NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND, No. 143. 1908, Woensdag 18 Maart. 22e Jaargang, HISTORISeH CHRISTELIJK- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes SF. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN tïFm peks. Een groot man in felbewogen tijd. Ingezonden Stukken. 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,02®. UITGAVE DER FIRiViA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent Familieberichten van 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent De opgaaf van den spoordienst komt In dit nommer voor op de ge bruikelijke plaats. Zij, die zich met 1 April op ons blad abonneeren, ontvangen het tot dien datum gratis. Winkeliers en Invoerrechten. De heer Obreen (een liberaal) heeft in de Telegraaf een artikel gegeven over boven staand onderwerp. Hij schrijft Verhooging van ons tarief van invoerrechten trekt in de laatste jaten hoe langer hoe meer de aandacht. De meening wint veld en onzes inziens met reden dat de financieele staatkunde van Nederland in de laatste halve eeuw, uitgaande van het beginsel, dat de Invoerrechten zoo laag moeien zijn, liefst geheel moeten worden afgeschaft, op een dwaling berust. Wat de schatkist daaraan te kort schiet, tracht men, maar tevergeefs, aan te vullen door hooge directie belastingen, voornamelijk op woning en grond, en door hooge verbruiks belastingen, voornamelijk op onze twee grootste en oudste takken van nijverheid, suiker en gedistilleerd. Het natuurlijke gevolg van deze zotte belas tingwetgeving is, dat onze eigen takken van bedrijf, overpakt met belastingen, te gronde gaan door de overweldigende concurrentie van de vreemde nijverheidsproducteD, welke zoo goed als onbelast binnenkomen. Alle fabrieken, de eene voor, de andere na, verdwijnen dus. Men ziet ze te niet gaan, of verplaatst worden naar het buitenland. Voor hen, die geld hebben, en rente daarvan genieten willen, bestaat dus hier te lande geen andere uitkomst, dan hun kapitaal te plaatsen in fondsen van landen, waar een hooge rentestandaard heerscht, Ame rika, Rusland, Indië. Vandaar het verschijnsel,, dat onze effectenhandel een ziekelijk grooten omvang heeft gekregen, en dat te Amsterdam een nieuwe beurs moest worden gebouwd, niet door toeneming van den omzet der goederen, maar door uitbreiding van den effectenhandel. Op zich zelf is dit niet erg, want daardoor kunnen een groot aantal menschen hun brood verdienen, zij het, dat kansberekening daarbij een al te groote rol speelt. Maar voor hen, die geen geld hebben, en met hun handen den kost verdienen moeten, voor de groote massa, is de zaak heel anders gesteld, want deze krijgen wel loon, wanneer het fabriekswezen zich ontwikkelen kan, maar FEUILLETON. Herinnering aan JOHN MILTON. Wie zou uwe gangen in uw heiligdom niet aanschouwen,te midden van de gouden kandelaren, zoo langen tijd onder ons ver duisterd door 't geweld van hen, die ze had den aangegrepen en meer getroffen door de waarde van het goud dan door hun schit terend licht, de leeringen van Balam onderwezen om een steen des aanstoots te zijn voor uwe dienaren, hun bevelende afgodenoffer te eten en hen te dwingen tot hoererij. Kom, o Gij, die de zeven sterren in U we rechterhand houdt, laten als van ouds Uwe priesters voor U dienen en de heilige olie in Uwe gewijde en eeuwige lampen uitgieten. Gij hebt den geest dés gebeds in het gansohe land over Uwe dienaren uitge stort, Gij hebt aan hunne wensohen eene stem gegeven, als die van vele wateren, rond Üw troon vereenigd. Zoudt Gij ons ■it Egypte verlost hebben, om ons in deze woestijn te doen omkomen? Wij hebben het verdiend maar Uw goddelijke naam zou door de vreugde Uwer vijanden en den wanhoop Uwer dienaren gesmaad worden. Als Gij den vrede aan Uwe kerk en de gerechtig heid aan deze natie zult weergegeven heb ben,dan zullen alle heiligen U hun vreugde en zegelied wijden aan de oevers dezer Roode zee, waar onze vijanden gereed waren ons te verslinden. Dan zal missohien hij, die heden in allerijl een nietswaardig zij verdienen geen cent, al worden al de spoor wegen in het verre Westen van Amerika of in het verre Oosten van Enropa gebouwd van ons geld. Hoe is nu de verhouding van den winkelier ten opzichte van dit vraagstuk, waarvan hij de bespreking tot nu toe zooveel mogelijk ontweek Natuurlijk is het beiang van den winkelier, om een biuto ontvangst te hebben, welke zoo groot mogelijk is, want daardoor wordt zijn omzet ook des te grooter, en drukten zijn onkosten des te minder. En van waar komt die bruto-ontvangst Van het geld, dat de koopets te besteden hebben. In algemeene termen kan gezegd worden, dat, wanneer van het inkomen van ieder burger afgetrokden wordti e wat hij opspaart 6n overiegd2e wat hij besteedt voor woning, hetzij als huur, hetzij als rente en afschrijving van de koopsom, en 3e betgeen hij betaalt aan belasting, ai het andere, hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings, terecht komt in de handen van de winkeliers voor voeding, voorkleeding, voor genotmiddelen van allerlei aard. Wat is dus het voordeel van den winkelier? Dat het inkomen, verdiend door de burgers, zoo groot mogelijk zij. En hoe wordt dat zoo groot mogelijk Niet door het kapitaal te besteden, om spoorwegen te bouwen in het verre Westen of in het verre Oosten, maar wel door binnen eigen landpalen daarmede takken van bedrijf te doen bloeien, welke dui zenden werkloon verschaffen. Wanneer iemand, die honderdduizend gulden bezit, die belegt in solide effecten, dan kan hij wellicht 5000 gulden rente maken, maar wanneer er 'n middel bestaat, dat hij met dat geld een bedrijf opzet, waarin hij, wie weet hoeveel personeel noodig heeft, dan verdienen die allen hun inkomen uit diezelfde honderdduizend gulden, en dan zal dus bij den winkelstand een bedrag, niet van vijfduizend gulden, maar wellicht van tien of twintigmaal zooveel worden besteed. Die ontwikkeling van nijverheidsbedrijven is echter bij ons huidige tarief van Invoerrechten niet mogelijk. Dat moet verhoogd worden, om onze takken van bedrijf niet geheel te verplet teren onder den druk der belastingen, en om de vreemde nijverheidsvoortbrengselen daarin te- doen mededragen. Men meent geheel ten onrechte, dat de goederen-handel zoodoende lijden zal, maar dit is onjuist. Goederenhandel kan plaats hebben voor vrije artikelen op de open markt, en voor belaste artikelen in een entrepót-dok, onder douane-toezicht, zonder dat Invoerrechten eenige hindernis voor den handel hebben. Goederenhandel wordt nergens door hooge Invoerrechten te niet gedaan. Dat 's te zien in Hamburg, in Genua, in Triëst, in New-York en op vele andere plaatsen. Wij gelooven niet dat hetgeen hierboven werd uiteengezet over den invloed van hoo- gere Invoerrechten op het inkomen der bur gerij, zeer helder aan vele winkeliers voor oogen staat. Anders zouden zij de zaak met mindere onverschilligheid gadeslaan. Wij weten zeer goed, waar de schoen wringt. Over het algemeen heeft ieder winkelier de neiging, om zijn gevelruiten op te sieren met artike'en, welke andere winkeliers niet hebben, en niet kunnen hebben, want daardoor lokt hij de nieuwsgierige kijkers voor zijn huis. Hij zal dus steeds liever artikelen houden, uit het buiten land afkomstig, dan gemaakt hier te lande, en dus veel meer bekend in herkomst en produc tiekosten. Vooral in een klein land als het onze, waar alle takken van bedrijf bekend zijn, wordt zulks gevoeld. Dit verklaart, waarom de winkeliers met eenigen schroom verhooging van Invoerrechten gadeslaan, maar die ver hooging zal volstrekt niet beletten, dat verkoop van buitenlandsche artikelen van weelde toch hoe lange hoe meer zijn gang zal gaan. Wanneer de winkeliers zich rekenschap wil len geven, dat het inkomen van de Nederland- sche burgerij, in NederlaDdschc winkels te besteden, veel grooter worden zal door die verhooging, is het niet twijfelachtig, dat zij de taak van geheel anderen kant zullen bekijken, en tot geheel andere slotsom zullen komen. Hoe hooger het totale inkomen der burgerij is, des te grooter zal de ontvangst der winke liers zijn. Maar het inkomen der burgerij wordt volstrekt niet hooger, houdt zelfs geen gelijken stap met de toeneming der bevolking, wonneer de rijke ingezetenen gedwongen zijn om rente niers te worden, en wanneer de werklieden ge noodzaakt zijn om het land te verlaten, ten einde in de Duitsche kolenmijnen werk te gaan zoeken. Het zijn juist die beide feiten, welke uilge- lokt worden door onze krankzinnige belasting wetgeving. Zoolang deze niet wordt gewijzigd, en zoolang ons tarief van Invoerrechten niet wordt verhoogd, zullen de winkeliers hoe langer hoe luider moeten klagen over de slechte tijden. De grootste post op de onkostenrekening van den winkelier is zijn woning, waarvoor hij op de duurste standen duizenden ieder jaar beste den moet, en het is juist de woning welke bij ons het zwaarst belast is. Het lage tarief van Invoerrechten drukt dus in tweeledigen zin op den winkelstand. In de eerste plaats worden alle loonen en inkomsten daardoor laag gehouden, omdat onze eigen tak ken van bedrijf zich door de buitenlandsche con currentie niet ontwikkelen kunnen, zoodat in de winkels dus zooveel minder besteed kan worden. offer brengt, een offer uwer onwaardig, dooh dat niettemin ai et kan worden uit gesteld, de harp bij vernieuwing kunnen aangrijpen, en U een lofzang zingen, welke door de volgende geslaohten zal worden herhaald. Verlaat Uw koninklijk paleis,0 Vorst van alle koniDgen der aarde. Bekleed U met de kleederen Uwer koninklijke waardig heid, omvat den sehepter, dien God U ia de hand heeft gelegd, want de stem Uwer Bruid roept U tegen en alle schepselen hijgen naar herstel. Mee weet voorwaar niet wat meer te bewonderenden moed, welken Milton tegenover zijn volk in zijn af keer van den bestaanden willekeur en vormdienst aan den dag legt, of wel de sohoone rhetorisehe wendingen der bjjnaprofetisohe taal, waarin zich die moed uit. Zulk eene stem hoe kon het anders moest doordringen tot de verst verwijderde oorden van het diepge- sohokte rijk en den bissohoppelijken myter, tooh reeds aan het bewegen, voor aitijd doen vallen van bet hoofd van Engelands machtigen prelaat. Het is als hoort men een strijdzang yan oud Israel, opkomend voor de eer van Jehovah, als dreunt het geklank der bazuin ons in de ooren, welke de muren van het vormelijk Jorioho dier dagen moeten doen vallen. Inmiddels kwara er eene groote verande ring in MiltoDs uiterlijke omstandigheden. In 1643 huwde hij met de dochter van den heer Powell, een streng koningsge zinde. Dit huwelijk was echter ver van ge- lukkig.Zijn vrouw keerdebinnen een maand naar hare familie terug en het baatte niet of haar echtgenoot haar herhaalde malen dringend smeekte terug te komen, de brieven bleven onbeantwoord en Milton begon reeds aan een ander huwelijk te denken, toen hij op zekeren dag ten hoogste verrast werd door een bezoek van zijne vrouw, die hem op de knieëu om vergiffe nis smeekte. Juist omstreeks dezen tijd had Milton vier geschriften in het lioht gegeven, waarin hij het goed reoht betoogde van voorwaardelijke echtscheiding. De aanleiding daartoe is niet ver te zoeken. Zij lag in de willekeurige handel wijze zijner vrouw, die zeer waarschijnlijk opgehitst door hare koningsgezinde familie tot die daad was gekomen. Maar zie op het oogenblik, dat zijne vrouw met belijdenis van schuld tot hem komt en haar smeekend oog het zijne ontmoet, wordt de sluimerende liefde jegens haar vaardig over hem, vergeeft en vergeet hij het verleden en drukt haar met innige teedorheid aan zijn hart. Tooh heeft Milton het genot van het huwelijksleven nooit ten volle gekend. Hij, de diohterprofeet, die zoo wcörgaloos roerend schoon de Liefde wist te bezingen, en in zijn epos, het verloren Paradijs, in zulke zachte en sprekende tinten het leven der Liefde wist te kleuren, ja, in wiens boezem zelf een sprank der goddelijke liefde was ontvonkt, ondervond op dit gebied des levens veel droevigs en moest somtijds bij de hooge vlucht, welke zijne verbeelding kon nemen in het ware, wer kelijke leven teruggekeerd, ik zeg niet gebroken van geest maar toch gebroken van harteom m'ge levensdagün doorbrengen Door zijne vertoogen over voorwaarde lijke eohtsoheiding hier bovengenoemd haalde hij zioh het ongenoegen «ier Pres byterianen op den hals. De verwijdering En in de tweede plaats wordt de winkelstand zeer zwaar getroffen door de hooge directe be lastingen, welke voor de schatkist moeten goed maken,wat de invoerrechten te weinig opbrengen De Rotterdammer voegt aan dit artikel het volgende toe Natuurlijk is ons dit stuk tamelijk kras in zijn uitdrukkingen. Maar toch is o.a. allesbehalve onjuist, dat de rijke ingezetenen onder de heerschappij van hel vrijhandelsstelsel gaan rentenieren. En dat de werklieden dan genoodzaakt worden in den vreemde werk te gaan zoeken. Mits men hierbij niet vergete, dat er nog eene andere oorzaak is, die de rijke lui tot »rente- nieren inptaats van handeldrijven noopt en de arbeiders werkeloos doet ^hongeren". Deze andere oorzaak is gelegen in de sociaal democratische woelingen,die denondernemings geest knakken, de patroons bevreesd maken voor het wagen van hun en anderer kapitaal in indus trieën, welke door een werkstaking vernietigd kunnen worden, of grootelijks kunnen worden benadeeld, woelingen die op deze wijze ook den arbeider het brood uit den mond nemen. En als de rijke burger slechts renteniert en de arbeider leeg loopt, dan behoeft men niet le vragen hoe de nijvere middenstander zich moet handhaven. Zittende op zware lasten en vaak onder groote drukkende verbintenissen heeft de middenstand in tijden van malaise het soms nog het hardst te verantwoorden. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) De werkelijke oorzaak van het economisch en het zedelijk verval in Nederland. Het is een bekend feit, dat vooral in de laatste maanden door Duitsche Kamers van Koophandel, Oostenrijkseke, Engelsohe, Pransohe,Zwitsersohe en zelfs ltaliaansche dagbladeD, het vroeger, om zijne bloeiende industrieën, om zijne rijkdommen, het eens wereldvermaarde Nederland, het eens zoo „sk-inreiche Holland", als een land van vol komen economisch en zedelijk verval wordt voorgesteld, en gekenschetst als een land waar de jeugd geen toekomst meer heeft. Wanneer wij op de teekenen des tijds letten, moeten wij erkennen, al zijn som mige voorstellingen overdreven, dat de hoofdzaak der beweringen^ van de buiten- werd langzamerhand grooter en grooter tot eindelijk de soheidiDg volkomen was. Uit zijn „Arespagitiea of verhandeling over de vrijheid der drukpers", dat mees terlijk pleidooi voor de vrijheid der ge- daohte en niet het minst uit zijn sontfet op dé „gewetendwiDgers in het Lange Parlement" ('46), blijkt voldingend, dat hij voor goed met de Presbyterianen ge broken had. Dit verschijnsel is gemakkelijk te verklaren. Er was reeds lang onder de Puriteinen eene partij aan het opkomen, welker leden wel voor 't meerendeel den Preshyteriaan- sehen kerkvorm als den godsdienst van staat duldden, maar tegelijkertijd vooralle belijders van het Protestantisme het volle geDot van godsdiensiige en burgerlijke rechten eisehien, en dit ideaal desnoods met wapengeweld zouden trachten te be reiken. Het was de partij der independenten, van welke Olivier Cromwell, de latere Protector, de ziel uitmaakte. „Dejeden dezer factie", zegt Msoaulay, „waren de meening toegedaan, dat elke Chris telijke gemeente onder Christus het op pergezag had in geestelijke zaken, dat een beroep op provinciale of nationale synoden bijna niet minder in strijd was met de H. Sohrift, als een beroep op het aartsbis schoppelijk hof of op hei Vatioaan en dat Pausdom, Prelatuur en Presbyterian isme slechts drie onderscheidene vormen van dezelfde groote ai "slligheid (apostary) waren. Ia het staatkundige deinsden zij voor de meest radicale middelen niet terug, wilden de macht des konings zoover mo gelijk beperken eo helden zeer sterk over Daar een republikeinsohen regeeringsvorra. Eerst was deze partij onaanzienlijk, zoowel lenders juist is, daar bij ons de malaise niet tijdelijk maar chronisch is. Waar zijn de bloeiende industrieën van Leiden, Utrach'. en andere plaatsen in ons land gebleven Zij, die daarop een zaakkundig antwoord willen hebben, vinden dit in gesohriftjes als „Hollands bloei of Ruïne", Leiden 1777, of in „Theorie en Praktyk" van den Heer Felix Driessan, L eiden 1903 en in tal van gcschrif'jes, die van af het midden der 18 le eeuw tot aan heden het licht zagen. Al deze gesohriftjes hadden ten doel te betoogen, dat niet de werkgevers de schuld hebben aan de lage loonen, lage bezoldigingen, en slechte vooruitzichten voor de Nederland- sche jougd, maar dat het vooral een handje vol groote winkeliers is, dat, in vereeniging mat eenige landverraderlyke bureaucraten, hst Naderlandsche volk uitplundert tot op de huid, en dat de Nederlandsohe industri- eelen dwingt hunne industrieën naar het buitenland te verplaatsen. Het is echt Ne- derlandsch, dat deze gesohriftjes niet in de Nederl. Bibliotheken zyn te vinden, inaar gedeeltelijk wel in buitenlandsche, b.v. in die van het Britsch-Museum. Het is het grootste van alle Volksbelan- ger, dat het Nederlandsohe volk een juist inzicht verhryge, en ons naar waarheid worde ingelicht omtrent, de werkelijke oor zaken van het economisch en zedelijk ver val van ons land, het land dat door zijne centrals ligging, uitnemende spoorwegver bindingen en zeehavens zoo bij uitstek voor de nijverheid geschikt is. Een „winkelier" biecht nu eerlijk op, wat zoo vele malen in bovenbedoelde ge sohriftjes is onthuld, en dagbladen, die belang stellen in de welvaart van ons land, zouden goed doen deze onthulling van den winkelier op te nemen. Het bewuste artikel wordt als volgt be handeld in het tijdschrift van de Mij. van Nijverheid onder den titel „Werkeloosheid en Winkeliers „De heer Jacob B Citroen wijst er in het orgaan van de Algemeene Winkeliers ver eeniging op, dat de winkeliers zouden kunnen medewerken, om do werkeloosheid te verminderen, indien zij er meer op uit in aantal als in invloed, later echter, vooral ca da overwinningen op de koningsgezin- den, werd zij de grootste en aanzienlijkste zoowel in het leger als in het Lagerhuis. Meer en meer sloot Miiton zich bij de Independenten aan, ten volle overtuigd, dat de Presbyterianen wel streden voor de vrijheid, waarin zij zeiven zooveel mogeljjk wilden deeleD, doch ongeneigd waren de eens verkregeD vrijheid ook anderen te verleenen. Geen wonder alzoo, dat de kampioen der vrijheid, toen hij zag, hoe dit kostbaar kleinood een gevaarlijk wapen werd in de handen der Presbyterianen onmiddellijk hunne gelederen verliet, om zioh te voegen bij hunne tegenstanders, weifee het, naar Miltons overtuiging, te reohter tijd en op gepaste wijze zouden weten te gebruiken. Hoewel Milton met kraeht zioh verzette tegen het denkbeeld eener gevestigde staatskerk, eea denkbeeld door Cromwell ten zeerste gehuldigd, en bij naderhand als volbloed Calvinist uit onzen tijd met kracht de subsiding van kerk en staat in enkele zijner geschriften bepleitte, ver hinderde dit versohil van zienswijze den staatsman echter niet, om Cromwell bui tengewoon te vereeren. Na den slag bij Dunbar (1650) wijdt hij hera zelfs een sonnet, waarin hij hora bezingt als den held, die door bet geloof met roem den weg tot vrede en waarheid heeft gebaand en Gods werk beeft volvoerd, maar dien hij ter zelfder tij3 aanspoort manmoedig voort te gaen, den strijd te voeren voor godsdienstige vrijheid, daar er nieuwe vijanden opkomfa, met het doel om de ziel in aardsohe boeien te kluisteren. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1908 | | pagina 1