NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 226. 1908.
Vrijdag 26 Juni.
22e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
3d. So J, DE J0N6E-VERWEST, tê Goes;
fc Po D'HUti, te Mid.ds!bufg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Zij, die zich met 1 Juli a. s. op ons
blad abouneeren, ontvangen het tot
aan dien datum gratis.
iEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,23.
Enkele nummers 0,026.
UITGAVE DER FIRMA
EM VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regeï meer een-..
Familieberichten van 1 —5 regels 50 cent, iedere regeli
meer 10 cent.
■^s^asaeeassssassBtsxsn magBaaEgBaBg^g^^giM
25 Juni 1908.
Een verzoek.
Ia De Zeeuw lazen we, dat het gewenseht
zou zija indien De Standaard den hoofd-
redauicur van De Nederlanderen De
Ncdiiianier den hoofdredacteur van De
Standaard voortaan buiten het debat liet.
Dat kan geen anderen indruk maken dan
dezen, dat De Standaard begonnen zou zijn,
en keer op keer den heer De Savornin
Lohmsn in het debat zou hebben gemengd.
Nu heeft De Standaard zeer wel opge
merkt, hoe sinds December van bet vorige
jaar De Nederlander gedurig dr. Kuyper,
met name, in min gunstigen zin ter sprake
braebt, en rusteloos gevuurd heeft op de
Antirevolutionaire partij.
Zou nu De Zeeuw ons de cummers van
ons blad willen noemeu, waarin wij onzer
zijds den heer De Savornin Lohmaa mat
name bespraken
We meenen dat we dit steeds gemeden
hadden.
Ea wat De Nederlander betreft, hebben
we niet dan een zeer enkele maal haar met
name besproken.
Bijna altoos zwegen we op haar aan
vallen en zoo we ons genoodzaakt zagen,
zakelijk tegen haar beweringen op (ekomen
deden we dit bijna altoos zonder zelfs het
blad te noemen.
Juist nu, omdat we het zoo hartelijk met
de stelling van De Zeeuw eens zijn, deed
het ons vreemd oau, nu in een gausoh
ander lioht aan de lezers van De Zeeuw
te worden voorgesteld.
Vandaar ons verzoek om, zoo we ons in
ons eigen doen vergist mochten hebben,
ons dit wel met de stukken te, willen
aantoonen. (De Standaard).
Ons antwoord op 't bovenstaande kan
kort zijn.
De Standaard heeft steeds correal; den
heer Lohinan buiten 't debat gehouden. Wij
dachten bij 't schrijven alleen aan een der
jongste asterisken in De Standaard, waarin
polemiek gevoerd werd met rfdon hoofd
redacteur van De Nederlander". Eet no.
hebben wij op 't oogenblik niet by de hand
Wy haasten ons ter voorkoming van min
juiete gevolgtrekkingen bovenstaand ver
zoek en ons antwoord de eerste plaats in
ons blad te geven.
Een leemte in de wet.
Aan ons bureel vervoegde zieh een vader
met verklaringen van meerdere geneeskun
digen, die allen getuigden dat voor zijn
oudste kiod de koepokinenting levensgevaar
opleverde, en dat hij er in geen geval, zoo
bij 't leven van zijn kind lief had, toe moest
overgaan.
Iatussoben is dat kind tot een leeftijd ge-
bomen, dat het dringend onderwijs behoeft,
of het verwildert, en van privaat-onderwijs
geven is geen sprake om de te koogebosten.
Dit toont, dat er in de wet op de besmet
telijke ziekte een hinderlijke leemte bestaat.
Van het oonsoientie-bezwaar en van de
ongeoorloofde vrijheidsbeperking zwijgen
we nu. Die zijn in dit geval niet aan de
orde.
Het geldt hier een physisoh beletsel. De
constitutie van dat kind is van dien aard,
dat inenting levensgevaar zou opleveren.
Dit zegt niet de vader. Die weet er niets
van, maar het werd verklaard door ge
diplomeerde artsen. Niet door een, maar
door meerderen. Het feit blijkt dus vast
te staan.
Hieruit blijkt, dat in Art. 17 van de Wet
op de besmettelijke ziekten een hinderlijke
leemte aan het lioht komt. Er is op zulk
een geval niet gerekend. Er is niet aan
gedacht. En daardoor vergat de wetgever
op zulk .een geval van physisoh beletsel
een exceptie toe te laten.
Moet nu dit kind aan die leemte in de
wet worden opgeofferd f
Qns dankt, dit kan en mag niet.
Ea geheel afgezien van de prinoipieele
vaooine quaestie, die toeh vroeg of laat
oplossing eiseht, dient voor een geval als i
dit, zoo spoedig mogelijk, een nieuw lid
aan Art. 17 te worden toegevoegd, be
palende, dat van het voorgeBohrevene in
het eerste lid vrijgesteld is hij, ten wiens
opzichte ten minste twee deskundigen ver
klaren, dat de inenting levensgevaar zou
opleveren.
Ons dunkt, op verzet zal zulk een kleine
toevoeging bij Diemand stuiten. In de „eeuw
van het kind" zal zelfs de vurigste voorstan
der van de vaccinatie zulk een onrecht aan
geen kind willen begaan. (Standaard).
Dreigementen.
Of anderen hetzelfde wedervaart, weien
we niet, maar bet Rotterdamsebe Raads
lid dat aati onze redactie verbonden is,
kreeg van het kermislieveud publiek be
zoek, eu ook wat te lezen.
Deze briefkaart:
Mijnheer, wil u zorg dragen, dat u op
Zaterdag 15 Augustus 's avonds tussehen
12 en 1 uur thuis ben, om de serenade te
ontvangen van steenenmeiden en ketel
muziek door de afschaffing der kermis.
Wij hebben er 28 dien dag te bezoeken,
en kunnen niet eer bij u wezen. Wij den
ken Zondagmorgen 16 Augustus voor 10
uur klaar te zijn, duB nog voor kerktijd.
En gisterenavond ontvingen wij een epis
tel waarvan het begin luidt
Farizeër
Ik kan je zeggen dat jij je eigen in
aeht kau nemen, want dat er op jou ge
loerd wordt vuile huichelaar, niet de
kermis, is onzedelijk, maar
Verder heeft het epistel het over onzede
lijkheden, die in het Park zouden gepleegd
worden.
Hij eindigt aldus
VVaoht je, de tijd is niet ver ineer af,
ellendeling.
Een oprecht godsdienstig kermisklant,
geen farizeër.
Aan deze dingen ziet men, dat het be
sluit tot afschaffing goed geweest is, maar
dat de kermisgasten er niet stil onder zijn.
Jammer, dat het praeadvies van Burg.
en Weth. zelf niet pleitte voor afschaffing.
Nu hebben de kermis vereerders, zoowel
door het praeadvies als door de rede van
den voorzitter, te veel voet gekregen.
En zoeken ze thans hun kracht in drei
gementen aan het adres van de voorstem
mers. (Eott.)
Niet alleen de dezer dagen te Dordrecht
gehouden en drukbezochte jaarvergadering
van ehr. onderwijzers, hield zich bezig met
de belangen van het Meer Uitgebreid Lager
onderwijs, maar ook de vereeDiging van
onderwijzers aan die seholen verbonden
adresseerde zioh voor het belang dier scho
len aan den Minister van Binnenlandsohe
iaken. Aanleiding tot zoodanig requestee-
ren werd gevonden in de voorgestelde sub
sidie voor Middelbaar onderwijs.
Aan ruim 200 seholen voor M. U. L. O.
zijn die vervolgklassen verbonden, waarin
de leervakken de zelfde zijn als bij hel Mid
delbaar onderwijs, op dienj grond pleit d6
Vereeniging voor hooger subsidie.
Men zegt en terecht dat de benoe
ming van den antirevolutionairen heer inr.
O. de Vries tot wethouder van onderwijs
een toeken des tyds is. Zoodanige benoe
ming spreekt boekdoelen. Meer dan breede
artikelen of ellenlange betoogen teokent
daze benoeming den toestand van het open
baar onderwijs.
Maar is de oproeping van sollicitanten
voor onderwijzer te Ammerstol, waar bijge
voegd was dat de gemeente overwegend
vrijzinnig is, niet even teekenend
Het oproepende gemeentebestuur heeft
door deze bijvoeging ongetwijfeld willen
zeggen hij die hier als onderwijzer sollici
teert en benoemd wordt heeft niet te vree
zen op wachtgeld gesteld te zullen worden.
Ik heb mij, door verplaatsing, tegen
wachtgeld willen beschermen, zei onlangs
een plattelandsonderwijzer, want ik j
hoorde dat in mijn residentie een christe- j
lijke school komen zou.
Op de Zandingstentoonstel ling te Londen,
waarvan we onlangs spraken en die op het
terrein der Zending zooveel belangrijks te
aanschouwen geeft vindt de kennis van
land- en volkenkunde ook een rijke bron.
Een laDge reeks tooneelen vulteen groote
zaal. Opdoek vindt men daar geschilderd
markten of stadsdeeleu of straten van
steden of dorpen, waar de Europeesohe
Zendeling arbeidt. Afbeeldingen van de
bewoners vindt men allerwegen. Zoo krijgt
men, die zaal rondgaande, een denkbeeld
van een Chineesohen tempel, van een
Chineesche rechtzaal, van een Afrikaansch
of Indisch dorpsleven, van de marktdrukte
op een plaats in Ceylon of andere Ooster-
sche landen.
E ?n andere zaal, de zaal der godsdien
sten, laat den bezoekers tempels en af
goden uit versohillende deelen der wereld
zien, en weer een andere zaal toont den
bezoeker wat er op medisoh gebied door de
Zending verricht wordt voor de bevolking
der tropen.
Zoodanig aanschouwelijk onderwijs zal
niet alleen een aardrijkskundige les bij
uitnemendheid zijn, maar ook wel niet
nalaten om de Zending meer bekend te
maken, en haar meer vrienden te bezorgen.
Program van de Christelijk-
hlstorische Unie.
Een oom missie uit de Friesoh- en do
öollandsch- Christelijk- historische partij
heeft thans een concept-program van begin
selen voor de vereenigde partij (Christelijk-
histcrische Unie) opgesteld, dat wij in de
Banier aantreffen.
Wij laten het hier volgen
Algemeene beginselen.
Art. 1.
De regel waarnaar het gezag in den
Staat moet worden uitgeoefend, is de in de
H. Schrift geopenbaarde ordening Gods,
onverschillig welke de personen zijn, die
tijdelijk reet eenige staatsbediening zijn
belast.
Deze ordening behoort op staatkundig
gebied in alles richtsnoer en toetssteen te
zijn.
Ter beoordeeling op staatkundig gebied
van de vraag, wat die ordening Gods is,
worde geiet, niet alleen op de stellige uit
spraken der H. Schrift, maar ook op het
oordeel der Christelijke Kerk en op de lei
ding God, waargenomen in de geschiedenis
der volken.
Art. 2.
De overheid is, als zoodanig, Gods die
nares en in beginsel alleen verantwoorde
lijk tegenover Hem, aan wien zij haargezag
ontleent.
Dit belet evenwel niet, dat de personen,
met de uitoefening van de taak der overheid
belast, voor hare handelingen aan andere,
niet van haar afhankelijke personen (b.v.
Staten-Generaal) verantwoordelijk kunnen
worden gesteld.
Art. 3.
De overheid is geroepen de Christelijk-
Hiatorisehe grondslagen van het volksleven
te bevestigen en de Christelijke beginselen
in het staatsleven te eerbiedigen.
Art. 4.
In overeenstemming met de historische
ontwikkeling van het Christendom op Ne-
derlandsoben Bodem moet Nederland be-
stuuid worden als eeD Christelijke Staat in
Protestantsohen zin.
Art. 5.
Het constitutioneel Koningschap, opge
dragen aan het Huis Oranje, is de vrucht
van de leidingen Gods met ons volk en de
natuurlijke ontwikkeling van 's Lands His
torie en daarom terecht in onze Grondwet
Art. 6.
Het is de plieht der volksvertegenwoor
diging het door da overheid aldus in te
nemen standpunt tegenover elk revolutio
nair gezind bewind te handhaven en haar
bij de handhaving van dit beginsel te
steunen.
Doel der partij en de bij de bereiking daar
van ie volgen gedragslijn'
Art. 7.
Het doel van de Cristelijk-Historisohe
Unie is, de door haar beleden beginselen tot
erkenning niet om de regeermacht in
banden van met zekere Christelijke begin
selen instemmende personen te brengen.
Het is dus niet zoozeer te doen om majo
riteit (de meerderheid der kiesgerechtigden)
als wei om autoriteit (gezag van hst woord
Gods)niet om bet suooes vau da partij,
maar om de maeht van het beginsel.
Hierop dieut, zoowel bij de organisatie
van de partij, als bij de samenwerking met
andere partijen in de eerste plaats te wor
den gelet.
Art. 8.
Vermits geheel het volk zich aan de orde
ningen Gods heeft te onderwerpen, verzet
de Ckristelijk-Bistorisehe Unie zioh tegen
een groepeering des volks in twee deelen
Daar Godsdienstige ondersoheiding.
Daaruit volgt eveowel Diet, dat geen re
kening moei worden gehouden met het feit,
dat hier ta lande ten gevolge van de inwer
king der beginselen door de Fransohe revo
lutie gehuldigd eu dedaaruit voortvloeiende
loochening van het Goddelijk gezag op
staaibundig gebied, het uiteengaan der po
litieke partijen ten aanzien van de al of niet-
erkeuning vau dat gezag heeft plaats gehad
en in de hand is gewerkt.
Afgeleide beginselen.
Art. 9.
De overheid handhave het Chrisielijk-
Historiseh karakter van ons volk, door be
vordering van de Zondagsrust endeinsianö-
houding van de algemeen erkende Christe
lijke feestdagen.
Art. 10.
Zij is verplioht ta waken voor de Open
bare zedelijkheid, door van het terrein des
openbaren levens to weren al, wat te dien
aanzien in strijd is met de duidelijke orde
ning Gods.
Art. 11.
Op haar r«Bt de zorg voor de openbare
gezondheid, maar deze verplichting brengt
niet mede het recht om iemand te dwingen
zioh oi zijne kinderen te onderwerpen aan
kunstbewerkingen, waartegen hij bezwaar
heeft.
Art. 12.
De overheid behandelde de Kerk in haar
versohiiiende vormen ais van eigen rechte
niet als een vereeniging, maar als een open
baring in het volksleven sui juris (met eigen
reohtskarakter). Zij beseherme haar in de
uitoefening van den eeredienst, behoudens
hare onderworpenheid aan de strafweten
eerbiedige de historisch verkregen rechten.
Zij be8khcrme ieders recht om zieh van de
Kerk los te maken.
Art. 13.
De overheid late alle kerkelijke en parti
culiere instellingen tot verzorging der
armen vrij haren arbeid geheel naar welge
vallen te regelenzij beschouwe de verzor
ging der armen in de eerste plaats als de
taak der Kerk zij trede waar uoodig aan
vullend op en bevordere de samenwerking
tussohon de versohiiiende instellingen, die
in dezelfde gemeente werkzaam zijn.
Art. 14.
De overheid behoort hier te lande in ver
band met de Nederlandsche Staats- es
Maatschappelijke ontwikkeling en oeoono-
misohe toestanden het hooger onderwijs
krachtig te bevorderen.
Naast volledige vrijlating van het Btzon-
der-Hooger-Ouderwijs boude zij de Open
bare Universiteit als instelling ter ontwik
keling van het wetenschappelijk karakter
dor natie in stand, doe zij op wetenschappe
lijk gebied belijdenis van de Christelijke
religie door de instelling eener fuoulteit van
Godgeleerdheid op den grondslag der Open
baring, biude zij de wetenschap niet aan
eenig dogma.
Art. 15.
Voor zoover het lager onderwijs van
overheidswege wordt gegeven, behoort de
eobool te voldoen aan de eisohen eener
Christelijke opvoeding.
Waar de toepassing van dit beginsel in
een land met een historisch verleden als
het onze (en met de daaruit ontstane toe
standen) zwarigheden ontmoet,worden deze
het best uit den weg geruimd door,
A. Het onderwijs in handen der loeale
overheid te laten, waarbij deze rekening
dient te houden met de godsdienstige rioh-
tingen der locale bevolking.
A. Aan de ouders of degenen, die daar
toe door dezen zijn aangewezen, reohtmati-
gen invloed te verzekeren op den gang
van bet onderwijs.
C. Aan de bisondere school dezelfde
fiuaniieele ondersteuning te geven als aan
de openbare.
Het publieke gezag behoort op den gang
en de ontwikkeling van het gansche volks
onderwijs in zijn twee geledingen toezicht
te houden en is verplioht het krachtig
te steunen. Die steun worde evenwei niet
verstrekt aau scholen,waar desbewustzede
lijkheid en "eerbied voor de wet worden
ondermijnd.
Art. 16.
De overheid bevordere door 't verleenen
van bijdragen de oprichting van bijzondere
scholen, niet behooreade tot die, welke in
de beide vorige artikelen zijn genoemd.
Art. 17.
De kweekscholen ter opleiding van on
derwijzers behooren zieh aan te sluiten
bij de beginselen, waarvan eene overeen
komstig de voorgaande artikelen gemaakte
regelÏDg van het volksonderwijs uitgaat.
Art. 18.
_iTen aanzien van de regeling der maat
schappelijke verhoudingen worde door den
wetgever voortdurend rekening gehouden
met den groei van het sociale leven.
Daarbij sta da gelijkgereohtigheid van
allen onverschillig in welken oeeonomi-
sohen toestand dezen zioh bevinden, op den
voorgrond, wat met zioh brengt, dat er
zooveel mogelijk gezorgd worde dat nie
mand ten gevolge van zijne oeeoaomisohe
afhankelijkheid gedwongen worde tot han
delingen, die bij meerdere onafhankelijk
heid als onzedelijk of onbillijk zouden
worden geweigerd.
De overheid iB niet geroepen een ieder
een behoorlijk bestaan te verzekeren, maar
wel 't verkrijgen daarvan zooveel mogelijk
te vergemakkelijken.
Naar herstel der gilden met hun publiek
rechtelijk karakter, moet niet worden ge
streefd, maar wel moeten de samenwerking
en saamhoorigheid, die in de gilden zioh
uitspraken, in de hand gewerkt worden,
opdat de sooi&le vrede, eisoh eener Chris
telijke maatschappij, worde bevorderd.
Art. 19-
De overheid oefent haar gezag uit ten
goede van en daarom onder medewerking
van het volk.
Deze medewerking neme toe naarmate
de taak der overheid zioh uitbreidt.
De direote medewerking wordt het bast
verzekerd door het verieenen van kiesrecht
aan de bij de wet aan te wijzen pereoueu
gestreefd moet worden, dat al'e kringen,
waaruit het volk bestaat, zooveel mogeiyk
tot hun recht koruea en bij voorkeur de
zoodanigen gekozen kunnen worden, die
waarborgen bieden voor een deugdelijke
vervulling van de publieke taak, waartoe
zij geroepen worden.
Art. 20.
In de Koloniën behoort een onbaatzuch
tige Staatkunde te worden gevolgd met
nauwgezette inachtneming van het zedelijk