NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Mo. 261. 1908.
Donderdag 6 Augustus.
22e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
„Staatkundige Gidaekteu".
Binnenland*
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JON GE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
UIT DE PROVINCIE.
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,02'.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 -"ent.
II.
Prof. Fabius toont uit geschriften van
dr. Kuyper aan dat deze ten allen tijde
is geweest tegenstander van Staats-socia-
lisme. Zoowei den sociaal democraat die
den Staat in de Maatschappij laat opgaan
u»s Jen Staats-socialist typo Bismarck
die de Maatschappij doet opgaan in den
8taat, weerstaat hij.
En wat geldelijke staatshulp aangaat,
hieromtrent haalt de schrijver dr. Kuypers
gevoelen aan „dat die hujpe in 'Israels
wetgeving niet is uitgesloten'* maar dat
„blijvend heil schuilt alleen in eigen krach
tig eigen initiatief". Ook voor onzen arbei
dersstand.
Eu elders schrijft dr. K. „Ook de antirev.
partij heeft toe te zien dat zij zioh niet
door het Slaats-sooialisme laat meesleepen
ook al staan wij lijnrecht tegen hot indi
vidualisme van de liberale partij over".
De professor neemt dan het Duitsehe
stelsel van verzekering onder handen, dat
hij, ais zijnde in strijd ook met dr. Kuypers
leer, verfoeit, en waarvan hij al de nadoe
len aantoont. Maar het mechanisoh-regle-
mentaire karakter dier verzekering ziet
de sehrijver ook in't ontwerp-Kuyper van
1904, „tot het opleggen eener wettelijke
verplichting tot verzekering tegen gelde
lijke gevolgen van ziekte, kraam en over
lijden''.
Men leest toch aldaar zegt prof. F.
„In beginsel zou zeker de verplichting
tot verzekering zioh moeten uitstrekken
over aile personen beneden zekeren finan-
eieelea standaard". Daarna wordt dan be
toogd waarom evenwel de regeering zich
tot vaste werklieden heeft beperkt. En de
schrijver tracht dan aan te toonendatdr.
K. in zijn toelichting op zijn ontwerp is
afgezakt tot daar waartegen hij reeds is.
1874 heeft gewaarschuwd.
De beschouwingen van Prof. Treub op
dit punt worden door den schryver scherp
gecritiseerd. En hy eindigt met vast te
stellen dat in dr. Kuypers rede in 1891 dit
Staatssocialisme als afgodendienst ernstig
bestreden werd; terwijl in diens toelichting
op 't program van beginselen niets voor
komt wat «enigermate heen wijst op een
regeling als by onze oostelijke naburen
thans bestaat.
In de volgende paragraaf „Verandering
van koers", gaat de schrijver de redenen na
welke hem, die tegenstanders van 't socia
lisme en den verzekeringsdwang wares, er
toe hebben geleid ten slotte daarmee toch
mee te gaan.
Bismarck werd er toe gebracht door het
toenemen van de socialistische propaganda,
die hfi niet had kunnen onderdrukken, en
nu trachtte hy het tegen te houden, door 't
halverwege tegemoet te komen. Meer een
politiek dan een sociaal doelDen revolu
tionairen socialisten hun klandisie te ont
nemen.
Wy zouden te uitvoerig worden indien
wij overnamen hetgeen de schryver mee
deelt omtrent de uitspraken van verschil
lende commissiën in Engeland. Peze acht
ten verplichte verzekering in strijd roet het
Engelsch volkskarakter. Doch een deel der
liberalen, en later ook Chamberlain, die 't
van v. Bismarck had afgezien, gingen op de
lyn van 't Staatssocialisme over. Ook Camp
bell Bannermann kwam er toe, en Aequitt
kreeg er zelfs een voorstel met ongeveer
algemeene stemmen door, zoowel in het
Lagerhuis als in het Huis dor Lords.
De schrijver komt dan op de frontveran
dering van dr. Kuyper op dit punten her
innert hoe de Standaard van 12 Juni 1901
dit door hem overgenomen stelseI„onrecht"
heeft genoemd.
Maar 't geschiedde tegen wil en dank,
door de verkeerde regeling van de Kamers
van Arbeid.
De schrijver zegt dat dit niet mag.
Groen van Prinsterer stelde tegen het
„het kan niet anders" zijn „het mag niet
anders".
Waarom, zoo vraagt hij met Hollandia,
dan niet een andere inrichting van die
Kamers van Arbeid voorgedragen
De tweede brief van dr. Kuyper valt
de schrijver aan op 't punt van taktiek.
Dr. K. wraakte prof. F.'s verzet tegen
een wetsontwerp, gebaseerd op een pro
gram reeds in 1897 door de antir. partij
vastgesteld, en waartegen prof. F. zelf
niet is opgekomen ter plaatse waar 't be
hoorde in de deputatenvergadericg of in
de vergadering van 't Centraal Comité
waarvan hij lid is, en waar hij ook tegen
woordig was.
Zoo ook zijn verzet, tegen 't Huismans
kiesrecht, waarvoor de partij zioh reeds
in 1888 en '91 verklaard had, en dat hij
nu pas ernstig ging bestrijden.
Waaraan dr. Kuyper nog een tweede
opmerking toevoegt: Namelijk „dat het
op politiek terrein steeds als eisoh geld
dat men, in zijn critiek afbrekende, wat
zijn partij in haar program vaststelde,
tevens gehouden was, een betere en tegelijk
aannemelijke, oplossing van het aanhan
gige vraagstuk daarvoor in de plaats te
8teiien". Én hoe „zioh do praotieehe
werkzaamheid eener georganiseerde partij
(te denken) indien zelfs elk lid van
haar bestuur het recht zal hebben om,
nadat haar beslissingen genomen zijn tegen
die beslissingen els met 't door haar be
leden beginsel onvereenigbaar,optekona8D.
Immers het reoht dat hij voor zichzelf
vraagt, zal hij ook aan zijn medeleden
niet onthouden willen. Deden nu de helft
min één der leden gelijk hij, wat zou er
dan van 't onderling verband, van de orga-
saiie en van de eenheid der partij over
blijven
„Gold het hierbij nu ondergesohikte pun
ten, zoo zou mijn opmerking in de per
zijn gebleven. Maar waar uitgangspunt van
de eritiek is, dat de partij haar beginsel
heeft verloochend, meen ik dat e? toch
wel iets te zeggen is voor mijo bewering
dat die critiek niet eerst nu had moeter
zijn uitgebracht, maar in het Centraal
Comité en in de Deputatenvergadering,
toen de desbetreffende voorstellen daar
aan de orde van behandeling kwamen".
En ten slcite
„Zelfs dat iemand onze Kamerleden op
roept om tegen de wetsontwerpen var.
een bevriend Kabinet te stemmen en dit
daardoor te doen vailen, kan plichtmatig
zijn. Ons beginsel is ook ons meer waard
dan een Kabinet. Alleen mag dan deze
eisoh gesteld dat wie zelf lid van het partij
bestuur is, hiertoe niet overga, dan na
voorafgaande waarschuwing
Breedvoerig g8at prof. F. op dit schrij
ven in.
Bet gaat niet, zegt hij, om telkens ais
men 't niet met ar. K. eens is, in een
brochure daartegen op te komen, vooral
als men geen blad heeft, waarin men zijn
tegenstellingen kan poneeren. Ook zijn er
tal van zaken waarmee men 't niet eens
is, dooh die men niet bestrijdt wijl men
vermoedt dat zij van zelf wel op den aoh-
tergrond zullen geraken.
De qaestie 1894 wet Tak, enz. rele-
veerende, zegt de schryver: „natuurlijk
heb ik om die gebeurtenissen de party niet
verlaten. Uit oorzaak van persoonlijke
grieven is zulk een stap zelden te recht
vaardigen. En sen verkeerde gedragslijn
op zeker oogenblik rukt daarom niet voor
goed een party van haar grondslag af".
Hy keurt 't voorts af dat de tegenstander
in eigen kring in den conservatieven hoek
gezet wordt. Dit geschiedt nog wel, zegt
de schrijver.
Wat 't Gezinshoofdenkiesrecht aangaat,
zegt schrijver, heb ik wel degelijk mijn be
zwaren in het Centraal Comité ter sprake
gebracht, en myn standpunt uiteen gezet,
fly Jicht dit in den breede toe. Ten slotte
voor de keuze geplaatstalgemeen kies
recht of algemeen gezinshoofdenkiesrecht,
zou hy niet aan het eerste boven het laatste
de voorkeur geven.
En wat de „Duitsehe verzekeringsdwang"
aangaat, zooals hy bet noemt, aan die para
graaf in het Program van 1897 heeft hy
niet meegewerkt. Hy was er niet tegen
woordig.
Bovendien is dr K. zelf daarna van koers
veranderd. En deswege hadden zy die de
bedoelde paragraaf hielpen vaststellen,
hem tot de orde behooren t9 roepen.
De beschuldiging dat prof. F. zich tegen
verklaard heeft, zonder positief iets anders
in de plaats te stellen, acht hij onbillijk-
Die eisch is niet vol te houden. Dan zou
wie dit niet kon, de vrijmoedigheid missen
om tegen te getuigen. „Gelijk men heden
ten dege zelfs ontwaren kan dat, alleen wij)
sommigen eenig vraagstuk aan de orde ge-
lisven te stellen, anderen den moed missen
kortweg te verklaren dat zy de noodzake
lijkheid daarvan niet inzien. Zoo knnnen
betrekkelijk gemakkelijk zaken in behan
deling komen en haar beslag krijgen naar
den wenech eener vrij kleine groep".
Groen van Prinsterer herinnerde aan het
woord: „ook de slijpsteen is nut!ig,al snijdt
die zelf niet".
De schrijver beantwoordt ook nog eenigs-
zits uitvoerig de vraag waarom geen pro
test van De Rotter dammer 9 En komt dan op
't puntde partij-organisatie.
Voor iedere party, zegt hy, is een goede
organisatie van grootbelang. Maar een or
ganisatie, schoon op ziehzelve goed, wordt
tot wezenlijk gevaar voor een partij, als
daarop eenzijdig gewicht wordt gelegd; het
belang, de kracht, de macht der organisatie
schier alles wordt, en voor de zuiverheid
der beginselen de liefde afueemt. Dat zich
nimmer verschijnselen openbaren, welke
ook voor de antirevolutionaire party uit dat
oogpunt eenigszine bedenkelijk zijn, zou ik
niet durven zeggen. Het moet de aandacht
trekken dat sommigen telkens spreken van
de georganiseerde antirevolutionaire party,
op 't nieuwe toevoegsel zoozeer den nadruk
schynen te leggen dat het schier is alsof in
dat woord, nog meer dan in het volgende,
de verklaring hunner geestdrift moetge-
zoaht worden.
Sehr. wijst in dit verband op de motie
der Utrechtsche Kiesvereeniging waarin
van de oandidaten voor de Kamer instem
ming wordt gevraagd met onze programs
goed maar ook met de partijleiding
van dr. Kuyper. Op deze wijze, meent hij,
wordt ernstig overleg omtrent den te vol
gen weg schier onmogelijk gemaakt.
Uit zijn betoog nemen wij alsnog het
volgende over omdat wij 't vooral met dat
gedeelte er van niet eens zijn.
»Versohillende factoren werken wellicht
mede tot dit overspannen van de organi
satie, het in zekere mate stellen van de
organisatie in de plaats van en boven de
beginselen, het te sterk dringen naar een
partijgevoelen, om dat daarna met dwang
op te leggen. Niet de minst gewichtige
factor ia daaronder de door sommigen ge
voelde behoefte om over vele ingewik
kelde vraagstukken in pers of rede een
meening te kunnen uitten. Voor eigen
onderzoek ontbreekt hun gelegenheid, be
kwaamheid, materiaal. Daarom is het ge
makkelijker, als hun zekere oplossing kant
en klaar geboden wordt, die met zooveel
officieel gezag bekleed is dat zij daarvoor
kunnen strijden, eD verzet daartegen in
naam der organisatie afslaan. Groen van
Prinsterer drong telkens op bestudeering
der vraagstukken aan. Alleen aan het ver
zuim daarvan meet hij den tegenstand,
waarop hij zoo menigwerf stiet. Hij was
ten volle overtuigd dat ernstig onderzoek
de moeilijkheden verdringen zou; dat uit
wezenlijke bestudeering eeDheid. zou voort
komen.
„Maar ik betwyfel of de artikelen die de
Standaard onlangs bevatte onder den titel
Ons instinctieve leven het besef van de nood
zakelijkheid van ernstige bestudeering dei-
vraagstukken, die op staatkundig gebied
aan de orde zyn, zullen versterkt hebben.
Ik acht het gevaar niet denkbeeldig dat
sommigen straks de resultaten van wezen
lijk onderzoek eenvoudig zullenwrakenmet
de moeilyk te ontwrichten exceptie dat niet
genoeg op 't „instinctieve" leven is gelet."
En dan wy'st de schrijver op de veel te
groote uitgebreidheid van de programs vac
actie, over elk punt waarvan hij zelf lang
nog geen gevestigde ineeniag kan doen gel
den en op de talrijkheid der aanwezigen
op de deputatenvergadering, die eigenlijke
discussie onmogelijk maakt. Daarom wor
den ook de voorgestelde punten meestal
zonder wijziging aangenomen, niet omdat
de dsputaten marionetten zyn, maar omdtt
het niet anders kan.
Ten slotte bespreekt de schryver nog
even de positie der kleine pers. Vele klei
nere bladen staan niet sterk. Zij zouden
geen standjes van De Standaard kunnen
doorstaan. „Een welwillende houding van
De Standaard tegenover hen, het met waar
deering zoo nu en dan iets uit hunne
kolommen door de Standaard te zien over
genomen is hun tot steun; dood gezwegen Ie
worden, of zelfs 6en kleine vermaning te
krijgen, kan voor die bladen zeer gevaarljjk
zijn. Maar de sohiij ver acht dat het volk op
die wijze van zijn pers beroofd wordt
De sehrijver driBgt vooris aan op minder
uitgebreide en minder gedetailleerde pro
grams van actie.
Thans drukken wij nog even &f zijn
slotwoord
„De antirevolutionaire partij heeft eeiu
hooge roeping. Eenerzijds is aangrijpend
de verwoesting door de vrijzinnigheid over
ons volk gebreoht. Ook is ia zekeren zin
baar macht nog groot. Toeb taant het lïeh»
dezer s'er. Ja, ontstond bij velen, die een
maal van het wandelen bij dat schijnsel heil
hebben gewacht, aarzeling, onvastheid. Niet
het minst valt in dusgenaamd liberale
kringen heden ten dage op te merken dal
de vrijzinnige politiek de stemming aldaar
niet dekt. Ook mag de belijder van het
antirevolutionair beginsel nooit vergeten
dat hij moet rekenen op daarvan door
Gods genade bij elk menseh overgeblevene
elementen. Juist wijl het antirevolutionaire
beginsel is het christeljke beginsel.
„Maar zal de antirevolutionaire partij
in staat zijn ons volk in den toestand
van verwarring en ontbinding, waarin
het verkeert, te zegenentot steun
punt te zijn tegenover den wassenden
stroom van ongeloof en socialismetetoo-
nen dat slechts in de eeuwige beginselen
door haar bepleit, de vaste grond is,waarop
Staat en maatschappij kannen rusten aan
te trekken wie aanvankelijk aan de strik
ken der vrijzinnige begoocheling ontkwam,
dan beseffa zy steeds meer dat dit onder
den zegen Gods alleen te wachten is in den
weg van ootmoedige en onverzwakte be-
ginseltrouwin het spoor van een naar
menschelyke berekening vaak verspelen
van alle succes; in het doen dienen van hare
organisatie,om,naar luid van onze statuten,
in eenheid van richting de kracht te ver-
hoogen, die voor de anti-revolutionaire be
ginselen onder de kiezers beschikbaar is".
Slot volgt.
Nederland en Venezuela.
De weermacht van de kolonie Curagao.
De krijgsmacht te Willemstad, op Cura
sao, bestaat uit 1 compagnie infanterie, sa
mengesteld uit 1 kapitein, 4 luitenants en
ongeveer 160 onderofficieren en manschap
pen, van wie een 20-tal zijn kleurlingen en
negers.
Tet den militairen geneeskundigen dienst
behooren 2 cffioieren van gezondheid en 1
apotheker.
De schutterij is in 1902 rustende ver
klaard en heeft sinds dien tijd geen dienst
meer gedaan.
Een korps vrijwillige scherpschutters vsd
ODgeveer 50 a 60 leden boudt van tijd tot
tijd schietoefeningen, doch bezit geen mili
taire waarde.
Yoor de bescherming van de haven zijn
de forten Nassau en Riffortzij zijn van
steen gebouwd, verouderd, maar worden
goed onderhouden. Het fort Amsterdam en
het Waterfort zijn als verdedigingswerken
van geen beteekenis daarin bevinden zioh
o.a. het hotel ,van den gouverneur, de wo-
niogen van de officieren, degouvernements-
bureaux, de Protertantsehe kerk, ksz-rnes
en andere militaire gebouwen.
De bewapening van de forten bestaat uit
een 15-tal bronzen of ijzeren vooriaad-
kanonneD, welke, bij totaal gemis van artil
leristen, docr manschappen van de infanterie
raceten worden bediend. Van de uitwer
king van dit gesehut is op groote afstanden
of op gepantserde schepen niet veel te ver
wachten. De stad, de haven en de forten
kunnen van uit zee met het tegenwoordige
marine-geschut zeer gemabkeiijk bescho
ten worden, zonder dat dit vuur door het
geschut van het eiland beantwoord kan
worden. Bij het beschieten van uit zee van
de forten is het tegelijkertijd beschieten van
de stad niet te vermijden.
Op een batterij van bet Waterfort zijn
nog een viertal stalen aehteriaadkanonnen
van klein kaliber, welke uitsluitend worden
gebezigd voor het doen van saluutschoten.
Op de andere tot de kolonie behoorende
eilanden Aruba, Bonaire, St.-Eustatius,
Saba en St.-Martin is geen krijgsmacht
aanwezig. De eerste de beste gewapende
vijandelijke schoener is bij machte om,
wanneer die eilanden niet door onze oor
logst ohepen worden beschermd, ze zonder
slag of stoot in bezit te nemen.
Blijkens ontvangen ambtsberichten is
fir. Ms. Üelderl. 31 Juli j.l. naar La Guayra
vertrokken, met brieven van den Gouver
neur van Gurtqio, bestemd voor den Duit-
sohen gezaut te Caraoa3 belast met de waar
neming der Nederlandsohe belangen.
Het aan wal gaan van een zeeofficier werd
door de haven autoriteiten aldaar niet toe
gestaan. Hr. Ms. Gelderland is daarop on
middellijk vertrokken. (Slct.)
De oorrespondent van de New-York
Herald seinde Maandag uit Willemstad
„De Nederlandsohe kruiser Gelderland,
die Zaterdagaohiend te La Guaira aan
kwam, heelt geen vergunning gekregen, om
met den wal in gemeansohap te komen. De
brieven met inlichtingen van den gouver
neur van Curaoao aan denDuitsohen gezant,
die met de behartiging van de Nederland
sohe belangen is belast, en de brievenzak
ken uit Curacao werden ook geweigerd. De
forten zullen bemand blijven, zoolang de
krniser in de haven is. Men heeft een boot,
met een officier van de Gelderland erin,
verhinderd aan te leggen. Men gelooft, dat
alle gemeenschap met Venezuela verbro
ken is, en dat het eenige middel om haar te
herstellen de komat van een vreemd, bij
voorkeur een Duitsoh oorlogsschip,zal zijn".
In Onze West van 15 Juli lezen wij i
Uit de heden ontvangen Cura^aosche
bladen blijkt, dat de verhouding tuseehen
Amerika en Venezuela ook zeer gespannen
is. Het Amerikaansoh gezantschap is van
Caracas overgebracht naarCurapao. Men
schijnt zioh op Curasao te vleien met de
hoop op een gezamenlijk optreden van Ne
derland met Amerika, Engeland en Frank
rijk tegen Venezuela.
De inspecteur der infanterie ves
tigt de aandacht der miliciens van 1908
op de omstandigheid, dat hoewel voor-
loopig is vastgesteld wie hunner tot de
le of 2e ploeg zullen behooren, dan wel
geheel zullen zyn vrijgesteld van den
dienst bij het blijvend gedeelte, eerst
op 21 September a.s. de definitieve aan
wijzing volgt.
Middelburg. Een bekend straattype
braeht gisterenmiddag op de kermis alhier
een jongen van een jaar of veertien, J. ge-
heeten en wonende in de Volderijlaagte,
een diepe snede over de rechterpols toe.
Aanleiding was dat de daderes door eenige
jongens werd uitgescholden en, daarover
verwoed, haar mes trok. De jongen, die
hevig bloedde, werd in de apotheek op
de Pottenmarkt verbonden en ia later door
een politieagent medegenomen naar het
bur eau.