No, 85. 1908. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND Vrijdag 10 Januari. CHRISTELIJK- HISTORISCH Neg geen gelijkstelling 22e Jaargang, ui? ui pms. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. 1 DE JONGE-VERWEST. te f. P, D'HUIJ, te Middelburg, Goes PRIJS DER ADVERTENTIËM l' rHÉÉnTiiiiii IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers 0,026. UITGAVE DER FIRMA sm vm ■Jan 5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. ESSSSEaSBSSEHHHBMEnBi De Unie van Clir. Onderwijzers in Neder land heeft eeu handig boekje in het lioht gegeven, waarin nog eens duidelijk wordt gemaakt dat de gelijkstelling tussohen bijzonder" en „openbaar" lager onderwijs in ons land nog niet verkregen is. De wst-Maekay heeft aanvankelijk ge lijkstelling gebracht; de wet-Kuyper bracht de hoofdzaken; het wetje-Rink bracht nog eenige verbetering. Doch ook zóó is men er nog niet, noeh ten opzichte van 'i Rijk, noch ten opzichte van de Gemeente, is de gelijkstelling er. De openbare onderwijzer kan aanspraak maken op wachtgeld, de bijzondere niet het Rijk geeft voorschotten (art. 49 wet L. O aan de gemeenten voor de onder wijzerssalarissen, voor de surplus-onder- wijzers, voor de vergoeding voor woning- huur, voor de 75% voor sohoolbouw en grond-aankoop, de bijzondere school moet die voorschotten derven. Dit is, bij de bekende late uitkeering der Rijks subsidie, een zeer groot inconvenient: voor menig schoolbestuur tijdelijke tekorten, en extra rente-uitkeering, voor tal van onderwijzers uitstel van salaris ver hooging en dus een blijvend financieel nadeel. Het Rijk verstrekt aan de gemeen ten extra bijdragen, aan de besturen niet. In 1904 beiiepen die bijdragen f449569, zijnde notabene meer dan 'Is van het totqle bedrag aan de ge subsidieerde bijzondere scholen. Is de gelijkstelling ten opzichte van het Rijk nog slechts ten deele verkregen, ten opzichte vaa de Gemeente staan we nog als vóór 1889. Dit mag wel onthouden worden ook, en niet het minst, ter wille van de gevolgen van deze achterstelling. Op drie punten stelt de schrijver deze gevolgen in het licht. A. De wachtgelden. B. De gemeentesteun. C. De sehoolgeldheffing. Over elk dezer drie een woordje. Wij doen slechts een greep in dit belangrijke, doch voor onze plaatsruimte te breed voerige, rapport. De wachtgelden- Volgens art. 41 wordt aan de openbare onderwijzers wachtgeld toegelegd, dat tot vier vijfden van de inkomsten kan bedra gen en minstens f 500 moet beloopen. Op 't oogenblik is d - behoefte aan wacht gelden aan de bijzondere school niet groot. Doch 'tkan verkeeren. Ben school kan overcompleet worden, gelijk laatst de school van meester Jansen te Rotterdam onderwijzers kunnen overcompleet worden, een schoolbestuur kan wegens minder ge- wenscbte verhouding met da onderwijzers een schoolvereeniging ontbinden, gelijk te Doetinchem is geschied. In die gevallen staat de onderwijzer zon der betrekking, en zonder wachtgeld. Wat vooral nijpt, wanneer de onderwijzer al op leeftijd is, en hij niet zoo gemakkelijk elders weer een plaats krijgt. De schrijver gelooft ook wel dat er moei lijkheden aan de regeling verbonden zijn, maar die zijn te ondervangen. Hij schrijft We verhelen ons niet, dat bij de regeling onzer wachtgelden zich moeilijkheden voordoen, die bij 't openbaar onderwijs niet worden gevonden. Bij de overzijde toeh kan pas sprake komen van 't verleenen van wachtgelden, indien de Gemeenteraad besluit tot opheffing der betrekking, welk besluit moet worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Hier moet deO verheid zich dus eerst uitspreken, en zijn er alzoo waarborgen, dat de betrekking inderdaad ophoudt te bestaan. Zulke gevallen, als waarin bij 't openbaar onderwijs wacht gelden worden uitgekeerd, kunnen zich ook bij ons voordoen, nl. gevalleD, ontslaan (Joor vermindering van 't aantal leerlingen. Deze kunnen door de overheid worden geconstateerd en dan kan zij, met finan- eieëlen steun van 't betrokken schoolbe stuur, den bijzonderen onderwijzer een wachtgeld uitkeeren. Moeilijker wordt de regeling, wanneer zich zoo iets voordoet als boven is aangehaald. Daar was men niet genoodzaakt tot opheffing door gebrek aan leerlinge». Hier kan de Overheid moeilijk wachtgeld verleenen. Moeten dan die onderwijzers maar aan hun lot worden overgelaten Ons komt het voor, dat een schoolbestuur dat niet mag doen. Een belangrijker punt is da steun die de Gemeente biedt aan aan de openbare school. De gameantehulp is grooter dan de Rijks bijdrage de Gemeente past bijhet salaris alles,wat boven het wettelijk minimum gaat; de Gemeente betaalt uit eigen kas de volle salarissen der onderwij zers, die boven het surplus aanwezig zijn c. de uitgave voor woninghuur voor 't hoofd der school tot een minimum van f 150 (in Amsterdam bedraagt dit f400) d. de Gemeente betaalt minstens f25 voor tegemoetkoming in da wo ninghuur voor de bekende categorie onderwijzers e. de Gemeente betaalt de 75% voor scholenbouw f. idem de kosten voor onderhoud en verbouwing van schoollokalen g. de voorziening in leermiddelen, schooimeubelen, vuur, lichten schoon houden h. de volle kosten, die het onderwijs aan kinderen beneden 6 jaar brengt. Dit een en ander vormt een groot bedrag. Uit het verslag van de Gemeente Amster dam over 1905 zijn de volgende oijfers overgenomen Uitgaven, na aftrek van ruim f 17000, zijnde de onkosten van de Commissie voor Schooltoezicht, die mede toezicht houdt op de Bijzondere Scholen f 3.559.712,25=. Inkomsten Rijks Bijdrage f 638 695,95 Schoolgelden - 399.047,21 ~~f 1 037.743,16 Voor de Gem. bij te passen f 2.521.969,09s. De gemeentekas droeg nagenoeg 4 maal zooveel bij als het Rijk. Dat is de zware concurrentie, die ons wordt aangedaan door fondsen, mede ge vormd door onze gelden. Déze concurrentie wordt nog ondrage lijker, wanneer we letten op een derde punt namelijk De sehoolgeldheffing. Met uitzondering van onvermogende» en bedeelden eischt art. 50 der wet voor de leerlingen der openbare school een school geldhelling van tea minste 20 ct per maand. Voor meer kinderen uit éen gezin kan reductie worden toegestaan. Hoe is nu de toepassing van dit artikel Het twintigste jaarverslag van de Unie „Een School met den Bijbel", geeft dien aangaande belangwekkende inlichtingen. In tal van gemeenten worden welge stelde ingezetenen bedeeld uit de Gemeen tekas. Het is aan B. en W. gewoonlijk overgelaten om te bepalen, welke personen tot ds on- en minvermogenden gerekend worden. Ziehier eenige cijfers betreffende scholen in dezelfde gemeenten Openb. School. School ra. d Bijbel. Aantal leerlingen. Opbrengst per jaar. Aantal leerlingen. Opbrengst per jaar. 480 f 246 240 f 1250 1530 - 1270 90 - 700 2087 - 1700 112 - 1250 750 - 900 140 - 956 130 - 200 30 - 300 1000 - 800 200 - 1300 De teekenende opmerking wordt er aan j toegevoegd „Er is zelfs 'n r6ekts plaatsen in een der welvarendste streken, waar de hondenbelasting per jaar meer opbrengt dan er aan schoolgeld geheven wordt 1" En in het bekende gewijzigde Unie- Rapport van 1900 wordt geconsta teerd, dat 't bedrag der schoolgelden ongeveer slechts '/i0 deei is van de kosten van de openbare school. De onbillijkheid v»n het tegenwoordige ongelukkige stelsel schuilt in de aanwezig heid van twee betaalshcerea. Daarom de Gemeente doe als het Rijk, liever nog neme het Rijk alle kosten voor zijn rekening en doe gelijk recht. Ernstiger dan da fiaancieele gevolgen vas dezen toestand zijn de zedelijke.Ouders met een zeer beperkt inkomen, die we by duizenden tellen onder onze geestverwan ten, zien zich geplaatst tusschen hun beurs en hun geweten. Wie telt de kinderen, die om geldelijke overwegingen de openbare school bezoeken? Indien die niet bestonden onze scholen met dsn Bybol zouden eenige honderden meer in aantal zijn I Da Gemeentesteun brengt nog een ander icconveniënt. Vóór 1905 werd de Rijkssubsidie be rekend naar het aantal verplichte onder wijzers in verbas d met dat der school gaande kindoren. By de laatste wijziging is dit veranderd. Thans is 't aantal hinde ren boven G jaar de maatstaf. Voor kinderen beneden dien leeftijd wordt geen subsidie uitgekeerd. Wcl eischt de wet, dat ze mee tellen bij 't bspalea van 't aantal onder wijzers. Alzoo wij mogen leerlingen aannemen van 5 jaar, ais er maar onderwijzers aange- eteld worden en we zelf alles be kostigen De openbare school kan haar gang gaan. De Gemeentekas is er goed voor. Neemt de openbare school aan op vijf jarigen leeftijd, dan is de bijzondere daar toe ook wel verplicht. Zulke gevallen doen zich voor. De gemeenteraad van Uithuizer- meeden besloot in zijn vergadering van 28 Maart van dit jaar, «dat sl ds kinderen zullen worden toegelaten (op de O. L. S die vóór 1 Mei 5 jaar worden. Indien de plaatselijke bijzondere school zich niet regelt naar dergelijke gemeenteraadsbe sluiten, dan ziet ze menig kind op do openbare school terechtkomen, dat daar niet behoort. Omgekeerd zou het ook kunnen voorko men, dat een Gemeenteraad weigerde tot toelating benedeu 6 jaar, in tegenstelling met d9 bijzondere school. Zulke oneerlijke concurrentie moet onmogelijk gemaakt wor den. Zoolang ze bestaat, zoolang trekken de bijzondere scholen aan het kortste eind. Geen Staats- of Gemeentegeld mag ds ontwikkeling en den bloei van het Christe lijk onderwijs belemmeren. De desgdelyk- heid van opvoeding en onderwijs en die alleen beslisss bij de schoolkeuze. Hier toe zullen we niet geraken, zoolang de Ge meente uitsluitend do openbare school steunt. Daarom zij ons streven, dat de ge- meentezerg voor de openbare school op het Rijk worde overgebracht, doende dit ook voor het bijzonder ouderwijs, wat tot nog toe der Gemeente was of, vreest men voor verslapping bij meerdere fiaancieele onder steuning, opheffing van de bevoorrechting der openbare school. Zooals de Gemeente kas thans de bijzondere school belemmert in haar bloei., mag het niet blijven. Er be zoeken plm. 580.000 kinderen de openbare school. Elk jaar gaan er ongeveer 90.000 af, die straks meerendesls als leden der maatschappij in mindere of meerdere mate vijandig tegen ons over staan.Wat niet mee is, is tegen. 9 Januari 1908. Tusschen hangen en tvorgen. Zoo betitelt de Kameryerslaggever van Het Volle den toestand gelijk hij dien waarnam in de Kamerzitting van eergister toen de loden voor 't eerst na de catastrophe van den 21en weer bijeen wareD, en zeer weinig aandacht schonken aan 't ontwerp wijziging suikerconventie dat alsnog met 'tin aftreding getreden Kabinet moest worden afgedaan. Hij besehrijft dien toestand als vclg! Veelvuldiger dan op gewone dagen waren intieme gesprekken tusschen partijbonzen. Loh- man en Schokking, Lobman en Idsinga. Lahtnan en Treub, Lohman en Karnebeek, die paren zag men in ernstige gesprekken verdiept, en toen de sprekers al te veel kabaal maakten, verdween het laatstgenoemde tweetal stilletjes naar de koffiekamer. Ook voor de ministers Veegens en Fock had de heer Lohman een goed woord'over; oud- Kamerleden, zwierven deze heeren al weer bij voorkeur tusschen de banken rond, maar de mi nisters Van Tets en De Meester, waren hokvast, en bleven in bun zetels achter de groene tafel. Van tijd tot tijd kwam een bevriend lid, soms ook een van de omverwerpets van het ministerie, hun een woord van troost in het lijden bieden. De heer Heemskerk was er niet. Ieder zocht hemmaar hij zelf is op zoek, naar een stel waarmee hij voor den dag kan komen. Men spreekt ervan, den heer Idenburg uit Suriname te laten terugkomen, om hem voor de variatie minister van Oorlog te maken. De heer Talma is als minister van Arbeid om zoo te zeggen al geïnstalleerdLoefif wil geen minister van Justitie worden, vanwege zijn zwakke gezond heid, de jonge heeren Ruys de Beerenbrouck, Van Wijnbergen en Van Nispen zaten den geheelen middag te overwegen, of collega Regout de portefeuille mag hebben. De heer Drucker probeerde al maar weer, de scherven van zijn partijpot aan elkaar te lijmenmaar zoo geëerd als hij anders is, zoo koel liet men hem nu links liggenBorgesius trok zijn ge heimzinnigste sphynxengezicht, en Schaper liep den heelen winkel te bespotten. De houding van den iaats'e schijnt het standpunt der soo.-deai. te fypeeren. Overigens hechten wij aan berichten en onderstellingen ais deze geen waarde, al schijnt ons dc toestand „tussohen haDgen en worgen" niet onaardig en onjuist weer gegeven. Want niet alleen de Kamer, maar ook het Kabinet, ook de Pers, ook het meelevend volksdeel verkeert in dien siaat. s Organisch kiesrecht. Een verschijnsel van beteekenis in onze vrijzinnige wereld is, dat zelfs rnr. Treub, da ijveraar voor «algemeen kiesrecht", althans de dwaasheid van het huidige indi vidualistische kiesrecht erkent. Hij schrijft een breed artikel in de Vragen des Tijds over „Organisch kiesrecht en Eerste Kamer". Wij ontleenen het navolgende uittreksel gedeeltelijk aan de N. R. C. Men kan niet ontkennen dat het be staande kiesrecht historisch'n product is van de 181e eeuwsche individualistische staatsleer Evenmin valt te loochenen dsi die individualistische staatsleer alleen nog maar onder de oud-liberalen 'n zwakken nagalm beleeft van de jubeltonen waar mede zij ruim een eeuw geleden binnen gehaald en ongeveer 'n halve eeuw later ten troou geheven werd Wat bedoelen zij die het orgsnisch slaatsrecht voorstaan Het sohijet niet overbodig dit kortelijk in herinnering ta breDgen. Niet weinigen verbinden daar aan nog de voorstelling vau het zoeken naar analogieöu tnssonen functies en organen van dsn staat eener- en functies en organen van het dierlijk lichaam anderzijds. Over dat standpunt is men gelukkig Keen. Naast punten vau over eenstemming zijn er zooveel punten van verschil tusschen staat en maa'rehappij nan den eenen- en de dierlijke organis men aan den endsreu kant, dat het speuren 'naar zulke analogieën thacs niet meer waarde heeft dan in het algemeen aan meer of minder wetenschappelijke «Spielerei" toekomt. Ik wil er ech'Cr bijvcegen dat zij dia daarmede begonnen zijn, met name Spencer en Schaftte, meer en beter hebben gedaan dan zich over geven aan wetenschappelijk spel. Door hunne in vele opzichten overdreven ver gelijkingen tussohen p«yohisch'e en phy- sieks organismen hebben zij meer bijge dragen tot verspreiding der idee van het organisch staatsrecht dan alle anti-revol. staatslieden bij elkaar,van Slahl eaGroen van Prinsterer af tot Kuyper en F&bius toe. Da grondslag vaa het organisch staats recht Ï3 het inzicht, dat de maatschappij niet is esn verzameling van los naast elkaar staande individuen,maar 'n levend geheel van allerlei groepeeringen, die uit innerlijke kracht in voortdurende bewe ging zijn en die ook voor de maatschappij waar maken dat «beslaan is anders wor den". 'l Organisch staatsrecht rekent met die groepeeringen en met de veranderin gen weike daarin plaats hebben; het heeft oog voor het gezio zoowel ais voor school en kerkvoor de gedwongen vereeni- ging in staat en gemeente zoowel als voor de vrije samenwerking in bonden van allerlei schakeeringvoor het zede lijk lichaam zoowel als voor de maat-of vennootschap; voor de banden die de kunst vormt, zoowel als voor de politieke vereeniging, en het houdt met de voort durende beweging en verandering in al die vormen van samenleving zooveel mogelijk rekening. Mr. Treub acht het e,ene «onloochenbare leemte", dat hst individualistisch kiesrecht mat dat bontgeschakeerde versenigings- leven ia de maatschappij niet rekent Er zijn voorstanders van het alge m sen kiesrecht die huiverig zijnditteerkennen. Tot hen behoor ik niet. De erkenning dier leemte doet aan de zaak van het alge meen kiesrecht geen afbreuk. Veeleerhet tegendeel. Door en over 't individualis tisch kiesrecht heen zal de moderne staat toteea hooger ontwikkelingsstadium van 't stelsel van vertegenwoordiging komen. Het individualistisch kiesrecht moge lo gisch nog zoo aantastbaar zijn reeds in onzen tijd van snel zich ontplooiend ver- eenigingslevea, vaa allengs hooger op groeiende maatschappelijks organisatie, het is on weersprekelijk dat deze groei neg niet 't stadium bereikt heeft, waarop aan de idee der organische vertegenwoor diging eea voor bet moderne staatsleven in allen deele passende vorm is te geven... Ook al bomt onze logica daartegen in opstand, wij moeten het voorloopig en wsarsahfjuiijk nog voor zeer langen tijd met het individualistisch kiesrecht doen, althans daaraan een zeer ruime plaats laten. De maatschappelijke ontwikkeling drijft nu eenmaal met de logica den spot en lacht ieder uit, die haar de wet wil voorschrijven. Maar sis wij vooreerst en voor langen tijd aan 't individuab'sti- sefce kiesrecht een ruime plaats hebben te laten, mag dan bet besef der onvolko menheid daarvan ons weerhouden het zijne volle ontplooiing te geven Het antwoord ep deze vraag zou bevestigend moeten luiden, als't censuskiesrecht, het capaciteiten-kiesrecht, het spaarbank- boefejeg-kiesreohi, in één woord het open lijke of bedekte welsfandskiesreoht minder indiv'dualistiseh was, meer aan- knocpscd aan de. organische vertegen woordiging dan het algemeen kiesrecht. Doch wie zich de moeite geeft over deze zaak coc-r te denken, komt spoedig genoeg tot de slotsom dat al deze kies rechtregelingen op even individualisti sche!!, even «atomisfischen" grondslag rus ten en, wat meer zegt, dat voor zoover er in dit opz'eht verschil is, het algemeen kiesrecht nog de meeste aanrakings punten met een organisch kiesrecht biedt. Het ideaal van ceorganische vertegen woordiging hetzij die vertegenwoordi- gingal dannietdoor keuze fot&iaod kome is dat het gensch maatschappelijke or ganisme in fel zijne geledingen en in al zijne lagen daarin zoo zuiver mogelijk zij afgespiegeld. Dat ideaal kan het indivi dualistische kiesrecht niet brengen, «naar

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1908 | | pagina 1