NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 191. 1908.
Donderdag 14 Mei.
22e Jaargang,
HISTORISCH
CHRISTELIJK-
Mr. P. J. v. BORTEL.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
GE-VÈRWEST t% Goes
FEUILLETON.
De macht van het Christelijk lied.
f. P., D'HUïi, te Middelburg,
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Kindergodsdienst.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per' drie maanden franco p. p1,25.
Enkele nummers0,Q26.
Wed: S jj
UITGAVE DER FIRMA
W.
S1 "CL I &m
Voor de stemming van een lid der Pro
vinciale Staten steunt De Zeeuw dringend
de oandidatuur van
13 Mei 1908.
In een eenster in ons vorig no. stond dat
d» Keii' r van Oostenrijk 2 Dee. a.e. zijn
öU-jarig jubilee als regeerend Vorst hoopt
te vieren.
De aandachtige lezer heeft zeker wel
begrepen dat bedoeld was dat 2 December
ran het vorige jaar deze herdenking Teeds
heeft plaats gehad.
In het laatste Dommer van De Heraut la
zen we een levensles die verdient in zoo
groot mogelijken kring gelezen te worden,
en die we daarom een plaats inruimen.
Er wordt gesproken over de macht van
het kleine en betoogd dat heel Gods schep
ping één indrukwekkende uitstraling is van
de macht van het kleine.
Ons boeit alzoo de schrijver de
steile rots, het hooggebergte, het flonkeren
aan het Armament en het dreunen van den
geweldigen donder. Ons in onze kleinheid
verbijstert het groote, het majestuouse, het
ontzaglijke. En ook onder menschep, zien
we op tot wat uitsteekt, tot wat wandelt in
het verhevene, tot wat talent sprankelen en
genie schitteren doet. Ook wel tot wie im
poneert door rijkdom en weelde en statie,
of door als held, als een Nimrod teworstelen
op het oorlogsveld. En het kleine, het ge
wone, het nietige wordt dan onder men-
sohen zoo vaak voorbijgezien en veracht,
zóo veracht dat alle keur van onderscheid
by dit kleine versmelt.
Tot zelfs in wat ons wedervaart, rekenen
we dubbel met hetgeen ons iu groote afme
tingen overkomt, 't zij in het droeve, 't zjj in
bet blijde. Het buitengewone treft en boeit
ons. Maar bet gewone alJedaagsohe leven
gaat in zijn kleinheid voor ons onder. Bij
het bloempje der heide loopt de groote me
nigte voorbij, maar voor eenkunstvuurwerk
dat zijn klappers Iaat springen, blijft het in
verrukking staan. Wie vijf talenten ont
ving woekert er mee, die met een talent
werd uitgezonden begraaft het.
Altoos zoeken wij het groote, het mach
tige, het indrukwekkende, bet buitenge
wone, maar voor het kleine hebben wij geen
oog.
En zie hoe geheel anders dit bij God den
Heere is, die juist in het kleine en in het
Vele jaren geleden trok een jong echt
paar uit Duiteehland naar Amerika. Diep
in het binnenland van dit groote wereld
deel bochten zij een stuk land, hetwelk
geheel woest en nog met geen ploeg of
spade bearbeid was. Maar door hun vol
hardende vlijt werd die wildernis spoedig
herschapen in een flinke boerderij met
bouw- en weiland, benevens tuin en boom
gaard om de nette woning.
Dikwijls gebeurde het, dat de man naar
de n&astbiigelegene stad moest trekken,om
levensmiddelen en andere benoodigdheden
te koopen, waardoor hij soms dagenlang
wegbleef, terwyl zyn jonge vrouw alleen
in huis moest blijven. Doch, ofschoon er
mijlen in den omtrek geen menschelyke
woonplaats te vinden was, en de Indianen
de streek onveilig maakten, was de moe
dige vrouw zelden bevreesd,want zij mocht
haar geheele vertrouwen stellen op den
trouwen Bewaarder, die niet sluimert,
noch slaapt.
Aan den muur van de woonkamer hing
in een lijstje een tekst, die zoo goed in de
eenzaamheid pasteAl ging ik ook in een
dal der schaduwen des doods, ik zou geen
kwaad vreezen, want Gij zjjt met mij Dw
stok en Uw staf, die vertroosten my".
Eens was haar man weer voor twee dagen
kleinste zijn majesteit ten toon spreidt, en
den geweldigen oceaan bedwingt door kor-
relkens zand.
Voor onzen God is hst groote in het stofje
aan de weegschaal en in den druppel aan
den emmer. Uit druppelen is de zee saam-
vergaderd, en door zandkorrelkens is haar
een paal gesteld. Eu daarom roept de Pro
feet alle volk des Heeren van alle oeuwen
toeveracht de dag der kleine dingen niet.
Ouder onze lezers zijn er waarschijnlijk
wel die belangstellen in het cijfer der
volkstelling voor zoover onze provincie
betreft.
De Staatscourant stelt ons in staat het
juiste cijfer op te geven gelijk het bij den
aanvang des jaars stond.
Het is aldus
Zeeland telt 229 575 inwoners, gesplitst
in 113.807 mannelijke en 115.768 vrouwe
lijke personen.
Vlissingen is de volkrijkste gemeente
met 20.741 inwoners, daarop volgt Middel
burg met 19.444 inwoners. Dan volgt Ter
Neuzen met 9412 en daarna Goes met 7398
inwoners, Zierikzee telde 6912.
Overal is het aantal vrouwelijke inwo
ners iets hooger dan dat der mannelijke.
Het verschil is in Vlissingen 427, in
Middelburg 1244, in Ter Neuzen 184, in
Goes 433 en in Zierikzee 16.
In de Katholieke pers loopt een legende
dat de strijd van liberale en vooral van
socialistische zijde in 1905 bij deu stembus
strijd gevoerd, niet is geweest een strijd
ntegen Kuyper
Daar staan wij van te kijken.
Wij hebben voorshands geen lust onze
lezers te vermoeien met aanhalingen uit
oud-liberale, unie-liberale, vrijzinnig-demo
cratische en scoiaal-demoeratische bladen
en tijdschriften, om te bewijzen dat 't wel
degelijk een strijd is geweest onder de
leus „tegen Kuyper".
Het verbaast ons dat men aan dien
kant zoo vergeetachtig is.
Men noemt ons beweren nsiefmaar
wat is de ontkenning aan die zijde anders?
De vrijziEnig-demoeratisohe pers, ook in
onze omgeving, heeft deze bewering der
Roomsche pers likkebaardend aangehoord,
en er reeds triomfantelijk gebruik van
gemaakt.
Maar wij zullen 't haar te gelegener tijd
wel anders aan het verstand brengen.
Neen, er was aan die zijde één gebrul
„tegen Kuyper"en daar zijn vele een
voudige lieden er door ingevlogen.
op reis gegaan. Toen hij aan den avond van
den tweeden dag nog niet terugkeerde,
werd de vrouw, niettegenstaande haar ge
loof, toch bezorgd over haar man. Maar zij
had een goed middel tegen zulke gedach
ten. Zij haalde haar spinnewiel,uit Duiteeh
land meegebracht, te voorschijn, benevens
haar psalmboek, waaruit ze vroeger in de
kerk altijd had gezongen. Weldra snorde 't
wiel en klonk uit haren mond 't psalmlied
God is een toevlucht voor de. zijnen,
Hun sterkt' als zij door droefheid kwijnen
Zjj werden steeds Zijn hulp gewaar
In zieisbenauwdheid en gevaar.
Het raam stond open, toen de vrouw het
lied zong, en de heldere sterren keken, als
Gods oogen, naar binnen. Maar behalve
de sterren, keken nog twee fonkelende
menschenoogen door het raam, en hun
eigenaar had zeer booze bedoelingen.
De vrouw zong rustig verder, den eenen
psalm voor, den anderen na, al de lieve-
lingspsalmen uil hare jeugd. Daarbij draaide
zij flink het wiel rond, en zij werd zóó
vroolljk en opgeruimd, dat zij haar een
zaamheid geheel vergat. Tot diep in den
naoht zat zij zoo te spinnen en te zingen.
Eindelijk ging zij naar bed. Terwijl zij het
raam sloot, keek ze nogeens op naar den
sterrenhemel, maar de twee menschen
oogen, die straks door het raam gekeken
hadden, zag ze niet. Eerst den volgenden
morgen kwam haar inan thuis. Een klein
ongeval had hem opgehouden.
Meer dan één zetel is op die wijs ver
loren gegaan.
Zelfs in 1906, toen dr. Kuyper kalmpjes
om de oude Wereldzee verkeerde, was 't
geroep „tegen Kuyper" nog niet verstomd.
En dat zal 't wel nooit.
In 1909 zal diezelfde leus aan die zijde
nogeens weerklinken. Omdat men geen
populaire beginselen toonea kan waaruit
men leeft, en 't derhalve zoeken moet in
iets anders.
Met dien boeman zal men in 1909 weer
menig eenvoudig mensch van den wal in
da sloot trachten te helpen, gelijk dit in
1905 zoo uitstekend is gelukt.
En na dr, Kuypers dood zal men de
leus „tegen Kuyper" nog niet loslaten.
Want dan zal het gaan tegen wat zij noemen
den Kuyper-geest, het Kuyperianisme.
Maar natuurlijk nu, met de uitspraak der
Roomsche pers in de hand, houdt men zioh
van den domme.
V. D. heeft de vrijzinnig-democratische
pers weer eens verrijkt met een huilerig
poliep-artikel met den aanhef Waakt
Het artikel komt hierop neer, dat wij
nu wel een kabinet hebben van gematigde
richting, maar dat dit toch niet minder
gevaarlijk is dan zijn geestverwante voor
ganger en dat de vrijzinnige kiezers der
halve bij iedere tussohentijdsche verkiezing
alvast moeten oppassen dat zij dit kabinet
van de baan krijger,
„Het Kabinet-Heemskerk-Talma zoo
heet het is in zeker opzicht baast nog
gevaarlijker Kabinet dan een Kuyper-
ministerie. "Wanneer het hard tegen hard
gaat, kan men al zijn krachten opbiedeD,
tegen zacht is moeielijk vechten. Kuyper
was steil, scherp, fel. Men kon tegen hem
gelykerwijs strijden. Heemskerk-Talma
zijn leniger, gemoedelijker. Van waar de
stoffe voor een strsffa opp jsitie
„Er dreigt dit groote gevaar dat het kie
zersvolk tegenover dit kabinet wordt ge
matigd onverschillig. En voor het kiezers
volk, althans 't meer-vooruitstrevende deel
er van, zou deze neiging zeer schadelijk
kunnen blyken. Onverschilligheid ook in
haar verzachten vorm van gematigdheid, is
overal doodend, bedervend. En, indien
ergens dan in de sfeer der politiek.Die heeft
tot ievensvoorwaarder: belangstelling,mee
voelen, strydlust. Dat al dreigt meer en
meer te gaan verflauwen en versterven,
men schijnt dat wèl te mogen zoo in Hol
land, dat rustige, emotielooze zijn gangetje
maar stilletjes gaan en toch den boel maar
vlottend houden als deze gemodereerde en
ran 5—5 regels 40 cent, iedere regel meer S eens.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Aan das avond van dien zelfden dag werd
er aan hunne deur geklopt. „Zeker 'n ver
dwaalde reiziger", dachten beiden. De man
deed open, en, tot zijn groote ontsteltenis
trad een Indiaan binnen, geheel in ferijgs-
murisdoB, die echter aanstonds zijn vriend
schappelijke bedoelingen te kennen gaf.
Toen hij in de kamer gekomen was, vroeg
hij aan de vrouw om haar spinnewiel te
nemen en te draaien en daarbij te aingen.
Onze vrienden waren over dit verzoek wel
verbaasd, maar het werd ïr gewilligd, en
met haar lieve stem zong de vrouw hsar
schoone psalmen voor dsn wilden Indiaan.
Met woorden van dank nam de Indiaan,
die met aandacht geluisterd had, afscheid.
Nog dikwijls echter kwam hy terug, en
altyd weer moest de huisvrouw, zingen en
spinnen.
Die drie werden goede vrienden, en ca
eenigen tijd wenschte de Indiaan ook te
weten, waar de woorden dezer liederen wer
den gezongen. Steeds vaker kwam hij te
rug, steeds oplettender hoorde hij toe, als
zij beiden zooveel schoons en goeds van den
Heiland vertelden, tot hij ten laatste» den
wenseh uitsprak „O, ik zou gaarne ge
doopt willen worden, zooals gij zijt." Zijn
wensch werd vervuld. De boer nam hem
mee naar de Daburige plaats, waar een pre
dikant woonde. Deze onderwees en beves
tigde hem in 't Christelijk geloof en spoedig
werd de roode man door den Doop in de
Gemeente opgenomen.
gemoderniseerde christenbewindsmannen
tot nog toe bedrijven.
„Wat kan men ook eigenlijk tegen ze
hebben Is Heemskerk niet glad en Talm»
niet weergaasch slim en Nelissen niet be
kwaam Lastig en bemoeiziek als Kuyper
zyn za ook niet; malle, overdrevenPuri-
teinsche gevoeligheden belasten hun
zenuwgestel niet. Ze zyn als five o'clock
tea's moderne predikanten tegenover de
strakke psalm-zingende dominees van
orthodoxe richting. En bij menigeen zal
een vergelijking van De Meesters negental
met deze mannen lang niet ten nadeele van
de Heemskerksche bezetting uitvallen".
Iu dien toon gaat het voort.
Wel ja, dat Heemskerk en Talma even
fel zullen aangevallen worden in 1909 als
Kuyper, is te beerypen; al vreest V. D. wel
een beetje dat dit voor ons nog wel mee zal
vallen.
Maar daarom zou 't te onverantwoordc-
lijker zijn wanneer de Rschtsche bladen al
vast begonnen met den strijd van 1905 en
zjjn motiveering te miskennen.
Aan onze zijde is 't in 1905 niet geweest
een strijd „voor Kuyper"en zal 't ook in
1909 niet gaan „voor Heemskerk-Talma".
Maar dit wil niet zeggen dat wy zullen toe
laten dat aan onzen kant wordt gedecre
teerd, dat de tegenpartij in 1905 den stryd
niet gevoerd heeft „tegen Kuyper" noch dit
in 1909 weer zal doen.
Da polemiek in de antirevolutionaire
pers is rustig geworden.
Thans heeft ook da. Sikkel zijn meening
gezegd ever oppositie van prof. Fabius en
De Rotterdammer tegen den verzekerings-
dwang.
Ook hij laakt het dat prof. F. wel cretiek
levert, dcch geen uitweg wees.
Dat principiëele kritiek geleverd wordt, mag
niemand wraken; integendeel, wie gevaar ziet,
is verplicht dat gevaar aan te wijzen, opdat hij
zijn consciëntie ontlastte, er kome dan vac, wat
er van kome. Toch vordert daarbij onze ver
antwoordelijkheid voor elkaar en voor land en
volk, dat een uitweg gewezen worde, indien
we zulk een uitweg zien.
Nn denken wij er niet aan, te vorderen, dat
Prof. Fabius den uitweg, dien Ds Sikkel wees,
goedkeuren of aanbevelen zou maar we hoop
ten, dat de hoogleeraar na zijn kritiek toch ook
een uitweg zou wijzen, indien hij zulk een uitweg
wijzen kon" Die hoop werd tot heden toe niet
verwezenlijkt. En dit achten wij de hoofdzaak
der bestaende moeilijkheid, wijl zoo de moge
lijkheid voor eengewenschteoplossingontbreekt.
Onzerzijds veroordeelen wij de verplichte
verzekering der burgers als bur-
En wat had hem daartoe gebracht Zelf
hoeft hij het later verhaald. Terwijl de
boerin op dien avond door middel van het
spinnewiel en het gezang de angstige ge
dachten wilde verdrijveD, was hij met
roofzuchtige bedoelingen naar het huis ge
slopen, en zou zeker de vrouw hebben
omgebracht, ais zij zich tegen zijn plannen
om te stelen had verzet. De wilde natuur-
menschen zyn echter groote vrienden van
zingen, en toen nu die Indiaan door het
veneter van het huis het schoone gezang
hoorde, bleef hij luisterend staan, en werd
ais door een onzichtbare hand weerhouden,
zoodat hij stil wegging, zonder zyu boos
plan te volvoeren. Zoo hebben die liederen
in de hand Gods de vrouw van doodsgevaar
en den Indiaan uit da duisternis van het
heidendom gered,
Bij 't vriendlijk gekiank van de klokken
Zijn de ouders ter kerke getreén
Drie kindren, met gcudblonde lokken,
Die hebben het rijk nu alleen.
Die oolijke, vroaüjke gasten
Ze zijn voor de kerk nog te klein,
Maar vinden toch wel, dat hun 't paste
Zoo vroom als hun ouders te zijn.
Elk heeft nu een psalmboek genomen
En houdt het verkeerd op den schoot,
En plechtig, als waardige vromen,
Zingt elk, al verstaat hij geen noot,
gers door den Staat. We veroordeelen
echter daarmee niet de verplichte ver
zekering door de wet; maar we oor-
deelen, dat de wet moet dwingen tot ver
zekering tusschen part ij en in den
Arbeid. Dit is geheel iets anders dan de door
onsbestreden v erzekering van burgers
door den Staat. De werkman moet door
zijn Bedrijf, door zijn Vak, verzekerd worden
tegen ongevallen, ziekte, invaliditeit en ouder
dom. Die verzekering moet een stuk der
organisatie van den Arbeid zijn,
gelijk ook sinds 1897 de Antirevolutionaire
Party bedoelde. Althans zóó hebben wij het
Antirevolutionair verstaaD, en zoo is onzerzijds
niet slechts negatief maar ook positief geadvi
seerd in boek en blad.
De Standaard drukte er pas op, dat de
verplichte verzekering, al kan ze niet aanstonds
geheel doorwerken, naar de zuivere beginselen
gericht moet worden „naar het betere
toe.
Dit wijst ook op een zoeken naar een uitweg.
Wij blijven gelooven, dat, indien het denk
beeld van verzekering der burgers
door den Staat losgelaten wordt, en v e r-
plichte verzekering in Arbeid en
B e d r ij f door de wet gevorderd wordt, met
hulp en wacht van Staatswege, en in de rich
ting van vrijmaking van den Arbeid,de uitweg
uit de gerezen moeilijkheid heel wel te vinden is.
De Rotterdammer antwoordt onder meer
dat zij 't op zichzelf niet zoo vreeselijk vindt
dat iemand een weg als een doolweg aan
wijst, zonder het juiste pad aan te wijzen.
En zij verwijst naar hetgeen Groen van
PiiDsterer schreef op blz. 435 van zijn On
geloof en Reooht'ie
»Wij zijn, zegt men, in het staatsregt, ijverige
en gestrenge recensenten, wier eigen opstellen
men vruchteloos tegemoet ziet. Welnu, »ook de
slijpsteen is nuttig, al snijdt die zelf niet". Ook
reeds wederlegging der valsche begrippen heeft
zeer groot nut. Het is een niet geringe weldaad,
wanneet men den wandelaar waarschuwt tegen
een dwaalspoor; den arbeider tegen het ver
spillen der krachten aan ijdel werkden honge
rige en dorstige tegen het uitwegen van geld voor
wat geen brood is, tegen het uithouwen van ge
broken bakken, waaruit het water wegvliet. De
waarschuwing zelve is drijfveer tot onderzoek
naar den goeden weg, naar de voedzame spijs,
naar de frissche wateren eener levendige bron".
Het antwoord hierop sohijnt ons reeds in
het boven aangehaalde van ds. Sikkel gege
ven «fat, gelijk De Standaard terecht heeft
herinnerd, de verplichte verzekering moet
gericht worden „naar het betere toe". „Ver
plichte verzekering in Arbeid en Bedrijf
door de wet, met hulp en maeht van Staats
wege".
Dit eenmaal vaststaande, kunnen wij
verder praten.
Ze weten nog niet, wat ze zingen,
Elk zingt in een anderen toon
En toch die gestamelde klanken,
Ze rijzen omhoog tot Gods Troon.
Daar boven zijn de Engten, de reinen,
Ze prijzen al juubiend den Heer;
Maar ook uit den mond van de kleinen
Ontvangt Hij aanbidding en eer.
Zingt, kleutersde vogeltjes buiten
Die üaddren zoo vrij en zoo blij,
En dartlen en duiklen en fluiten
En zingen zoo lustig als gij.
Zingt voort, want gij zingt in 'tgeloove
En dat is uw Heiland genoeg;
Blijft steeds Hem maar prijzen en loven
Dien Heer dient men nimmer te vroeg.
Zingt voort ach, wij wijzen, wij ouden.
Wij lezen de Schrift met verstand,
Maar vaker nog, dat gij 't doet, houden
Wij 'tBoek juist verkeerd in de hand.
Zingt voort wij, we zingen de Psalmen
Op noten, zooals het behoort;
Maar onder de plechtigste galmen
Wordt 't twisten der broedren gehoord.
Zingt voort want geen menschlijke zangen
Zijn schooner in 's Eeuwigen oor,
En niets doet méér lof Hem ontvangen,
Dan 'tvroolijk en kinderlijk koor.
Bovenstaande is uit Geïllustreerd Volks
blad van V. Sijn te Rotterdam Kennen
onze lezers dit mooie weekblad al