NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No, 64. 1907.
Vrijdag 13 December.
22e Jaargang.
HISTORISCH
CHRISTELIJK-
Welke Smireliiteit?
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. 3,
DE JÖNGEWERWEST ie Goes
F. P. D'h'UU, te Middelburg,
PRIJS DER ADVERTENTIËN
uit m pers.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
SN VAN
M/A. JWJM WtfWügrg».'' ,1W »nru^ 1
«y-U SSidPa-ScTV'Su
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cenr.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Zij die zich met 1 Jan. a. s op ons
blad abonneeren, ontvangen't gedu
rende de maand December gratis
Da antirevolutionaire partij is in beginsel
gelijkelijk gekeerd èn tegen Volkssouverei-
ieif éi legen Slaatssouvereiniteit.
Tegen de Volkssouvereiniteit.
Niet genoeg kan er op gewezen worden
dat daar, waar 't gezag uit den volkswil is
voortgevloeid, het volk eigenlijk souverein
is. Waar een volk vorsten van de tronen
werpt en andere er op plaatst, gelijk zulks
in de vorige eeuw in Frankrijk meer dan
eenmaal is geschied, daar spreekt dat volk
met de daad uitwij zijn de souverein.
Zoo heerschten de beide Napoleons al
leen „bij de gratie van het Fransohe volk".
De laatste Napoleon werd daarom ook,
zonder veel omslag, weer van den troon
afgeworpen door hetzelfde volk, dat hem er
op gebracht had. Waar niet gelet wordt op
historisch verkregen rechtenwaar geen
acht meer wordt gegeven op de uitspraken
der geschiedenis, die duidelijk genoeg aan
wijst, in de meeste Staten althans, op
welk hoofd de majesteit van het hoogste
gezag gelegd is, daar treedt willekeur
in en komt men van zelf tot de redeneering,
dat het volk eigenlijk moet beslissen wie
heerschappij hebben zal en hoe die moet
worden uitgeoefend.
Denkt u ons eigen land.
Denkt voorts zijn historie wegof ook
maar een stuk er van, bv. wat in 1818
is gesohied en waar blijft dan de souve-
reiniteit van het Oranjehuis Immers weg
is ze. En uw vorst zit op ziju troon door
den wil en bij de gunst van het Neder-
landsohe volk.
Maar houdt die historie in haar geheel
vast en zoo gij verstaat wat ze u zegt
zoo gij eenigszins moogt doorzien de gangen
Gods op haar gebied, dan is het u niet
onduidelijk, wie 't Oranjehuis voor Neder
land heeft aangewezen en van wie dus
onze vorstin de souvereiniteit ontleent.
Immers dan zegt ge in de barensweeën der
Natie, onder de worsteling met den t jran,
die deze landen had verlaagd tot minder
dan wingewest van Spanje, later weer
onder de roede van den Fransehen over
weldiger, groeiden Nederland ea Oranje
saam, en al de eeuwen door is 't bewezen,
dat Nederland zonder OraDje steeds der
ellende ten prooi was en zijn ondergang
nabij kwammaar was Nederland met
Oranje, en vooral met Oranje in eere
«Neerland en Oranje één" dat dan God
zijn guuBte toonde. Men moei dus de ge
schiedenis in 't aangezicht slaan, als ooit bij
ons sprake kwam, dat wij Oranje aanwezen
als onzen souverein en Oranje door onzen
wil regeerde.
Duidelijker dan ergens elders heeft God
ondor ons laten zien, dat Hij het is, dia van
Zijne Majesteit legt op menschenkinderen,
om gezag te oefenen over Zijnen even-
mensch.
Maar ook, waar de geschiedenis ni6t zoo
duidelijk den persoon aanwijst, op wien de
souvereiniteit gelegd is, daar houde men
toch wel degelijk vast aan de „souvereini
teit uit God" en heeft men wel toe te zien,
aan wien die souvereiniteit zij opgedragen.
Zoo kan ze zelfs gelegd zijn op 'n geheel
volk, of ook op een ,deel des volks maar
nooit kan zjj voortvloeien, haar oorsprong
nemen uit het volk.
De loop der historie kan aanwijzen (dgpr
hfit uitsterven van een vorstengeslacht) dat
de souvereiniteit van éen op velen overgaat.
Ook kan de historie duidelijk maken (zooals
b.v. in Amerika) dat zij oorspronkelijk
rustte op het geheele volk, maar daar blijft
zij toch, afdalende van boven, uit God.
Romeinen 13 geeft ons hieromtrent hel
dor licht. In vers 1 lezen we daar //want
er is geene macht dan van God, en de
machten, die er zijn, die zijn van God ver
ordend".
God heeft de machten dus gewild, daar
om zijn ze er door Hem, op Zijn bestel en
ordinantie.
Nu moeten wij wel onderscheiden tus-
scheu de machten en de psrsonen,op wie de
macht rust en die uitoefenen.
Dit kunnen menschon zijn, die ze mis
bruiken, ze niet ten goede, maar ten hvade
aanwenden. Dat is een verschrikkelijk oor
deel voor een land, voor een natie, die er
onder zucht. Nochtans is zich onderwerpen
ook dan plicht en is het alleen geoorloofd,
om langs den wettigen weg nooit door
verzet of opstand opheffing van druk te
verkrijgen of, het gebod van den aard-
schen vorst moest rechtstreeks tegen het
uitdrukkelijk gebod van den hemelschen
Koning ingaan. Dan eerst, maar dan ook
alleen wordt gehoorzamen san dos Heeran
bevel plicht, al zou gevangenis of nog erg6r
er mee gemoeid zijn.
Wanneer iemand echter langs den weg
van geweld tot de hoogste macht komt, er
dus wederrechtelijk bezit van neemt, kan
ook dan gezegd de macht, die zoo iemand
bekleedt is uit God
Nog eens. We moeten onderscheiden
tusschen de zaak en den persoon. Ieder,
die althans alle geloof aan 'i bovennatuur
lijks nog niet heeft afgeschud, zal erken
nen, dat het Gezag, 't welk een vader over
zijn kinderen bekleedt uit God is, en dat de
Natuur aanwijst, wie de Vader is, wie der
halve de macht uitoefent.
Maar daar komt een indringer, die het
vaderlijk gezag zich aanmatigt, nadat hij
6erst den wettigen vader uit den weg heeft
gedrongen. Voor'n kind ia dan de kwestie
niet moeiiijb, wijl het weet, wie de wettige,
de eigenlijke vader is. Het rebelleert, als
het slechts kan tegen den indringer en
steeds zal het zich, als rechtgeaard kind,
den wettigen vader, die immer zijne aan
spraken op het Gezag liet gelden, gehoor
zaamheid schuldig rekenen.
Moeilijker wordt het evenwel voor een
volk, als da indringer blijft heerschen en
de vraag niet zoo grif kan beantwoord, bij
wion do Souveroiniteit berust. Dan heeft
het wel toe te zien, om het spoor zuiver te
houden en God to bidden om zijne geboden
te blijven bewaren.
Maar zoo lang de wettige Souverein er is,
zjj hij dan ook uitgedreven en door de macht
van den sterkere verdrongen, zoolang
blijft ook duidelijk aangewezen, wien men
gehoorzaamheid verschuldigd is, ook al
wordt men tijdelijk gedwongen den over-
heerscher te eerbiedigen.
Dan is de Drager van de Souvereiniteit
aanwijsbaar en kan een krachtig verzet,
zoodra de kans van slagen gunstig is, ge
biedend zijn.
Zoo zijn de Nederlanders aan de tyrannie
van Napoleon in 1813 ontkomen.
Hieibij blijft dan de Souvereiniteit uit
God ongerept en ongeschonden.
We stelden met enkele woorden in het
licht, wat men door «alle gezag uit God"
hebbe te verstaan, om duidelijk te doen
zien, dat de overheid moet gehoorzaamd,
om Gods wil. Omdat /fnoch in den volks
wil, noch in de wet, zooals art. 9 van het
antirevolutionair program luidt, maar
alleen in God de bron van het Souvereine
gezag is
Volkssouvereiniteit kan worden gehul
digd bij een éénhoofdige regeeringsvorm.
Het komt op het beginsel aan. Waaraan
ontleent ge de souvereiniteit? Aan God
dan is ook sprake van een «bü de gratie
Gods". Dat is dim meer dan een vlag ter
versiering, meer dan een soort godsdien
stige uitdrukking, dan steekt daar een ver
heven en grootsch beginsel in.
Maar zegt ge aan den wil des volks, of
ook aan de wet, wat hoegenaamd geen ver
schil is, wordt de souvereiniteit ontleend,
dan kan or alleen sprake zijn van eerbie
diging van het gezag, om «'t algemeens
welzijn". Hooger klimt ge dan nooit op.
Maar voelt ge dan niet, dat dit „algemeens
welzijn", d.w.z. wat tot welvaart, wat tot
geluk van ieder onderdaan dienstig, goed
en nuttig is, dat de bepaling hiervan enkel
ban voortvloeien uit den wil des volks de
publieke opinie. En waar deze volkswil
geleid wordt door manschelijke inzichten,
daar is 't duidelijk, dat die zoogenaamde
publieke opinie met den dag soms ver
anderen kan. Zoo werd door het Schrikbe
wind, dat van 1792'91 iu Frankrijk
h8erschte, eerst 't Christendom afgeschaft
en een tempel voor do Rede opgericht
daarna weer een besluit genomen van den
volgenden inhoud«Le peuple Francais
reeonnait l'Etre suprème et l'immoralité
de lame" 1) en hiervan werd een feest ge
vierd „le föte de l'Etre suprème", onder
de algemeene toejuiching des volks.
Waar blijft zoo nu toch alle vastheid
voor het Gezag Moet het volk niet ont
zien, niet gehoorzaamd als een Lodewijk
XVI den 14 Juli 1790 deed, toen hij (de
Souverein door geboorte en erfrecht) op het
Marsveld bij Parijs de hand uitstak naar
het altaar, door 'twufta volk daar opge
richt, en verklaarde als Koning der Frau-
sohen de door 't vtlk opgestelde wetten te
zullen handhaven. En toen de koningin
haar zoon, den jongen prins, onahoog hief
en uitriep: «ziet hier mijn zoon,hij denkt
er over sis gijtoen kwam aan de toe
juiching van het souvereine volk geen
einde en bleef geen Fracsohman ongeroerd
maar slechts een jaar later, ia '91 reeds,
driDgt datzelfde volk zijn paleis binnen,
noodzaakt hem uit eone aangeboden fleseh
op 't welzijn des volks te drinken en de
roode Jacobijaer muts op te zetten; en
nog twee jaren en in naam van datzelfde
volk, wordt over Lodewijk Capei 't dood
vonnis uitgesproken. Ziehier, lezer een
der vreeselijkste misdaden, waartoe een
voik kan komen, dat alle banden yerscheurt
en waarvoor elk volk blootstaat, dat geen
andere macht erkent, dan die naar eigen
wil, of liever naar eigen willekeur. Allo
gebondenheid aan eenig mensehelijk Gezag
verdwijnt, wanneer in den volkswil de bron
van de souvereiniteit zich zou bevinden
en geheel uw maatschappij loopt elk oogen-
blik gevaar, om uit elkander gescheurd te
worden.
Alle gezag is ia den volsirekten zin des
woords totaal onmogelijk geworden.
Want elk oogenblik loopt men gevaar,
dat de volkswil tegen den wil van 't gezag
ingaat en dan valt weer in duigen, wat
met veel moeite is tot stand gebracht. De
revolutie in Frankrijb,ook in ons eigen land
heeft dit overvloedig bevestigd.
Maar ook
Tegen de Staatssouvereiniteit.
Immers wel heeft men, vooral in onzen
tijd, den vrijen wil des volks wat getem
perd men heeft dien door „de almacht van
den Staat aan den ketting willen leggen"
doch niemand meene, dat hierdoor de
gronddwaling is weggenomen.
Integendeel, eerst in de nieuwe phase
komt do gronddwaling van dit stslseltot
haar vreeselijke openbaring.
Immers in den wil van den opper-
macktigen Staat hebt ge niets anders
te begroeten dan de optelsom, van de vrije
wilsuiting der enkele individuenen het is
juist krachtens die bij onderling verdrag
aan den Staat, óók over u, buiten u om, uws
ondanks verleende macht, dat de toonge
vende Staatslieden u als met zorg in hun
webbe omspinnen, tot ten slotte elke vrij
heid van baweging u onmogelijk zij.
(woorden van dr. Kuyper.)
Zoo is het en 't blijkt met den dag duide-
dslijker. Waar de uiting van den volkswil
in da dagen der Revolutie leidde tot hot
onbeperkt despotisme van den Alleonheer-
scher Napoleon, waar wij zieD, hoe in de
dagen van oud3, in Babel diezelfde uiting
van dan onbeperkten volkswil overging in
de oppermachtige heerschappij van Nim
rod, die een geweldig jager was; daar
zien wij in onze dagen den volkswil zich
i) Het Fransche volk erkent liet hoogste
wezen en de onsterflijkheid der ziel.
concentreeron in de fyrannie van den al-
machtigen Staat, die volkomen onderwor
penheid van u afdwingt, en zoo*mogelyk
zelfs over uwe consciëntie wil gaan
heerschen.
Alleen, waar wordt erkend, beleden en
beleefd, ook in da praktijk van uw staat
kundig leven,dat alle gez*g afdaalt van den
Koning der koningen, daar wordt eener-
zjjds vrij willige onderworpenheid gekweekt
en is anderzijds de hoogst mogelijke vrij
heid versekerd.
Derhalve niet de souvereiniteit van het
Volk, noch die van den Staat, maar die uit
God hebben wy te aanvaarden. God de
Souvereiii, de Bron van alie Gezag.
Gehuwde ambtenaressen.
Het Centrum schrijft
De k88r Passtoors heeft gisteren in de
Tweede Kamer een uitnemend werk ver
richt door de zaak der gehuwde ambtena
ressen ter sprake te brengen.
Zooals men weet, werd onder het vorig
Kabinet een Koninklijk Besluit uitgevaar
digd, bepalende, dat vrouwelijke ambtena
ren by de posterijen eervol ontslag kregen
als zo iu het huwelijk traden.
De tegenwoordige Minister van Water
staat heeft nu bawarkt, dat dit besluit is
herroepen, zoodat eon ambtenares, dio
trouwt, in dienst kan blijven, als ware sy
ongehuwd. Terecht word deze handelwijze
van het tegenwoordig Ministerie door don
Beverwykschen afgevaardigde aan een
scherpe critiek onderworpen, waarbij hij
krschtigen steun vond by de hseren Heems
kerk, Buys da Beerenbrouck, Schokking, en
ook by een enkelen liberalen af gevaar?
digde, den heer Roodhnijzen.
Daartegen verdedigden de sociaal-demo
eraat Helsdingen eu de vrijzinnig-demo
craat Limburg den maatregel der regeering.
Heel aardig wordt deze laatste hierover
onderhanden genomen door de Nieuw Crt,,
die in haar Kameroverzicht schrijft
Of, aldus de heer Limburg, ambtenaressen
willen trouwen, of niet, moeten zij weten. De
Staat heeft zich daarmede niet te bemoeien, be
halve dan zijn recht om later als zijn belang het
medebrengt, aan den dijk te zetten de moeder
wier arbeidskrachten hij niet gebruiken kan.
Het is een zeer rechtzinnige staatsleer, die
hier verkondigd wordt. Een doctrine, die welis
waar nooit algemeen huldigd is, maar niettemin
door den heer Limburg en zijn geestverwanten
als die der «klassieke" economie en oud-libe-
raie" staatkunde pleegt te worden voorgesteld.
Des te merkwaardiger is het verschijnsel dat
deze «vooruitstrevende" mannen, die bemoeiing
van en inmenging door den Staat in alles en nog
wat als het summum van moderne politieke
wijsheid plegen te huldigen, thans, gedreven
door hun zeer huisbakken en kleinburgerlijk
feminisme, algeheele staatsonthouding in een
allerbelangrijkste sociale quaestie prediken.
Een werkelijk verdiende afstraffing
Het is toch al te zot, dat de Staatsover
heid, wier tusschsnkomst zoo vaak wordt
ingeroepen ten algemeenen nutte en dik
werf zeer terecht geen maatregelen zou
mogen nemen in het belang van gezins
leven en zedelijkheid, om nog te zwijgen
van de sociale zijde dezsr aangelegenheid.
Jammer was, dat de rede van den heer
Lokman hoe uitnemend ook bedoeld
de stemming o ver da motie Passtoors eu de
verdere behandeling d«r (gewijzigde) motie
tot later deed uitstellen.
Er bestond een mooie kans op aanneming.
Moge do Rechterzijde, wanneer de be
handeling der motie wordt voortgezet,
daarby au grand complet tegenwoordig
zijn
T'e Standaard schryft over hetzelfde
onderwerp
Een belangrijk debat over de gehuwde vrouw
in de Tweede Kamer.
Onder het vorig Kabinet was een aanschrijving
in zeke den postdienst uitgegaan, om vrouwelijke
ambtenaren bij huwelijk te ontslaan.
Nu heeft 't tegenwoordig Kabinet die aanschrij
ving ingetrokken, en hiertegen kwam men van
Rechts zeer terecht in verzet.
Niet, alsof dit Kabinet gebonden zou zijn aan
zijn voorganger, maar omdat, gelijk mr. Heems
kerk zeer juist opmerkte, geen bewind de conti
nuïteit verbreekt zonder oorzaak.
Hij riep alzoo den Minister op, mede te deelen,
welke min goede gevolgen de aanschrijving van
minister De Marez Oyens gehad had.
Hiervan nu was aan minister Kraus niets be
kend. Schadelijke gevolgen waren niet voorge
komen. Het besluit was alleen ingetrokken o m
de theorie.
De theorie van het vorig Kabinet was, dat de
gehuwde vrouw in haar gezin hoort, niet op het
kantoor. De theorie van dit Kabinet, dat de ge
huwde vrouw dit zelf moet weten, en dat zulks
den Staat niet aangaat.
En toen kwamen uit de Kamer de gewone
argumenten weer voor den dagVerbiedt g» een
vrouwelijke beambte te trouwen, dan gaat ze
leven in concubinaat. Zegt ge dat ze bij zwanger
schap weg moet, dan wordt Neo-Malthusianisme
te hulp geroepen.
Gelukkig maakten die laffe argumenten geen
opgang. Zelfs van Links kwam men er tegen in
verzet. Ze hadden er nog bij moeten zeggen, dat
er zonder huwelijk geen echtbreuk zou zijn.
Het debat o"er de motie van den heer Passtoors
komt later. Dit kan belangrijk worden.
Vooral waar het gehuwde vrouwen geldt, die
's morgens 9 uur op het bureau moeten zijn en
soms eerst 's avonds laat thuis komen.
Verwoesting van het gezinsleven
De NederSandsch Belgischs
Commissie.
In de Venloosehe Courant staat een kort
artikeltje van het Kamerlid dr. Nolens, lid
der Nedeilaadsch-Belgischo Commissie.
Dr. Nolens acht het zeer terecht noodig
dat in dezen de werkelijkheid scherp ge
scheiden wordt gehouden van de fantasie.
De werkelijkheid zegt hij wordthet
best gekend uit de twee eerste artikelen
van het reglement der Commissie, welke
luiden
1De Nederlandsch-Belgische Commissie ter
bestudeering van de economische stukken,
rakende de belangen van beide landen, bestaat
uit ï8 leden, voor de helft Nederlanders, voor
de helft Belgen.
2. Zij heeft ten doel, zonder zich te mengen
in de binnen- of buitenlandsche politiek vari
één dier landen
a. te onderzoeken te aanzien van welke
economische belangen met goed gevolg over
eenstemmende hervormingen van wetgevenden
of administratieven aard aan de publieke opinie
en aan de regeeringen der beide landen kun
nen worden voorgesteld b. de economische
vraagstukken in studie te nemen, waarover,
naar zij meent, de beide landen zich zullen
kunnen verstaan c. in het algemeen, de ban
den tusschen de burgers van beide landen
door het onderhouden van vriendschappelijke
betrekkingen nauwer aan te halen.
Dr. NoleDS wijst erop dat de behandeling
van dit reglement in de vergadering van.4
November te Brussel op de beperkte betee-
keuis van dat doel nog den nadruk heeft
Daar wérd toch door een Belgisch lid voor
gesteld, om bij de economische belan
gen ook de sociale te voegen, en door een
ander lid om <-e c 0 n 0 m i s c h e" weg te
laten en dus het doel uit te strekken over
alle belangen.
Nederlandsche leden, o. a. ondergeteekende,
hebben zich daartegen met klem verzet, zoodat
deze artikelen dan ookonveranderdzijngebleven.
Neemt men daarbij in aanmerking, dat de
geheele onderneming van particulieren
uitgaat en alleen bestudeering ten doel
heeft, dan zal zelfs de meest voorzichtige gerust
kunnen zijn.
Nu kan de Commissie het niet helpen, dat
haar bescheiden bestaan aanleiding geeft tot
droomen, en hardop drooman, over entente,
conventie, alliantie, tolverbond, militair verbond
en wat^al niet meer.
Alleen zal ze er voor moeten waken, dat ze
zich niet van het door haar zelf afgebakend ter
rein der wetkelijkheid op dat der fantasie laat
brengen.
Er is echter geen grond om te vreezen dat
de behoedzaamheid, waarmee ze bij de oprich
ting te werk ging, in het vervolg niet zal worden
in acht genomen.
En ook dit staat wel vast, dat, als de Com
missie op het pad van avonturen zou gedreven
worden, of als er ook maar ernstig gevaar zou
ontstaan, dat ze in plaats van nuttig, nadeelig
zou kunnen werken, ze in korter dan geen tijd
tot het verleden zou behooren, bij gebrek, aB
thans van Nederlandsche leden.