dit advies gevolgd, en had
den de anti-revolutionairen de meerder
heid, dan zou geheel Zeeland van .tram
wegen verstoken zijn en zouden de
eoonomisohe belangen zeer zijn geschaad.
Aan de welvaart onzer schoone provincie
aou dan tameljjk wel de voortgang be
lemmerd zijn.
Terecht heelt dan ook het aDti-revo-
lutionaire blad „Luotor et Emergo", de
bewuste uitspraak van de Zeeuw bestre
den, en in een enkel woord, zoo snedig
en helder als wij dat van de redactie
van dat blad gewoon zijn, de jniste lijn
getrokken, waarlangs in deze materie de
gedachte moet geleid.
fir moet onderscheiden worden tussohen
Zondagsheiliging en Zondagsrusteveneens
als tussohen het persoonlijk karakter van
het eene en het algemeene van het andere.
De Zeeuw schijnt nog verder te gaan dan
het Sohotsohe puritanisme, en te willen
terugkeeren tot den Oud-Testamentisohen
Sabbat. Zeker niet Calvinistisch, maar
nog veel minder anti-revolutionair is naar
onze bescheiden meening Laar standpunt.
Wij willen ons nu niet begeven in een
prinoipieele discussie over de beteekenis
van den Zondag.
fir aijn er reeds in Paulus' dagen
was dit zoo die ook in de nieuwe
bedeeling onderhouden dagen en maanden.
Er zijn er, die geen ander onderscheid
der dagen kennen dan alleen dit, dat de
Christelijke Kerk nu eenmaal den eersten
dag der week bestemd heeft voor de
onderlinge bijeenkomsten en de breking
des broods, terwijl krachtens de sohep-
pingsordinantie er een rustdag op de zeven
dagen moet zjjn.
Een duidelijke uitspraak over de wjjze,
waarop de Zondag moet gevierd, is er
in de Schrift niet; veeleer bespeurt men
bij de lezing der Zendbrieven dat er onder
scheidene praktijken ten dezen aanzien
waren en dat deze binnen de grenzen
der kerk werden geiuid, dewijl een ieder
moest doen naar zijn eigen overtuiging,
zijnde in zjjn eigen gemoed ten volle ver
zekerd. Heiliging van den Zondag werd dan
ook meer een zaak van ieders persoonlijk
geweten. Dit bepaalt ook de roeping der
Overheid. Deze is geroepen er voor te
waken dat de kerkedienst behoorlijk kan
worden uitgeoefend, zij moet er voorzorgen
dat zooveel mogelijk een weekeohe rustdag
aan haar ambtenaren worde geschonken.
Het leven stilzetten kan en mag zij niet.
Ook des Zondags leeft de maatschappij
ook des Zondags moet de Overheidstaak
uitgeoefend publieke middelen van ver
voer kunnen des Zondags mogelijk worden
beperkt, maar niet stilgezet, juist omdat
het leven doorgaat.
Zelfs in fiogeland durfde men dan ook
dit niet aan. De overheid heeft echter te
eerbiedigen de souvereiniteit in den eigen
kring.
De kwestie, welke „De Zeeuw" nu weer
opwerpt, is wat de praktjjk aangaat in
Zeeland al lang beslist. De waarschuwende
stem der Zeeuw heeft zich daartegen nooit
laten hooren. Des te vreemder ia dat nu
ineens, daar geheel de kwestie niet aan
de orde is, als een bliksemstraal aan een
helderen hemel, het Qoesohe vonnis de
totstandkoming van de juist voor Zeeland
zoo noodige ontwikkeling van tramwegen
bedreigt.
Qet zou tooh mogelijk zijn dat sommige
onzer gemeenteraadsleden zonder nader
onderzoek de geestelijke leiding van De
Zeeuw" volgen en óf ongemotiveerde wei
geringen öf dwaze voorstellen deden of
stelden bij de behandeling van subsidie
aanvragen. Daarom is het o i. zoo roekeloos
dergelijke gewichtige vraagstukken maar
bij wijze van vragenhus (iemand had de
vraag ingezonden bij de redactie), dus en
bagatelle, te behandelen.
De Staten onzer provincie namen in
de laatste jaren dit standpunt in het
schijnt noodig dit in herinnering te brengen
dat de maatsohappij, die een stoom
tram exploiteerde, ook souvereine was in
den eigen kring, en dus zelf voor zieh
moest uitmaken of zij op den Zondag
treinen zou laten loopenevenals een
particulier dit ook met zijn geweten moet
uitmaken en niet zieh ten dezen aan de
de opinie vaD een ander heeft te onder
werpen.
Vroeger werd steeds aan het geven van
subsidie of renteloos voorschot de voor
waarde verbonden dat er dageljjks een
bepaald aantal trams moest loopec. Be
driegen wij ons niet dan was het een dar
anti-revolutionaire Statenleden die in 1900
reeds, voorstelde, daarin te voegen „zonder
verplichting voor den Zondag" iels wat
werd aangenomen en sedert regel bleef.
De overheid nam daarmede o i. een goed
standpunt in om niet aan iemand iets op
te leggen als verplichting, wat mogelijk
tegen zijn consciëntie zou kunnen zijn.
fin bij de beraadslaging over de subsidie
aan den Stoomtram Walcheren, werd van
anti-revolutionaire zijde, o. a. door den heer
Wisboom Verstegen gezegd, dat hij geen
absoluut verbod van rijden op Zondag
meende te mogen voorstellen, „met de
bepaling „zonder verplichting voor den
Zondag" kan ik genoegen nemen ieder
zie toe voor ziehzelf wat hij doet".
De anti-revolutionaire olub meende ech
ter nog verder te moeten gaaD. Gelijk wij
reeds schreven is het ook de taak der
overheid te zorgen dat de kerkedienst
ongehinderd kan uitgeoefend worden.
Daartoe stelde de heer Wisboom Verstegen
voor te bepalen dat in geen geval des
Zondags treinen mogen loopen tusschen
9 en 12 uren voormiddags en 2 en 5 uren
namiddags.
Het personeel zou dan grootendeels in
de gelegenheid kunnen zijn de godsdienst
oefeningen bij te wonen, die voornamelijk
in die uren gehouden wordende dienst
zou er verder zoo door verlicht worden
dat men gemakkelijker het personeel een
vrijen Zondag zou kunnen versohaffen
terwijl eindelijk men aan de plaatselijke
overheid de behulpzame hand zou bieden,
dewijl de wet verbiedtalle hinderlijke
bewegingen en gerucht in de nabijheid
der gebouwen voor den openbaren eere-
diecst bestemd en in 't algemeen alles wat
dergelijke hinderlijk zou kunnen zijn". Het
amendement-Verstegen verwierf echter
maar 18 stemmen.
(Slot volgt.)
Een paar provinciale belangen.
Het Kamerlid Fruitier heeft in ie
Tweede Kamerzitting van Vrijdag j 1. by
de behandeling van de begrooting voor
Waterstaat den minister een paar zaken op
het hart gebonden, waarvan te hopen is dat
zij eens door den minister „in overweging
genomen zullen worden".
Hetb-treft o. a. een tram Vlake-Hans-
weert; en een nieuw station Rilland Bath,
aan welke beide groote behoefte bestaat.
Aan de rode van den heer Fru\jtier ont-
leenen wij het volgende
Van het station Viake van den Staats
spoorweg wordt vanwege de proviDcie ge
meenschap onderhouden met het oostelijk
deel van Zeeuwsoh-Vlaanderen door een
wagendienst, en verder met een stoomboot
over de Westersehelde. Nu hebben de
Provinoiale Staten in 1904 reeds besloten
om een paardentram aan te leggen van het
station Viake naar de aanlegplaats der
stoom booten te Hansweert. Zij kwamen
daarbij tot de overtuiging, dal de aanleg
moest geschieden voorloopig voor een paar
dentram, maar zoo ingericht, dat die
in de toekomst voor andere beweegkracht
dienstbaar kon worden gemaakt.
Daarna is voor dien aanleg concessie
gevraagd aan de Regeering. Ik behoef niet
te zeggen, dat die wagendienst erg primi
tief is, en dat er, niettegenstaande dat
primitief vervoermiddel, tooh nog een be
langrijk vervoer van reizigers plaats heeft,
kan blijken dat met dien dienst jaarlijks
pl.m. 27,000 reizigers vervoerd worden.
Ware het vervoermiddel beter, dan zou
het verkeer zeer zeker tocnemeD, want
nu verkiezen nog velen de reis naar Hol
land te maken over België.
Nu heeft des ministers voorganger op
de aanvrage om concessie door Gedepu
teerde Slaton bezwaar gemaakt, eerstens
omdat de spoorwegbrug te Viake moest
worden veranderd en de oost-kanaaldijk
moest worden verlegd. En nu zijn in den
laatsten lijd nog andere bezwaren gerezen.
Blijkens mededeeling van Ged. Staten in
de zomervergadering der Staten van Zee
land van dit jaar, heeft 's Ministers voor
ganger gezegd, dat zonder versterking van
de brug te Sohore deze voor tram verkeer
met technische beweegkracht ongeschikt
zou zijn en tegen versterking daarvan
groot bezwaar bestaat. Toen werden pogin
gen aangewend de tramlijn aan de Oost
zijde van het kanaal te leggen ook hier
tegen bestond bezwaar, namelijk de bouw
van een derde sluis te Hansweert. De
Minister heeft op de vraag, wanneer de
voorgenomen bouw dier derde sluis klaar
zou zijn, in de Memorie van Antwoord
gezegd, dat, indien alles meeloopt, die sluis
eerst klaar kan zijn in 1913 of 1914 en
dat, zoo lang die niet klaar is, de voor
genomen verplaatsing naar den oosthaven-
dam van den aanlegsteiger van de provin
ciale boot niet kan worden gedoogd. Zijne
Excellentie geeft daarom in overweging
de plannen voor tramaanleg nog eenigen
te laten rusten. Mijnheer de Voorzitter
Zóó blijft alles rusten tot wij zelf ook niet
meer zijn. Deze quaestie duurt al van 1904 en
nu vraag ikZijn er afdoende redenen
voor? Kon men niet behulpzaam zijn, hetzij
door versterking van de brug te Sohore,
hetzij door een bijstation te-bouwen aan
den westkant van het kanaal
Wanneer de tram zal moeten gelegd
worden aan de oostzijde, dan moet nog
minstens 6 jaar worden gewacht en moet
de oosthavendam te Hansweert voorzien
worden van een berm die voor het ver
keer van rij- en voertuigen geschikt zal
zijn, en het geschikt maken voor verkeer
met rij- en voertuigen daarvan zal minstens
kosten één ton. Zou het dan niet beter
zijn te bouwen een station aan den west
kant van het kanaal te Viake of wel de
Sohoorsohe brug te versterkendat zou
zeker niet meer kosten en de tramaanleg
kon spoediger geschieden. Ik behoef er
niet op te wjjzen, dat men in die streken
niet mag bogen op goede verkeersmid
delen. Ik beveel deze zaak ten ernstigste
aan den Minister aan en ik hoop dat hij
zal trachten te doen wat hij kan om in
dien slechten toestand verandering te
brengen.
Een andere opmerking geuit in het Voor
loopig Verslag, welke ik wil bespreken, is
de toestand van de stations Middelburg
en Rilland Bath.
Men kan van Zeeland niet zeggeD, dat
het in vergelijking met andere provinciën
is doorsneden met spoorlijnen. Wij bezitten
in de provincie ongeveer pl.m. 40 K.M.
Staafsspoorlijnen en dan nog sneiien de
meeste treinen die daarop rijden de stations
voorbij, omdat zij voor een groot gedeelte
dieneu voor het internationale verkeer over
Vlissingen.
Nu zou men zoo zeggen, dat op dat kleine
lijntje alles in orde zou zijn, pour le mieux
dans le meilleur des mondes.
Neen,Mijnheer de Voorzitter Het station
te Middelburg, de provinoiale hoofstad, i
heeft nog steeds geen overkapping van
het tweede perron. De Minister acht die
overkapping niet strikt noodzakelijk.
„Strikt" is een relatief begrip. Men kan
het desnoods geheel zonder overkapping
doeD, doch dit is niet meer van onzen tijd,
dit blijkt wel uit het feit, dat de perrons
van nieuwe stations een overkapping
hebben. Ik kom elke week te Middelburg,
en bij ongunstig weder zie ik voortdurend
dat de reizigers in den regen moeten staan,
want a's men een valieB en reisgoed heeft
kan men men moeilijk zijn parapluie ge
bruiken en zeker niet als het getal reizi
gers groot is.
De Minister zegt, dat de reizigers onder
de marquis kunnen wachten, maar hij
vergeet dat de treinen te Middelburg
weinig stationnement hebben. De reizigers
moeten gewaarsohuwd worden vóórdat de
trein aankomt, anders ontstaat er vertra
ging bij het instappen en bij den dienst.
Zij moeten dus eenigen tijd vóór de trein
aankomt zieh op het perron bevinden.
Van de goederen die met de personen
treinen naar Holland vervoerd worden zal
ik niets zeggen. De Minister heeft daar
omtrent in de Memorie van Antwoord niets
in het midden gebracht en ik mag dus
wel aannemen, dal hetgeen in het Voor
loopig Verslag daaromtrent staat, juist is.
Ik dring er dus bij den Minister ten
sterkste op aan, bij de betrokken Maat
schappijen aan te dringen, om op het
tweede perron van het station te Middel
burg een bescheiden overkapping aan te
brengen.
Wat het station Rilland-Bath betreft,
dit heeft een lange lijdensgeschiedenis
aohter den rug.
In 1868 werd aan den overweg te
Rilland-Bath een spoorwegwaohterswoning
gebouwd. Later werden daar kaartjes
verkrijgbaar gesteld, en van daar goederen
verzonden. Nu doet die waohterswoning
nog altijd dienst als woning voor den
stationschef en men heeft er een wacht
kamer bij gebouwd voor het publiek.
Daarbij komt, dat het gebouw aan den
verkeerden kant van de lijn s'aat, zoodal
de reizigers voor de richting Holland aan
de overzyde der lijn moeten instappen.
Het verkeer over den hoofdweg der
gemeente wordt telkens gestremd als er
een trein staat of gerangeerd wordt, wat
tijdens het drukke bietenvervoer vaak het
geval is. Een rist van rij- en voertuigen
kan men dan vaak zien staan wachten
als de sluitboomen gesloten zijn.
Het geldt hier niet een zoo gering ver
keer. Volgens het Spoorwegverslag over
1907 komen hier aan en vertrekken on
geveer 20,900 reizigers, een Diet onbe
langrijk getal. Het gemeentebestuur drong
daarom dikwijls op verbetering aan.
Ofsohoon dankbaar erkend moet worden,
dat verbeteringen zijn aangebraeht, is de
toestand aldaar nog zeer primitief, en be
hoefte aan een behoorlijk station groot,
en is de kans op ongelukken ook zóó
grootden minister zou ik in overweging
willen geven te willen bevorderen om
daarin verandering te brengen.
Nu zegt de gemeenteraad in zijn jongste
adre3 aan den minister, dat er kans be
staat, dat de eigenaar van den grond,
tussohen den spoorweg en den openbaren
weg, genegen is deze op billijke voor
waarden af te staan. Ik wensoh nogmaals
bij den minister aan te dringen om aan
den wensoh van den gemeenteraad in bet
adres uitgedrukt gevolg te geven. Met
genoegen heb ik 's ministers toezegging
gezien, dat het verzoek aanleiding heeft
gegeven om het onderwerp opnieuw in
studie te nemen.
Het antwoord nemen wij op, zoodra de
Handelingen in ons bezit zyn. Voorloopig
hebb8 de afgevaardigde voor Hontenisee
den dank van velen, die met verlangen zoo
te Viake als te Rilland-Bath en Middelburg
naar de gewen schte, hoognoodige verbete
ringen uitzien.
Oostenrijk Turkije.
Veel succes heeft de Oostenrflksch-Hon-
gaarsehe regeering bij haar onderhandelin
gen met Turkije niet en 't is merkwaardig
op te merken, hoe zjj langzamerhand een
toontje lager is gaan zingen tegenover de
Porte. In den aanvang was de houding der
Donau-monarchie afgemeten-hoog, zoo
koud mogelijk er werd wel onderhandeld,
maar op zeer hooghartigen toon. Het was
alsof 't 'n gunst was,dat de Donau-monarchie
onderhandelen wilde. Maar toen toonden
de Turken, dat zij er ook waren en de jong-
Turken kondigden het boycott tegen Oos-
tenryk-Hongarije af. Het was opmerkelijk,
zoo gauw als die boycot-boweging om zich
heen greep en hoe vlot de bevelen der jong-
Turken werden uitgevoerd. De schade, die
de Oostenrijksch-Hongaarsche handel leed,
is aanzienlijk. Te Weenen was men woe
dend en men dreigde met het vertrek van
den gezant uit Konstantinopel, als de boy
cotbeweging niet verminderde. Niets hielp,
De Turken gingen rustig door. Toen begon
de Donau-monarchie bij te draaien en zij
deed den eersten stap tot toenadering. Had
zij tot dusver botweg geweigerd de (wegens
het boycot) afgebroken onderhandelingen
te hervatten, als niet eerst het boycot ge
staakt werd, ten slotte zag ze zioh genood
zaakt van dat hooge standpunt af te dalen
en de hand ter verzoening uit te steken ook
zonder dat het boycot gestaakt was. De
zonderlinge toestand ontwikkelde zich toen
dat, terwijl er tusschen de kabinetten op
gedwongen-minzamen toon onderhandeld
werd, de zoo hinderlijke boycot-beweging
toenam instede van afnam, zooals men te
Weenen gehoopt had. Het eenige wat men
te Konstantinopel gedaan had kunnen krij
gen, was dat de Turksche regeering de toe
zegging deed de boycotbeweging naar haar
vermogen te znllen tegenwerken. Maar het
hielp niet veel. De regeering was machte
loos.
De nieuwe Turksche minister van bin-
nenlandsche zaken (HilmiPasja) seinde aan
den wali van Uskub dat hij 't boycot moest
tegengaan. Het antwoord was dat het boy-
cotccmité in Uskub 150 beambten in dienst
nam met de bijzondere opdracht om op een
nauwgezette naleving van het boycot-bevel
toe te zien.
Hiertegenover staat dat de Turken en de
Oostenrijkers het eens beginnen te worden.
Turkije heeft ongeveer 36 millioen gul
den als schadeloosstelling voor de wetge
ving van Bosnië en Herzegowina verlangd
en Oostenrijk-Hongarije zon bereid zijn, 24
millioen te betalen. Men zal het dus over
het verschil wel eens kunnen worden.
Spanje—Portugal.
De revolutionaire elementen in deze beide
landen van het Iberische Schiereiland
winnen op vele plaatsen veld, ondanks de
pogingen hunner jeugdige vorsten om zich
populair te maken, en op die wijze de revo
lutie te dwarsboomen.
Op het oogenblib nog is de revolutie
tevree met een onbloedig verzet en vreed
zame propaganda. Toch woont het Gezag
daar op een vulkaan.
In Spanje is men aan de z\jde van het
Gezag zeer teleurgesteld door den uitslag
der Kamerverkiezing te Barcelona. Wel
wist men dat daar de Revolutie hoogtij
viert, doch tot nog toe waren er de gema
tigd republikeinen, die hun aanhangers
telden in den middenstand, de baas. Tot de
vorige week op het onverwachtst de stem
ming uitmaakte dat het rijk der gematigde
revolutie uit is. Drie van de vier aftredende