NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Maandag 27 April. echt GKRiSTELiJK- HISTORISCH 22e Jaargang, TE KOOP ;oop ER ebts No. 176. 1908. SLAGERIJ KAK, zonder necht 611 raagd VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. Uit vroeger dagen. S. I DE 'JÓNGE-VERWÉST, te Goes f, P. D'HUU. tt Mtódelburo. PRIJS DER ADVERTENTIËN Buitenlandse!) Cmzieht RGl de hofstede >rstad, Goes. s. Overne- nco brieven boekhandel TDAGH te ckerij s en Schuur, uurprijs f2 reerend per- lar voor de RAAG, in boek. bij C. VAN e. KOOP ;MIT, Wis- zen, Wed. E. rekening d. G. VAN rg. e k e r k e gevraagd Souburg. ars 'IER Jz., SE, Kou- werk, bij lannemer, j Goes. JDEN md-Bath. e K a m- beschik- OTJZEN, der. uwland. )rdige apegaai- EBDAM. v. Rolt. 8,45 8,45 8,45 8,45 - Goes. !Jr* IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers0,026. 25 April 1908. Homogeniteit. Dat wil zeggen dat alle ministère in een kabinet op 't punt van regeeringsbeleid hetzelfde bedoelen moeten. Dit geldt ook de beginselen van 't kabinet. Dit was zoo onder het kabinet-Mackay in 1888, en onder het kabinet-Kuyper in 1901—'05. Wat 't laatste betreft was dit zeker wel eon gevolg hiervan dat de kabinetsforma teur te voren goede stekken had gestoken. Er was een program waarmee te voren de ministers zioh hadden vereenigd, en waar mee ook de leiders der drie partijen waarop het kabinet steunen moest, in't algemeen hunne instemming hadden betuigd. Een liberale correspondent van de Zut- fensche Courant schreef dan ook dezer da gen zeer terecht,/In de onzichtbare diepte des gemoeds is geen homogeniteit noodig, niemand zou er iets aau hebben. Maar van wat er aan de opperzlakte verschijnt, moet eenstemmigheid gevorderd worden. Het gezag berust bij de Koningin, de Ministers zijn haar dienaren eenheid van wil moet zich deswege in alle regeeringsdaden open baren. Herhaaldelijk, ja altijd is de mede werking van verschillende departementen noodig tot het nemen van regeerings- maatregelen en de grootst mogelijke samenwerking tussohen de hoofden der ministers onderling wordt hiertoe vereieoht. Het mag niet kunnen voorkomen dat de eene minister den ander tegenwerkt of met zijn ambtgenooten niet medewerkt''. Zoo is het. En de sohrijver heeft hier de geschiede nis zijner eigen partij immers als waar schuwend voorbeeld. De nu overleden oud-minister Geertsema heeft minstens eenmaal in een kabinet ge zeten, waarin de homogeniteit ten aanzien van de praotiaehe vraagstukken, die de liberale partij verdeelden, ontbrak. De riohting-Thorbeoke was een ander dan de richting-Fransen v. d. Putte de riohting-Van der Linden een ander dan de riohting-Cremersde geest-van Kappcyne een ander dan de geest-Van Houten de richting-Gleichman een ander dan de richting-Tak. Homogeniteit ontbrak in 't schoolwet kabinet van '78, toen de minister van tinancien Gleichman tegen de kosten der nieuwe schoolwet bezwaar had en het desbetreffend artikel 45 der wet op bet Lager Onderwijs onder de machtige oppo sitie van Fransen v. d. Putte slechts ter nauwemood aan de verwerping ontkwam. De plotselinge uiteen valling van 't kabi- net-Kappeyne in 1879 was een gevolg van de afwezigheid van homogeniteit inzake de Grondwetsherziening, die doordeminis- ters Kappeyne en Tak den Koning als voor waarde van aanblijven van 't Kabinet ge steld werd, doch waartegen de ministers Gleichman en Van Rees in heftig verzet kwam, de laatste nog wel met de mede- deeling dat bij de samenstelling van het kabinet deze quaestie in verband met de kiesrechtuitbreiding zelfs niet aangeroerd was. En de val van het ministerie-Tak in 1894 had ook weer geen andere oorzaak dan de afwezigheid van homogeniteit »p dit cardi- nale punt, waarin de ministers Van Tien hoven en Tak lijnrecht tegenover elkander stonden, en gene zelfs verdacht werd van zjjdelingsche tegenwerking. Zelfs tijdens 't bewind van den grooten Thorbeoke werd aan 't bestaan van deze zoo gewensohfe homogeniteit tussohen de ver schillende bewindslieden getwijfeld. Men kent Groens ironisohe opmerking, op Thor beoke doelende wij hebben een homo,geen kabinet. Dit wil zeggen een man die de zaken bereddert, geen stel mannen, op wier eenstemmigheid in 'tkabinet met dezen man viel te rekenen. Er is dus wel reden om den eisoh der ho mogeniteit hoog te houden. In den socialistischen wonderkuil. Onder de Zuiderzeevisschers wordt een strijd gevoerd vóór en tegen het gebruik van den wonderkuil. De partij, die tegen den wonderkuil is, houd vol, dat de Zuiderzeevisoh er door wordt uitgeroeid en vraagt wettelijk ver bod. Aangezien deze strijd ter laatster instantie zal beslist worden in de Xam6rs der Staten- Ganeraal, hebben enkele Kamerleden zioh op vissehersvaartuigen ingescheept om in de praktijk de werking van den wonderkuil gade te slaan. O.a. Troelstra, Schaper en Hugenholtz. Dit nu werd dezen soo. Kamerleden op het Congres zeer kwalijk genomen door Mr. Meedels, die smalend uitriep „Midden in den Rotterdamsohen havenstrijd toen a! onze Kamerleden in Den Haag op hun post be hoorden te zijn, gingen eenigen huuner bot jes vangen op de Zuiderzee Eo nu verdient de wijze, waarop Schaper dat botjes-vangen verdedigde, alle aan dacht. Men zou meenen, dat hij aanvoerde, hoe het in deze zaak ging om het voortbestaan der Zuidersaevissoherjjd.w.z. over de so ciale positie der meest arme vissohers. Maar daslrvan maakte Sehaper (volgens het Handelsblad verslag) geen melding. Hij l9gde er alleen nadruk op, dat de aan raking van Sociaal democraten met de Calvi nistische Zuiderzeevisschers een partijbelang is. Van deze openlijke varklaring nemen wij nota. Niet het belang der arme Zuiderzeevis schers bracht Troelstra, Schaper en Hugen holtz op hun vaartuigen. Doch het partybelang Zij vischten met den Socialistischen won derkuil naar Catvinütische vissehers. Die wonderkuil wordt ook wel door de vissohers moordkuil genoemd. Fr.Dagbl UIT m l'fiRS. Regelen van polemiek. De Standaard verdedigt zioh in een drie star tegen 't verwijt dat hij, in de polemiek, de meeningen van zijn tegenstanders niet behoorlijk pleegt weer te geven. Het blad stelt de quaestie in den vorm van een alternatief: „resumtie of overdruk". Het geeft da voorkeur aan resumptie vaa een artikel des tegenstanders,want: lo. doet men in de buitenlandsobe pers niet anders 2o. worden bij oiteeren vaak uit een artikel maar een paar zinsneden uitgeknipt, die de bedoeling niet of sehsef weergeven 3o. wordt bij citeeren ondersteld, dat een be langstellend politiek man (en voor hem al leen is zulk een polemiek) het andere blad niet leestwat niet zoo zijn moet4o. wordt bij oiteeren vaak kleine letter gebruikt, die de lezer licht overs'aat5o. neemt citeeren, vooral voor een klein blad, teveel ruimte weg. Resumptie van des tegenstanders be toog verdient dus in de polemiek de voor keur. Over het geheel zijn wij het met deze op- vattóng eens. Een opmerking slechts zij vergroot de verantwoordelijkheid van hem die de polemiek voert, omdat zij hem den eisoh stelt in zijn eigen woorden de meenicg die hg bestrijdt, duidelijk en n®ar billijkheid weer te geven en zijn Detoog ook zelfs niet in de geringste mate voordeel te doen trek ken uit een miu juiste (laat staan verwron gen) voorstelling van dat zijns opponenten. (Nieuwe Crt.) In de Bode der Heldringgestichten vertelt de. Pierson van zijn jeugd. In 1839 werd hij 5 jaar oud zijnde naar de bewaarschool gezonden, en wel zooals men hem later vertelde omdat hij zoo eenzelvig was. „Nu, thans laten wij 't woord aan dg. P. zelf nu dat wil ik wel gelooven, want ik ben 'tnog; daarom heb ik na 20 jaren in mijD eerste en tweede dienst (Diet betrek- UITGAVE DER FIRMA Er! VAH vaa 5 regels 40 cent, iedere regel meer S cenr. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regeï meer 10 cent 3S553*E&SS2SBKWSHBSSEP2: king, wal men tegenwoordig hoort, dienen doet men niet meer), geweest te zijn, ge durende 31 jaren mijn dienst te Zetten kunnen waaroemeD, zonder mij ooit te vervelen. Het kan dus nog van nut zijn in zijn prille jeugd van eenzelvigheid be schuldigd te worden.' Ooi op de bewaarschool terug te komen. Zij was iets anders dan wat wij er onder verstaan. Ds. P. leerde in zijn lijd al een beetje Fransch op de echool. „De klassen waren verdeeld onder twee dames, waarvan da oudste een Frauschen naam had, al sprak zij liever Hollandech en de jongste een nicht van haar in haar voetstappen trad. Deze jongste dame met een merkwaar dig groote vlek op de linkerwang, die mij levendiger voor den geest staat dan haar geheele optreden, had misschien niet veel slag, om met kinderen om te gaan, zooals men het ihans verlangt, want rij was saai, maar onaangename herinneringen zijn mij van haar nietbijgebleyen. Kinderen houden wel van zeer kalme naturen. Da oudste leerde ons op eigenaardige manier reeds het Fransch, zoowat verstaan door bij ver maningen of persoonlijke opmerkingen altijd hare volzinnen èn in het Fransch èa in het Hotlandsoh uit te spreken, b.v. op deze wijze: «Je dirai .i votre papa ik zal aan uw papa zeggenque tu as élé tiès méohant; dat je heel stout bent ge weest". Soms ook werd «méohant1' ver anderd in «hès sage; heel zoet"; natuurlijk als buitengewone deugd daartoe aanleiding gaf. Zij had een groote vaardigheid in deze dubbele zinnen verkregen. Ia overeenstemming met dit half-fransche karakter der school, was het ook dat de les sen begonnen met het voorlezen van een fransch gebed, dat onmiddellijk werd ge volgd door een vertaling. Etet fransche grtbed ward voorgelezen door een der oudste meisjes, die er niet veel van begreep en bet soms nist heel eerbiedig deed. Hoe wij de letters leerden is nog bekend. De Spa-a boekjes waren toen nog in de mode. Een prentje van de grofste soort stelde een man met een spa voor, die de lettor a (vetgedrukt) tot een blyvenden indruk moest maken. Het tweede een haastig loopend persoon met den hoed in de hand hè, hi zuchtende moest ons de e inprenten. De tijd was nog verre, waarop men tot de ontdekking kwam, dat men een kind in 39 uren kan loeren leze», mits men men er eiken dag een half uur aan gaf en dus drie maanden daaraan besteedde. Aan zingen werd weinig gedaan en kin derliederen waren nog zeldzram. Heye en Gouverneur moesten nog hun liederen in gang doen vinden. Van Alphen had even wel roe 3s vele harten veroverd Psalmen en Gezangen werden echter geleerd en aangeheven. Zelfs was daarin eese betere methode reeds ta bespeuren, ten minste als ik het verhaal mag gelooven van een twintig jaren ouderen neef, die op later leeftijd moeite had zioh loa te maken van deo indruk, dat sommige visschen konden zingen want hij en zijn zijn medescholie ren, ODder de leiding van een oude baker, die hun bewaarschool bestuurde, zongen er dapper op los «Ik zal, daar ik u verwacht, zalmen zingen in den nacht". Daarbij ver geleken, waren wij al een heel eind verder. Zelfs werd in de hoogste klasse ons eiken Vrijdag gelast om voor de kaart te komen, een wereldkaart, teneinde de eerste begrip pen van aardrijkskunde in onze jeugdige hersens te doen geboren worden. Wfj kwamen een voor een uit de klasse en wezen met ean stokje aan Noord- en Zuidpool, Oost- en West, al de vijf wereld- deelen met hun namen, Stee» boks- en Kreeftskeerkringen, Evennachtslijn en nog een paar andere belangrijke punten en konden weer gaan zitten. Het zat er gauw muurvast in, want een kind leert gemak kelijk al wat het niet begrijpt en het maakt zi,jn hersens in 't geheel niet moede. Dat gelooft men tegenwoordig niet. Natuurlijk dat zulk oen aardrijkskundige les hoege naamd geen waarde had, maar als men thans in het andere uiterste vervalt en het werktuigelijk leeren verwaarloosd, heeft men geen recht onze voorouders uit te lachen om hun dwaasheden. Deze dwaas heid is voor het minst genomen even groot. Onder mijn tijdgsnooten aijn er velen nog dankbaar voor het gemak, waarmode zij tal van wetenswaardige dingen in hun jeugd voor geheel bun Iav6n hebben opgenomen en veilig bewaard, terwijl zij ze later begrepen. Aan 3pelen werd weinig of niets gedaan. Er was geen tuin wij werden zoo wat bezig gehouden met niet te inspannende zaken. Het lokaal was niet veel bijzonders, al gingen er enkel kinderen uit gegoeden stand. Ik heb er geen andere herinnering van dan dat hst niet groot was en niet hoog ook dus zou het rojj thans zeker bitter lijken. Het was een achterkamer van een eenvoudig huis,men ging den benedengang in en aan het eind daarvan een trap op. Het had dus veel van ean bergplaats en niet van een bewaarschool, tenzij men den nadruk logt op ie/vaarschool. Het onderwijs in het lezen was stellig ook niet zeer degelijk. Toen ik reeds lezen kon en Zondags al mee ging naar de kerk, zat ik eens te tureo in een ouderwetsohen bijbel, terwijl de voorlezer las. Maar hij was aan een ander hoofdstuk dan waarin ik verzeild was, n.l. Lukas 2. Nog heugt mij, hoe ik tobde over het woord „Kin deken", dat ik steeds las als «Kin déken" terwijl ik maar niet begreep, welke dekens dat waren, die alleen voor de kin dienden en waarom men zulke dekens in doeken gewonden in de kribbe legde. Zonderling dat men als kind over zulke raadselen blijft tobben en nooit opheldering vraagt. Gij zult het na dezen verstaan is tooh ook een gulden les. Ziedaar zoowat van mijn bewsarschool- fijd. Kom ik thans op onze gestichten of zelfs in de eenvoudigstedorpsbewaarsehool, welk een verschil! Vroolijke liederen, goede vertellingen, ontwikkelende bezig heid, spelen in de zaal en iB den luiD, prenten en voorwerpen alles wedijvert om het der jeugd zoo goed mogelijk te maken. Zijn de jongeren er beter aan toe? Op éen punt zeker niet, n 1. zenuwachtigheid. Die geen zenuwlijden kent wordt meer en meer als een vreemde vogel beschouwt Het spreekt van zelf, dat zenuwlijden by alles de hoofdrol speelt. Merkwaardig was het, zooals ik daarvan oDlangs 'n bawiis kreeg. Ik had in een stuk geschreven «In Frank rijk bezit 't conservatisme nog reusachtige kracht" het woord reusachtige stond zoo duidelijk mogelijk in mijn handschrift. De drukker echter, maakte er zenrwachtige kracht van. Typisch inderdaad De reus achtige kracht van voorbeen, maakte plaats voor de zenuwachtige kracht van tegen woordig. Zy'n de volmaakte en steeds vol maaktere leermiddelen daarvan de schuld Wie zal het zeggen. Zeker is het dat op onze gestichten wij vaak jonge zenuwach tige hulpen zien verschijnen en ook ver dwijnen, terwijl de oudere volha- den tot hoogen leeftijd. Dit geeft toch ook te den ken. Zijn de jongere wellicht tevroeg rijp en te vroeg men weet wel wat er volgt. H»t woord zenuwpatiënt was 70 jaren ge leden nog niet uitgevonden dat was voor inter opgewekte tijden bewaard, wier op gewektheid misschien voor een groot deel in prikkelbaarheid ontaardt. Het leven eischt veel van onze volhar ding juist daarom heeft een kalme omge ving in onze jeugd zoo groote waarde. Een kind ook kind te laten zijn, hst zijn eigen weg te doen zoeken en daardoor ook te doen vinden, is een eiseh van goede op voedkunde, die veeKte geriog wordt ge schat. Da stille rustige kracht, die wij behoeven om te blijven arbeiden, wordt althans door vroegrijpheid niet bevorderd. Rusland. Een der Joodsche leden van de Doem», de heer Nisselowitsj, begaan met het lot van een groot gedeelte zijaer geloofsgenoo- ten In het ontzaglijke Russisohe Rijk, heeft het plan opgevat een wetsontwerp in te dienen, waarbij de drukkendste en onge- reohivaardigste bepalingen, waaraan de Joden in het Tsarenrijk zijn onderworpen, zulien worden verzacht of zoo mogelijk opgeheven. Om zijn kansen vao. slagen echter te vermeerderen, heeft hij eerst de leiders der voornaamste partijen gepolst en daarbij vrij merkwaardige ervaringen op gedaan. Het eerst vroeg hij msening van graaf A. Bobrinski, den leider der uiterste rechterzijde, die van moederszijde van Joodsche afkomst is. Deze verklaarde «Ik kan u geen gelijkstelling vanuwgo- loofsgenooten met aodero staatsburgers beloven, wel echter ophs-ffing van vele beperkingen, daar ik weet, hoeveleonreeht- vaardigheden tegen de Joden worden be gaan". Een naamgenoot van den voorgenoemde, graaf Wladirair Bobrinski, de leider der gematigde rechterzijde, verklaarde«Ik, persoonlijk, heb niets tegen uw voornemen; ook geloof ik niet, dat mijn fractie u eenige hinderpalen in dea weg zal leggen". Het antwoord der Oetobriste», die in de •Jodecquaestie een eenigszios dubbelzinnige houding aannemen, was minder tegemoet komend. Toen de heer Nisselowitsj den Ootobristenleider Alexander Goetskof vroeg, of hij op diens medewerking kon rekenen, gewerd hem het antwoord «Wilt u mis schien pogroms uitlokken Toen deze vraag ontkennend beantwoord werd en de heer Nisselowitsj beloofde, dat bij niet zou aandringen op oplossing van de Joden- quaestie in haar geheel, dat hij, ten einde wrijvingen te vermijden, zich ook. niet in bijzonderheden zou verdiepen en Diet (e veel eisohsn van den kostbaren tijd der Doema, maar alleen het voorstel doen de zaak aan het oordeel van een bijzondere commissie te onderwerpen, verklaarde Goetskof zioh bereid hem de gelegenheid te verschaffen om met minister-president Stolypin te spreken. Dit gelukte; en de minister zegde een welwillende houding toe, wanneer een voor stel tot instelling van een bijzondere oom missie vaa onderzoek der jodet quaestie inocht inkom* n. Intussohen is pas weder gebleken, hoe de Joden in Rusland zijn overgeleverd aan de willekeurige opvattingen van den eersten den besten bewindsman. Ia het groote dorp Lissitsjansk (district Bachmut), waar 150 Joodsche families gevestigd zijn, hebben deze plotseling aanzegging gekregen ten spoedigste een andere woonplaats te gaan zoeken, omdat de gouverneur vao meea'ng is, dat zij daar ter plaatse niet mogen woDeu Engeland. Een paar benoemingen en verspringingen in 't ministerie hadden een paar verkiezin gen voor 'tLagerhuisnoodz.-ikelijk gemaakt. Te Dewsbury moest do nieuwe kabinet minister Runayman zich fvau een herkiezing onderwerpen. Deze viel gced uitwant met een meerderhril van 1500 stemmen werd hij herkozen. Toeh had hij nog 1100 stem men minder dan het vorig jaar wel een be wijs dat 't liberale kabinet in populariteit nog steeds achteruitgaat. Dit kwam nogal meer uit te Manchester, waar min. Churchill moest aftreden. Deze wakkerestaatsmac, uitd.;D«conservatieven hoek" naar de libera'e partij oveigeioopen, gevolg van zijn gezindheid voor den vrij handel, heeft deze week eiken dag druk geredevoerd, zelfs home rule brloofd. els een der eerstvolgende zaken voor 't liberale regeeringsprogram toch viel hij Er waren er daa ook sl te veel tegen hem. De vrou waren hem wen en dat zegt wet tegen omdat hij niet voor yrouwen-steoi- reeht is de steenkool-verbruiker.", omdat zij de duurte der kolen in verband brengen met den voorgecome invoering van den aohturigen werkdag voor mijnwerkers; de drackverkoopera en hun aar.ba»» wegens de Drankwet, mede door Cburohill ontworpende Roorosohen, oiedri de

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1908 | | pagina 1