NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 70. 1908. Maandag 21 December. 23e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Onmaeht en heerschappij.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. j. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,02'.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 ''ent.
Zij die zich met 1 Jan a s. op ons
blad abonneeren, ontvangen het tot
dien datum gratis.
Aldoor herinneren we ons het woord
van den Profeet uit IsrelZij zullen hunne
zwaarden tot spaden en hunne speren tot
messen maken, het eene volk zal zijn
zwaard niet opheffen t-gen het andere, en
evenmin zullen zij Ieeren oorlog te voeren.
Voorzeker indien iets ons leeren kan
dat het einde der dagen waarop deze
profetie ziet, nog niet daar is, dan is het
wel de afstand die ons nog scheidt van
dit gelukkige tijdperk des vredes.
De wet der natuur en de wet der ge
schiedenis beide zeggen ons dat even als
hoornen en dieren ook Staten leven in een
nooit eindigende strijd om ruimte, voedsel,
lioht en luoht, en evenzeer is het de wet
der natuur en der geschiedenis dat de
zondige mensohheid in eigenbelang en niet
in zelfopoffering de overheersohende be
weeggrond voor mensehen en Staten vindt.
Zoolang deze beweegredenen zijn voor
de volken zullen zij die eerzuchtig zijn
en sterk zieh meester trachten te maken-
van de bezittingen van hen die zwak zijn
en rijk.
Het woelige wereldtooneel dat ons in
de laatste jaren den ondergang der Zuid-
Afrikaansohe republieken en het afbrok
kelen van het Turksohe rijk te aanschou
wen geeft zijn daarvoor bewijzen.
Maar meer dan uit de gebeurtenissen in
Afrika en in den Balkan waar partijen
zoo ongelijk zijn de kleine Zuid-Afri-
kaansohe republieken tegenover het mach
tige Engeland, en de kleine Balkan-Staten
tegenover het uitgestrekte Turksohe rijk
spreekt óns de zuoht naar macht en
heerschappij toe uit twee toongevende,
elkander in zoo menig opzicht gelijkende
Staten in Europa.
Duitsehland en Engeland.
Toen Holland zijn gouden eeuw beleefde,
de zestiende, was Engeland een achterlijk,
onbekend land, welks inwoners de land
bouw beoefenden, bewoond door een volk
zonder ondernemingsgeest, zonder handel,
zonder rijkdom en zonder koloniën.
Maar in dat arme Engeland ontwaakte
eerzucht en heersohzuoht.
Die de zee beheerscht, beheersoht den
handel en die den handel beheersoht, be
heersoht de rijkdommen der wereld en
alzoo de wereld zelf'
Dat woord van een van Eogelands oudste
staatslieden werd de leuze voor Engelands
staatkunde en Engeland ging ten oorlog
uit. Eerst tegen Spanje, omdat SpaDje de
schatten van de Nieuwe Wereld bezat.
Door strijd en arbeid werd Holland
erfgenaam van Spanje's rijkdommen en
toen bracht Engeland zij a vijandschap over
op Holland.
Aangevallen door Engeland, waarmede
Frankrijk zioh later verbond, moesten de
Vereenigde Nederlanden de vlag strijken.
Na nog een eeuw van strijd, nu vooral
tussehen Frankrijk en Engeland werd het
koloniaal en handelsover wioh vanEngeland
eenparig erkend en was 't Britsohe wereld
rijk erkend.
Maar deze wereld is niet een wereld van
rust en vrede, maar van naijver en corlog.
Nog geen eeuw was het Britsohe wereld
rijk als het machtigste erkend of een
mededinger treedt op het tooneel.
Duitsehland was, een eeuw nog slechts
geleden, een arm land, slechts voor land
bouw geschikt en een goede afnemer van
de Britsche voortbrengselen, bovendien
oneindig verdeeld in staten en staatjes.
De provincie Brandenburg groeide tot een
Pruisisch Koninkrijk, het Pruisoh Konink
rijk groeide tot een Noord-Duitschen bond,
en den Noord-Duitschen bond tot een
Duitseh Keizerrijk. Het begin der negen
tiende eeuw zag Duitsehland zwak en arm,
Jtet einde der negentiende eeuw rijk en
sterk. Oostenrijk had gebogen voor het
Duit8ohe zwaard en Frankrijk was onder
de Duitsohe gcesselroede doorgegaan en
Engeland, zou een harden strijd hebben te
voeren niet met het zwaard maar met het
bestaan.
In 1879 toch voerde dezelfde bekende
Bismarok die Duitsehland in 1871 één had
gemaakt, de politiek der beschermende
rechten in. Van af dat oogenblik gingen
de nijverheid en de rijkdom van Duitseh
land op zulk een verbazende wijze vooruit,
dat dit land de gevaarlijke mededinger
werd van Engeland.
En niet tevreden met'de grootste indu-
strieële natie geworden te zijn, wilde
Duitsehland eveneens een koloniale zee
mogendheid worden, omdat het de ruwe
produoteD, die het noodig heeft in zijn
eigen bezittingen koopen wil, en ook voor
zijn fabrieken verzekerde afzet-ruimte aan
de andere zijde van den Oceaan hebben wil.
Daar komt bij dat het wachtwoord van
den hedendaagschen Duitsohen Keizer, de
Salomo van onze dageD, is geboord eu in
menig Duitseh hart weerklank heeft ge
vonden, het wachtwoord dat zegtDuitsoh-
lands grootheid ligt op het water.
Toen de groote Duitsohe marine-begroo-
ÜDg in 1900 werd aangenomen waarbij
2400 miliioen voor het zeewezen gevraagd
en toegestaan werd, werd openhartig ge
zegd Duitsohland moet een vloot hebben
van zoodauige sterkte, dat een oorlog ook
met de machtigste zeemogendheid voor de
opperheerschappij ter zee van die mogend
heid dreigend gevaar zoukunuenopleveren.
Zoo ia macht en handelsbelang, de grond
slag van den strijd dien we ieder jaar meer
zich zien ontwikkelen tussehen Engeland
en Duitsehland, twee machtige Staten in
Europa.
En als we van uit dit oogpunt de voort
durende schermutselingen bezien tussehen
de diplomatie der beide landen, waarvan de
dagbladen ons mededeeling doen, dan zul
len we een maatstaf in handen hebben om
te beoordeelen de oorzaken van al die woe
lingen en al dien strijd.
Dan zullen ons de zetten op het schaak
bord om macht en heerschappij meer duide
lijk zijn-
Bij de Marine.
De Minister van Marine brengt ter ken
nis van belanghebbenden, dat ingevolge
de wet van 5 December 1908 Stbldco.
874), houdende nadere aanvulling en wij
ziging der Militiewet 1908, een nieuwe
regeling is vastgesteld betreffende de op
komst voor eerste-oefening van de zeemi
litie der lichting 1909.
Overeenkomstig deze regeliDg zullen een
aantal van hen, die bij de aflevering der
inlijving in Maart as. worden uitgekozen
voor de zeemilitie, terstond Da inlijving
met verlof worden gezonden tot een van
de eerste dagen van Augustus 1909, om
eerst dan hunne eerste oefening aan te
vaDgen.
De oefeniDgslijd van de aldus in twee
groepen te verdeelen zeemilioiens zal voor
iedere groep van gelijken duur zijn.
Vóór 15 januari a.s. zal in elke gemeente
een openbare kennisgeving plaats hebben,
waarbij de lotelingen van de liohÜDg 1909,
die een van de in die kennisgeving ver
melde beroepen uitoefenen en bij de zee
militie verlangen te dienen, zullen worden
uitgenoodigd om zioh vóór 1 Februari d.a.v,
ter gemeentesecretarie voor de zeemilitie
aan te melden of te doen opgeven en om
daarbij tevens mede te deeleD, wat zij in
geval van aanwijzing voor de zeemilitie
het liefst wensohenóf onmiddelijken aan
vang van hun werkelijken dienst in Maart,
èf na inlijving verlof tot Augustus.
Bij de ter plaatse van inlijving te nemen
beslissing inzake opkomst in Maart of in
Augustus zal zooveel mogelijk met het
verlangen van de lotelingen worden reke
ning gehouden.
Evenwel zullen lotelingen, aan wier
verlangen geen gevolg mocht kunnen wor
den gegeveD, geen vrijheid hebben zioh
deswege aan inlijving bij de zeemilitie te
onttrekken.
Deze regeling geldt alleen voor de lich
ting 1909 voor volgende liohtiDgen' zal
een andere, later bekend te makeD, rege
ling worden toegepast.
Nederland en Venezuela.
Aai de *DaUy Chronicle wordt uit Was
hington geseind, dat de Nederlandsohe
legatie aldaar geen bericht heeft ontvangen
omtrent de oorlogsverklaring en dat de
leden van het Venezolaansohe gezantschap
weigeren eenige inlichtingen te dezer zake
te geven.
Aan het ministerie van buitenlandsehe
zaken daar ter stede is ook geen bevesti
ging van de oorlogsverklaring ontvangen,
maar men acht het zeer waarschijnlijk, dat
het berioht daaromtrent juist is, ofschoon
men het er voor houdt, dat de vijande
lijkheden voorloopig nog niet geopend
zullen worden.
Venezuela is n.l. niet bij machte repre
saille-maatregelen te nemen en de verhou
ding tussehen de regeering en de bevolking
is ook al niet van de beste.
Men aoht het te Washington waarschijn
lijk, dat de Nederlandsohe regeering zioh
zal beperken tot een blokkade van de kust,
meer in het bijzonder van de havens La
Quaira en Puerto Cabello en dat de drie
aanwezige oorlogsschepen intussohen zullen
voortgaan mot inbeslagneming van de
schepen van de Venezolaansohe regeering.
Zoolang er alleen quaestie is van een
blokkade zal de Amerikaansohe regeering
niet tussohenbeide treden.
Men gelooft hier dat Venezuela zoo goed
als rijp is voor een revolutie en ten over
vloede zijn na het vertrek van den presi
dent zioh revolutionnaire leiders in ver
schillende provincies beginnen te vertoonen.
Volgens de berichten wint de mëening,
dat Castro Venezuela aan zijn lot heeft
overgelaten, hoe langer hoe meer veld en
men houdt het er algemeen voor, dat er
binnen eenige dagen een crisis zal uitbre
ken in Venezuela eD dat de tegenwoordige
betoogingen tegen Castro en zijn aanhang
zullen overgaan in een revolutie tegen de
tegenwoordige regeering te Caracas. Mocht
zoo'n revolutie uitbrekoo, dan is hét meer
dan waarschijnlijk, dat de revoiutionnairen
het laDd binnen eenige dagen zullen heb
ben sohooDgeveegd en de regeening van
Castro omverwerpen.
Gedurende de laatste jaren immers was
het alleen te danken aan den machtigen
invloed van Castro, dat er geen burger
oorlog is uitgebroken, maar nu deze fei
telijk uit het land is gevlucht, is zijn val,
volgens de ambtenaren van het departe
ment van buitenlandsehe zaken, nog slechts
een quaestie van een paar dageD. Dan zal
er Da een omwenteling geen bezwaar
voor de Vereenigde Staten meer bestaan
van hervatting der diplomatieke betrek
kingen.
DIT DE PROVINCIE.
Woensdagavond 1. 1. trad in eene
drukbazochte vergadering der antirev.
kiesvereeniging (/Nederlanden Oranje"te
Middelburg als spreker op, de heer J.
Hage, hoofd eener chr. school te Middel
burg, met het onderwerp„Heeft Jhr. Mr.
A F. de Savornin Lohman zijn standpunt
omtrent de school verlaten
Spr. begint met op te merken dat ook de
overheidsscbool, ook het kind dat de open
bare school bezoekt, ons aangaat. Hjj durft
dan ook geen bevestigend antwoord geven
op de vraagIndien de overheid school
houdt, mag dan de wet voorschrij ven dat
dit onderwijs niet-christelijk zal zijn?
Immers het moet ons streven zijn om het
ko telijke goed eener christelijke opvoe
ding en van chr. onderwijs het deel te doen
zijn zoo mogelijk van alle kinderen onzes
volks. Dat dus de heer Lohman wees op 't
nationaal karakter der school dient met
dankbaarheid te worden erkend.
Niet echter was het de bevestigende be
antwoording van bovenstaande vraag door
den heer Lohman op de bekende Uniever
gadering die een storm van verontwaardi
ging deed opgaan onder vele voorstanders
van het chr. onderwijs.
Oorzaak daarvan was 's heeren Lohmans
stelling dat de volksschool nit baar aard tot
de gemeentelijke overheidszorg schijnt te
behooren en niet een zaak is van particulier
initiatief.
Is die stelling juist, dan is de biz. school
geoordeeld. Spr. wijst 8r op, dat de heer
Lohman zich de overheid denkt als de ge
meentelijke overheid en uitgaat van de on
derstelling dat een gemeente alleen bestaat
uit Herv., Gereform. of R K. Bij de ge
mengdheid van de bevolking onzes lands
zijn enhter dergelijke onderstellingen on
juist, als niet kloppende met den werkelijk
beataanden toestand in de gemeenten. Van
de landsoverheid spreekt Jhr. Lohman
niet. Dan ware zijn stelling immers al te in
't oogloopend onjuist.
In 't stelsel van dhr. Lohman, zegt spr.
is voor de stellingDe vrije school voor
heel de natie geen plaats. Een particuliere
school is nog geen vrije school. Spr, gaat
na wat jhr. Lohman sohrijft in Onze Con-
stilutie (pag. 326 volgg.) waar de historie
van ons onderwijs wordt geteekend. Na
de Rei olutie trok de overheid, die zioh
retireerde van 't terrein der kerk, zioh
niet terug van 't schoolgebied. De kerk
liet men los, dooh gedachtig aan het woord
„Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst",
annexeerde men de school, 'c Stichten van
vrije soholen ging men tegen particuliere
scholen ais die van 'tNut konden zelfs
worden gesteund.
Spr. begrijpt Diet hoe mr. Lohman de
stelliog der Revolutie voorop schuivende,
tooh vasthoudt aau de stellingDe vrije
sohool voor heel de natie. Immers is de
toepassing van 't revolutionair-olericalisme
de bron geweest van alie ellende op school
gebied.
Bij de ouders berust de zoyg voor het
onderwijs. Ze kunnen dien plicht niet
overdragen aan eene overheid, die van
andere confessie is dan de ouders. Er komt
dan een conflict. De uitslag van die botsiDg
is gunstig geweest voor de Christenen in
den lande, gelijk mr. Lohman dit zelf met
blijdschap erkent in zijn Volk en Overheid.
Tegen de leer dat 't onderwijs is een tak
van staatsdienst ging de strijd. Spr. zegt
Er is misverstand of jhr. Lohman is ver
anderd en dan was er wél reden voorde ont
roering Da de rede op do Unie vergadering
Ook voigeDS 't program van beginselen
der vrij antirev partij van Sept. 1898
(art. 10) behoort 't onderwijs in de eerste
plaats tot de taak der ouders en is over
heidszorg onmisbaar ter wille van de li ran-
tiën en toezicht. Ook dit is 't omgekeerde
van de stelling die jhr. L. thans verkondigt.
Sinds 1903 luidde 't desbetreffend arti-
tikel in 't program der C. H. paTtij heel
wat slapper.' Daar is wèl van overheids
zorg sprake en komt de leusDe vrije
sohool voor heel de natie, in 't gedrang.
Echter was ook bij de Chr. Hist, de
natuur sterker dan de leer en voldeed de
vrije sohool 't meest ook aan hun ver
langens op sohoolgebied.
Spr. gelooft dan ook nog niet dat jhr.
L. is veranderd. Een diepgewortelde
overtuiging als in Onze Constitutie wordt
gevonden wijzigt zieh niet zoo spoedig.
De Nederlander zegt dan ook datDe
vrije sohool voor heel de Datie mr Lohnsans
ideaal blijft. Dooh dan ook geen ver
slapping, meent spr.
Nu komt de fusie met de Fr. C. H. Deze
willen de ohriatianiseering der openbare
sohool. De volksschool worde ingericht
overeenkomstig den Chr. grondslag van
ons volksleven. Art. 33 verdwijne uit de
wet op he.t L O. Bepaald moet worden
dat de ouderwijzer Chr. onderwijs geve.
Dooh ook de Fr. C. H. zijn niet afkeerig
van de vrije sohool voor heel de natie.
Dr. Vos zeide De vrije sohool is die waar
Christus heersoht. Komt door wetswijzigi g
Christus in de O. S. dan is ook die een
vrije sohool.
Spr. gaat thans na hel overheidsstand
punt der tegenwoordige vrije sohool en hoe
dit zioh langzamerhand wijzigde, trots den
tegenstand der liberalen. In dien tegenstand
stak logica. Staat men op 't standpunt dat
't onderwijs uit zijn aard tot de overheids
zorg behoort, dan moet men zioh teweer
stellen tegen inbreuk daarop het oprich
ten van bijz. soholen. Dooh der liberalen
stelliDg was onjuist.
Lohman noemde de hoofdfout der libe
ralen dat zij de neutraliteit op de school
hebben geproclameerd en uniformiteit op
de sohool invoerden inplaats van diversi
teit en dus een ooDfliot met de ouders in
't leven riepen. Niet noemde hij als hun
hoofdfont dat zij meenden dat onderwijs
uit zjju aard staatszorg is.
Lohman verstaat onder de vrije sohool
voor heel de natie: de splitsing. Nimmer
streed hij voor de absolute, wèl voor de
relatieve neutraliteit. Dit is juist, zegt spr.
Jhr. L stond nimmer op 't standpunt van
Groende niet-ohristelijke staat en de
neutrale sohool.
Wij antirev. zijn nimmer op deze lijn
van jhr. L. gekomen. Bij 't eerste (Jnie-rap-
port was 't verschil merkbaar. Vandaar
't gewijzigd Unie-rapport dat niet uitgaat
van de stelling dat de school uit haar aard
tot de overheidszorg behoort.
Ook Lohman stemde er voor. Sinds 1900
was er dan ook een blijde voortgang op
sohoolgebied.
Keert Lohman nu terug tot vóór 1900
Dit staat vastop L's. standpunt zou 't
sohoolvraagetuk in gansoh anderen zin wor
den opgelost dan wij antir. dit wensohen.
Ook zou toepassing van L's stelliDg de
oprichting van Chr. soholen tegenwerken.
Van ons standpunt is dus die stelling niet
te aanvaarden. De vrijzinnigen zouden er
fel tegen ageeren. Ook de tijd er voor is
voorbij. Voor 50 jaar was 'V misschien
anders geweest. De toepassing van 't ge
wijzigd Unie-rapport zij dus ons doel.
Ten slotte komt spreker tot deze oon-
olusiën
1. Mr. Lohman stelt z'oh, wat het
neutraliteitsbeginsel der Openbare Sahool
aangaat, thans op een standpunt, dat hij
vroeger nu eens innam, dan weer bestreed.
2. In zijn hoofdwerk De Constitutie"
ligt veel meer de idéé der //vrije school"
zooals wij, voorstanders dier sohool, dit
altijd hebben opgevat, dan wat voort
vloeit uit z\jn besproken stelling.
3. Het ook door Mr. Lohman onder-
teekende Unierapport van 1900 geeft een
andere oplossing der Sohoolkwestie aan
en inzooverre is Mr. Lohman van dat
standpunt afgeweken.
4. Niet zijn stelsel, maar de uitvoering
van genoemd rapport zou de beste oplos
sing van 't sohool vraagstuk zijn.
5. In 't punt, van wie de sohool be
hoort uit te gaan, is Mr. Lohman zeer
stellig van zijn standpunt afgegaan.
Bij de hierop gevolgde geanimeerde
discussie werd gewezen op 't verkeerde
van Jhr. L's standpunt, in zoover de ge
meentelijke overheid invloed zal hebben
op de richting van 't onderwijs. Voorts
achtte men het een font in mr. Lohman
dat hij is gaan twijfelen aaD 't recht en
het vermogen der ouders om voor 't onder
wijs hunner kinderen te zoTgen. Dat mm
dit vroeger niet deed, toen men niet vrij
was, is geen bewijs dat men dit reoht en
dit vermogen Diet zou bezitten. Geopperd
werd de mogelijkheid dat't standpunt der
F. C. H. (zie 't artikel van ds. G. H. Wage
naar in Oos Trjdsohrifi) meer dan de in
vloed van dr. De Visser op de kentering
van jhr Lohman zou hebben geinfl renoeerd.
Ook werd gewezen op eene broebure van
jhr. L. van 1881, getiteld „Waarheids-en
wetsverkrachting voor de instandhouding
der openbare sohool onmisbaar", waarnit
blijkt dat jhr. L de absolute neutraliteit
heeft geeisoht, althans zoolaDg en omdat
de wet die voorschrijft.
Een der aanwezigen meende dat L een
te nobele li^uur is cm a's politiek man