NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 66. 1908. Woensdag 16 December. 23e Jaargang.
GHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Het Ministerie en de 'beschuldiging
van „frontverandering".
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 "ent.
Zij die zich met 1 Jan. a.s. op ons
blad abonneeren, ontvangen het tot
dien datum gratis.
De opgaaf van den spoordienst
komt in dit nommer voor op de ge
bruikelijke plaats.
i.
deen «frontverandering".
Minister Heemskerk toonde dit als volgt
aan
Mijnheer de Voorzitter I het karakter
van het Kabinet is, dat het reohtsoh is.
Het is als zoodanig ontstaan, als zoodanig
samengesteld, als zoodanig aangediend.
Het erkent de grondbeginselen der rech
terzijde, zonder een antithese op den
voorgrond te stellen, met de bedoeling de
positie van een Kabinet van rechts in te
nemen, daardoor bevrediging te sehenken,
en, als zoodanig werkzaam, ook de noodige
hervormingen tot stand te brengen. Van
deze grondgedachte is het Kabinet geen
oogenblik afgeweken en nu wil ik, voor
dat ik de gedachte, die ligt in hetgeen ik
xooeven zeide, uitwerk, dit met allen na
druk op den voorgrond stellen. Ik weet
zeer goed, dat wanneer ik staande houd
tegenover den geaohten afgevaardigde uit
Enkhuisen (mr. Goeman Borgesiusj, dat
het Kabinet niet veranderd is, in geen
enkel opzioht veranderd is, nooit front
verandering naar de eene zijde, nooh naar
de andere zijde heeft gemaakt, de geachte
afgevaardigde uit Enkhuizen kan zeggen,
en hij heeft dat ook reeds gedaanmaar
hoe staat het dan met dien brief van het
nieuw gekozen lid van Ommen f Ik wil
deze vraag dadelijk en aanstonds onder
de oogen zien.
Het is van algemeene bekendheid, dat
ten aanzien van de bedoeling van dit Kabi.
net en speciaal van mijn bedoeling, bij dr.
Kuyper, den leider der antirevolutionaire
partij, een misverstand heeft beslaan, dat
mij natuurlijk zeer le8d heeft gedaan, te
meer, indien ik daarvan de oorzaak mocht
zijn geweest. Maar indien ik daarvan de
oorzaak ben geweest, dan tooh in elk ge
val de onschuldige oorzaakde loop der
feiten en omstandigheden heeft er toe ge
leid, en ik ben mij volkomen bewust iu
deze geen schuld te hebbeD, al is ook in
enkele organen van de antirevolutionnaire
partij, maar geenszins in alle, de indruk
levendig geweest als zou die schuld bij
mij liggen. Ik wensoh voorop te zetffen,
en met nadruk, dat ik mij hiervan vol
komen bewust ben, dat in deze geen
schuld bij mij ligt. Ik heb mij steeds in
beginsel homogeen gevoeld met dr. Kujper,
den leider van de anti-revolutionaire partij.
Sedert ik aan het publieke leven heb
deelgenomen, en dat is reeds vrij lang, heb
ik steeds dezelfde politiek gevolgd, steeds
getracht dezelfde beginselen toe te passen,
en daarin is nooit verandering geweest.
Ret is nu eenmaal zoo, het politieke leven
beeft zijn eigenaardige incidenten, zijn
eigenaardige moeilijkheden, zijn eigenaar
dige complicaties, en daardoor kan men
*el eens misverstaan worden ook door
■ijn vrienden. Maar, de meerderheid er
kennende van dr. Kuyper, wiens vérdien
sten bij de mijne vergeleken zooveel
giooter zijn, kan ik in deze toch niet
■aders dan staande houden, dat hier geen
verandering heeft plaats gehad, dat ik
geen reden heb gegeven voor die meening.
Ik ben verplicht dat te doen, in over
eenstemming met de waarheid, voor de
<jer van mij zelf als politiek persoon, voor
■e eer van het Kabinet, dat ik de eer heb
gehad te formeeren en met het oog op de
"J bet nederige plaats die het dan nu tooh
eenmaal in de politieke geschiedenis van
0"8 land zal innemen.
Ik wil hier nog dit bijvoegen. De ge-
■ohte afgevaardigde uit Kampen (de beer
Reijne) heeft ons medegedeeld, dut hij tot
hiertoe gemeend heeft het Kabinet in be
scherming te moeten nemen tegen de
aanvallen van den anti-revolutionDairen
oandidaat in het kiesdistrict Ommen, en
wel door dit middel, dat hij aanbeval den
liberalen oandidaat.
Nu is er natuurlijk niets wat de Re
geering zoozeer moet eerbiedigen als de
vrijheid van de kiezers bij het uitbrengen
van hun stem, maar achteraf mag, geloof
ik, de Regeering tooh wel eens zeggen of
zij over den uitslag van een verkiezing
verheugd is, en nu wil ik wel den geaoh
ten afgevaardigde uit Kampen mededeelen,
dat, toen ik het berioht ontving, dat dr.
Kuyper gekozen was, ik dat met de meeste
blijdschap vernam. Ik weet dus niet of
deze proefneming van den geachten afge
vaardigde om te treden op protectionis
tisch gebied, wel volkomen geslaagd is.
15 December 1908.
Recht oj Utiliteit
In de vrijzinnige pers is onder meer
't Vrouwenkiesrecht onder meer verdedigd
als een quaestie van recht.
Maar mr. Troelstra heeft een paar jaar
geleden gezegd tegen Vrouwenkiesrecht
te zijn, niet omdat de vrouwen er geen
reoht op hebben, maar omdat zij er nog.
niet rijp voor waren.
Kan het verwonderen dat wij, dit le
zende, daohtendan vindt mr. Troelslra
de vrouwen nog niet geschikt om desooiaal-
demooratisohe gelederen te versterken
Dus utiliteit!
Maar de vrijzinnige pers is op dat punt
rechtvaardiger
Wij kunnen 't niet gelooveu, wanneer
wij in de N. Rott Crt. een correspond entie
lezen uit Barcelona. Daar wordt in ver
haald dat een geestelijke om vrouwenkies
recht heeft gevraagd, en tegelijk wordt
door dezen vrijzinnigen dagbladschrijver
er bij beweerd dat deze geestelijke dit
doet omdat hij denkt, dat de geestelijkheid
daardoor weer meer invloed zal krijgen
op het politieke leven.
De vrijzinnige journalist dan sohfijft in
genoemd blad
Vandaar m.l. haar poging. Want heeft de
Spaansche vrouw eenmaal het kiesrecht, on
middellijk zullen de clericalen de overhand
weer krijgen. Dan zal blijken dat het vrouwen
kiesrecht een ramp voor Spanje is, zooals tot
nu toe duidelijk bleek, dat door het clerica-
lisme dit land een eeuw ten achteren is ge
bleven.
Want de Spaansche vrouw is geloovig katho
liek. Zij is in een klooster opgebracht, zij is
behalve in de eerste huwelijksjaren een
trouw bezoekster der mis. Gedurende haar
eerste huwelijksjaren staat zij vaak onder den
invloed der over 't algemeen ongeloovige en
gevoelloos-spottende mannen. Zijn haar beste
jaren voorbij en vermindert door het verlies
van vrouwelijk schoon de liefde en invloed
dèr mannen, dan zoeken zij haar troost weer
bij de Kerk.
Daarom is het vrouwenkiesrecht een gevaar
voor het vooruitstrevende Spanje.
Wij zouden zoo zeggen: daar komt de
aap uit de mouw.
Geen stemrecht voor de vrouw, niet
omdat zij trouw is, maar omdat zij ongeloo-
vig is.
Wel stemrecht voor den man, en liefst
voor alle mannen, omdat zij „over't alge
meen ongeloovig, gevoelloos-spottenden"
zijn.
In Spanje geen vrouwenkiesrecht want
dan worden de Kamers weer olerioaal.
Maar wel mannenkiesreoht, want dan
blijft Spanje's volksvertegenwoordiging
radioaal.
Dat is een zuivere utiliteitsgrond onver-
valsoht anti olerioalisme.
Wij hebben 't al eens meer gezegd om
precies te weten hoe de vrijzinnigheid over
de quaestiën, met name de prineipieële
quaestiën van den dag denkt, moet men
niet altijd bij haar hoofdartikels, maar wel
eens bij haar buitenlandsohe corresponden
ties ter fuhole gaan.
Zoo'n verafwoDendo briefschrijver flapt
't er Dog wel eens onverholen uit, wat
een redactie liever in de pen houdt
Het mijnwet je v. Kol.
Met dit wetje is men in Limburg niet
tevreden. En met reden.
De gesohiedenis is deze
Io Zuid-Limburg zijo particuliere mijn-
velden saam 6000 H. in ontginningvoorts
staatsmijnvelden saam 15000 HA. die bij
den thans gevolgden weg nauwelijks nog
in deze eeuw zullen ontgonnen zijn.
Nu liggen er nog eenige aanvragen voor
kolenoonoessies totaal over 7000 HA.
Voorts heeft de rijksopsporingsdienst in
Noord-Limburg nog velden ontdekt, saam
17000 HA. En zijn er nog aanvragen te
wachten in Gelderland en Overijsel.
De vinders van de laatst ontdekte mijn-
velden in Limburg hebben hun aanvraag
gericht, overeenkomstig de wet. Deze aan
vragen hebben de wettelijke lijn Gede
puteerde Staten, publicaties, enz., staats
toezicht, advies aan de Regeering, den
Raad vau State en den Mijnraad gevolgd.
Toen nu de minister de eonoessies
verleenen zou, werd hem door aanneming
der motie-v. Kol aangezegd dit niet tedoen;
en voortaan alle aanvragen door de Staten
Generaal te doen behandelen. Eeu wets
ontwerp v. Kol in dien zin werd eenige
weken geleden in de Kamer behandeld,
dooh opgehouden door 't amendement-
Roodhuyzen dat zoowel de concessie-ter
reinen als de eouoessie-voorwaarden door
de wet wil laten vaststellen.
Tot nader onderzoek werd 't ontwerp wet
't amendement hierop naar de afdeelingen
varwtzen.
Nu zijn er, behalve deze 7000 H.A. in
Zuid Limburg geen andere kolenvelden
door particulieren aangeboord't opsporen
van delfstoffen is aan particulieren door de
wet verboden. De Staat, zoo hij zelf vinder
is, zal natuurlijk geen concessies aan parti
culieren verleenendus betreft het wetje-
v. Kol alleen bovenvermelde 7000 H.A. bij
Sittard.
En nu is dit 't eigenaardige dat dit wets
ontwerp een geheel andere regeling voor
stelt, zonder de bestaande wet te wijzigen.
Er zouden in dit geval dus twee wetten
komen. De wet-v. Kol zou dus onuitvoer
baar zijn, zoolang niet de bestaande wet
gewijzigd wordt
Wat men weet dit bjj ervaring heel
langzaam gaat.
Vervolgens behoort het verleenen van
concessies bij de regeering, niet bij de
volksvertegenwoordiging. Deze laatste kan
wel algemeene regelen stellen, maar be
paalde concessies behandelen behoort naar
goede staatkundige beginselen niet tot
haar roeping.
Bovendien is het niet zeker dat de lange
weg, welke nu gevolgd wordt, minder
secuur zou zijn, en de 150 volksvertegen
woordigers de ontworpen voorwaarden
zooveel beter zullen kunnen beoordeelen
dan Gedeputeerde Staten, Staatstoezicht,
Mijnraad, Raad van S»ate en Minister.
Zoo oordeelt onder anderen een oud-
Limburger mr v. Groenendael er over.
Hij schreef er een artikel over in Het
Centrum.
Minister Wentholt meegevallen.
De N. Prov. Grtn. Ct. schrijft over zijn
optreden in de Kamer:
I Na minister Heemskerk kwam minister
Wentholt in 't vuur. Toen kwamen ook de
flauwe aardigheden. Wentholt „de Chris-
ten", werd gesteld tegenover Wentholt „de
paganist". De socialisten kunnen het niet
j nalaten den bijnaam van den minister
//Jan Kanon" in het vuur te brengen.
Door enkele reohtsohe kamerleden werd
aangetoond, dat de minister in een Ghris-
telijk kabinet werkelijk meerder ruimte
voor zijn werken kreeg, dan in een linksoh
ministerie.
j Dat bleek duidelijk uit de begrooting, uit
bet optreden van den minister tegen de
onzedelijkheid.
Minis'er Wentholt is een eigenaardig
spreker. Hij is de rondborstige zeeman,
die het wat ongegeneerd soms zegt, die
met de parlementaire gebruiken niet reoht
op de hoogte is, maar die door zijn uit
vallen, door de eigenaardige manier van
zeggen, de Kamer in een goed humeur
weet te brengen.
Zijn onhandigheid^, zei de N. R. Ct.,
blijkt waarlijk groote handigheid le zijn.
Zinspelende op de vele vragen, zeide
de minister, tot groot vermaak van de
Kamer„'t is haast om duizelig te wor
den
Den heer Hngenholtz nam hij er leuk
tussohen. Deze marine specialiteit had een
rede gehouden over het vele //oud roest"
bij onze vloot. Leukweg antwoordde de
minister: //zoolang de heer Hugenholtz
mij geen nieuw materiaal wil geven, moet
ik mij wat met het oude behelpen";
Toen de heer Hugenholtz hem in de
rede viel, zei hij heel gebiedend «ik ben
aan het woord," wat den salon-soeiaal-
demooraat geheel van streek bracht.
De heer Troelstra wilde zijn partijge
noot zeker een voorbeeld geveD, hoe
iemand zioh in zoo'n geval moet verwe
ren, want ook hij interrompeerde den
minister. Deze zei toen weer„ik ben
aan 't woord, mijnheer Troelstra'', waarop
deze riep«en ik interrompeer".
Toen de minister weer: „ik ben niet
gewoon zoo te debatteeren." Toen de heer
Troelstra weer: „en ik wil zoo niet door
u worden toegesproken de voorzitter heeft
de leiding", waarop de heer Van Nispen
den minister bijsprong en riep de minister
heeft gelijk
Erg verheffend was dit tooneeltje zeker
niet. Maar minister Wentholt bleef in goed
humeur. Zijn rede werd door salvo's van
gelach telkens afgebroken. Minister Heems
kerk had een ontzag'lijken schik in het
geval. De pret bereikte haar hoogtepunt,
toen de minister, zijn plaats verlatend,
achter den stoel van minister Heemskerk
omliep, om een verder op de tafel liggend
stuk te halen. De heer Lieftink riep nu
zit hij hem in den weg I" waarop minister
Wentholt heel goedmoedig antwoordde
„neen, de president zit mij nooit in den
weg", wat de heeren en ook minister
Heemskerk deed schudden van lachen.
Zoo ging het door. Om nog een paar
staaltjes te noemen. Toen men den minister
er op wees, dat hij den matrozen het leven
zoo aangenaam mogelijk moest maken
zei de minister«zeker, maar, mijnheer
de voorzitter, ik kan vaü Nieuwediep geen
Parijs snaken." Sprekende over onze pant-
sersohëjTën, zeide de minister „de „Heems-
kerok" is een beste"welke uitdrukking
groote vroolykheid wekte, die nog steeg,
toen de minister vervolgde»'k wou, dat
ik er Dog meer zoo had" en zijn hoogte
punt bereikte, toen bij er aan toevoegde
„maar Sinterklaas brengt ze mjj niet thuis."
Ondanks al deze grappige momenten,
werden er ernstige zaken op ernstige wijze
behandeld.
XL
Het Christendom en het vraagstuk
van den Arbeidt
Het stoffelijk leven van den arbeider
roept om zekerheid. Het werken om die
riehting, om bestaanszekerheid te erlangen,
is dan ook toe te juichen. Eu tooh treft
meu kringen van Christenen aan, die kri
tiek uitbrengen op een vs ij ze, die niet zel
den te laken valt eu onrechtmatig is. Wij
weten dat de behoeften der ziel oneindig
veel hooger zijn dan die van het lichaam,
maar tooh, zal het goed wezen behoort
er een evenredige verhouding te zijn. En
wanneer die verkregen is, zal het schepsel
Gods in zijn volle heerlijkheid kunnen
uitstralen. Dan, als de zekerheid Aas ge-
loofs wortelt, naast de zekerheid Tin het
levensbestaan, kan er sprake zijn van een
harmonische ontwikkeling. Maar ook waar
de bestaanszekerheid nog ontbreekt, daar
kan het zoeken er naar, groote schade aan
brengen voor het geestelijk leven. Daar
nu kan ontevredenheid onder schuilen dat
men niet genoeg waardeert, wat God in
Zijn algemeene geurde ons nog gaf. Maar
de wijze, waarop over deze dingen ge
sproken wordt, doet wel eens de vraag
rijzen of nu werkelijk de zorg voor het
zieleleven van den arbeider de drijfveer
is. Dan komt wel eens met klem de vraag
op, of de oritiek op de wensohen der arbei
ders voortkomt uit een welmeenend hart,
een belangstelling voor zijn eeuwig wel
zijn. Neen in die oritiek beluisteren wij
ook wel eens een toon van zondige gemak
zucht. Al die beweging werkt zoo storend
op de behaaglijke stemming, waar men
zich in bevindt. Al dat roepen om sooiale
hervormingen, die steeds meer klimmende
eisohen uit de arbeiderswereld, het is al
onrust. Met kraobt verzet men zioh er
tegen, en gracht ze af te wereD, omdat ze
zoo storend inwerken op eigen rust. En
geen wonder. Wanneer die wensohen in
vervulÜDg zullen treden, dan moeten er
offers gebracht worden, offers die men niet
bereid is te geven. Op deze zaak zit het
voor- en bovenal vast. En het komt dan
ook daar vandaan, dat men zichzelf en
anderen tracht wijs te maken dat het nog
zoo erg niet is.
Men spreekt van sterke overdrijving.
Ja, men gaat nog verder, en zegt, dat de
arbeider het nog zoo kwaad niet heeft als
hij maar op waarde wilde schatten wat
nu nog zijn deel is. Zeker I wij weten dat
wij door de zonde alles verbeurd hebben,
dat brood en water ons als bescheiden
deel is toegewezen.Maar,dit geldt niet alleen
voor de arbeidende klasse, dit geldt allen
mensohen. Wanneer men dat maar in het
oog houdt, dan zijn wij overtuigd dat
dergelijke argumenten zelden zullen wor
den aangevoerd. Maar niettemin doet zulke
kritiek schade. Zij verstikt de liefde tot
den naaste in eigen consciëntie, en zij is
tevens een hinderpaal tot doorwerking der
Christelijke beginselen in de geledingen
onzer Maatschappij. Het valt velen zoo
zwaar, zioh in te denken in eens anders
toestand. Men kan zioh zoo weinig reken
schap geven van de moeilijkheden waar
mee een arbeidersgezin te worstelen beeft.
Neenwij kunnen niet aanvaarden de
aantijging als zou onder de arbeidende
klasse bet materialisme hoogtij vieren, uit
den mond van hen, dia hoewel met aard-
sohe goederen gezegend, van den vroegen
morgen tot den avond bezig zijn, om te
trachten dezelve nog te vermeerderen. Dat
is de gelijkenis van den splinter en de
balk.
Waarlijk, men behoeft zijn oogen maar
rond te laten gaan, om tot een goed oor
deel te komen, dat ook Christenen die
hoog aangeschreven staan, eer en aehting
genieten, dat ook voor hen de vragen van
geld en goed van groote beteekenis zijn.
Wij zullen hun dat niet euvel duiden, wij
wilden slechts aantoonen, dat, waar men
zelf voor ijvert met alle krachten, men
dat tooh in den arbeider niet afkeure en
over hem geen streng en hard oordeel
veile. En daarom kan de kritiek van
Christelijke zijde Diet doorstaan den toets
der praktijk, en is zij tevens ongerecht
vaardigd. Iu de arbeiderswereld kan ook
een zondige bartstoeht opkomen, waar
tegen met alle kraeht gestreden moet wor-
deD, maar tegen een rechtvaardig streven
naar bestaanszekerheid mag nooit getoornd
worden. Die mag niet ingedeeld bij de
rubriek „ontevredenheid".
Wanneer men telkens den arbeider zijn
materialistische gezindheid verwijt, dan zal
dit geen middel wezen om tot de goede ver
houding van de arbeidersbeweging en 't
Evangelie van Jezus Christus te komen.
Dan toch rjjst bjj hem de,twijfel, of 't Evan
gelie voor hem nog wel practiche waarde
heeft. En zeer is het de vraag, of de wijze
waarop het Evangelie wordt gebracht, niet
aan eenzijdigheid mank gaat. Dr. Kuyper
wees er in zijn «Christus en de sociale
nooden" op, dat de predikatie zoo lange
jaren in gebreke is gebleven, om de leer"
van Jezus, ten opzichte van de sociale ver