NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 71. 1908, Dinsdag 22 December. 23e Jaargang.
HISTORISCH
CHRISTELIJK-
Binnenland.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VEp/EST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
De minister van oorlog en ds
landsverdediging
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,026.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 15 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 ''ent.
Zij die zich met 1 Jan a s. op ons
blad abonneeren, ontvangen .het tot
dien datum gratis.
Io ons vorig Kameroverzicht hebben wij
den minister van oorlog geprezen als 'n uit
stekende aanwinst voor het ministerie, een
zeldzaam gelukkige werkkraoht in 't be
lang van Land en Volk.
Natuurlijk kan niemand het iedereen
naar den zin makenen zal ook deze
minister wel zijn tekortkomingen aan den
dag leggen of gelegd hebben op sommige
punten van zijn beleid.
Maar in de quaestie wat men ziet
of niet ziet, is 't alleen het eerste waar
wij mee te maken hebben. En voorzoover
wij 't beoordeelen kunnen gaat bet goed
zoo.
Er is in 't leger heel wat dat om ver
betering roept. Maar dan geeft 't tooh een
zeker gevoel van gerustheid te weten dat
er een minister aan het roer is die ernstig
weet wat hij wii, en die doet wat hij
meent in 't landsbelang te zijn.
Hij rekent met de eisohen van de lands
verdediging en met ons volkskarakter.
Al dadelijk bij zijn optreden oogstte hij
hy aan beide zijden der Kamer lof voor
de tijdelijke oplossing der quaestie van
het blijvend gedeelte.
Hierin lag geen stelsel, maar dat kon
toen niet, er moest dadelijk, vlug gehan
deld worden, wilden de zaken in de kazer
nes goed blijven loopen.
Maar nu heeft hij enkele zijner plannen
ontvouwd en al dadelijk betuigde de oud
liberaal Tydeman zijn instemming, en zelfs
de vrijzinnig-demooraat, anti-militairist
Marohant, bleek tot toenadering gezind.
De minister zegde toe de instelling van
den Landstorm, een oude, nationale instel
ling, w'ijl zij reeds in 1813 opkwam, dooh
nu nieu# is.
Een instelling van welke niemand af-
keerig zal kunnen zijn. In vredestijd zal
niemand merken dat zij bestaatalleen
in oorlogstijd zal zij optreden weer
bare burgers gedeeltelik uit de Landweer
voortgekomen, en dan bestemd om allerlei
te verrichten waarvoor militaire voorbe
reiding onnoodig is.
Wij zouden haast denken zelfs mr. Van
Houten, van ouds de geharnaste anti-
militairist, moet er vrede mee hebben.
Dan de Landweer. De mannen van de
Landweer wil de minister niet langer dan
tot hun 80ste jaar in dienst hebben, waarop
zij naar de Landstorm overgaan, die op
deze wijze een groot leger van ook militair-
geóefenden gaat omvatten.
Intussoben De Nederlander merkt
't zeer terecht op vermindert deze rege
ling den langdurigen diensttijd bij de land
weer met drie jaren, en dus ook de indivi-
dueele militaire plichten Dit is bet aan
trekkelijke van het syater m, en hierin sluit
het aan bij ons volkskarakter, dat zijn
vrijheid liefst zoo weinig mogeiijk inge-
knot ziet, en al spoedig zuoht onder wat
men met den geliefkoosden term militaire
lasten" noemt.
In de tweede plaats wil de minister ver
meerdering van het contingent (aantal op
komende miliciens)* van 17500 tot 22000
man.
Een vermeerdering van lasten, die echter
gepaard zal gaan met de afcohaffiog der
derde herhalirgsoefening.
De minister wil zelfs nog korter dienst
tijd invoeren, indien in dien korteren
diensttijd de manschappen maar de noo-
dige militaire ontwikkeling en oefening
te pakken krijgen. Dit is een aansluiting
aan het stelsel-Staal. Maar die oefening
moet dan ook niet alleen van een verbljjf
in de kazerne worden verwacht. Zij kan
en moet al begonnen worden in de school.
Spelende leeren. Natuurlijk geen omgang
Met geweer of kanon, maar lichaams
oefeningen, een spel, waarin de minister
les wil doen geven door militairen.
Iets dat kan, wanneer de onderwijzers
meewerken. Dooh heiaas deze heeren
dreigen een spaak in het wiel te steken.
Althans in het Noorden. De hoofden der
scholen zijn er over 't geheel niet tegen.
Maar de onderwijzers hebben zich daar
sehrap gezet.
In een j.l. Zondag te Assen zeer druk
bezoohte vergadering gehouden van het
onderwijzend personeel in de noordelijke
provinciën, uitgeschreven door het hoofd
bestuur van den Bond van Nederlandsche
onderwijzers naar aanleiding van het af
reizen der scholen in Drenthe door eenige
officieren en onderofficieren, teneinde deze
veiandering in de lichamelijke opvoeding"
te kunnen verkrijgen is de ministriëele
maatregel scherp onder handen genomen.
De bondsvoorzitter, de heer Ossendorp,
er, terecht, op wijzende dat de regeering
't onderwijs in de vrije en ordeoefeningen
te weinig bevordert, sprak zijn wantrou
wen uit ia deze plotselinge inmenging
van 't ministerie van oorlog. Hij sprak
'trondweg uit dat 'ter om te doen was
de legerbelangen te dienen. Hij
bad twee bezwaren onderwys door on
bevoegden en militairen in de school,
zelfs met als zij in burgerkleeren komen.
Ook achtte hij door deze verandering het
reoht der school aangetast. Immers de
onderwijzers bepalen wat rn hoe er ge
leerd wordt.
Kapitein Wesselink trachtte de bezwaren
te ontzenuwen. Hij laakte het optreden
van den Bond, die niet veroordeelt, maar
verdelgt. Tegen het verwijt van geen er
varing te hebben op het gebied van het
onderwijs zei hij, dat men deze ook niet
vindt bij hen, die pas onderwijzer worden.
Het verwijt van gebrek aan hygiënische
kennis kan men niet ernstig meenen.
Hebben de bezitters van vak j die wel
Eenige der leiders zijn gedurende eenige
jaren in de praotijk werkzaam geweest.
De Bond wil de lichtzijde, het ideale doel
niet, zien.
De Bond waa door zijn woord evenwel
niet overtuigden met algemeene stemmen
werd een motie van protest aangenomen.
Zoo wordt, wat de minister goed bedoelde,
namelijk hervorming en ontwikkeling van
't lichaamsspel, bereids verdacht gemaakt.
De onderwijzers willen geen militairen,
zelfs niet in burgerkleeren, zien. Maar het
gaat niet om het leger, om het bereiken van
„militairistiache" doeleinden. Wij willen
geen „ver-Duitsching" in dit opzichtmaar
heel ons volk heeft er belang b(j, dat de
jeugd kloek worde gemaakt, en tot een
weerbare schare worde opgevoed.
Laat ons nog een woord van De Nederlan
der aanhalen„Wijst men ons naar het
„demokratische" Zwitserland, dan zeggen
wijAls gij dien weg op wilt, apprecieer
dan wat de Minister deed. Of liever nog,
erken dat de Minister ons een beter stelsel
geeft dan het Zwitsersche, met zyn einde-
looze, voor ons volk zeer bezwarende her
halingsoefeningen. In de plaats daarvan
geeft h(j ons ook een algemeene, nationale
landsverdediging, die echter voor een deel
eerst in werking treedt op het oogenblik
dat de oorlog uitbreekt. Op dit oogenblik
zullen wij dan hebben de geheele weerbare,
manlijke bevolking, en, als kern, de militie,
de landweer, en dat deel van den landstorm,
dat uit vroegere landweermannen is saam-
gesteld.
„Men ziet bij ons gaarne naar het buiten
land. Welnu, Engeland leert ons wat
lichamelijke oefening vermag. Het goede
in de sport is de gezor da tucht die zy aan
kweekt, en het „vrije" Engeland is in zijn
volk juist zoo sterk omdat het verstaat wat
samenwerking is bij lichamelijke oefening.
Kan de minister Sabron ons volk dit besef
bijbreDgen, kan hij het leeren daarnaar te
handelen, en vindt hij de Volksvertegen
woordiging bereid hem hierin te steunen,
dan wordt de zaak der Landsverdediging
door dezen Minister, naar wij vast vertrou
wen, een grooten stap vooruit gebracht".
21 December 1908.
De Turken en de Grondwet.
Onderstaande juiste opmerking besluit
eau artikelenreeks van mr. Verkouteren
in de Nederlander
De Turken vervallen thans in dezelfde
dwaliDgen, waarin de Fransoben vervallen
zijn tijdens de Fransche revolutie, en wij
tijdens de Balaafsohe Republiek.
Zij meenen,dat eene goede Grondwet ook
het volk goed maken kaD, maar de waar
heid is juist omgekeerd.
De grondwet is wat het volk is, en het
volkskarakter wordt door geen grondwet
gewijzigd. Goede volken hebben vanzelf
goede wetten, en slechte wordeD niet door
goede wetten verbeterd.
De wetten van een land weerkaatsen het
volkskarakter, maar veranderen het niet.
Zij zijD een vrucht van dat karakter, en
een gevolg, maar geen oorzaak.
De Turksche grondwet van heden is dus
een natuurlijk uitvloeisel van de Turksche
geschiedenis ep de ontwikkeling van het
Turksche volk.
Eerst moet het volkskarakter zich wijzi
gen, dan wijzigen zich de staatsinstellin
gen vanzelf, maar staatsinstellingen, van
buitenaf ingevoerd en van bet buitenland
nagebootst, zijn nooit in s'aat geweest, die
wijziging van het volkskarakter te doen
volgen, die eigenlijk vóór had moeten gaan.
Wij gelooven das niet in de toekomst
van het Nieuwe Turksche Ryk en in een
lang leven van de Turksche grondwet.
Onze Willem III kon aan het Engelsche
volk blijvende constitutioneele instellingen
geven, omdat dat volk daar toen ryp voor
was, omdat hy slechts vorm en uitdrukking
gaf aan datgene, wat reeds op Engelsehen
bodem leefde en daar historisch was ge
groeid. Maar welke aanknoopingspunten
vindt de tegenwoordige Turksche grond
wet in het Turksche volkekarakter en in de
Tnrksche geschiedenis
De kleeding moet zich voegen naar het
lichaam, want het lichaam voegt zich niet
naar de kleeding en niemand is ooit ge
groeid, omdat hy bleeren had gekregen,die
veel te rrim waren.
XII.
Het Christendom en het vraagstuk
van den Arbeid!
Het is een vraag van groot belang die
wij stellen, als wij vragen aan de belijders
van het EvangelieAcht gij het Evangelie
van Christus voor den enkeling, of voor
de massa Hierover tooh zal het in dat
stukje gaan. En, waar wij dan de laatste
maal wezen op het feit dat de tegenstan
ders van het Evangelie met geweld willen
weren, dat hetzelve op de markt vaD het
publieke leven uitgedragen wordt, thans
kan daarbij gevoegd worden, dat het juist
de belijders van den Christus zijn, die in
de kaart van onze tegenstanders spelen. En
hierin nu ligt een zaak van ernstige be-
teekenie. Dat kan oorzaak zijn dat het
Evangelie niet tot zijn reoht komt. Het
zoo voor te stelleD, als zou het Evangelie
slechts' voor den enkelen mensoh zijn, is
een tekort doen aan hetzelve. Jezus zelf
liet zioh bij Zijn omwandeling op aarde
niet onbetuigd, inzake het stoffelijk leven.
Eu daarom is het onze innige overtuiging
dat ook voor onzen tijd het Evangelie
nog wat meer en wat anders te zeggen
heeft, als wat wij er gewoonlijk van ho< ren.
En dan zegt men dat Jezus in andere tijden
en onder andere vormen leefde. Aange
nomen dat dit zoo is, vast staat ongetwijfeld
dat de regelen des rechts voor het natuur
lijk leven, gebleven zijn. Het is juist de
groote krankheid van onzen tijd dat de
wissolingen iD het sociale leven zonder den
wil van Christus in dezen te kennen, hebben
plaats gehad. Het Christendom heeft van
verre gesiaan slechts door traditie deed
het nog eecigen invloed gelden. Thans
moet er zijn een opwaken, opdat hst weer
zijn wederbarende en levenwekkende
raeht ontplooien kan. Op dat fundament
moet gebouwd naar vaste lijnen. Want,
vergeten wij het niethet roepen om reoht
en gerechtigheid ook voor het sociale leven,
vindt in het Evangelie van Jezus Christus
steun. Maar deze stelling wordt afgewezen
en men zegt dat het Evangelie een geeste
lijke strekking heeft. Het komt er maar
op aan dat de Christus zijn roepiog be
wust is, Gods gebeden onderhoudt en wat
daarmee in' verband staat, en wanneer dal
betracht wordt, dan zal die christen zyn als
een een zuurdeeg, die onze gebeele samen-
iievi'-g doorzuurt.
Men legt den nadruk op den enkeling.
Maar hier tegenover staat het onomstooteljk
practisch feit, dat ernstige en ijverige christe
nen dikivjls zeer weinig neiging ioonen, om
tot krachtige verbetering de hand aan den
ploeg te slaan. Hiermee is onmiddellijk dui
delijk gemaakt, dat men door het vertrou
wen op den enkeling bedrogen uitkomt.Het
is de plicht van ieder christen trouw te zijn
aan het Woord Van hem moet uitstralen
de glaDS van de „Zonne der Gerechtigheid"
die voor hem is opgegaan. Al is het dat de
christelijke roeping ook van persoonlijken
aard is, ja zelfs in de eerste plaats mag men
toch niet het Evangelie op eigenmachtige
wijze begrenzen. Toch wordt dit gbdaan,
waar men altijd den nadruk legt op den
enkeling. Er is toch ook een christelijk
ideaal voor de massa,een dure roeping voor
de verhoudingen, en een christelijke orde
ning voor het gansche volk en volksleven.
Die groote, machtige sociale beteekenis
van 't Evangelie van Jezus Christus wordt
in onzen tiid nog zoo weinig ingedacht en
toegepast Vooral in onzen tijd, nu er een
ernstig zoeken is naar steunpunten voor
het sociale leven, is 't noodig dat de sociale
beteekenis van het christendom ingedacht
en verstaan wordt. Duizenden dwalen rond
zoekende vrede en geluk zonder dezelve te
vinden. Noch in het materialisme, noch in
de sociaal-democratie treffen zij datgene
aan wat ze met al hun macht begeeren. En
tocht blijven ze verre van het koninkrijk
Gods. Dat wordt hun niet verkondigd als
het ryk waarin heel de menschheid heil
vinden kan. En toch 1 onze Koning is niet
de Koning van enkelingen maar van heel de
menschheid. Zijn macht gaat over alles en
allen. Ook nu geldt het Koningschap van
Christus. Ook nu vraagt Hjj eerbiediging
van Zijne rechten. Niet alleen op 't terrein
der Kerk, maar voor alle terrein vaD het
leven. En daarvoor nu zyn velen blind.
Allerlei uitvluchten worden gezocht, men
wringt en keert zich in allerlei bochten om
ten slotte vroom te beredeneeren dat het
Evangelie alleen voor de Kerk is. Maar
hiermede gaan wij niet akkoord.
De eisoh van ODzen Koning is dat wij
staan zullen voor Zijn eere en ordinantiën,
ook in het sociale leven. Men kan er zioh
niet van afmaken door te zeggen dat or
zooveel moeiten en teleurstellingen aan
verbonden zijn. In getrouwheid aan Zijne
bevelen hebben wij te arbeiden. „Ziende in
het gebod en blind in de toekomst" hebben
wij de hand aan den ploeg te slaaD. Wij
hebben niet het reoht de heistelling der
christelijke verhoudingen naai het rijk der
onvervulbare fantasiën te verwijzen. Dat
is gemakkelijk en tevens goedkoop. Wie
gaarne leeft in zoete rust, die zijn ooren
sluit als de bazuin oproept ten strijde,
welnu hij drage de verantwoordelijkheid
voor eigen daden, maar hij wete ook dat
hij den arbeid van zijn medebelijder met
lamheid slaat.
O! dan kan het ons aoo drovf te
moe ie worden, en zouden wij ods over-
kropt gemoed wel eens willen ontlasten
als wij niet bedachten dat het onzen arbeid
geen schrede vooruit brengt. Maar hoe dan
ook, onze richting van arbeiden moet zioh
1 epslen tot het verkrijgen van een samen
1-sviDg onder de volken zooals die door
Jezus is gewild. Zoo hebben dan ook vele
groote mannen als dienstknecht Gods Zijne
ordinantiën verkondigd en de beteekenis
voor het sociale leven uiteengezet. Als
Paulus zegt dat hij verkondigd heeft den
vollen raad Gods" dan vallen daaroaier
ook de bevelen en verhoudingen voor de
mensehelijke samenleving. Ook de Kerk
vaders hebben dat spoor gevolgd. En wan
neer dan in later tijd het leven des ge-
lools diep zinkt en de verwarring op het
terrein de Maatschappij meer en meer
toeneemt, dan komen mannen als Luther
en Calvijn weer kraoht instorten, niet alleen
manende tot bekeering, maar ook tot er
kennen van 's Heeren ordeningen voor het
sociale leven. In het boek van proffessor
Diepenhorst „Calvijn en de Economie" en
in Luthers „Sermoen van den Woeker"
waren de beginselen neergelegd en het
kapitalisme of Mammonnisme fel bestreden.
Eo zoo in later tijd hebben onderschei
dene groote Evangeliedienaars in onder
scheidene landen, en dr. Kuyper hier te
lande, voor de vernieuwing van onze maat-
schappij het pleit gevoerd. C. H.
Een „oplossing" in de hersens van een
vrijzinnig demooratisohen journalist. De
vrije pers hondt in haar kolommen het
vuurtje warm „tegen Kuyper" Men is
aan dien kant wel batg „voor Kuyper".
Of liever men weet dat de leus „tegen
Kuyper" nog de eenige is, waaronder de
liberalen de meerdeiheid kunnen behalen.
Maar wat zij nu al niet verzinnen om
den kiezers maar te kunnen wijsmaken
dat dr. Kuyper weer minister worden aal.
Vroeger vertelden zij dat hij voorzitter
der Kamer worden zou. Dat praatje ia
nu doodgebloed. Maar in plaats daarvan
vertellen zij een nog onnooaeler leugen.
De eer der vinding komt toe aan het
vrijzinnig democratisch dagblad „Land en
Volk". Deze vertelt dat de quaestie aoo
zal worden opgelost dat minister Heems
kerk gouverneur-generaal zou worden en
dr. K. minister. De Nederlander teekent
bij het belachelijke berioht van L. en V.
aan
„Gouverneur-generaal van wat? Van
Ned-Iudië?, Gaat Van Heutsa weg? Dat
wisten we nog niet. Integendeel, na het
debat over zijn beleid scheen zijn positie
bevestigd.
En ook hoe jammer dat dr. Kuyper
dan geen voorzitter van de Tweede Ka
mer kan worden 1 Dat is immers óók al
gefantaseerd
Jammer dat het nog zoo ver van 1
April is 't Is nu niet zoo aardig t"
Fantasietjes schrijft De Ned. terecht
boven haar tegenspraak. Het is eigenlijk
zonde van de inkt, die zij er aan vermorste.
Ook het onderstaande is aan de mede-
deelingen van miss. Winter de ex-gouver
nante van ODze Koningin, ontleend
De Keuken. De aantrekkelijkheid van
's Koningins Zwitsersoh huisje op Het Loo
was aanmerkelijk verhoogd. Aan den ach
terkant waren meerdere vertrekken er aan
toegevoegd, met een keuken en provisie
kamer inbegrepen. De keuken was een
verrukkelijke en betooverende plaats en
werd een onschatbare aanwinst toot plei-
zier gedurende regenaohtige vrije namid
dagen van het najaar. Zij was weelderig
ingericht met zooveel gerei en gerieven,
als de nauwkeurigste en hulpvaardigste
kok mfar kan wensehen. Het aardige for
nuis van witte tegels met geelkoperen ver
sieringen, ouder borden, die waren beladen
met een glanzende verzameling van potten
en pannen (no werkelijk karakteristiek
van Hollaadsche keukens), was alleen
voldoende oningewijden te verleiden tot
het nemen val) een proef met onisiniè-e-
kunst.
Maar die keuken was niet alleen een
ornament. Zij was tevens voortreffelijk
uitgerust met alle noodige dingen van
prsotisoh nut. Het idee der inrichting van
de keuken en het Zwitsersoh huisje was
geweest om aan de jonge Koningin 'n eigen
gebied te verschaffen, waar zij gasten
zou kunnen ontvangen. Mat het oog daarop,
ontbrak er niets aan de inrichting Zij was
voorzien van een oraapleet t afel- en thee*