Imwi >nse, No. 121. 1908. Vrijdag 21 Februari, 22e Jaargang, HISTORISCH ivraagd ïeXoop eit te koop rkens GHRISTELIJK- NIEUWSBLAD ¥001 ZEELAND, STEDE OP OP UI ehuur stal en Brf land t Lammers, n jaarling Stier P e koop, knecht linecht ©icL VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed UIT m PMSS. JONGE-VERWEST, F. P. Ö'HÜU, te Middelburg. te 6 PRIJS DER ADVERTENTIËN BVBQl - Kiesvereeniging heeft voor de 21FKBR. a s eer zeerste wordt BESTUUR. ve woningen be- AN NIEUWEN- ndskerke, Jacob- l5 welke per schip en. gave hoeveel- ORSTANJE Lz., n Groenen Weg s bewoond door BOONE Pz. te JS Pz., g e k e r k e. ggekerke. Maart, ere. Serooskerke (W.) rek. 29 Eebr., en n, bij A. WIELE- e k e r k e. en tegenwoordige KER Jz. te Melis- ngmenscb bestaat t air p eene Sig&ren- zich grondig in en later als com ment te worden of en. Reflectanten letter P. Hl. Alg. LTA, msterdam, "ei P. KORSTANJE, "eren. r gevraagd rskneeht en s, P. Oh, on naar bek waarn aar vast werk. MAN, Izaac Hn- otterdam. aart REU, llewoutsdgk. of Mei (Kleverskerke). e-Yerwest - GoWi IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. f 1,25. Enkele nummers 0,02'. T A L M A. De sehrij ver van de rubriek «De heeren in Den Haag" in Het Handelsblad mr. Elout schrijft een waardeerend artikel over dezen onzen jongaten minister. Wij ontleenen er onderstaande aan liet was bij de behandeling van de eerste Staatsbegrooting onder het Minis- terie-Kuyper, in een avondvergadering als 'tons wel heugt, dat een van de nieuwe lingen in de Tweede Kamer, een nog jong uitziend man van kloeke lengte en donker, Romeinsoh aspect, zijn maidenspeech hield. Hij sprak voor de vuist, eerst langzaam en naar het scheen niet zonder eenigen beginnersschroom, maar weldra met de zekerheid, de redekraoht en 't rustige zelf- vertrouwed die men uit sterke overtuiging put en die omgeving en omstandigheden doen vergeten. Hij hield een oorlogsrede, een rede over oorlog en een rede vol van oorlog, een rede, forsoh van zware agressie tegen de socialisten, een rede, mokerend van stemgeluid en dreunend van geweldig heid, als 'n oorlogstrein die davert over een kasseideweg. Jupiter tonans heette hem eenige jaren later professor Van der Vlugt. Maar zij, die toen voor 't eerst dien nieu- weD afgevaardigde hoorden, waren 'tin elk geval er over eens, dat daar een ge boren redenaar had gesproken. Dat was het eerste optreden van ds. A. S. Talma, afgevaardigde voor Tietjerk- steradeel, uit welk district hij, bij de ver kiezingen van 1901, den heer Troelstra had verdrongen. En dal liet een indruk na, ook bij politieke tegenstanders De heer Talma is allengs meer naar voren gekomen, zonder opzichtigheid of opdringerigheid, vanzelf, uit kracht van zijne parlementaire gaven. Herhaaldelijk bleek hij, en over zeer verschillende onderwerpen, een oordeel te kunnen uiten dat waarde had om de zaak kennis of om de scherpzinnigheid waarvan het getuigde. loen de Drankwetswijziging bij de Kamer inkwam, werd de heer Talma gekozen tot voorzitter van de Commissie van Rapporteurs en in die funotie toonde hij het gansche uiterst ingewikkelde onder werp zoowel in 't praetisehe als in het teehnisoh-juridisohe volkomen te beheer- sohen, zóó volkomen als geen ander in de Kamer. Dooh het is vooral in arbeidszaken, dal de heer Talma, redacteur van Patrimonium en daardoor in geestelijke aanraking niet 't leven van den arbeid, zijn volle kraoht en kennis heeft getoond. Dat deed hem onder dr. Kuyper benoemd worden tot lid van de Staatscommissie voor het spoorweg personeel en ouder het ministerie-De Meester tot voorzitter van de Staatscom missie voor het tramwegpersoneel. Het maakte 't eveneens haast van zelf sprekend dat hij een der rapporteurs was over het Arbeidscontract. Ook van arbeidersver zekering bleek de heer Talmaheihaaldelijk uitstekend op de hoogte. Geen wonder waarlijk dat de heer Heemskerk voor het departement van «Landbouw, Nijverheid en Handel" ma&r dat wel «Arbeid" heeten mooht de keuze van zijn voordracht vestte op dezea afge vaardigde van nog geen zeven Kamerjareu, op ds. Talma. Ds.? Het staat vreemd. In dr. Kuyper was de dominee reeds nauwelijks kennelijk meer; tooh moehter in zijn deftigheid soms nog iets tan den kansel zweemen. Maar wat is er, in dezen predikant die trouwens immers nooit tot de «doleereuden" behoord heeft, maar in de «Groote Kerk" gebleven is dat aan zijn ambt herinnert? Hetgladgesoho- rene van zijn facie wekt, onder 't kort geknipte, tamelijk steile haar, bij zijn ge dragingen veeleer tooneelgedaehtenmet zijn donker wezen kan hij soms doen denken aan een Jago, in 't Romeinsohe van jijn schedel en vooral van zijn profiel en in 't machtige van zijn stem aan eenen Caesar. Het breed-gemakkelijke vau zijne bewegingeu, hatHaagsch-geaffeeteerde van zijn uitspraak waar ter wereld deed hj.j al die Haagsche klanken op nog vóór hij in Den Haag kwam wonen geven hem iets van een geroutineerden Lebemann, van een salongast, die een groot aplomb ge kregen heeft alleen door 't vele uitgaan. Maar in hem is noch iets van den Jeremias- toon des heeren Schokking, nooh iets van het afgepast-gesteekte van den heer De Visser, nooh iets van het braaf-naïsve van een Brummelkamp, noch iets van het Nuts-rhetorisohe van een Roessingh, noeh ook iets van 't naar zalving zweemende pathetische van een Kuyper in diens hoogste peroraties. Die affectatie van zijn uitspraak is al lengs zoo met zyn wezen saamgegroeid, dat meD haar nauwelijks affectatie meer kan heet6n. De heer Talma spreekt van «zeg gen" even natuurlijk als een ander van «zeggen'' en van «witen" en «given" even gewoonweg als een ander van «weten" en „geven". Zijn mond is er naar gaan staan en die a van „zéggen" en die i van „witen" en „givan" zijn zelfs typeerend voor twee van zijn stemmingen die zóó ver van elkaar liggen dat ze min of meer als uiterste gren zen van zijn parlementair wezen kunnen geldenvastberadenheid en een ietwat coquette bescheidenheid. Spreekt de heer Talma die a achtige uit, dan staat zijn mond tamelijk breed en hij sluit hem dan met een stevig klemmen van de lippen tot een horizontale lijn van vastberadenheid en stelligheid. Die mondbeweging is zoo vast en zoo beslist dat men wellicht, indien se gemaakt werd door een dozijn Talma's op een ry, van «hoorbaarheid" er over konde grappigen, zooals 't van Pruisische soldaten heet, dat zy «hoofd links" en „hoofd rechts" moeten wenden «met een hoorbaren ruk". Dat is de besliste, de vastberaden Talma, de Talma die weet en die wil, de Talma van durf en overtuiging, de Talma die aan tijgt en aanvalt met het geluid van den dondergod en de onverschrokkenheid van den oorlogsman, de agressieve Talma met de forsche gestalte en het kloeke gebaar, de Talma die aanpakt. Maar een oogenblik later staat daar een gansch andere Talma. Dan staat de mond, naar de i van «witen" en «given", rond en klein als 'n coquet, half-open bloemknopje. Dan daalt het stemgeluid tot bescheiden klankpeil, dan buigt de spreker zich voor over naar zyn gehoor (waar hij anders zoo rechtop bovenuit kan staan) als om te be duiden Ik weet wel dat ik niets meer ben dan 6en uwer, ik die nog zoo weinig anciën niteit hier heb. Dan maakt hij niet het korte, hooge, snelle hamergebaar met den rechterarm, als iemand die gezeggen en gebieden wil en die zyn wil meteen poogt uit te richten, maar kleine, zachtkens wui vende, noodigende of bescheideniyk batoo- gende gebareD, vry laag gehouden, soms haast horizontaal vooruit, met beide armen soms (waarbij hy dan nog niet zelden een zakdoek in de band houdt waar hy zich de perels van zyn redavuur van het hoofd mee heeft gewischt). Of zelfs maakt hij zich héél beminnelijk en bescheiden en legt de eene hand losjes op de borst hij biyft altyd een waardig-elegant man van een ubeau gestein een houding die te zeggen schyntIk vermeet mij niet te oordeelen, ik onderwerp mij aan het oor daal van da ouderen en wyzeren die hier zyn. Dat is de i- Talma die den a-Talma telkens weer afwisselt, de Talma-indicatief naast den Talnaa-imperatief, de Talma- David naast den Talma-Goliath, de salon man naast den politieken houwdegen. Meen niet dat deze dubbelheid gevolg is van iets innerlijk onwaars, dat 't eene aspect van deze figuur den schjn geeft en het andere 't wezen. Er is, in dezen afgevaardigde, bij al zijn rustige elegantie en bij al het dandineerende van zijn allure, tooh volstrekt geen pose. Alles is echt zelfs zijn gemaaktheid. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent, Familieberichten van 1—5 regels 50 cent. iedere regel meer 10 cent. Maar tussehen bescheidenheid en krachts besef beweegt zich, schommelend, zijn nog zeer jong en frisoh gebleven temperament. Temperament ja, maar dat altijd in 't gareel loopt van een koel verstand. Onvoorzichtigheden begaat de heer Talma niet vaak en als hij er een begaat dan is zij vermoedelijk eer't gevolg ven politieke misrekening dan van uitschot van tempe rament. Hij is Real-politiker als weinigen, gehard en verhard reeds in den politieken strijd in «n buiten de Kamer. Hij kaa soms, in de hoeken van zijn mond 't hard- slimme hebben dat er ook bjj dr. Kuyper vaak in gluurt; maar 't gevoelige dat óók wel zweemen kan in dr. Kuyper's oogen, zagen wij er bij den heer Talma niet. Wij houden hem voor minder kwetsbaar in het sentimenteele dan zijn groate leider die ook wel allengs pachyderm zich ge- politiekt bad maar tooh enkele zeer ge voelige plekken over had gehouden. Van het fantastische in dr. Kuypers aanleg, dat dezen wel eens ongerief bezorgd heeft bij 't ontwerpen van een wet en dat hem in zijn buitenlandsche doen voor menigeen zoo onrustwekkend maakte, heeft, naar wij meenen, de heer Talma niets. Hij wiekt dan ook zoo boog niet op, snaar hij is, in zijn vlucht gesiadiger en blijft 't liefst op den beganeo grond. In flair ven weten, in intuïtie, haalt hij dr. Kuyper's hoogte niet en zijn kennis mist ook 't universeel- geniale van diens vluggerig maar zeker eneyelopaediek begrip. Doch in het feitelijk beheersohen, in het vermogen om een zaak haarfijn te kennen, niet slechts haar naar 't algemeen wezen instinctief te vatten, in 't solide en tot in by zonderheden weten van een zaak, overtreft hij dr Kuyper. Voor een politieken leider en bezieler is de eerste qualiteit meer waard, maar voor een wetgever als er te biezen valt allicht de tweede. Voor beiden is een zekere hard- huidigheid heel nuttig. En, gelijk gezegd, daaraan schïint de heer Talma geen gebrek te hebban. Weliicht zelfs heeft hy daarvan te veel. Als Kamerlid placht hij den poli tieken strijd nooit tevermyden.integendeel; dien op te zoeken. Politieke munt uit een geval te slaan, het zij groote of ook kleine, te zoeken wat den tegenstander deren en zyn eigen fractie eeren kon, te wonden op gevaar van zelf gewond te worden, uit te vallen en een uitval af te weren 't scheen voor dezen oorlogsdcminee soms wezenlijk een lu3t. Redevoerend of in ruste, waar hy was daar wist of giste men de politiek. Hij kon staan soms, ietwat achter in do zaal, daar waar het plankier een hcogsr voetstuk geeft, met de blauwgeboorde vuisten in de zijden (welke deftige dominee zou er ooit blauwe manchetten dragen en de beenen stevig wat uiteen geplan t, om met een zelf- vertrouwelijken glimlach iu de oogen en in de hoekeu van den vsstgeklemden mond, do zaal te overzien gelijk een kampvechter de arena die hem aantrekt en waar hij zich thuis voelt. Hy kon, wat genaderd tot de randen van het middenperk der zaal, soms 'n schetterend hoongelach uitgorgelen naar een tegenstander die aan het woord was, als hst smijten van een handschoen voor eens anders voot om dan, rustig en met schijnpedanto meesterachtigheid 'n onder houd bedaard weer voort te zetten met een medeafgevaardigde, dat hij voorde met be geleiding van elegant gesprenkel van geba ren die, naar 't scheen,du haul de sa gandeur d6n aldus onderrichte werden toegedrop- pold. Hij kon zitten, op een van de stoelen aan den binnenzoom van het middenperk, breed- en languit, achterover leunend, met de duimen in de armsuitsnittan van zijn vest en met de beanea over elkaar ge slagen, welbehaaglijk luisterend naar den spreker van het oogenblik, glimlachend van oprecht loernooipleizier als juist des sprekers spot of toorn hem trof zoo rustig en voizeker ais een vechtersbaas die weet dat straks zijn beurt komt. Slechts vergunde hij zieh nu en daD een voorproef door een interruptie. Of hij banjerde, in zulk een stemming, door de zaal met door den eigenaardigen stand der beenen ietwat schommelend bewegen van het teamlijk zware lijf, de handen in de zakken, in een zekere nonehalanee met een (jkje arroganfie, nu eens slil zoo boemelend met den tartenden genoegelijken grijns op zijn gezicht, dan even weer een medeiid aan sprekend met die gebaren en die houding van rustige zelfverzekerdheid die, ook door dien hij groot van stuk is en dus licht wat op een ander neerziet, een schijn gaf van neerbuigendheid. En dan, eindelijk, klom hij zelf naar 't gestoelte en trok daar 't zwaard van zijn zeer groote sprekersgave, kalm beginnend, welbezonnen, maar al ras met warmte en met kracht, woorden vindend, zinnen tuigend zonder eenige moeite, met dezelfde krachti ge gemakkelijkheid, dezelfde elegantie en aisance van zijn uiterlijk gedragen. AIleDgs werden zijn slagen wiohtiger en feller en hij zelf deed daarbij, als een zwaard- kampioen die soms terug wat uithaalt en dan weer voorover toehouwf, nu een stap, of een beweging, achteruit en dan weer voorwaarts in-een-uitval. Om het bouwen van zijn rede gaf hij weinig zoo als dr. Kuyper voorbereiding en spontane inspiratie te vereenigen weef, doet de heer Talma 't niot. Hij spreekt naar de aandrift van het oogenblik, naar 't schijntwellioht naar 'n vage schets van wat hij zeggen wil, die hem wel voor den geest staat, maar waaraan hij zich niet bindt. Hij zegt, in een vrij gestadig tempo en met natuurlijk poozen af en toe, wat hem te zeggen dunkt, ganseh zonder aarzeling nooh verspreken, en hij levert zoo een rede, onvolmaakt van bouw en evenwioht, inaar van spon tane kraoht en van een logica en een scherpzinnigheid in 't onderscheiden, in 'l stellen en tegenstellen, in 't geduldig klaren en ontwarren van een zaak, in't juridisch demonstreeren dat zeer vaak juristen hem er om banijdden en den hoogsten lof hem gaven dien men uit juristenmond kan krijgen: Hij is een geboren jurist. Promotie iicum"! En altijd met distinctie. Nooit betrapt men dezen zwaren strijder op een onele- gantie. Zelfs de wijze waarop hij voor het ia den strijd verhitte aangezicht en voor hoofd, zijn sakdoek bezigt, is gedistingeerd. Let maar op hoe anderen zieh 't geziebt afplassen met hun zakdoek en zie hoe rustig-ingetogen de heer Talma 'tdoet. Ook als «Jupiter tonans" overschrijdt hij nooit de grenzen van 't voorname. Hoe geweldig hij ook zijn kraoht veiklanken moge, 't kan wel zwellen tot bazuingeluid maar nooit uitbarsten tot troinpetgesohetier. 't Blijft in goede maat. Zoo staat hij daar nu achter de minis terstafel, deze politieke strijder, als een jonge krachtfiguur wiens werklust en wiens geestesgaven hem een werker in 's lands wijngaard kunnen maken nadat hij tot nu toe strijder is geweest op 'i slagveld der partijen. Het rustig-jonge, het onversaagde in hem trekt aan. 20 Februari 1908. De Middelburgsche Courant schrijft De Heraut, dr. Kuypers kerkelijk blad, begint nu reeds roet in het eten tc werpen. Wij merken hiertegen op dat I)e Heraut niet is dr. Kuypers blad. Dr. Kuyper heeft al in 1901 de hoofdredactie van dit blad neergelegd. Hy schrijft cp het oogenblik (misschien) nog de meditaties, en clan ver leent De Heraut hem gastvrijheid voor zijn belangrijke artikelenreeks „Pro Rega". De Heraut staat onder hoofdredactie van dr. H. H. Kuyper,die wordt bijgestaan door dr. Gcesink. Het Handelsblad zegt met de publiceering van mr. Heemskerks studentenstellingon niets stuitends bedoeld ts hebben. Ook wij mogen dit derhalve voor kennis geving aannemen. De Zutfensche Crt. (unie-libheeft het anders wel anders opgevaten de (vrije - dem.) Land en Volk schrijft;Het oprakelen (dier) stellingen van 25 jaar geleden en het verbaasd doen over't reeds jaren bekende feit zynev bekeering is vrijzinnigheid op haar smalst en grenst aan het ploertige, zoo het niet over de grens heen is". De Rotter dammer en wy met haar keuren deze taal af. Maar Het Handelsblad deed in elk geval met deze onnoodige opraksling hoogst zonderling. Wegens zyn benoeming tot lid van Ged. Stat8n van Zuid Holland is jhr. mr. D. J. de Geer afgetreden als lid der hoofdredactie van De Nederlander. Naar aanleiding daarvan schrijft dit blad: Bij deze mededeeling moet ons een woord van leedwezen en dank van het hart. Van leedwezen, omdat wij nu uit ons midden zien vertrekken, een journalist, zeldzaaü cons ciëntieus, eerlijk tegenover elk bestrijder, met den moed der overtuiging, een man van nobel karakter, die een sieraad was van de Neder- Iandsche dagbladpers. Van dank voor alles wat hij voor dit blad heeft gedaan. Hoeveel dat is, daarover kunnen slechts zij oordeelen, die het voorrecht hadden dage lijks met hem te mogen samenwerken. Wij zijn overtuigd dat onze lezers debijdragen van zijn hand noode zullen missen. Hoe gaarne hadden wij gezien dat hij tot in lengte van jaten aan het hoofd van dit blad zijn beginselen had uiteengezet en verdedigd. Nu het anders is, moeten wij daarin berusten en kunnen wij slechts den wensch uitspreken dat jhr. De Geer in de eervolle ambten waartoe hij geroepen werd, de bevrediging moge vinden van zijne hoogste begeerte .voor land en volk het beste te zoeken. Wie dhr. De Geer kent zal zich gaarne bij deze vleiende woorden aaasluiten. Als journalist was dhr. De Geer als ge knipt, en ging er kraoht uit van zyn voor beeld als polemist (met woord en pen) was hij altijd even ridderlijk, hy bestreed de beginselen en waardeerde den tegenstan der ook prijst men zijn organisserend talent, waardoor hy zijn party en de Recht- sche coalitie bij de etembu3 en in de pers groote diensten bswezen heeft.Jhr. DeGeer vereenigt in zich da goede politieke eigen schappen van Kuyper en Lohman hy is een soldaat die den maarschalks staf in zyn ransel draagt. Wat Talma belooft voor de antirev., belooft hij voor de cbrist. hiat. party. Zoo God hem spaart, meg het Land van hem nog veel verwachten. De heer A. F. de Savornin Lokman. In de Vrije Socialist komt een ingezonden stuk voor van den heer A. F. de Savornin Lobman, Daar aanleiding van het verslag dat genoemd blad gaf van do rede des heeren Lohman, te Almelo dezer dagen gehouden. Merkwaardig mag de volgende zinsnede heetea Ik heb, door gebruik te maken van de mij door den Schepper verleende talenten, mee gewerkt om het lijden van honger door anderen te voorkomen, tn ik had dat in veel mindere mate kunnen doen, indien ik, inplaats van die talenten te gebruiken, mijn geld had afgestaan aan anderen, en mij daardoor in de nood zakelijkheid had gebracht, door handenarbeid in het onderhoud van mij en de mijnen te voorzien. Iets verdienstelijks steekt niet in dien door mij ten bate van anderen verrichten arbeid, omdat het slechts de vervulling is van de door mijnen Schepper opgelegde verplich tingen. Is er eenige verdienste, dan alleen deze, dat ik mij liever gevoegd heb naar de mij gestelde ordening, dan in hoogmoed en eigen waan de wereldse he ordering op andere grond slagen te willen grondvesten, Potgieter. Nu het mot de inzameling van ge'.den voor het Potgieter-monument niet schijnt ta vlotten, wijst De Telegraaf op Potgieter's weinige populariteit, waartoe zeker de stroefheid zijner verzen, ds gekunsteldheid van zyu proza bijdroeg. Hy volgde hieriu 't voorbeeld van den Hangschen Huygena. Van menig vers en opstel van Potgieter mocht iets dergelijks gezegd worden, als hetgeen Cats zijn lettervriend Huygeya na zei

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1908 | | pagina 1