NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 107. 1908
Woensdag 5 Februari.
22e Jaargang,
CHRISTELIJK:
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed
S. J. BE JONGE VERWEST te Goes
P. P. D'HUIJ. te Middelburg,
PRIJS DER ADVERTENTïËN
lets over Hugo Verriest.
uit m pms.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p p,1,25.
Enkele nummers0,02*.
UITGAVE DER FIRMA
EU VAK
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1 —5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
AT MBKUSilHyUIIIM
De opgaaf van den spoordienst
komt in dit nommer voor op de ge
bruikelijke plaats,
Dezer dagen iets lezende over den zoo
sympathieken Vlaamschen schrijver en
dichter geestelijke Hugo Verriest, wil ik
trachten iets er vau na te vertellen in eigen
tale en spraak, zoover doenlijk. Ingoyghem
heet het kleine dorpje van ongeveer 1600
zielen op 14 K.M. van Kortryk in West-
vlaanderen land, waar pastoor Verriest te
midden van een nederige landbouwbevol
king zijn levensdagen slyt en hoopt ten
einde te brengen in vredige rust. „Och ja,
't is zoo'n braaf, eerlijk volk", zegt hij en
tracht daarom den binnenkant der men-
acnen te ontdekken en vindt dien wel ook.
En hoe zou het ook anders Pastoor Ver
riest leeft en werkt nu reeds een twintig
jaren, geen kleine spanne tijds alzoo, te
midden van dat eenvoudige landvolk, zelf
heel eenig wonend aan den eenzamen weg
in zijn pastorie een groot, wit heerenhuis
met van voren zyn bloementuin, zwaar van
rozen, het geheel verscholen des zomers
achter 't lommer van oude boomen. lederen
dag schier komt hij met zijn parochianen in
aanraking, 's Zondags vooral, als hij ze ziet
van aangezicht tot aangezicht, in de een
voudige rooden baksteenen kerk aar^ het
eind van het dorp, zijn sermoenen voor hen
uitsprekend, stilletjes by hem gegroeid uit
den wortel, gelijk een boom, terwijl hij
wandelt door de velden, sermoenen waar de
adem zyner ziel door vaart. En de parochi
anen van hunne zijde vereeren den sympa-
thieken man tot aanbiddens toe. Wanneer
ge zoudt vragen èn te Ingoyghem èn in de
dorpen in de omgeving naar pastoor Ver
riest,'t kleinste kind zou u terecht brengen.
Ze kennen hem allen. //Dat is zoo'n goeie
mensch, zoo een wijze man 1" zeggen ze.
Hoe die wijze mensch op dat verloren
dorpje in West vlaander en land kwam De
belangstellende vrager dient dan te weten,
dat achter die twintig jaren werken, den
kenen leven een verleden ligt van worste
len, stryden en schijnbare neerlaag, doch
wezenlijke overwinning, een strijd dia
samenhing met de ontwikkeling vanVlaan-
derens taal. Zij, dis het voorrecht hadden,
den sympathieken pastoor van Ingoyghem
ook hier te Middelburg zoo gezellig te hoo-
ren causeeren over zijn vriend Guido Ge-
zelle pastoor Verriest kent den geheelen
Gezellestam, zijn vader, zijn moeder, zyn
broers en zijn zusters, allen wonderbaar
volk weet zich nog wel te herinneren,
hoe hij zijn gehoor reeds bij den eersten op
slag pakte, door op echt guitige wijze ver
schooning te vragen voor het zwakke stem
geluid. Mijne studenten zijn ieder met een
s'ukje van 's professors stem weggeloopen,
heette het toen. Hieruit valt dus o. a. te
concludeeren dat pastoor Verriest ook in
zijn leven meer heeft gedaan dan sermoe
nen voor den Zondag klaargemaakt in zijn
stille denken. Hjj is ook professor geweest.
Een droevige ervaring heeftVerriest daarbij
opgedaan, of beter een reeks van droeve er
varingen. Niet ten opzichte van 'smans
leerlingen. Tusschen hem en zijn studenten
ontstond, het was om zoo te zeggen, zijn
eigen scheppiog, ontstond dat wonderbare
magnetisme, waarop ieder, die er de kracht
en invloed van verstaat en weet te schatten,
fier mag zijn.waarop ook professor Verriest
zoo fier is. //II ensorcelle mes élèves", zeide
de superior van hem in dien tijd. Is er groo-
ter lofspraak denkbaar, al was ze allerminst
zóo bedoeld Maar om den lezers eenige
van 's mans droeve ervaringen te doen ken
nen, dienen we terng te gaan tot den tijd, j
dat de professor zelf nog leerling was, leer
ling aan het kleine seminarie te Rousselaire
onder de bezieling van zijn onvergetelyken
leermeester en lateren vriend Guido Ga
zelle. Het was zoo omstreeks 1854.
Gezelle was toen tot professor benoemd
van „Commerce" van den handelscursus,
om een weinig later den professor van
Vlaamsch, die les gaf in Nederlandsche
grammatica en syntaxis, gedurende diens
ziekte te vervangen. Die arme Vlaamsche
tale, ze werd zoo stiefmoederlijk bedeeld
ten tijde, dat Verriest daar te Rousselaire
student was. Hoe kon bet anders? Van
officieels zijde, van overheidswege, van de
hoogere levenskringen zag men uit der
hoogte op haar neer, men bespotte en ver
guisde haar en men giDg de burgerlijke en
rijke jeugd voor in de mispryzing hunner
moederspraak. Het moest Franech wezen.
Fransch en dat alleen. Eén ure per week
voor het Vlaamsch en welk onderwijs
dan nog was meer dan genoeg. Meer dan
genoeg voor „cette sale langue fiamande".
Wie op 't college Vlaamsch durfde spreken
werd uitgelachen, bespot, zelfs gedwongen
om in 't openbaar het teeken der verach
ting te dragen. Weg met den Vlaamschen
aard, weg met den Vlaamschen zin, le fran
cais seul est grand
Maar daar verscheen Gezelle, de profes
sor, met al de kracht van zijn Vlaamsch
wezen, van zijn Vlaamschen zin, opkomend
tegen dien verkeerden geest, tegen het
antieke onderwijs, tegen al die schijnge
leerdheid, tegen die quasi-bewondering
vau La Fontaine, Racine, Corneille en le
Grand siecleflii, de groote revolutio
nair op onderwijsgebied aan Rousselaire's
klein Seminarie
//Een heele wereld van leugen, valsch-
heid, conventie en gebaren werd buiten-
gezet en vergeten." En wat kwam er voor
in de plaats „Een heele wereld van waar
heid en schoonheid trad binnen in helder
stralen van hoogeren geest, in innig ge
nieten van zingend hert, in oneindig roeren
en ontroeren van onze eindelooze ziel."
„Zijn onderwijs «zegt Hugo Verriest", was
een verheffen van geest en hert en ziel naar
boven, door zyn woord en door zijn wezen...
De wereld der poëzie zong rondom ons,
drong in onze herten en bracht ons onuit
sprekelijk genoegen. Wy waren blind, wy
waren doof, wij waren stom en zonder taal.
Hij deed met zijnen profetenvinger onze
oogen open en leerde ons zien. Hy deed
onze ooren open en leerde ons hooren. Hy
ontwaakte op onze lippen dat zoete, dat
allerzoetste Vlaamsch.^Poëzie en eigen taal
waren ons geworden. Wy leefden".
Het jonge Vlaanderen ontwaakte door de
begeestering van Gezelle's persoon en van
zijn bezielend woord. Doch dat doen ont
waken was een misdaad. Het ontluikend
leven moest worden [onderdrukt, de jonge
beweging zou zoo gauw mogelijk gedood
worden. Van hooger hand kwam het wacht
woord. Het bevel luidde „Kuisch Gezelle
weg 1"
4 Februari 1908.
Wij moeten een foutieve voorstelling te
rugnemen.
Wij schreven dat de Zeeuivsche Courant
het artikel van De Tijd op verzoek van de
N. Zeeuivsche Crt. niet had overgenomen.
De Zeeuwsche Crt. heeft dat teil gedaan.
Zij heeft er zelfs nog een, zij 'took weinig
afdoende, kantteekening aan toegevoegd.
De redactie verdient derhalve lof, geen
blaam.
Zij aanvaarde ons excuus voor de ver
gissing.
Emigratie naar Duitschland.
Dr. P. A- Klap schryft aan het Hdbld.
Mede om te onderzoeken, of 't nog moge
lijk was,arbeiders op behoorlijke voorwaar
den in Duitschland aan werk te helpen,
bracht ik pas geleden een beroek aan een
der Duitsche nijverheids districten. Mee-
nende, dat werklieden niet het minst met
werkliedentoestanden bekend zijn, heb ik
getracht zooveel mogelijk ook arbeiders te
ontmoeten. Doch ook andere personen, ge
heel buiten de quaestio staande, werden
door ons (de liser G, van Zanten, Ringkade
14, heeft mede het onderzoek ingesteld) ge
hoord. Wat wij te zien en te hooren kregen
gaf ons den volgenden indruk.
In tal van plaatsen is er nog voor Hol-
landsche arbeiders werk te vinden; natuur
lijk hier meer, daar minder. Niet alleen
menscheD, die in en op de mijnen willen
werken, worden gevraagd, ook wel andere
krachten worden soms gezocht. Zoo werd
mij in Dusseldorf verzekerd, dat daar wel
dra menschen in fabrieken plaatsing zullen
kunnen vinden, omdat dan vaklieden, tijde
lijk in de fabriek werkzaam, dezs gaan ver
laten om hun eigenlijk vak te kunnen uit
oefenen. Doch voor toekomstige mijnwer
kers is hot gemakkelijkst arbeid te vindeD.
Wij ontmoetten nog enkele Hollanders, die
in de mijn gegaan waren en die ons hunne
tevredenheid te kennen gaven. In een gezin
werkten vader en zoon in de myn zij ver
dienden ieder 4 maik per dag, dus 48 mark
samen week, terwijl nog een jongen van 14
jaar op de myn werkzaam 9 mark per week
inbracht.
Natuurlijk zijn aan de emigratie bezwa
ren verbonden. Wy kunnen 't ons indenken
dat menigeen er tegen opziet, om te ver
huizen. Natuurlijk ligt het geld in Duitsch
land maar niet op straat, om door den
eersten den besten voorbijganger opgeno
men te worden. Maar is het dan zoo aange
naam, hier werkloos weken en maanden
rond te loopen Doch voor iemand, die
werken wil en over wat doorzettingskracht
te beschikken heeft, zal in den vreemde
allicht meer plaats zyn dan hier. Men moet
zich ook eenigen tyd gunnen, om daar te
gewennen, en niot na twee of drie dagen
zeggen: „Hst bevalt mij niet".
Ik heb er lieden gesproken, die niet meer
naar Holland terug wilden en ik heb er
gesproken, die wel naar hun vaderland
verlangden, doch die erterstond bijvoegden,
dat het vooralsnog in Duitschland beter
voor hen was.
Niemand ga er echter heen, dan nadat
hij verzekerd is, daar terstond aan het werk
te kunnen komen. En onze commissie uit
de burgerij, die ook het emigreeren bevor
deren wil, doet dit niet anders, dan met
de grootste omzichtigheid zij moet zeer
kieskeurig zijn in het uitkiezen van men-
sohen, die zij in het gaan naar Duitsohland
wil helpen.
Ik weet ook, dat consuls en andere
offioieele personen zioh tegen de emigratie
verklaaad hebben. En ik kan me dit van
hun standpunt zeer wel begrijpen. Het
Hollandsoh element staat in den vreemde
allesbehalve goed aangeschreven; er zijn
wel patroons, die voorloopig geen Hollan
ders willen aannemen. Ook consuls en
auderen hebben hoogst onaangename er
varingen met emigranten gehad, zoodat zij
natuurlijk bevreesd worden voor grooteren
toeloop, en nu eene waarschuwende stem
doen hooren.
Een goed ingericht emigratieplan, dat
verstandig ten uitvoer wordt gebracht, kan
praohtige resultaten hebben, ook al zullen
teleurstellingen niet uitblijven. Doch on
doordacht verhuizen naar Duitsohland zal
waarsohijnlijk niet anders dan vergeefsohe
moeite veroorzaken.
Christelijke verzorging van Krank
zinnigen in Zeeland.
De Vereeniging tot Christelijke verzor
ging van Krankzinnigen in Zeeland die fe
Middelburg haar zetel heeft en nabij Ber
gen op Zoom heerlijke, gezondeenliefdelijk
gelegen terreinen vond, waarop zij hare
stichting, onder den sprekenden naam
Vrederust" Rust door vredewil
bouweD, heeft eene 4 proeent geldleening,
groot twee tonnen gouds, uitgeschreven
met obligaties van duizend, van vijfhonderd,
van honderd en van vijftig gulden, opdat
al onze Zeeuwen, die ook maar iets op
zijde kunnen zetten, mede mogen doen,
en ook buiten Zeeland veleD, die gaarne
hun kapitaal wijden tot de uitbreiding van
Gods Koninkrijk, zonder dat zij in hun
inkomsten gedeerd worden, de groote wel
daad kunnen bewijzen, dat zij mogelijk
maken de verrijzing der gewensohte stich
ting, die aan honderden der droefst be-
zoohten eene verblijfplaats wil bieden, waar
de vreeze Gods heersoht en Christus barm
hartigheid troost.
Hoe dikwerf hoorden wij onbemiddelden
zeggen //Och, of ik rijk ware, wat zou ik»
dan met blijdschap steunen alle goede
dingen, in het bijzonder den arbeid der
Cnristelijke ontferming
Helaas, als God eenigen overvloed sehonk,
hoe liohtvaardig werd dit voornemen
schier gelofte vergeten en hoevelen zelfs
onder Christenen, vervoerde de eoht we-
reldsohe begeerte om fortuin te maken, al
moest wat God hun toevertrouwd had, in
een zweetdoek worden begraven of san
een kansspel wordeD gewaagd.
Het Bestuur van «Vrederust" wendt zioh
met vrijmoedigheid tot ODze min of meer
gefortuneerd en en zegtwij willen de hand
aan den ploeg slaan, peiozen, werkeD, zorg
arageD, ons getroosten de inspanning van
het initiatief, nauwkeurige berekeningwij
willen zoekeD, heen en weer reizen, ver
gaderen wij geven ons, ook al worden
wij soms misprezen en gelaaktvoor ons
zijn al die moeite, straks ook al het toezicht,
het bezielen, bet steunen, het leiden, maar
zet gij nu met ons den schouder onder de
tinaneieële behoeften en daarvoor vrsgen
wij niet om koninklijk milde giften, die
de zaak wel waard is doch slechts om
een renteloos liggend of vrijkomend kapi
taal en als 't moet ook om eenig kapitaal,
dat gij gemakkelijk kunt vrij maken.
Als iemand denkt, dit is te veel gevergd,
dat hij zieh eens ernstig beproave, of hij
in dezen ook bevonden wordt tegen God
te strijden. Dan mag hij de vraag wel eens
onder de oogen zien, of hij grond heeft otn
op zijn bezit en inkomsten wel waarlijk
Gods zegen te verwachten.
Hierbij willen wij opgemerkt hebben,
dat wij wel om geen daad van barmhartig
heid vragen, maar dat toch de arbeid,
waarvoor wij kapitaal vragen, een arbeid
van treffende, God verheerlijkende barm
hartigheid is.
«Vrederust" zal zijn eene stichting van
Christeijjke barmhartigheid in diepen, rij
ken zin. Misschien wel voor uwe nabe
staanden en vrienden, waaronder die God
van eeuwigheid heelt liefgehad en de Hei
land heeft gekocht met Zijn bloed.
Hebt gij dan recht en vrijheid om de
bede te weigeren, als 't Bestuur vraagt om
uwen geldelijken steun Als ons Christelijk
leven nog iets kende van den liefdegloed
der eerste tijden, deze leening zou met
weinige dagen volieekend zijn Eu wij,
Zeeuwen zijn er nu toch waarlijk de
naasten toe
Helpt dan Daar uw vermogen 1
Stelt ook in dezen uwen weg wel aan,
en God zal u Zijn heil doen zien.
HET BESTUUR.
Vrouwenkiesrecht.
Freule Anna de Savornin Lobman heeft
het in de «Hollandsohe Lelie" eens over
het vrouwenkiesrecht gehad. Zij sohrijfi
En toch, ben i k noch lid van de vereeniging
voor vrouwenkiesrecht, noch vóórstander van
de propaganda die wordt gemaakt om de vrouw
dat recht te bezorgen. Want ik acht het een
volkomen onnuttige zaak, ons zooveel moeite
te geven voor iets, dat, wordt het verkregen,
veel meer kwaad dan goed zal stickten. Gij
zult eens zien hoe dom en onnoozel de vrouwen
zich dan zullen laten leiden door al de partij
leiders, die haar ten eigen bate bij den neus
rondleiden, en op hare schouders naar boven
klimmen. Nu reeds kunt gij zien, hoe de
socialistische partij, die uit partijbelang het
feminisme in den zak kruipt, bijna al deze
aanstaande vrouwelijke kiezers onder hare leden
telt. Het ligt zoo in den aard der vrouw, zich
te laten influence eren door anderen, dat
de vrouw-kiezer, zonder eenigen twijfel, nog
veel meer vatbaar zal zijn voor knoeierijen en
omkooperijen, van zich wat laten wijsmaken
door schoone beloften, dan de man-kiezer. Om
al die redenen acht i k het een dwaasheid,
zich ook maar eenige moeite te geven tot het
verkrijgen van een recht, waarvan de uitoefening
volstrekt geen nut of zegen, maar alleen
onheil zal veispreiden. Daarbij komt nog,
dat ik het voor moeders en gehuwde vrouwen
bepaald afkeurenswaardig acht, als kiezer op
te treden. Een gehuwde vrouw behoort
aan het gezin, kan de maatschappij
nimmer méér ten zegen zijn, dan wanneer zij
op haren man en hare kinderen een opvoe-
d e n d e n invloed heeft. Alle verdeeldheid
teweeggebracht door verschil van meening op
politiek gebied, alle invloeden van buiten,
waardoor de gehuwde vrouw zich zou laten
influenceeren ten behoeve van een of andere
partij, tegen den zin in van haren op dit punt
anders denkenden man, moeten verderfelijk
werken op den onderlingen vrede in het ge
zinsleven, die m. i. boven alles n o o d i g is
lot het behoud van de maatschappij waarvan
weer het behoud wortelt in dat van het huis
gezin. Het eene volgt hier logisch uit het
echtgenoote, meer dan wie ook ter wereld,
behcérscht in den grond de toekomst van de
geheele natie. Indien elke vrouw een goede,
verstandige echtgenoote en moeder ware,
niets meer dan dat, dan zou zij daardoor een
onbegrensden zegenrijken invloed uit-
oelenen tot in de verste nageslachten.
Wat nu eindelijk het lid worden van die
vereeniging aangaat, Alexandra, gij kunt uw
geld beter gebruiken dan tot het lid worden
van een vereeniging, die niets anders tot stand
brengt dan het drukken van maandblaadjes,
het betalen van speechende dames, het orga-
niseeren van vergaderingen, waarvan dan weer
verslagen worden gedrukt en al die dwaasheden
waaraan zoo véél contributies voor dit en voor
dat verloren gaan. Van dergelijke vereenigingen
zijn de oprichters en woordvoersters niets anders
dan eerzuchtigen, die per-sé een rolletje willen
spelen, en meenen dat ze dit doel niet beter
kunnen bereiken dan door het schermen met
vrouwenkiesrecht.
De stand van Predikant.
De Standaard merkt op, dat er school
hoofden, onderwijzers en zelfs werklieden
zijn, die een inkomen genieten, waar meer
dan één predikant niet aan reikt. En art.
171, 2de lid, der Grondwet geeft uitdruk
kelijk reoht aan de Oveiheid, ongenoeg
zame tracfementen van bedienaren van den
godsdienst te verhoogen. Maar de Overheid,
zoo zegt het blad verder, beeft, terwijl
men vaD rijkswege ten behoeve van tal
van andere gegadigden veel deed, juist
ten bate van deze klasse van personen
niet alleen niets gedaan maar zelfs bij stille
afspraak een aocoord aangegaan om niets
te doen.
Blijkt hieruit nu niet ten duidelijkste, dat de
publieke opinie zich om de eere van den stand
van predikant veel te weinig bekommert Op
elk ander terrein ijvert men voor lotsverbetering,
hier onthoudt men zich met schuldige koelheid.
En dit nu vindt zijn oorzaak in de te geringe
waardeering der Religie, en in de daaruit
voortvloeiende mindere waardeering van haar
dienaren.
En dit nu mag zoo niet voortduren. Ook
hier behoort gerekend te worden met de hooge
opleidingskosten, met den eisch van een rustig
en onbekommerd leven, met de onmogelijkheid
om de eere van zijn stand op te houden, en
met de noodzakelijkheid om zich op de hoogte
te kunnen houden van zijn vak.
Heel ons volk heeft er belang bij, dat de
predikant wetenschappelijk 2ij opgeleiddat hij,
als geroepen om in alle kringen te verkeeren,
zijn stand kunne ophoudenen ook dat hij zijn
ontwikkeling met de academie n:et afsluite.
Juist dit nu moest er o. i. alle Kerken toe
leiden, om, hoe eer hoe beter, de afrekening
op grond van art. 171 tot een voldongen fett
te maken. Zoolang de meeste predikanten steu
nen moeten op art. 17I, raken ze al meer ten
achter bij onderwijzers en andere ambtenaren
En eerst als de Kerken, na behoorlijke afre
kening, zelve den plicht op zich namen, om in
de goede verzorging van hun predikanten te
voorzien, zou ten deze van eeren van den stand
van predikant, naar eisch van zijn opleiding,
naar eisch van zijn levensstandaard, en naar eisch
van zijn sociale positie sprake kunnen komen.
Amerika toont het.
Thans daarentegen drukt art. 171 zelfs die
andere kerken, die niets uit art. 171 genieten.
Thans toch acht men in de vrije Kerken reeds
genoegzaam voor zijn predikanten gezorgd te
hebben, zoo men hun 'n inkomen verzekert, dat
het inkomen van de uit art. 171 gesalarieerde
predikanten vrijwel of van verre nadert. Juist
alzoo tengevolge van art. 171 slaapt de publieke
opinie. Ze stelt het gewichtig vraagstuk van
den stand der predikanten niet aan de orde.
Ze bekreunt er zich niet om. En ze voelt het
niet, in hoe menige pastorie tengevolge hiervan
bitter geleden wordt, en hoe de positie der
Kerken zelve, en dus ook de eere der Religie,
er doqr wordt gedrukt.