NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 134. 1908. Zaterdag 7 Maart. 22e jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed, S. J. DE JON GE-VÈRWEST, te Goes f. P. D'HUÜ, te mé delburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN 4 FEUILLETON. De Salzburgsche Emigranten. Sprokkelingen uit de historie. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers0,02'. UITGAVE DER FIRMA BK VAK van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1 —5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. ssx&xxtm&xsizEszm&Mi 6 Maart 1908. Het is meer gezien dat mannen „op 't kussen" veel meer voelen voor 't gezag en veel minder de valsche democratie naar de oogen zien dan in den tijd toen zij nog niet, „op 't kussen" zaten. Hierover klagen dan de oude vrienden wel eens, gelijk bijv. te Amsterdam, waar wethouder tnr. Z. v- d. Bergh tot die aange klaagden behoort. Maar erger, als men Ret folk gelooven mag, is dit 't geval met mr. Thiel, den jongston wethouder van Haarlem. Deze heeftjin openbare raadsvergadering onder applaus medegedeeld dat hij den voorzitter van den Bond van Nederl. On derwijzers, die zich schuldig gemaakt had aan een poging om B. en W. in het opmaken eener voordracht te dwarsboomen, met ont slag gedreigd had wegens deze „uiting van revolutionaire energie". Het Volk voegt hieraan toe dat „mr. Thiel zelf onderwijzer is geweest,lid vandenVrijz. Dein. Bond is en tot voor korten tijd alge meen zelfs te vooruitstrevend werd geacht om lid van dien Bond te worden". Als dit waar is, is 't weer de oude waar heid: Een „jacobin ministro" wordt niet altijd een „ministro jacobin". Hetwelk zeggen wil Rood in de critiek, wil niet zeggen straks ook rood aan de be stuurstafel. Een paar jaartjes in 't bestuur is voor menigeen van dat soort het beste medicijn gebleken om van zjjn opgeplakte „rood" te worden genezen. Naast het standaard-werk van den oud- hoofd-ingenieur van Zeeland, de heer Hoogerwaard, over de oeververdediging van de Schelde, levert onzen tijd ook ge schiedkundige bijzonderheden betreffende Zeeuwsche polders. Nog maar enkele zijn in studie genomen. Onder onze tijdgenooten is het voorname lijk de heer A. Hollestelle van Tholen die voor zijn eiland en het tegenovergelegen Znid-Beveland zijn onderzoek heeft wereld kundig gemaakt. Mr. A. J. F. Fokker heeft dezer dagen de gesohiedkundige bijzonderheden van het (S1 o t). Maar met het slaken van bange klachten is de mensohheid niet geholpen, met het bij de pakken gaan neerzitten evenmin. Zoo dachten er ook de Heeren van den Vrije ovoT, al konden zij wellicht de ge waarwording niet onderdrukken, dat zij te zeer geluisterd hadden naar de stem van hun medelijdend gevoel, en te weinig naar die van het nuohter, berekenend verstand. De mensehen waren er nu een maal, ze moesten geholpen worden. De sommen gelds, zoo mild hun toekomend uit de hoofdstad des rijks, waren onvol doende geblekeD, er was zooveel noodig en de barmhartigheid, hoe mild ook be oefend, heeft hare grenzen. Daarom peins den de vroede vaderen op andere bronnen. Geldsommen waren noodig, en goed ze waren daarom steeds welkom maar vaste fondsen, zoo mogelijk, waren beter. Ma8r waar die vandaan te halen In hunne vergaderkamer binnen Sluis besloten ze tol het nemen van een in grijpenden, naar zij meenden afdoen den maatregel. Ben nieuwe belasting zou het redmiddel zijn in dien uitersten nood. Een nieuwe belasting op het land, niet zóó zwaar, slechts drie grooten (7,5 eent)per gemot zon geheven worden. Twee van de drie halve stuivers zouden door de eige naars, één door de verbruikers betaald worden. Doch toen dit besluit ter kennis kwam van „hnnne lieve ingezetenen" was de tegenzin tegen den te nemen maatregel bijzonder groot. Hun bleef niets over dan aan de heeren Staten-Generaal door mid del van een laDg en breed vertoog hunne grieven tegen deze onwettige en hatelijke belasting uiteen te zetten, De Hoog Mo- groote waterschap Sohouwen het lioht doen zien. Schouwen behoort met Walcheren en de Breede Watering bewesten Ierseke tot de grootste polders van onze polderrijke provincie. De heer Fokker eisoht voor zijn polder de eere op het eerst geweest te zijn raetnieuwe uitvindingen op 't gebied van het dijkwezen. Hst eerste zinkwerk ging reeds in 1639 naar zijn duistere bestemming om den dijk te stutten. De eerste Vilvoordsche steen- glooiiag werd in 1827 aan Sohouwen's dijken aangebracht en het eerste stoom gemaal dat ons bevrijden zou van overtollig water pufte en draaide in Schouwe». Maar ook wat een tooneel van ruste- loozen arbeid geeft ons dit boek te aan schouwen, al de eeuwen door. Altijd tracht de zee alweder een eindje verder te dringen en altijd traehtmensohen- hand en menschenknnst te houden wat hij heeft. Van 1600 tot 1900, dus in drie eeuwen 201 dijkvallen Kent ge grooter ramp op stoffelijk gebied? Zeeland kent ze zoo goed. Bij heerlijk weder en laag water, als de zijdelingsohe drukking van den grond het sterkst is, of als het evenwicht wordt verbroken, dan zakt daar plotseling een grooter of kleiner stuk grond weg, voor- loopers van de vele, die wegvallen zullen, dan luidt de klok en allen die spade of schop hanteeren kunnen spoeden zich naar het gat van den dijk. Dan is de verdediging die nooit rusten mag in volle actie. Voor zoodanige „dijkvallen" komen heeft de deskundige de zwakke plekken dikwijle reeds lang in 't oog gehouden en landwaarts ia een „slaperdijk" gelegd die, met opoffering van het tussohen liggende land, dan de taak van zijn voorman, de waterkeerende dijk, overnemen moet. In de 17de en 18de eeuw telde Söhouwen niet minder dan 16 slaperdijken. Dat een en ander leerden we uit de Gesehiedkandige bijzonderheden van mr Fokker, en het ban onzen lezers, die meer genden moesten immers het besluit van de Heeren van den Vrije nog ssnotioneeren. En men kon nooit weten Doch de Hoog Mogenden waren niet te vermurwen. Zij toch konden de onwettigheid van het heffen eener nieuwe belasting allerminst inzien. Immers als het getij verloopt, die nen de bakens wel verzet. En hier was het getij wel wat verloopen. De buitengewone omstandigheden hadden buitengewone maatregelen noodzakelijk gemaakt, zeiden de heeren. Het was dan ook slechts een be lasting voor hoogstens zeven jaren, niet veel meer dan een proef, zonder dat daar door voor het veryolg eenig antecedent in 't leven werd geroepen. De nieuwe belastiDg kwam er dus. Een vaste commissie zou de zaken der Salzburgers regelen en de gelden zouden voortaan btheerd worden door een ontvanger of administrateur. Van af dit oogenblik trad gelukkig een ietwat betere toestand in. Nog altijd bleven er klachten, klachten van de boeren, die met vele zoogenaamde werkkrachten niet konden opschieten immers Vlaanderen was geen land van bergwerk maar wel voor boerenarbeid ook klachten van de emi granten zelf, vooral van de oudaren en zwakken onder he», maar toch zooveel mogelijk deden de heeren hun best om die gebrekkige toestanden te verhelpen. Ze trachtten steeds op de hoogte te blij ven, van alles,wat er onder de Salzburgers voor viel en verbetering bshoefde. Hun gecom mitteerden, commissaris d'Heer Panssr, Hooftman Hoybertvan Peene enMaerten van Fredehove, geswooren Glercq 's Lsnts, hadden in opdracht, alle redelijke klachten geduldig aan te hooren en op verbetering aan te sturen. Ook ontzagen zij moeite of zorgen, da heeren van den Vrij e, om zelf die toestan den in loco te gaan onderzoeken. Toen een maal bleek op hun ontdekkingstocht, dat verwijderd van onze Soheldeoevers wonen eenig inzicht geven in den rusteloozen arbeid, noodig om Zeeland, Zeeland te doen blijven en da oude wapenspreuk in de practijk te handhaven. XLVL Als wij van de pelgrimvaders in Amerika lezen of hooren, denken we o. m. aan de eerste kolonisten, die zestig jaren geleden nit ons vaderland naar het verre westen togen,omdat zij op den geboortegrond geen vrijheid kregen om God te dienen naar Zijn W oord. Bedoeld worden de eerste pioniers uit de Afgescheidenen, die in de jaren 1846 en 1847 vooral de verre reis naar het onbe kende oord ondernamen. Reeds in den winter van '45 op '46 waren de leiders, onder wie H. P. Scholte in de eerste plaats, te Amsterdam saamgekomen om de quaes- tie der kolonisatie te bespreken. Eerst dacht men aan Java. Scholte en Heldring gingen op audiëntie naar den minister van koloniën. Doch van dit plan kon niets komen. Wel noemde Z.Exc. de eilanden Ceram en Urbi zooals Heldring verhaalt-De keuze viel toen op Amerika. Scholte ging vooruit. Van Raalte zou volgen. Dit ge schiedde dan ook. Met vrouw en halfjarige zuigeling verliet de 35 jarige afgescheiden predikant op 24 Sspt. 1846 per Rijnboot de stad Arnhem om zich te Rotterdam met de andere emigranten aan boord van den Amerikaanschen tweemaster de Southerner voor het groote, onbekende land in te schepen. Zeven weken later kwamen zij te New York. In Februari 1847 zetten ze zich neder in de ongerepte wouden van West Michigan, aan den rand van 't Black Lake. Intussehen was na 1846 ook in onze pro vincie Zeeland de trek naar landverhuizing onder de verdrukte en vervolgde afgeschei denen toegenomen. Men organiseerde zich. Men beriep zelfs den Goesschen predikant ds. C. v. d Meulen, die vroeger niet zoo bij ster was ingenomen met de emigratie, doch wiens hart overgebogen werd, om de roep een der inwonende boeren een grijsaard van in de tachtig, daarenboven half versuft door beroerten een sleohte slaapplaats had ge geven, moest de onbarmhartige landsman zijn minder prijzenswaardig voorbeeld op voorbeeldige wijze boeten, 's Zondags na het eindigen van den dienst werd hem te midden der schare, voor de kerkdeur het verkeerde van zijn handeling onder het oog gebracht en hem op heel duidelijke wijze aan het verstand gebracht, hoe hij voortaan zijn logé zijn vervolgden mede- natuurgenoot had te behandelen. Maar ook hier bij Hun-Edelwaarden roemde de barmhartigheid tegen het oordeel. Zij ga ven den landsman, die als boer groote uitgaven had en zijn veldarbeid alleen had te verrichten, een som van niet minder dan 50 pond vlaamsoh op afslag van zijn huur. Door de bemoeiingen en rusteloozen arbeid van de heeren, werden langzamer hand de toestanden eenigermate beter, vooral toen de zomer zijn intrede begon te maken. Die opflikkering sou echter niet van langen duur zijn, ze had veel weg vau de blos van een teringlijder, die het ergste doet vreezen. Want toen de jjlangverwachte zomer »ijn intocht had gemaakt ook in het Sluieohe vrije, was ook een engel des verderfs bin nengeslopen, die spoedig zijn slachtoffers in grooten getale ging vellen. Of zonder deze beeldspraak,de Zeeuwsche koortsen begon nen te heersoheh, met ijzeren band soms, kennende mededoogen noch ontferming. De vreemde bevolking uit de hooge bergstre ken, niet tegen het klimaat gehard de gronden waren hier zoo laag en drassig kon alzoo weinig of geen weerstand bieden tegen de ondermijnende koortsaanvallen, waaraan zij allereerst en allermeest onder hevig waren. Overal in den lande leed men aan de gevreesde koortsen. Vooral in Uzendijke was de ellende groot. stern te volgen. Da. v. d. Meulen zou mee gaan. Drie schepen vol emigranten fcozen daarop zee en wel een onder leiding van den bekenden J. v. d. Luyster, een vermogend landbouwer uit Borsselen, die voor velen zijner tochtgenooten de overtocht betaalde, een onder 3. Steketee en het derde onderds v. d. Meulen. Het wss 'n lange,bange tocht. Een reis niet zonder ontberingen. In den zomer van 1847 zeilde men dan Hudson op en verder ging het met een kanaalschuit, welke door een tweetal paarden getrokken werd, veertien dagen landwaarts in. Toen zette men op zeilschepen koers naar ds. v. Kaalte, die van de komst der Zeeuw cho emigranten afwist en hen mat alle liefde en voorkomende gastvrijheid zou ontvangen. Terwijl men aan Black Lake de Zeeuw sche emigranten, aan welks hoofd de Goesebe predikant ds. C. v.d. Meulen stond, afwachtte, was ds. Van Raalte en zijn volk bezig om voor de nieuwaaokomenden aon den oever van het meer houten loodsen op te slaan. Zooals begrijpelijk is waren ge zaagde planken en spijkers goud waard. Plotseling, waren de spijkers zoek. Men zoeht hier en daar, in kisten en kasten, doeh tevergeefs. Ze waren nergens te vinden. Doeh eindelijk vond men den sehat. Eenige arbeiders hadden een groot aantal spijkers stilletjes onder een der kisten in den grond verborgen. Dit was een Achan's trek, een ware ban in het leger. „Dieven", zei Van Raalte, „kunnen we hier niet ge bruiken", Een tweetal mannen moesten des nachts de gevangenen bewaken, die alles behalve met hunne positie tevreden waren. t Met het aanbreken van den dageraad werden ze getransporteerd in een flafboot uit ruwe planken vervaardigd, om ze naar Grand Haven overteleveren aan het ge recht. Van Raalte was een van de gelei ders. Weldra stevende het reisgezelschap heen, Black Lake uit, het groote Meer op, altijd maar voorzichtig laDgs de kust roeiende, om zoo de plaats der bestemming te bereiken. De gevangenen raasden en tierden, ja vloekten zelfs tussohenbeiden. Tegen den middag begonnen de roeiers Niet alleen ouden van dagen, maar ook mannen en vrouwen in de kracht des levens werden aangetast, de laatsten nog niet het minst, zooais uit de rapporten blijkt. Wat was de toestand onder de Salzburgers toen treurig. Sommigen dwaalden als uit angst en verlegenheid in de omliggende dorpen rond, zoekende, hoewel te vergeefs, een plaats des behouds, anderen weer klaagden hun nood aan de bevoegde autoriteiten, smeekten om schepeD, waarmede zjj het oord der besmetting konden verlaten, om het te verwisselen met meer gezonde, hoo- gere streken, hetzij hier of elders. De heeren deden wat zij konden om den nood te lenigen en den voortgang der gevreesde en zoo afmattende koortsen te stuiten. Een commissie van onderzoek ging rond, zoo mogelijk door den volijverigen en trouwen leeraar ds. Fischer vergezeld. In de ba rakken, opzettelijk opgericht, werden veie lijders ondergebracht. Geheele gezinnen, waaronder uit 6 en 8 personen bestaande, lagen daar doodziek. En de wetenschap had en kende geen andere middelen tegen de gevreesde kwaal, dan bloedzuivering en braken. Herhaaldelijk werd een „purgans" of een „fomentif" rondgediend, om het be smette en verhitte bloed tot betering ea tot kalmte te brengen. Ziek worden en ster ven, waren in dis dagen onder de Salzbur gers woorden schier van eenerlei betee- kenis en aan do orde van den dag. Hot aantal, dat aan de moeraskoortsen bezweek was verbazend groot. Hoe zwaar was te midden van dien desolaten toestand de taak van den predikant, die als een trouwe wachter aan de sponden der lijdenden en stervende», woorden der liefde en des vredes sprak en de nagelaten betrekkingen moest trooBten te midden van diepen rouw. De toewijding en zelfopoffering was in die dagen groot. Vooral de heeren van den Vrjje lieten zich niet onbetuigd. Ook niet moede te worden. De lucht stak dreigerd op, de kust was nog ver en de zwakke en lichtgebouwde boot was niet te ver trouwen in stormweer. Weldra zag zich Van Raalte voor de keuze gesteld zelf te roeien ea dan verlaten van zijn reisgezel schap of wel te Port-Sheldon te landen. Zijn reismakkers wilden eenvoudig naar den wal. Hoewel Van Raalte nooh het een, noch het ander begeerde, liet bij zieh overhalen, om aan land te gaan. Ea het bleek eene goede keuze. Want Dauwelijks weren zij san land, of een geweldige storm brak los, weldra was de boot in stukken en dreyen de' kisten in het water. De schepelingen werden doornat. Alleen Van Raalte was behendig en vlug aan wal ge sprongen en droog gebleven. Van zijn veilige standplaats laohte hij zijn reisge zelschap hartelijk uit. Hij deed het blijk baar te vroeg. Want zij' moesten »og een kleinen stroom doorwaden, voor zij Port- Shelton bereikten. De doornatte medereizigers liepen onver schillig genoeg door het ondiepe water. De gevangenen moesten er worden door gedragen. Ook Van Raalte verzocht die zelfde gunst. Maar of het zoo sprak midden in dan vloed struikelde de vrien delijke drager, en het gevolg was, dat onze Vsd Raalte een stortbad ontving, waardoor zijne vreugde aanmerkelijk werd bekoeld. Gelukkig was het niet koud, zoodat de kleeren weêr spoedig droog waren en men zonder ongelukken te Port Streldon aan kwam, waar men bij een vriendelijken Hollander een goed onthaal en onderkomen vond. 's Morgens vroeg zou men de reis n&ar Grand Haven voortzetten. Van Raalte vroeg en verkreeg een boot om den water weg te beproeven. Sleohts één uit het reisgezelschap bood zich aan om hem te vergezellen, de anderen kozen met de ge vangenen den moeilijken tooht door de bosschen, eene reis van meer daa 12 mijlen. Ds. van Raalte leende een beddelaken, vond een staak voor mast en een bedde koord voor takelwerk en zette zoo koers naars Grand Haven. Binnen l'/2 uur kwam hij daar aan, begunstigd door den wind^ toen een groot aantal van hen, die de ver schrikkingen des doods waren ontkomen, terugverlangende naar vroegere, in zekeren zin betere toestanden, er van spraken om deze lage landen aan de zee te varlaten. Ze zouden een ander, beter vaderland gaan opzoeken. Den 7en September 1733 vertrok het eerste schip, later in diezelfde maand ge volgd door twee andere. Toen op het laatst van November nog een tweetal schepen vertrokk n waren, bleven er slechts een tweehonderd Salzburgers in Staats-Vlaan deren over van de 784, die op de 18 sche pen, gekomen waren. Toch bleef onder die weinigen de kommer en ellende voort duren. „Allen sijn arm en verlegen" staat er achter een lijst in Januari des volgenden jaars opgemaakt. Na dien tijd begon zich het consistorie der Luthereche gemeente te Amsterdam nog meer dan te voren met de overgebleven Salzburgers, voornamelijk te Groede en omstreken wonende, te bemoei en. Van uit Amsterdam werden de gelden tot onderhoud der ermen gezonden, van daar nit werden de zaken geregeld. Een helpende hand daarbij bood in de eerste plaats de predikant Hermanns van Garel, die zelf den bouw van de Luthersohe kerk te Groede bestuurde, en die niet ten on- rrehte iu zijn grafschrift genoemd wordt „der wees- en armen hulp, de troost der Emigranten". Vele dagen zijn sinds voorbijgegaan, doch nog altijd leven de herinneringen aan de Salzburgsche emigranten op verschil lende wijzen in Staata-VJaanderen voort, niet het minst bü dat deel der bevolking, dat nauw door sfkomst en godsdienst aan deze kloeke strijders voor hun geloof is verbonden. .t - )o( -

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1908 | | pagina 1