22e Jaargci NIEIIWSBLAD VOOR ZEELAND. T No. 280. 1908. Vrijdag 28 Augustus. eHRISTELIJK- HISTORISCH Groen ra Fritter over BiMjjL lelbarg rsT 10,80 11,15 11,- :erikzee. w VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HULJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Binnenland. en 7m. 4,45, ,20, 8,5. vm 5,50,9,10 Middelburg, lilmarkt 4,40r 55,9,80, 11,f 2,45b, 8,30, b, 8,50,9,40b, ïotelr Ver- b vervoeren leen op werk- 1,45, fl2,30, 5, 5,50, +6,55, Or. en loopen tot 7 aar r bij staat iot Zeilmarkt. R00SEN». 4,308 11,25 4,4° 8,lo 11,34 4,49 8,20 11,43 5,-8,3011,53 5,il 8,41 12,02 5,22 8,55 12,15 5,309,05 12,23 S,35 9,n 12,29 5,47 9,27 12,42 5,539,3012,45 ertrekt ook een tavenisse. |b.— 9,40 12,48 6.059,4512,53 6.45 - 6,10 6,30 6,48 7-— 7,lo 10,05 10,23 10,42 10,55 H,5 o 8,35 11,35 52 8,46 11.46 6 9,12,01 >7 9,22 12,23 lo 9,45 12,45 50 6,35 38 9,54 12,55 43 9,59 1,— °5 10,05 08 10,08 2110,21 29 10,37 37 10,35 ;i 10,48 3i 10,57 12 11,06 20 11,14 3011,24 1,05 1.08 1,21 1,29 1,36 l,5o i,59 2,08 3,16 2,25 rijdt alleen op 4,1° 7,3o 5,io 8,49 5,59 10,— 6,55 H.05 HELDE". 8,30 8,30 8,30 8,30 9, 8,30 9,- 10,- 10,30 10,30 6- 6,30 7,- 7- 7,30 12,— 8,30 9,30 10,30 10,30 11,- 11,30 11,30 11,30 11,30 11,80 11,30 en datnm in ede getal is ierikzee. 7,30 3,- 7,30 8,- 6,30 3,- 7,30 3,- 7,30 11,30 7,30 7,30 3,- 3,- 7,30 3,- 6,30 3,— 7,30 3,- 7,30 3,- 7,30 3,- 7,30 3,— 7,30 3,- 7,30 3,- 6,30 7,30 5,- 3,- 7,30 LI,30 7,30 3,- 7,30 7,30 3,- 3,- 6,30 3,- 7,30 3,- 7,30 3,— 7,30 5,- 7,30 3,- 7,30 3,- 7,30 3,- vaart de boot ne. En terug ran Zierikzee eit - Goes. o awirriff fiir irramtrhsaai nam 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02'. UITGAVE DER FIRMA EN VAN - V I «P t Reeds.in 1843 schreef Groen over Bil- derdijk «Wy behoor en dus, zegt men, tot de Bilderdyksohe School. Of we ona dezen titel laten welgevallen Neen, zoo er door aangeduid wordt 61 dat we den grooten man, La eenig vak, blindelings gevolgd, èf dut wy in Staatsrecht en Historie, ten aanzien vaa elk hoofdpunt, zijn begrip tot het onze habben gemaakt. Dook tovens sullen we gaarne en met dankbaarheid openlijk erkennen dat sommigen onzer ook uit zijn omgang en geschriften veel hebben geleerd dat we hem hoogachten en eer biedigen om zijne onnavolgbaarheid, ais diepzinnig taaikenner en in elk vak der poëzy, veelbegaafden en schaars geë ve naarden dichterom den verbazenden om vang zijner geleerdheid, eu vooral ook om zijn moedig wederstaan van de waube- grippen zijner eeuwwe voegen er bij dat het Vaderland, door het opvolgen van sommige zijner lessen en wenken, niet verloren zou hebben, en dat de geschiede nis in 't algemeen onzer dagen en zeer be paaldelijk ook de Groning8che schooi, in haar droevigen aard en heillooze strekking het bewijs oplevert dat de somberheidzijner beschouwing, niet de vrucht enkel der overdrijving van een zwartgalligen en bedilzieken grijsaard is geweest. Aan de Hervormde Gemeente in Nederland p. 139. Verder schrijft Groen over Bilderdijk in zijn Ongeloof en Revolutie p. 34 Nu nog Bilderdijkwant ik ben, zegt meu en ik zeg het ook, leerling van Bilder dijk. Gij weet dat ik hem, met de meestem uwer, den eerbied toedraag, waarop ce grootste dichter wellicht van ons land, ten minste in onzen tijd, waarop een der grootste dichters en zeldzaamste genieën van alle landen en van alle tijden, aan spraak bezit, wij verheugen ons te mogen zeggen dat hij tot de onzen behoortdat hy zich der waarheid niet geschaamd en, op grond zijner christelijke overtuiging met bewonderenswaardige veerkracht en zelfopoffering tegen da afgoden der eeuw getuigenis afgelegd heeft. Doch, terwijl ik aan den voorganger in een plichtmatigen strijd en aan den groot vorst der Nederland3che poë2y de schat ting mijner hulde betaal, onderschrijf ik niet al wat hy geleerd heeft in de geschie denis en staatsrecht. Onmogelijk is het, dat een vernuft als het zyne, zich met eenige wetenschap inlate, zonder over haar gebied licht te versprei den maar ook het genie heeft feilen, die te llgter tot navolging verleiden, omdat zij de feilen van het genie zyn.Ik heb mij veroor loofd ze in de geschiedenis van het vader land te doen opmerkenook in het staats recht is hst gebleken dat ik niet in allen deele de richting zijn beginselen beaam. Van hem geldt wat men nog onlangs ten onrechte my toeschreef. Voor hem is «het ware beginsel van den Staat, door God zeiven onmiddellijk gege ven, de monarchie,en de hoogste ontwikke ling van den Staat, terugkeering tot dat be- ginsel." Bilderdyk, in deze exclueief-mo- narohale gevoelens vervallen, heeft te wei nig, bijkans zou ik zeggen,ganschelyk niet, het verschil, het contrast erkend tusschen wezenlijke monarchie,gelijk zij op eigen en veelzins beperkt gezag der Vorsten berust, en de autocratie, welke onder den naam van monorehaal bewind, uit de anarchie, als onvermijdelijk gevolg ontspruit. Ver gramd over den telkens terugkeerenden geest van godsverzaking en opstand, heeft hy inzichten en wenschen gekoesterd, en zou hij, tot bedwang van het kyyaad, naar middelen hebben kunnen grijpen, die ik althans van revolutionairen oorsprong en strekking niet gaarne vrijpleiten zou. Al dus verlangde hy in 1787 de verheffing van Willem V tot Souverein op eene wijze, die meer aan den wensch naar een krachtig bestuur, dan aan den eisch van eigenaar dige hervorming en historische terugbren ging beantwoord zou hebben. Aldus was hij voor Napoleon (.nadat hij in hem den revolu'.ietemmer en niet tevens den zoon en levensbehouder der omwente ling zag), in de eerste jaren van zyn glans rijk beheer, met eene geestdrift bezield, aan welke men eene der voortreffelijkste proeven van zijn meesterschap in het lier dicht heeft ts danken gehad. Aldus zou bij naderhand, door ingeno menheid tegen de beginselen der grondwet te ver afgeleid, misschien aan het vorstelijk gezag eene vr ijheid van handelen toegekend hebben, meer overeenkomstig met de dwa lingen die hij bestreed, dan met de beginse len die hij voorstond. Zoo 't ons nu vergund is klippen, waarop zelfs Bilderdijk verzeild is, te ontwijken, laten we ons niet op het licht dat uit de omstandigheden .oprijst, alsof wij 't zeil'ontstoken hadden,beroemen, laat ons het voorrecht dat ons te beurt valt, gebruiken, en de waarheid, zelfs tegen Bil derdijk, in den geheelen omvang belijden, waarin zij ons bekend is. Ik ben, zegt men en gaarne zeg ik 't ook kweekeling van Bilderdijk. Dooh in welken zin Is het om mij van den plicht der dank baarheid te kwijten P Ik erken met blijd schap groote verplichting aan Bilderdijk te hebben; inzonderheid oraöat-faij, door de hevigheid zijner aanvallen tegen veel dat ik als ontwijfelbaar beschouwde, mij aan 't twijfelen en tot een onbevangen onderzoek gebracht heeft. Is het om te deeien in den smaad die veeltijd in naam tegen de Bilder- üijksehe school, inderdaad tegen recht en waarheid, ook tegen de christelijke waar heid gericht is P Ik ben gereed mij op de rol der aangeklaagden of, zoo men wil, der veroordeelden te laten schrijven. Dooh er is een ander oogpunt waaruit ik, met ernst, tegen solidariteit protesteer. Men ia zoo genegen, ter ontwijking van nieuwen strijd, zeer uiteenloopende gevoe lens onder de denkbeelden te rangschikken eener partij die men meent of beweert overwonnen te hebben. Het is, op onbloedig terrein, de wensoh, in grenzelooze wreed aardigheid, door keizer Caligula geuitdat het Romeinsohe volk, in letterlijken zin, eenhoofdig ware, om met de scherpte van 't zwaard, in één slag te worden geveld. Gij beseft hoe men met deze Caligulas-iaktieh, na éénc vermeende overwinning, voortaaD, zonder gestreden te hebben, de zege be haalt. Dcch ik ben nietgtzicd mij aan die krijgslist te onderwerper.. Liever willen wij, ooi onsen plicht in den dienst dei- waarheid te vervullen, zelfstandigheid be houden, en alzoo doen wat ook Bilderdijk ons leert. Ten slotte nog een citaat uit Grondwets herziening en EensgesindhefdoverBilderciijk. «Dooh ik mag, in 1849, mij niet bepalen met hetgeen in 1843 gezegd is. Ik moet bovendien doen opmerken dat, ook in de laatste jaren, de gebeurtenissen een telkens treffender bewijs van de juistheid zijner (n.l. die van B.) inzichten opgeleverd heb ben, en dat menigeen dezelfde gedichten, vroeger, naar hij dacht, vervelende klaag liederen, leesbaar er kei om de uitnemend heid der dichterlijke vormen, thans en terecht, niet voor poëzy slechts, maar voor profeey houdt. „Een hooge tooD, niet der verlegenheid en der verontschuldiging, maar van bil lijken trots over de verdienstelijkheid van hun verguisden leermeester, mag thans door hen, die leerlingen van Bilderdijk heeten, gevoerd worden, nu verwonderlijke juist heid is gebleken van hetgeen met een medelijdend schouderophalen, als dichter lijke waanzin is terzijde gelegd, of met vinnig verwijt, als rampzalige miskenning van de voortreffelijkheid der tijden, -aan minachting van het algemeen prijsgegeven werd. Ik zou wenschen de geheele reeks zijner Gedichten te kunnen doorloopen, om daarin de menigvuldigheid cfer wenken en zinspelingen en waarschuwingen eu klach ten te kunnen aanwijzeD, die voor de meeste tijdgenooten ergerlijk en onverstaanbaar, nu reeds de trouwe en ongezochte beschrij ving zijn geworden van hetgeen in de Historie van onze dagen gezien wordt." Grondwetsherziening ènEensgezindheidp. 86. Ia de daaropvolgende bladzijden haalt Groen, om te bewijzen wat hij daar sohreef, een reeks van stukken aan uit de gedich ten van Bilderdijk en vergelijkt de dichter lijke uitspraken met de uilkomsten die de geschiedenissen der laatste jaren hadden opgeleverd. Genoeg reeds om aan te toonen dat Bilderdijk en Groen in de hoofdzaak, n.l. het belijden vbd hunnen Heere op elk terrein des levens en het bestrijden van de wanbegrippen van ongelool en revolutie, volkomen homogeen waren terwijl evenzeer door verschil van aanleg en opvoeding, van tijden en omstandigheden meer dan één punt van verschil omtrent de wijze van strijdvoerea kan werden aangewezen. 27 Augustus 1908. Het werkplaats-vakonderricht in 't grof-, hoef-, huis-, kachel- en landbouw- bedryf in Nederland, is een onderwerp dat in de laatste jaren herhaaldelijk op de agenda's d6r bondsvergaderingen voorkwam. In Mei j.l. in een adres aan den minis ter van binnenlandsche zaken wordt door het bestuur van genoemden bond herinnerd aan eeu rapport 7an een in 1906 benoemde commissie inzake het verzamelen van ge gevens ter vorkryging van handwerk kamers en werkplaats-vakondsrricht. De commissie is van meening, en toont dit met de teiten aan, dat bovengenoemd bedryf door het ambachtsschool-onderwijs niet voldoende is gebaat, dewyl vele jongelui aau genoemde scholen in het smidsvak opgeleid, niet tot het smidsvak overgaan, maar zich in andere branches der industrie begeven. Daarom vindt genoemde Bond van Sme denpatroons in Nederland het gewenscht dat er vakopleiding aan den winkel moge- lyk zij. Dit geschiedt reeds in Drenthe, en zoo komt het dat er voornamelijk op hot platteland gebrek komt aan geoefor.de werkkrachten. In dat euvel meent de Bord te kunnen voorzien door de leden, die voor bet ver strekken van werkplaats-vakonderricht in aanmerking kunnen komen en de iee»ho gen contractueel voor een tyd (voorloopig 3 j car) te verplichten tot het geven eu volgen van deugdelijk werkpleata-vak- onderricht, horhalingsonderwijs en vooral teekenonderwijs. Met hetj toezicht over een en ander en het verstrekken van vvetkplaats-vakonder- richt zal de Bond den eersten zijner vak mannen belasten. Heeds is in dien geest een leerling geplaatst te Bronkhorst. Nu zegt de Bond in 't adres dat met 1 Januari 1909 een 50tal van dergelyke leerlingen in verschillende plaatsen des ianda zullen worden geplaatsthet zullen natuurlyk geneeskundig onderzochten zijn boven de dertien jaar. Iedere leerling zal het eerste jaar 50 cent, het tweede f 1 en het derde f 1,50 weekloon genieten, terwyl ieder patroon voor eiken leerling het le jaar f37,50, het 2e jaar f 25, het 3e jaar f 12,50 zal worden toegekend. Voorts zal iedere leerling aan het einde der twee eerste jaren en na het eindigen van zyn leertijd een proef van vordering afleggen ter beoordeelicg eener commissie, saamgesteld door den Bond, en slaagt hy, dan zal hem een rykspostspaarbankboekje worden uitgereikt met een ingeschreven bedrag van f 25, de patroon die hem op leidde ontvangt ook f 25. Een en ander zal een uitgaaf van f 17500 vordereB, welke som zij in den vorm van rijkssubsidie wenscht te verkrijgen. Den mannen van het smidsvak hebben uit velerlei oorzaak over het algemeen een harden strijd om het bestaan te voeren. Concurrentie van fabrieken, machines, enz. enz. maakt dien strydsteeds zwaarder. En het gebrek aan practisch gevormde mannen neemt toe. Daar 'thier niet alleen een belangrijk vakbelang geldt, maar ook een maatschap- van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 oent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 ''ent. peljjk belang, althans een middenstands belang, verdient dit adres van genoemden smedenbond ernstige overweging. In de behoefte aan practische smids knechts behoort te worden voorzien. De moderne minderheid in de Synode der Ned. Herv. Kerk is met haar voor stellen niet gelukkig geweest. Zij zag ze ongeveer alle verworpen. De Synode verklaarde zich tegen dames predikanten tegen de splitsing derstem- distrietentegen het 3e examen na twee afwijzingen tegen invoering van vrouwen kiesrecht in de kerk. .jjjWel een bewijs, hoe het modernisme aan lager wal geraakt is. Zijn invloed op de massa verloor 't al sinds jaren. Zijn invloed in het „hoogste rechtsprekend college" daalde thans ook op bedenkelijke wijze. Zijn invloed op het Hooger Onderwijs handhaaft 't nog slechts door de „gelukkige omstandigheid" dat vele tntdorne teologen hunne benoe ming danken aan vroegere iiberale regoe- ringen of moderne synodes. Doch ook die «gelukkige omstandigheid' is aan 't wegvallen. Het beeld van de Fata Morganareeds in 18G9 door dr. A. Kuyper, in 't glorie- ■ijdperk der Moderne richting, naar vorer gebracht, blijkt volkomen op haar va. toepassing geweest te zijn. Voor 't optreden der moderne theologen behoeft men niet bang meer te zijn. MeD mag zioh afvragenvan waar dit achteruitgang in beteekeDis In de eerste plaats de reactie van recht zinnige zijde, die juist door de steeds driester ontkenning van de moderne Theo logie in het leven werd geroepen. Zoolarp de rechtzinnigheid schijndood of slspendt was, had 't Modernisme vrij speldoch niet zoodra ontwaakte zij op godsdienstig zoowel als op sooical gebied, of, dank zij hare aotie, verloor 't Modernisme ailergs terrein. Ia de tweede plaats daalde de invloed der moderne theologie door den afval van de groote massa harer vroegere volgelingen. Ging vroeger al wat liberaal leek met haar mee, al spoedig bleek dit alleen goed te gaaD, zoolang zij afbrak, dooh niet zoo dra werden de liberalen geroepen mee te organiseeren, of zij keerden der moderne theologie den rug toe, en verpandden hun liefde aan Marx en Maeteriink en Tolstoi en Nietzsohe, of verliepen in Theosofie en Spiritisme, in Buddhisme en Mohameda- aisme zelfs. En in de derde plaat3 daalde het orediet der moderne Theologie en Richting niet het minst ten gevolge van de openbaring harer onvruchtbaarheid oppraotiseh terrein. Om duurzaam invloed te kunnen hebben hadden de moderne toongevers een eigeu kerkelijke organisatie iu 't leven moeten roepen. Dat zij dit niet deden, dooh liever, gelijk de klimop, uit de levenssappen van den boom wilden leven, de krukken van den gebrekkige boven den polsstok van den spring-in-'t veld verkozen,heeft hun allengs alle achting doen verliezen. En du zoeken zij nog wel in de illusies van kerspel vorming en wijkverdeeling, of ook wel in het stelsel van stemdistrioten heiltoeh zal dit gesteld het Kwam er eindelijk van niet tot levensverlen ging strekken. Aan haar invloed van voor de zeventiger jaren komt de Moderne Riohting niet meer toe. De aanblik is wel tragisch, maar dat lot heeft zij verdiend. Nederland en Venezuela. De Daily Telegraph verneemt uit Was hington d.d. 25 dezer, dat Nederlands geschil met Venezuela der Ainerikaansche S hf„ regeering groot belang inboezemt, dooh haar geen zorgen geeft. Dit is de slotsom waartoe men komt, wanneer men de zaak te Washington bespreekt met de ambte naren en anderen, wier namen een waar borg zijn, dat zij met het hoogste gezag spreken. Men geeft er zioh rekenschap van, dat Nederland aan een gewapend optreden denkt, maar Nederland hoeft.door bemidde ling vAn den minister van Buit. Zaken, te Washington de verzekering gegeven dat het niet voornemens is grondgebied te nemen, althans niet blijvend. Daarom is geen aanranding mogelijk van de Monroe- ieer, die nu het voornaamste positieve ken merk vormt vau de Amerikaausohe bui- tenlandsche staatkunde. Niettemin neemt men aan, dat, welke maatregelen zij ook tegen Venezuela mogen nemen om genoeg doening voor haar grieven te verkrijgen, de Nsderlandsehe regeering vooraf de regeering dor Ver. Staten in kennis zal stellen met haar plannen. De overgroote meerderheid der Ameri- karen walgen van Castro, wegens de manier waarop hij Amerikaansohe speeu- iauten uit Venezuela zetre eu ook uithoofde van den minachtenden toon zijner brief wisseling ten opzichte van dit land. Om die reden alleen zouden zij het vooruit- zioht eener afrossing van Castro met blijde gelatenheid beschouwen. Ouragao. In De Welckereen blad dat te Willem stad (hoofdstad van Curasao) verschijnt, komt een relaas voor van de relletjes die daar plaats hadden naar aanleiding van een artikel van een Venezoleanscb jonge ling in een te Puerto Cabells (Venezuela) verschijnend blad gepubliceerd. De Wekker schrijft nu Daar de familie van dien jongeling reeds ee nige jaren op dit eiland gevestigd is en vriend schapsbetrekkingen met Curagaonaren onder hield, waren de vrienden en kennissen van den jongeling hoogst ontevreden over zijn niet le billijken handeling en kwamen eenigen hunner voor het woonhuis zijner familie bijeen, met het doel, om hem genoegdoening voor zijn uitlatin gen te vragen. Dra ontstond er een oploop voor het huis, toen het volk gewaar werd, waar er sprake van was. Met kreten en onder't werpen door enkelen van steenen, waardoor een paar jaloezie-bladen gebroken werden, eischte het satisfactie om de openbaargemaakte beleedi- digingen. De politie trad daarbij met beleid op, doch terwijl zij vóór 'thuis de mer.lgte tot kalmte en ordelijkheid aanmaande, drongen eenigen uit het volk het huis door de achterdeur binnen en verplichtten den jongeling, die zich op 't dak van zijn huis schuil hield, zijn wijkplaats te ver laten en de volgende door hem eigenhandig ge schrevene en ondergeteekende genoegdoening te geven, die, in het Ned. vertaald, aldus luidt »Ik betreur ten zeerste wat er gebeurd is tenge volge van mijn woordeD, die ik te eenenmale in trek, volledige genoegdoening verschaffende". Uit eigen beweging verscheen het jongmensch daarna op het balkon, om vergiffenis voor zijn onbezonnen daad te vragen. Men liet hem niet uitspreken en gaf hem te kennen, dat men hem vergaf. Hij werd verder niet gemoeid en, naar men zegt, heeft hij bekend, dat het artikel, het welk hem en niet minder zijn familie, zulke om- aangenaamheden berokkend heelt, van de hand was van den heer Roberto López, consul van Venezuela op dit eiland, en hij 't slechts onder teekend en ingezonden heeft. Onjuist is het, dat men hem verplicht heeft, »abajo Castrote roepen en het Ned. volkslied op de piano der fa milie gespeeld en daarbij gezongen werd. Nadat voormelde voldoening verkregen was, ging de menigte uiteen en begaf zich 'n gedeelte daarvan naar het woonhuis van den heer Rober to López. Toen genoemde consul zooveel men- schen voor de deur van het erf zijns huizes zag, vuurde hij twee revolverschoten in de lucht af. Hier was een sterke politiemacht aanwezig. Op uitnoodiging van "t hoofd der politie en op aan dringen van eenige burgers gingen de manifes tanten uiteen en liet men den consul met vrede. Interview te 's-Gravenhage. De »N. Ct." heeft den heer de Reus na zijne aankomst in Den Haag bezocht en geeft van 't onderhoud dat de heer de Reus haar toestond, een verslag, waaraan het volgende ontleend is Belangrijk was echter hetgeen de heer De Reus ons mededeelde omtrent de publi-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1908 | | pagina 1