NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 304. 1908, Vrijdag 25 September.
22e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
uit m pms.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
ONS VOLKSLIED.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,026.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 "ent.
Wie zich met 1 October a s. op
ons blad abonneert, ontvangt de nog
in September verschijnende nom-
mers gratis.
Mijnheer de Redacteur
ilag ik ditmaal zeker wel wat meerder
ruimte vragin, om in proza iets te zeggen
over onze volkspoësie, vooral naar aan
leiding van den pas gevierden Koninginne
dag. Ik heb dienaangaande iets op 'thart en
Wanneer u 't hart tot spreken dringt,
zoo spreek
zegt De Génestet.
Vooreerst zon ik de vraag willen her
halen, of ons volk na nog langer zonder
Volkslied mag blijven? O zeker, we heb
ben liederen genoeg, heel mooie zelfs, en
echt Vaderlandsche ook, maar een Volks
lied hebben we sedert het overlijden van
onzen laatsten Koning niet. Het „Wien
Neerlandsch bloed," zooals Tollens dat
zong, en dat, al moge het ongetwijfeld ge
breken hebben, toch het lied werd dat bij
nationale gelegenheden kon worden aan
geheven, is voor onzen tijd niot passend
meerdo woorden slaan niet op den
tegenwoordigen toestand.. We kunnen nu
niet meer zingen van een Koning of Vorst,
maar wel van onze Koningin of Vorstin,
en om aan dien eisch tegemoet te komen,
hebben Jan, Piet en Klaas, ieder op eigen
gelegenheid, de drie meest bekende cou
pletten van Tollens' lied eigendunkelykge-
metamorphoseerd, de een met meer, de
ander met minder verdienste, zoodat er nu
misschien wel 100 varianten in omloop zijn
en men er nooit zeker van wezen kan of
men bij 't gemeenschappelijk aanheffen van
't „Wien Neerlandsch bloed" wel dezelfde
woorden als zjjn buurman gebruikt.
Te Rotterdam, om maar iets te noemen,
zong men 31 Aug. 1.1. in de Groote kerk
Wien Neerlandsch bloed door de aderen
[vloeit,
Wien 'thart klopt fier en vrij,
Wie voor zijn volk van liefde gloeit, enz.
en de in diezelfde stad uitgegeven //Offi -
ciëele Feestwijzer" gaf de eerste drie
regels aldus
Wien Neerlandsch bloed door d' adren
[vloeit,
Van vreemde smetten vrij
Wiens harte voor Oranje gloeit, enz.
Genoeg om te doen zien, hoe weinig één
heid er op dit punt bestaat.
Pijnlijk trof rnjj ook dit gebrek aan een
vaststaanden tekst bij den Dank- en Bid
stond in de GrooteKerkte's-Gravenhage
op 31 Angus us 1.1. Nadat de predikant
den zegen had uitgesproken en de organist
de bekende melodie liet hooren, begon de
geheele gemeente spontaan het eerste
couplet te zingen, maar reeds bij den
derden regel
Wiens hart voor Land en Koning gloeit"
kwam de weifeling en raakte de geest
drift zoek.
Is dat tooh niet jammer En moeten wij,
Nederlanders, als de vreemdeling ons naar
ons Volkslied vraagt, eigenlijk niet met den
mond vol tanden staan
Nu is er, als ik zei, uit de reeds bestaande
veranderde lezingen zeker wel een keus te
doenook telt ons lieve Vaderland dichters
en dichteressen genoeg om dien voorraad
nog belangrijk te vermeerderen en te ver-
rijkon maar waar het op aankomt is dit,
dat wij ten slotte krijgen een vast staanden
tekst, die algemeen wordt aangenomen. Hoe
we hier ooit toe komen zullen zonder een
ingrijpen van Hoogerhand, weet ik waarlijk
niet, want, met alle respect voor onze poëten
*ij het gezegd aan hunnen onderliDgen
naijver danken wij 'tin de allereerste plaats
dat we zoo ver nog niet zijn. Alleen de
woorden van een zeer hoogstaand man, als
wijlen Nieolaas Beets b.v., zouden wellicht
bfl allen ingang kunnen vinden, zonder dat
er van boven af sanctie aan werd verleend,
maar nu wij in onzo dagen zoo'n dichter
misseD, zal er heusoh niet anders opzitten
dan dat door onze KoniDgin, of van Regee-
ringswege, aan eene deskundige commissie
wordt opgedragen den tekst van een verbe
terd „Wien Neêrlandsoh bloed" vast te
stellen. Daaraan zal ieder zich ten slotte
onderwerpen en zóó alleen krijgen wij ons
Volkslied weer.
En nu, in verband hiermeê, nog iets. Ik
vind het voortreffelijk dat de »Vereeniging
tot veredeling van Volksvermaken'' te
Rotterdam, die bovengenoemden „Feest
wijzer" in 't lioht gaf, en die zich bij den
regeling van den zoo blij gevierden Konin
ginnedag aldaar uiterst verdienstelijk
maakte, ook gezorgd heeft voor een achttal
goede liederen, welke men het publiek ver
zocht mot de muziek mede te zingen. Dien
weg moet het bij onze volksfeesten op, zal
er eens een einde komen aan de zoutelooze
deunen, die nu nog jaar in jaar uit op 't
volksprogramma staan.
Een paar rnjj bakende jongedames waren
31 Augustus te Leiden in 't gezelschap van
den heer en mevr. Tjadon, die, evenals
vorige jaren, aan ruim 300 Haagscho kinde
ren, bij gelegenheid van den jaardag onzer
lieve Koningin, eenige genotvolle uren be
reidden. Ze kwamen moe tehuis, want ze
hadden haar deel gebad aan de zorg voor
een goeden afloop van 't feest, maar ze wa
ren ook opgetogen over de pret, die het
jonge volkje in de Sleutelstad gesmaakt
had. „En wat zongen nu de kleuters alzooP"
was mijn natuurlijke vraag. „Ja, ziet u, dót
was niet veel bijzonders't Beate ken
den ze
OchJaapie is getrouwd,
Nou zit-ie in de mizerre;
of
Als je pas getrouwd bent
krijg-je een koekje by de thee
of
O, Suzannawat is het leven sjeun 1
Dót waren dus de feestliederen bij uit
nemendheid, waarmee de jeugd uit volle
borst hare vreugde uitte
Als de heer en mevr. Tjaden, die met hun
„Metropoolin Den Haag zoo heel veel wèl
doenMaar neen, laat ik liever zeggen
als men, wie en waar dan ook, weer eens
aan de jeugd of aan volwassenen een blyden
Koninginnedag bereidt, laat men dan
toch zorgen dat er wat goeds te zingen zjj.
t Drukken van eenige liederen is goedkoop
genoeg, en deze behooren een voorname
plaats op 't „programma" van den feestdag
in te nemen. En als we dan boven en be
halve dit alles nog eens een drietal passende
coupletten krygen van ons nn eenmaal alge
meen gekend en geliefd „WienNeerlandsch
bloed," verzen, die iedereen uit 't hoofd
kent, wel, dan behoeven wy tégenover
den buitenlander niet meer met beschaamde
kaken te staan als hij vraagt naar Ons
Volkslied.
Hopende dat dit schrijven onder de oogen
kome van hen die invloed hebben en dien
invloed ook in dit opzicht ten dienste van 't
Vaderland willen aanwenden, blijf ik, enz.
Bovenstaande uit Het Geïlhistreerd Volks
blad, uitgave D. v. Syn, Rotterdam, geven
we gaarne een plaats in ons blad. Het kan
nuttig zyn.
24 September 1908.
Toen we in afwachting met zeer velen
leefden dat het ministerie-Heemskerk in
zyn openingsrede het woord spreken zou,
dat by de rechterzijde inslaan mocht, ging
daarmee onze meening niet gepaard, dat,
indien dat ditmaal niet geschiedde, het
thans zittend kabinet van beginselloosheid
zon te verdenken zyn.
Onze verwachting is niet vervuld, maar
we weigeren tot heden ee zeker nog wel
vooreerst aan beginselloosheid of aan ge
brek aan tact of moed te denken by mannen
als Heemskerk,Talma en Idenburg,mannen
die door jaren dienst en ijverige toewijding
niet alleen de rechterzijde, maar bepaalde
lijk ook de anti-revolutionaire paitjj aan
zich hebben verplicht.
Indien de anti-revolutionaire partij maar
eens onnoozel genoeg zijn om niet te ver
trouwen op zijn stuurlieden, wat zouden de
vrijzinnigen zich verkneukelen
Als een tactiek, gelijk nu toegepast
wordt, by de verkiezing van 19ü9 der rech
terzijde een gemakkelijke en schitterende
overwinning bezorgen kaD, dan kunnen we
verder zie^
Twee versjes.
Onder dit kopje lezen wij in de Nieuive
Rrov. Gron. Crt.
De heeren Troelstra en v. d. Zwaag heb
ben elkanders partyen eens „toegezongen".
Mr. Troelstra voorspelde aan de nieuwe
partij van den heerVan der Zwaag een kort
leven. Hij hoorde reeds 't bekende liedje
zingen
„Ach, mijn zusje is gestorven,
Nog maar veertien maandjes oud,
'kZag haar dood in 'tkistje liggen;
Ach, wat was haar hartje koud
De heer Van der Zwaag antwoordt't is
mogelijk, dat Mr. Troelstra gelijk krygt.
Maar als dit zoo is, dan wil by zich troosten
met de gedachte, beter nog zoo, dan dat de
menschen die scherp toekijken het recht
zouden hebben te zingen
't Is een pracht van lijf en leden,
Krachtig en toch welgebouwd
Maar haar inborst en haar zeden
Worden door geen mensch vertrouwd".
Dat Mr, Troelatra een weinig sip zal
kijken, als hy dit versje leest, zou niet te
verwonderen zyn. Maar wie kaatst, moet
den bal verwachten.
Uit ons nommer van gistereu hebben
onze lezers kunnen zien dat in het district
Ommen, het O «erylsche district waar dhr.
Van Alphen aftreedt, door de csntrale anti
revolutionaire kiesvereenigicg candidaat is
gesteld.
Daar deze candidaatstelliDg vermoede
lijk wel niet buiten overleg met den gecan-
dideerde zal hebben plaats gehad, mogen
we e nige hoop voeden dr. Kuyper bij do
begrootingsdebatten opnieuw in doTweede
Kamer te zien terugkeeren.
Wy zouden ons daarin ten zeerste ver
blijden, ook omdat daardoor de kracht'zou
zyn gebroken van die ophitsery en van dat
prikkelen van persoonlijke gevoeligheden
waarin sommige persorganen een zoo onbe
twist, zij het dan ook minder edel, meester
schap hebben betoond.
En niet minder zou het herinnemen van
oen zetel door onzen leider door ons met
blijdschap begroet worden, omdat er in
eigen kring gedurig zich stemmen doen
hooren, die bezwijkende voor deze dage
lijks herhaalde speldeprikken niet schijnen
te kunnen inzien dat ze koren dragen op
den molen van den tegenstander en hulp
verleenen by zijn bedrijf.
Tot zyn groote vreugde natuurlijk.
Wat hun ook niet kwalyk te nemen is
In de laatste dagen komen treurige tijdin
gen over de cholera die in Rusland, vopra'
in zyn hoofdstad St. Petersburg, verwoes
ting aanricht. Gedurig, omtrent iederen
zomer komen cholera-bemhten uit Zuid-
Europa, vooral uit het zuiden van Rusland,
maar die gevallen bly ven min of meer be-
gerkt, en dringen niet door tot de meest be
woonde groote steden of althans zeerweinig.
Dit jaar is het erger. Hot is nu een epide
mie en als altijd is nu ook weder tekort in
de middelen tot verzorging van de zieken
en in maatregelen om, zooveel mogelyk, de
besmetting te keeren.
By goed verzorgde toestanden opent by
het uitbreken van zoo gevreesde epidemiën
sis de cholera, de overheid ziekenzalen. Be
kend gemaakt wordt dan waarvoor men zich
te wachten heef t of wat men te doen heeft,
de overheid zorgt, indien 't door eigen initi
atief niet gebeurt, voor zuivering en ont
smetting, voor gratis medicijnen en begra
ven. Deze dingen ontbreken voor een goed
deel in de Russische hoofdstad en het is
daarom dat mot meer dan gewone onrust
deze toestand ook voor het overige deel des
ryks en ook voor Europa wordt aangezien.
Graaf Zeppelin.
Werd ons onlangs van uit St. Chrischona
bsricht, dat de in onze dagen zoo dikwijls
genoemde grsaf Zeppelin een geloovig
Christen is, aan deze mededeeling komt De
Nederlander nog bet volgende toevoegen
Behalve als geniaal uitvinder, verdient
Zeppelin ook als menech en als Christen de
meeste hoogachting. Zjjn waarlijk edel en
onbaatzuchtig karakter heeft in zyn woon
plaats de harten veroverd van allen, die hot
voorrecht hebben met hem in aanraking te
komen. Niettegenstaande al den last van
den arbeid, die den rusteloozen man sedert
jaren bezig houdt, is zijn familieleven voor
beeldeloos. Ofschoon tegenwoordig de
populairste man, beweegt hij zich bjj voor
keur in den kring der zynen en van ver
trouwde vrienden.
Wat echter de diepste grond van zyn
volhardenden, onvergetelyken arbeid is,
niettegenstaande de vele moeielykheden en
teleurstellingen, en wat het geheim is van
zyn zoo sympathieke verschijning, dat is
zjjn oprechte godsvrucht en zijn innige
vroomheid. Graaf Zeppelin is niet alleen
een hoorder des Woords en een belijder met
de lippen hjj is ook een dader des Woords.
Hij is een man, die niet het minst door zjjn
loven toont 'n Christen te zjjn. Hjj schaamt
zich zjjn geloof niet; hjj belijdt het. Hij
spreekt het openlijk uit, dat hjj de kracht
tot zjjn arbeid in het gebed zoekt. Als een
eenvoudig man zit'hjj des Zondags onder de
rediking van Gods Woord. Hjj is trouw in
zjjn geloof, trouw in da liefde, trouw in zjjn
werk. Hjj is een man hjj is een Christen.
Zoo is deze man een lichtend voorbeeld
voor ons geslacht, dat voor een groot deel
aan oppervlakkigheid Ijjdende is en tenge
volge daarvan die kracht mist, die in een
man als graaf Zeppelin zoo aantrekt.
Te Constanz verscheen dezer dagen de
eerste biogr&tie van den beroemden lucht-
sohipper.
Daaruit blijkt zijn groote onverschrok
kenheid reeds op jeugdigen leeftijd, toen hij
n 1. in 1863 als jong luitenant, verlangend
naar strijd en avonturen, aan den Ameri-
kaansohen burgeroorlog deelnam, waarbij
hij zich bij een belangrijken ruiter-aanval
onderscheidde. Ook ondernam hij met twee
Russen en twee Indianen een expeditie, om
de bronnen van de Mississippi cp te sporen.
Daarbij verloren zij hun proviand, zoodat
zij in een eenzaam eeuwenoud woud door
den hongerdood bedreigd werdenhun
eenige voedsel bestond nit waterratten, die
zij rauw eten moesten. Later volvoerde hij
een gevaarlijk stukje bij de watervallen van
den Niagara. Hij had gemerkt hoe een
stukje hout door een draaikolk naar een
rots gevoerd was, en waar het hout ge
komen was, wilde ook hjj komen.Hij wierp
ziob in den bruissenden stroom en kwam
gelukkig op een eenzamen rots, vanwaar bij
het machtige natuurtooneel van het neder-
vallende water in zijn geheele schoonheid
kon overzieD.
In den Amerikaansohen burgeroorlog
kwam het denkbeeld van een bestuurbaren
luchtballon bij hem op. Bij St. Paul in Ca
nada maakte hij zijn eerste ops ijging met
een vastliggenden ballon. Bij de belegering
van Parijs in 1870 werd hem de gedachte
van een bestuurbaren ballon duidelijker, en
van dit oogenblik af twijfelde hij niet aan
de mislukking van zijn idee. Toen Zeppelin
in 1894 zijn vader, den luitenant-generaal
Zeppelin, ontmoette, vertelde deze hem, hoe
hij juist gelezen had; dat de groote ,tech-
niker Ernst von Siemens de constructie van
'n luchtschip onuitvoerbaar aohte. Lachend
antwoordde de graaf„Dat heb ik ook
gelezen, evenals alles wat in betrekking tot
mijn probleem staat en in den jongsten tijd
gesohreven is. Het ontmoedigt mij echter
niet. Mijn doel staat mij helder voor oogen
en mijn berekeningen zijn juist."
Zeppelin is een onvermoeid werker. Toen
men hem eens over den achtuurdag sprak,
zeide hij „Daarmede kan ik het volstrekt
niet doen ik weet niet, hoe ik mijn arbeid
meester kan blijven."
Over de plaats der vrouw in onze
samenleving.
Onder het opschrift „Ieder zijn eigen
plaats" bevatte eenigen tijd geleden de
tiiluer- en Vechtbode het volgende
Over de vraagWelke plaats behoort de
vrouw in onze samenleving in te nemen is,
vooral in de laatste jaren, veel geschreven en
gesproken.
Deze kwestie staat niet op zichzelve, maar
hangt samen met zoovele andere, waarom de
beantwoording der zooeven genoemde vraag
van het grootste gewicht is.
Er zijn tegenwoordig tal van vrouwen, en
zelfs ook mannen, die zeggen dat tusschen
man en vrouw geen onderscheid moet worden
gemaakt, wat betreft het optreden naar buiten.
Wij zijn het met hen die zoo denken natuur
lijk in 't geheel niet eens. Gods Woord leert
het zoo gansch anders.
Dat Woord schrijft voor de vrouw volstrekt
niet een minderwaardige positie voor, maar
een hoog verheven, een ideale eigen plaats.
En was dat woord nog maar overal in eere,
dan zou er van een vrouwenbeweging geen
sprake zijn. Dan zou de vrouw niet, zooals
helaas is voorgekomen en nog voorkomt een
slavenleven moeten lijden, geheel buiten hare
Goddelijke bestemming om.
Want juist het Christendom heeft den stoot
gegeven tot opheffing der vrouw uit haar
ellendigen toestand. Christus was het die aan
de vrouw weer de eereplaats aanwees.
Maar, nu is het vreemde, het stuitende in
de hedendaagsche vrouwenbeweging, dat die
plaats niet'goed genoeg wordt geacht. Dat, wat
een eere moest zij n,vernederend wordt geheeten.
Juist zij, die de heerlijke taak der vrouw zoo
minachten, vernederen de vrouw.
Daarentegen zij, die in de richtige vervul
ling dier taak de eere voor de vrouw zien,
waardeeren haar en schatten haar hoog.
Ieder zijn eigen plaats. Of, zooals ons huwe
lijksformulier dat zegtGij, man, door God
gezet tot hoofd der vrouw, zult haar leiden,
onderwijzen, troosten, beschermen, liefhebben,
eerengij zult in uw beroep naarstig arbeiden,
opdat gij uw huisgezin met God en met eere
rnoogt onderhouden.
En gij, vrouw, zult uwen man liefhebben,
eeren en vreezen, hem in alles wat recht en
billijk is gehoorzaam zijn, niet over hem heer-
schen, hem in alle goede dingen behulpzaam
zijn, op uwe huishouding goede acht hebben
en in alle ingetogenheid en eerbaarheid leven.
Als zoo ieders plaats en ieders taak door
man en vrouw wordt verstaan, dan ligt in
het vervullen daarvan behalve eene eere ook
nog een groote zegen.
In de Ned. lezen wy onder het opschrift
„Een juist standpunt" het volgende stukje
over „de medezeggenschap van de
vrouw in de politiek''
Zij die zoo aandringen op het medezeggen
schap van de vrouw in zaken betreffende de
politiek, beroepen zich vaak op het feit, dat
immers ook vrouwen soms tot regeeren des
lands geroepen zijn.
Ziehier hoe Koningin Victoria, die zoolang
en met eere het groote Engeland bestierde,
zich daarover uitliet:
«Wij vrouwen zijn niet geschapen om
te besturen en als wij echte vrouwen zijn
moeten wij een afkeer hebben van deze
mannelijke bezigheden; maar er zijn tijden,
die iemand wel dwingen er mal gré bon
g r (zijns ondanks) belang in te stel
len, en natuurlijk doe ik ket dan intensely
(met alle kracht)dagelijks word ik meer
overtuigd, dat wij vrouwen, indien w ij
echte vrouwen zullen zijn, met vrouwe
lijke eigenschappen en 1 i e f en h u i s e 1 ij k,
tot regeeren niet geschikt zijn, in
ieder geval is het contre gré (tegen haar zin)
dat zij zich dwingen lot het w e r k, dat het
met zich brengt. Maar daaraan is nu eenmaal
niet te doen, en iedereen, welke plaats hij
oek inneme, heeft tot plicht om alles te doen
waartoe hij geroepen is".
Zulk eene vrouw dacht aan haar plicht;
daarom, en ook alleen daarom, heeft zij haar
taak, hoe zwaar- haar dit moge ge
vallen zijn, goed verricht.
Hier is stof tot nadenken voor velen, die in
deelneming aan de politiek niets anders oi