5 ingen. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. xunmïx DSTKE. 1 No, 136. 1908. Dinsdag 10 Maart. 22e Jaargang, HISTORISeH aalo 11, Rotterdam. CHRISTELIJK- flacon. Yilssmgen. ieh ersdijk 69, Wer- t en dag hoestten en de kinderen n het vreeselijk maar niet los- en in 'n hoestbui want nacht noch iterst verzwakt niet meer. Toen ta Paulo nam, agde de redding, inkhoest mijner ben de kinderen t terugbekomen. hoe welvarend 'e genezing van treffeljjke siroop t, de hevigste est, Bronchitis elen voor Huis- en c. eden, Wagenmakers, slagers, Metselaars, HEDEN, voor Zeil- rkplaatsen, Grond-, Zink, Ijzer-, Koper- IIAPPEN en Aan- ukengereedschappen uideniers, Bakkers, en Scheepsgebruik, noodigdheden. rkzaamheden onder age. Mei 1 AEIJS, Biggekerke. et Mei JANSE, Koude- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed- S, l DE JONGEWERWEST, F. F, D'HUU» ie Middelburg* PRIJS DER ADVERTENTIËN ZEDEjJIEËSTEK? DE DORPSSMID. Kin vso- - K. Noordstraat KRUISINGEN; BENDIJKE; A. ERT DOUW en SEROOSKERKE KERKE J. 0. v. "DE; L. MELSE, LEENDERTSE, TERSE, WEST- "fitJ. GELUK, PE, MELISKER- "EERT; M. DE C.DEKRIJ- VEN, KWADEN- SGEN (by Goea) Azn., WISSE- H WERSE, WEST- Jg n K GEBIED. «Ie prijzen. iUUUU 3ivzE©Id. ge-Verwwt - Gow. 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers 0,026. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 tent, iedere regel meer 8 cenr. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij, die zich met 1 April op ons blad abonneeren, ontvangen het tot dien datum gratia. Indien de Overheid gehouden is in haar regiment niet alleen haar eigen religieus karakter te handhaven, maar ook voor de Christelijk-zedelijke beginselen oordaat- weg partij te kiezen, maakt men dan den vorst van het land niet tot grootzedemeester van zijn volk Deze bedenking is steeds door de anti- revolutionnaire partij onder de oogen gezieD, en even volstandig in ontkennenden zin beantwoord. Niet de Staat, niet de Overheid is geroepen, om als zedemeester op te treden. Het zijn van zedemeester is de roeping van de Kerk, van de ouders in het gezin, en van een iegelijk die in het maatschappelijk leven met zedelijk gezag over anderen bekleed is. Het begrip van zedemeester houdt tweeërlei in, naar den tweeërlei ziD,dien het woord „meester" steeds bij ons gehad heeft. Een meesterknecht is iemand die den arbeid van zijn mede-werklieden regelt en controleert. Een pianomeester daarentegen is iemand die onderwijs geeft in het pianospel. En die beide begrippen, van het onderwijzen als meester, en het leiden a'.s meester, vindt ge vereenigd in den /meester" par excellence, den „school meester"; een eoht Hollandeche naam die tienmaal boter dan /schoolhoofd" het ka rakter van den leeraar der jeugd uitdrukt. Als zoodanig treedt allereerst de Kerk op. Want wel heelt de Kerk ook voor de zuiverheid der belijdenis te waken, en' schaadt ze haar eigen karakter, zoo ze dit niet doetmaar op niet miDder ernstige, wijs heeft ze, niet door strafrecht, maar door tucht te waken voor de goede zeden onder haar leden. Nog eer echter de Kerk dezen invloed ten goede kan uitoefenen, ondergaat het kind van jongsaf het zede- meesterschap van zijn ouders. Een vader en moeder, die niet zedelijk-vormend op hun kroost inwerken, verbeuren de eere van het ouderrecht. Bij de ouders komen dan de onderwijzers der jeHgd, die, om slechts dit te noemen, allen erkennen, dat ze leugen en ongehoorzaamheid in de schooljeugd hebben tegen te gaan. En gaat straks de opgeschoten jeugd in dienstbetrekking als dienstbode, als werk man, als klerk of als geëmployeerde, dan verzaakt, ieder patroon zijn plioht, die niet ook op de zedelijke gedraging van zijn personeel, althans in zijn dienst, toezicht houdt. Dit samenstel van gezaghebbende per sonen vormt te zaam het eorps zedemees- ters en zedemeesteressen en al zal bij het FEUILLETON. In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van Woensdag 18 September j.l., troffen we een feuilleton aan, dat o. i. in onze dagen van stelselmatig gekweekte ontevreden heid, verzwakking van het heilig plichts besef, wegsterving van het geloof in God en het billijken van Zijn vaak ondoor grondelijke wegen, wel verdiende aange plakt te worden aan alle openbare pu blicatie-borden en reclame-zuilen. Het geeft eene eenvoudige maar aangrijpende dorpsontmoeting weer, die we hier ter besohaming, maar vooral ter betrachting laten volgen In een Thiiringer dal, doorstroomd van bruisend water, wandelde ik in een manenacht, toen in mijn gemijmer een vreemde klank zioh mengde. Luid en hard dreunde hij als op een werkdagsuur en tooh welluidend, poëtisch, veredeld door de temperende stilte van den grooten nacht, in wiens weidsohheid het rinkelen melodisch verstierf. Het was het hameren eener smidse. klimmen der jaren een volwassen, zelf standig persoon steeds meer zijn eigen zedemeester zijn, «n zelfs het ouderlijk gezag een einde nemen, zoo blijven tooh ook voor volwassen personen drie maohten het zedemeestersohap uitoefenen. Ten eerste de Kerk, ten tweede de oontrolee- rende superieur of het oontroleerend ooilege zelf dier hoogere ambtenaren, en ten derde de publieke opinie. Bij dit alles tooh is het om zedemees tersohap te doen, d. i. om het vormen en sterken van het zedelyk karakter, om het opleiden tot zedelijk goed gedrag, en om het tegengaan van wat met de goede zeden in strijd is. Met zedelijke ergerlijkheden, als daar zijn onwaarheid spreken, onoprecht zijn, haat, nijd, achterklap, slimme oneerlijk heden, wreedheden, ijdelheden, zinnelijk heden, ontuchtigheden, en zooveel meer, heeft de Kerk, heeft een vader, heeft een onderwijzer, heeft een patroon, heeft een chef enz,, zioh wel ter dege in te laten. In dit alles woelt een zedelijk gif, dat niet onbeteugeld en zonder weerstand mag blijven. En het zijn deze maohten die gesteld zijn, cm op dit breede zedelijk terrein Au onderwijzend An oontroleerend het hooge meestersehap uit te oefenen. Maar dit alles heeft niets uitstaande met de roeping van de Overheid, om in haar wetgeving de Christelijk-zedelijke begin selen te handhaven. Voor het ledemeesterschap geldt onder wijs, controle en tuobtvoor de Overheid de uitoefening van het strafrecht bij misdrijf, en het handhaven van haar politieveror deningen bij overtreding van de door haar gestelde regelen. Dat doodslag, diefstal, enz. een geheel ander karakter dragen dan leugen of on tuchtigheid, springt bij het eerste zeggen in het oog. Het zedelijk terrein waarop zioh de Overheid beweegt, is daarom een geheel ander dan het zedelijk terrein dat onder het kerkrecht, het ouderreoht en de publieke opinie valt. En al geven we toe, dat beide terreinen op zekere puDten nauw aaneengrenzen, ja, dat in den éénen tijd deze grens eenigszins anders zal gelegd worden dan in andere tijden, alsook in den éénen staat anders dan in een ander land, zoodat er zeker betwistbaar terrein overblijft, tooh voelt ieder, dat in wezen en 8ard de roeping van de Overheid op zedelijk gebied een ge heel andere is, dan die van de Kerk en van de vaderlijke macht. De Overheid draagt het zwaard, de Kerk en de vader niet. Maar omgekeerd beschikt An de Kerk An de vader, en elke macht, die hiermee op zedelijk ter rein gelijk staat, over een eigen geestelijken invloed, die veel breeder dan het strafrecht zijn vleugels uitslaat, en die aan da Over heid onthouden is. Sleehts af en toe, als luisterend, zweeg de nachtelijke klokkenist en de Mei- nacht om mij heen ademde dan des te stiller. Toen ik om eene kromming van den landweg kwam, zag ik den rossigen vuur gloed van de smidse glimmen. En nader tredend, zag ik ook den smid. Midden in een vonkenregen stond de man. Io de linkerhand hield hij met de tang het gloeiend ijzer, en slag op slag deed hij met de forsohe rechter op het dreunende aambeeld nederkletsen Een prachtig beeld Een Bismarck op het dorp! Groot en breed stond hij daar, met het hooge, kale voorhoofd, het mannelijke ge laat door de ruige wenkbrauwen en den stuggen knevel verdonkerd. De hals bloot, de hemdsmouwen tot onder de schouders opgestroopt, het sohortevel over de kloeke borst, zoo staat hij heden nog voor bet oog mijner herinneringde man, die zijn plioht doet. Ik had onderweg aan droevige gepein zen den vrijen loop gelaten. Wanneer men de teekenen ziet van dezen rusteloozen, ontevreden en genotzieken tijd, dan voelt men wel de laatste sporen van zijn idealis me zioh ontvallen, en bange vertwijfeling aan alles bedrukt het hart. Welk een Die zedelijke vastigheden, die onmisbaar zijn om een geordende samenleving onder menschen mogelijk te maken, moet de Overheid desnoods met het zwaard, en in elk geval met dwang en geweld iD eere houden, of ze houdt op te regeeren en daarentegen mag ze noch aan de Kerk, nooh aan de ouders, noch aan den onderwijzer het zedemeestersohap uit handen nemen, of ze bouwt het zedelijk leven niet op, maar verzwakt het, en eindigt met het te onder mijnen. Bij volken waar geen Kerk is, waar het vaderschap slechts nominaal werkt, en nog geen publieke opinie als rechter optreedt, moge de Overheid plaats vervangend geroepen zijn, om te doen wat in beginsel tot anderer roeping behoort, maar bij ontwikkelde Christenvolken, waar het zedemeestersohap zijn eigen orgaan bezit, heeft de Overheid af te blijven van wat anderer roeping is, en zich tot haar eigen taak te bepalen. BJj die taak zelve daarentegen, heeft ze welterdege van beleden zedelijke beginse len uit te gaan, en waar ze een volk regeert, dat reeds tot de hoogte der Christelijke be ginselen opklom, begaat ze verraad aan de toekomst van het volk, zoo dikwijls ze lager staande beginselen ten richtsnoer neemt. En vraagt men nu, of dit, op het drank gebruik toegepast, er niet toe zou moeten leiden, dat de Overheid zich ook op dit ter rein onthield,en ook hier de bestrijding van misbruik aan het maatschappelijk zede meesterschap overliet, zoo vergeet wie zoo vraagt, éen ding, dit namelijk, dat misbruik van sterken drank hem, die zich hierin ver ging, in abnormalen tosstand brengt, zijn bewustzijn benevelt, en de gewone zede lijke factoren by hem buiten werking stelt. Hij vergeet, ho9 juist ten gevolge van dit abnormale karakter van 't drankmisbruik, hier een zedelijk kwaad aan de orde komt, dat misdrijf voedt en geheele groepen der maatschappij niet alleen zedelijk omlaag trekt, maar zelfs crimineel doet inzinken. En hy verliest hierdoor uit het oog, hoe het maatschappelijk zedemeesterschap zelf hier op breede schaal tot machteloosheid ge doemd wordt, indien de Overheid deze overvloedige bron van 't crimineele kwaad niet, voor zooveel in haar macht is, stopt. Natuurlijk haDgt hier alles af van den graad van ergerlijkheid, dien dit misbruik onder een bepaald volk bereikt heeft. Zoo lang die graad laag staat, kan de Overheid aan de actie van het sociale zedemeester schap veilig het te keer gaan van 't kwaad overlaten. Maar heeft het misbruik allengs zulk een graad bereikt, dat de crimineele gevolgen openbaar zijn, en 't zedemeester schap onmachtig blijkt, om de vergiftiging van het volk tegen te houden, dan zou de Overheid haar eigen roeping op onverant woordelijke wyze prijs gevenjndien ze ook kleinheid overal, welk een verwarring en onzekerheid, welk een strijd Waar is het oude Duitschland Waar nog de oude üuitsohe geest? Waar de karakter kracht, de blijde goedmoedigheid, de klare poëzie, de hartverkwikkende braafheid en eerlijkheid der gezonde dagen van voor heen, toen wij nog geen politieke grootheid en geen industrieelen rijkdom hadden, maar kracht en soberheid en Godsvertrou wen in ons binnenste. Dit waren de bekommernissen, die als zomermuggen den ganscheu liefelijken avond mij hadden omzwermd, op heel de sohoone wandeling door het lentegroene dal mijn sarrend geleide geweest waren. Mijn hart was er van bezwaard en ver bitterd. Daar trof ik te goeder ure dezen dorps smid. Halloriep ik mijzelf toe dit is als in de dagen van Landgraaf Hermann Ook toen lag er een slappe, tuohtelooze tijd over ons vaderland; en de Landgraaf van Thiiringen was een knaap. Daar stond de woudsmid van Ruhla aan zijn aanbeeld, en bij eiken hamerslag, die nederdreunde, riep hij „Landgraaf, word hard De verdwaalde Landgraaf hoorde den roep, nam zich de flinke les ter harte, joeg bet maar aarzelde, om aan de zedelijke actie in het volk haar magistraten steun in de wet te verleenen Standaard.1 9 Maart 1908. Socialisme en Godsdienst, In de bladen der Rechterzijde is herhaal delijk aangetoond met aanhalingen uit wetenschappelijke sociaal-democratische tijdschriften dat volgens de sociaal-demo craten zeiven Christendom en Socialisme niet vereenigbaar zijn. Het is goed deze aanhalingen goed te onthouden. Enkele vonden wij in De Graafschapper, welke wjj hieronder laten volgen In de Januari-aflevering van 1904 van het sociaal-democratisch tydschrift De Nieuwe Tijdin een artikel van een geleerd, wetenschappelijk sociaal-democraat, dhr. dr. Gorter, getiteld Marx en het Determi nisme heet het onder meer De wereld bestaat uit niets dan stoffel ij ke wezens, individuen, die naast en na elkaar het heelal bewonen. In sommige van die wezens is de deckkracht, de geest, opgebloeid. Er is geen God, geen wezen buiten het heelal, dat op een of andere onverklaarbare manier hst heelal zou bewegen en besturen. Ook in het heelal is geen God, niet zulk een wezen. Wel is het heelal één wezen, in zoo ver als alle dingen bij elkaar behooren, maar het heelal is geen Persoon, niet met een Monstergeest behebt". Na betoogd te hebben, d.at het de „arbeid der wetenschap is licht te brengen in den chaos van worden en groeien, sterven en geboren worden", erkent dr. Gorter, dat het van zelf spreekt dat de aldus arbeidenden, in hun arbeid niets buiten of boven natuur erkennen. Het mag misschien zijn, dat er ergens in hen een gedachte ziter leeft een God, maar die ge dachte wenden zij nooit aan in hun weten- schappehjken arbeid. Aan 't slot van dr. Gorter's betoog is het volgende ontleend Voor deze leer is de godsdienst verbleekt, de leer van een Vader, of Heerscher, of Monster- Geest, of Substantie, of Ding an Sich of abso luut Begrip, of Rein zijn. Als een laffe schim vlucht met ge bogen hoofd de Godsdienst van de aarde. De studie, de kennis van het indi vidu en de complexen van individuen komt in haar plaats. Rondweg wordt hier het Godsbestaan ge loochend en waar dit geloochend wordt, daar kan, gelijk van zelf spreekt, van Gods dienst, van een dienen van God geen sprake meer zyn. Eu dr. Gorter staat met zyn verklaring volstrekt Diet alleen. Karl Marx was de wetenschappelijke vader en denker der tegenwoordigesociaal-democratie roofgespuis uit het land en deed tuohten orde terugkeeren in zijne verliederlijkte landouwen. „Goeden avond, baas smid t" riep ik vroolijk. „Nog zoo laat aan den arbeid De man keek op, bromde een „goeden avond" terug, en begon wéér onverstoord uit het roode ijzer vonken te doen spatten. Die vermorst niet veel woorden, daohtik, en ik zette mij op een ledig aanbeeld. Naar een smid mag ik gaarne kijken. Het is een forsoh, eoht mannelijk ambacht, het smidsbedrijf. Was het niet in een tak mijner familie een erfelijk gebruik, dat de oudste zoon smid werd Ik zelf zou mede aan de beurt hebben moeten komen na ja, de loop der dingen en de aard der tijden hebben het anders beschikt. De baas deed nog een dozijn slagen, stak toen bet ijzer in het vuur en zette den blaasbalg in beweging. Daarop draaide bij zioh naar mij om. „Waar komt de wandeling vandaan vroeg hij en keek mij rustig aan. Ik gaf hem bescheid. „Zoo, zoo Dan hebt u een flinken marsoh achter den rug", meende hij. „Maar het was de moeite waard. Kostelijk ia Tal van andere uitspraken van erkende woordvoerders der sociaal-democratische party, van vroegeren en lateren tijd,zoowel uit het Binnen- als uit het Buitenland, zou den precies hetzelfde zeggen. Bebel, een der hoofden der sociaal-demo craten in Duitschland, schreef: dat christen dom en socialisme tegenover elkander staeu als vuur en water. v. d. Goes, een kopstuk der party in ons land, heeft het rondweg uitgesproken „Het socialistisch proletariaat isgodsdienst- loos". Loopuit een ander woordvoerder der so cialisten heeft gezegd christendom en klassenstrijd zijn twee begrippen die elkander in onze dagen volkomen uitsluiten Mr. P. J. Troelstra heeft het in een open baar debat met ds. Talma erkend, dat het socialisme niet vereenigbaar is met het Gods begrip der Calvinisten. Met andere woorden wil dit zeggen, dat geloovige arbeiders eerst hun geloof moe ten afzweren,wanneer zy tot het sooialisme willen overgaan. En niettegenstaande deze pertinente ver klaringen durft men van soc.-dem. zijde nog wel vertellen, dat het „onwaar" is, wanneer onzerzijds wordt beweerd, dat so oialisme vyandig tegenover den christe- lyken godsdienst staat. Niet teruggenomen. Herhaaldelijk is het nu reeds voorgesteld alsof we op het punt van de verplichte ver zekering in zake de sociale nooden, ons vroeger standpunt gewijzigd hadden. Hier is niets van aan. Duidelijk is vlak het tegendeel nog on langs door ons in het breede betoogd. Nog steeds blijft het, voor als na, onze vaste overtuiging, dat alleen de van Over- heidswege opgelegde verplichte verzekering in staat is, in de nooden, die het hier geldt, te voorzien. Op dit punt hebben we geen enkelen voetstap terug gedaan. Geen oogenblik zelfs hebben we geaarzeld, alsof het by dit eens beslotene op dit punt niet blijven moest. Waarom stelt men 't dan gedurig anders voor Wat we nader verklaard hebben, geldt een geheel ander punt. Niet de verplichte verzekering, maar, heel anders, eeniglyk en alleenlijk de vraag, op welke wijze deze verplichte verzekering zal zijn in te voeren. Omtrent dit punt was bekend, dat wij niet de Duitsche methode wenschten ge volgd te zien, maar uit het bedrijf zelf de regeling liefst zouden zien opkomen. Doch dit juist beschouwen we thans als afgesneden, nu men de Kamers van Arbeid, die hiervoor noodig zyn, niet heeft, het arbeidscontract reeds is ingevoerd, en een 'tdaar boven. En waar moet het nu van avond nog heen, als ik vragen mag?" „Naar een nachtkwartier, denk ik. Is er geen dorp hier in de buurt?" „Jawel. Vijf minuten verder. Maar over nachten kunt u daar niet. Wij hebben wel eene herberg maar een logeerbed houden ze er uiet op na. Dan moet u naar het stadje, nog een half uur den weg op". Eu kalm, alsof hij alleen in de werkplaats was, haafde hij het ijzer uit het vuur en begon wrêr te hameren. Ik nam mijne veldüesch, sterkte mij met een teug, en reikte ze den vlijtigen kerel. Maar hij dankte en maakte met den elleboog eene beweging naar eene bierkan, die in zijne nabijheid stond. Hij was als echte Duitsoher natuurlijk reeds voorzien. „Zeg eens, baas", hernam ik na een poosje, „hoe komt 't, dat uwe smidse zoo ver van het dorp ligt? was er geen plaats voor „Mijne vrouw kon het geraas niet ver dragen", luidde het antwoord. „Oho riep ik. „Ik meende tot dusver, dat enkel de stadslui zenuwlijders waren. Begint dat op het platteland óók al „Zij is sinds vijftien jaren ziek", zeide de man aan het aasbeeld,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1908 | | pagina 1