NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 60. 1907. Maandag 9 December. 22e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK i Wed. J DE JONGË-VERWEST., te Goes F. P. D'HUIJ. te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN i IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers0,02'. UITGAVE DER FIRMA EN VAïi van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer S cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. MMWilll HI mil in IIMH»1 'II lull ilWMiHlIHIU il i i 'ill* 1 II11 il iMl i IIhHi i ll'nl Zij die zich met 1 Jan. a. s op ons blad abonneeren, ontvangen 't gedu rende de maand December gratis 7 December 1907. Wy doen bij dezen een dringend beroep aan alle chr. patroons te Goes, Middelburg en Vlissingen, om gehoor te geven aan den opioep in ons blad om de vergadering bij te wonen die de volgende week staat gehou den te worden en waarin mr. Sybrandy zal trachten in genoemde plaatsen afdeeliDgen te stichten van de Patroonsvereeniging „Boaz". Zy hebben de toelichting van den heer le Cointre in ons blad van Donderdag ge lezen, en hebben zich daaruit kunnen over tuigen hoe goed deze vereeniging werkt. Aan zyn betoog behoeven wij niets toe to voegen. Meer dan ooit komt de uitspraak van onzen da Costa tot ons allen Toenade ring eischt Gods orde en dei' tijden nood. Moge dat woord van hem die nog onder ons leeft Eadat hy gestorven is, alle chr. patroons, de grooten met de kleinen, de bazen met veel en met weinig knechts, de alleen werkende patroons en do patroons met grooter zakeD, bewegen tot krachtige aaneensluiting en samenwerking in het be lang van den Arbeid, zoowel van den Pa troon als van den Arbeider 1 Te Amsterdam heeft zich een commissie gevormd tot steun aan de duizenden werk- loozen, die al sinds eenige maanden verlan gen hun eigen verdiend brood te eten, en hunne gezinnen te onderhouden, doch iederen dag ledig staan aan de markt. Ontzettend treurige positie. Gezonde, sterke mannen, die hun brood waard zyn, maar het niet kunnen verdienen, omdat er geen werk is. De commissie is saamgestcld uit mannen van verschillende richting. Alle werklie denverenigingen sloegen de handen ineen en van de meest vermogende ingezetenen steunen velen met name genoomd den op roep aan de burgerij om te helpen in de eerste plaats door werk op te zoeken dat aan of in hunne huizen kan worden ver richt en in de tweede plaats door flinke bjjdragen om in den eersten grooten nood te voorzien. De ellende die thans te Amsterdam en in welke der groote steden al niet! onder de werklieden heerscht, is een voor de zooveelste maal herhaalde bede tot de inge zeten ook van onze kleinere gemeenten, om nu toch eindelijk eens te breken met de on hartelijke gewoonte om hun timmerwerk, hun verf- en behangerswerk, hun echoon- maak werken, enz. op gezette tjjden in het voor- of najaar te doen verrichten, en daar door een opeenhooping van werk te veroor zaken, waar de bazen zich niet dan met groote moeite doorheen weten te slaan, doch waarop dan ook voor hen een tijdperk volgt dat zij onmogelijk hun knechts aan 't werk kunnen houden. Er zou nog heel wat werk in den winter kunnen verricht worden, indien mot name moeder de vrouw wilde medewerken om niet al het werk in het voorjaar te willen gedaan hebben, doch ook nog een weinigje te bewaren voor den kwaden dag. Slechte aansluiting. Een goed woord sprak de heer Fruytier, het Kamerlid voor Hontenisse, deze week in de Kamer over deze aangelegenheid, die al zooveel schade en ongemak heeft be zorgd, zooveel ontstemming en teleurstel ling heeft verwekt. Wij bedoelen de ongeregelde aansluiting der treinen te Vlissingen aan den dienst op de Wester-Schelde. De heer Fruytier sprak het volgende Mijnheer de Voorzitter! Ik wil zeer beschei den een kort woord doen hooren om mij aan te sluiten bij de klachten, die, blijkens 't Voorloopig Verslag, in de afdeelingen zijn geuit ten aanzien van de treinenvertraging. Dat euvel, waaraan onze spoorwegexploitatie in den laatsten tijd chronisch schijnt te lijden, wordt gevoeld in het midden van het land, maar in veel hoogere mate aan de uiteinden van ons spoorwegnet in Zeeland waar veel reizigers hun reis moeten voortzetten per boot. Door den provincialen stoombootdienst op de Wester-Schelde wordt tusschen de beide oevers der Wester-Schelde het verkeer onderhouden. Wanneer nu de trein te Vlissingen meer dan 15 minuten te Iaat komt, is de boot afgevaren en moeten de reizigers de volgende boot afwachten, of, wanneer het de laatste boot was, te Vlissingen overnachten. Dit is voor die reizigers een zeer groote teleur stelling. Waaraan de vertraging te wjten is, wie daarvan de schuld draagt, laat ik in het midden, ik wensch alleen het feit aan te halen. Ik heb hier voor mij een staatje van vertraging van den treinenloop naar Vlissingen gedurende de maanden September, October en November, wat ik den Minister zeer gaarne wil overhandigen. Daaruit blijkt, dat gedurende deze 3 maanden 60 keeren de aansluitingen geheel en gedeeltelijk zijn gemist met Breskens en Ter Neuzen, om van die over Vlake naar het meer oostelijk gelegen gedeelte van Zeeuwsch-Vlaanderen en die van het Katsveer naar de eilanden Schouwen en Dui- veland niet te spreken. Ten gevolge daarvan gaan in Zeeuwsch-Vlaan deren de reizigers in den laatsten tijd hoe langer hoe meer over België. Zij nemen het zekere voor 't onzekere en gaan over Mechelen of Antwerpen naar Holland, wat zeer zeker een groote omweg en oorzaak van groot ongerief is. Met sommige leden, blijkens het algemeen Verslag, geloof ik dan ook, dat tegen de vertra gingen niets anders te doen is dan wat meer ruimte van tijd te geven bj de dienstregeling, opdat daaraan kunne worden voldaan Nu spreekt het vanzelf, dat, wanneer de trein- aansluitingen gemist worden, ook de post blijft liggen en dit gedeelte van het land tijdeljk geheel verstoken is van het postverkeer, en waar nu in Zeeuwsch-Vlaanderen de beide Belgische lijnen het ook zoo nauw niet nemen met de vastgestelde dienstregeling, gebeurt het zeer dikwjls, dat de post, welke ons over België bereiken moet, ook niet tijdig in handen van belanghebbenden komt en men er zoodoende mede tevreden moet zijn slechts een enkelen keer per dag zijn brieven te ontvangen. De minster vau Waterstaat antwoordde hierop het volgende De geachte afgevaardigde, de heer Fruytier, sprak over treinvertraging, bepaaldelijk in Zeeland, waar de reizigers vaak verplicht zijn hun reis op een boot voort te zetten. Het is begrijpelijk, dat daar dit euvel, telkens als het zich voordoet, in hooge mate wordt gevoeld. Het staatje van vertragingen, dat mij door den geachten afgevaardigde ter hand gesteld is, zal ik ter kennis brengen van den Raad van Toezicht, opdat deze zijn aandacht in het bijzonder vestige op dit gebrek in de corres pondentie tusschen trein en booten, en middelen berame om daarin verbetering te brengen. Ook zal daarbij overwogen worden, of ten behoeve meer bepaaldelijk van de post zou kunnen worden overgegaan tot toelating van meer speelruimte in de dienstregeling. Intusschen kan ik den geachten afgevaavdigdigde ten deze niet veel uitzicht op verbetering geven. Die zaak is namelijk al zooveel malen vrijwel vruchteloos bekeken en ook in de commissie van advies over de spoorwegdienstregelingen onderzocht, maar telkens is gebleken, dat het Diet wel doenlijk was om in den treinenloop tusschen Vlissingen en Roosendaal, waarop de geachte spreker meer bepaald het oog had, veel verandering te brengen, omdat de aansluitingen te Roosedaal dan verbroken zouden worden. Het zou vooral aan het publiek, dat grootere reizen doet, weinig baten als het wel te Vlis singen de aansluiting geregelder kon verkrijgen, doch te Roosendaal geen verbinding zou vinden. Men ziet, de minister gaf weinig hoop op verbetering. Laat ons zten wat het protest van den heer Fruytier in 't volgende jaar i uitwerkt. Valt 't met mee, hij kome dan bij de begrooting voor 1909 daarop nog maar i eens terug. j Hij kent het woord Frappez loujours i Verslapte concessie-voorwaarden. i Een niet minder ernstige quaestie werd door den afgevaardigde uit Middelburg den heer Lucasse, in dezelfde, zitting der Tweede Kamer den minisler onder de aandacht gebracht. Zou de rapporteur, die blijkens het slot der rede van mr. Luoasse, ondanks diens verzoek, deze opmerkingen, reeds in de afifeliDgen uitgesproken, niet in het Voor loopig Verslag deed opnemen van den ernst der quaestie, in verband ook met het recht der Staten, overtuigd zijn geweest Wij laten de rede van mr. Lucasse hieronder volgen Mijnheer de Voorziter! Aan de subsidies, aan verschillende in Zeeland aangelegde tramwegen verleend, waren door de provincie voorwaarden verbonden, o. a. deze »dat de dienstregelingen van het personenvervoer en de vrachttarieven voor het personen- en goederenvervoer onder worpen zijn aan de goedkeuring van Gede puteerde Staten, met dien verstande, dat, in dien de Maatschappij mocht meenen op den Zondag treinen te moeten laten loopen, aan het dienstpersoneel om de 14 dagen een ge heel vrije Zondag word» gegeven". Zooals bekend, geeft ook het Rijk voor die tramwegen voorschotten onder zekere voor waarden. Nu is men, ik meen sinds 1903, van de zijde van het Departement van Waterstaat tegen voormelde door de provincie gestelde voor waarde bezwaren gaan opperen en werd door het hoofd van het Departement aanvankelijk verzocht, dat aan Gedeputeerde Staten niet langer zou worden opgedragen de goedkeuring der dienstregelingen van het personenvervoer en de vrachttarieven voor het personen- en goederenvervoer, ortidat door dergelijke be voegdheid te verleenen, zooals de Regeering meende, er strijd zou komen met door haar te nemen beslissingen. Gedeputeerde Staten deden daarop, daartoe door de Regeering gedrongen, het voorstel aan de Staten van Zeeland, dat die goedkeuring slechts aan hen zou zijn, als de Regeering zich die goedkeuring niet mocht voorbehouden. Er werd dus van de zijde van Gedeputeerde Staten aan de Regeering in dit opzicht zooveel moge lijk toegegeven. De Staten echter wilden niet zoo ver gaan en besloten in het najaar van 19O4, dat het Gedeputeerd college ten aanzien van de dienstregelingen var. de in dat besluit genoemde stoomtramwegen, wat de verplichte posttreinen betreft, van zijn bevoegdheid tot goedkeuring geen gebruik zou maken, wanneer de Regeering mocht verlangen deze goedkeu ring te geven. Dit alles gebeurde onder den ambtsvoor ganger van dezen Minister. Maar deze Minister ging verder en wenschte, dat aan Gedeputeerde Staten geenerlei goedkeuring zou overblijven omtrent de dienstregeling en de vrachttarieven. Gedeputeerde Staten wilden ook daaraan toe geven en deelden dit den Minister, mede. Zij zouden daartoe een voorstel aan de Staten doen. Doch ook daarmede nam de Minister nog geen genoegen. Hij wenschte ook intrekking der bepaling, dat om de 14 dagen aan het dienstpersoneel een vrije Zondag moet worden gegeven. Deed men dit niet, dan zou volgens den Minister voor het trambestuur het Rijks voorschot gevaar loopen. In de zomerzitting van dit jaar van de Staten van Zeeland is, onder ernstig protest van de zijde der Staten, met slechts één slem meerder heid besloten daaraan toe te geven, hoewel noode, daar toch de besturen van de tramwegen waarvoor die provinciale voorwaarde gold, geen bezwaar hadden gemaakt om aan het dienst personeel om de 14 dagen een vrijen Zondag te geven, terwijl de bepaling, door het provin ciaal bestuur daaromtrent gemaakt, zeer zeker in het belang van het personeel was. Nu ont neemt de Minister alle zeggenschap op dit punt aan de Staten, ook waar de provincie zulke belangrijke subsidiën voor de tramwegen in de j provincie geeft. Zoo doodt men alle autonomie der provinciale besturen. De Minister is tot het nemen van dien maat regel niet gebonden door de wet op de spoor wegen met beperkte snelheid van i9oo, (Staats blad no. 118), en evenmin door het Rijks- tramwegreglement van 1902 (Staatsblad no. I62) want in art. 50 van dat reglement worden ook aan het dienstpersoneel 26 vrije dagen gegeven, waaronder ten minste 8 vrije Zon- of feestdagen. De Minister zou dus geen bezwaar behoeven te maken tegen meerdere vrije Zondagen volgens de bepaling van het tramreglement zelf, en zou dus ook mijns in ziens geen bedenking hebben moeten maken tegen de voorwaarden van de zijden der pro vincie omtrent die vrije Zondagen gesteld. Ik hoop, dat de Minister in het vervolg ten deze meer vrijheid zal laten aan de provinciale besturen. Evenwel wensch ik van den Minister op dit punt thans geen bepaald antwoord, wan neer hij dit nu niet wenscht te geven, omdat dit punt niet in het Voorloopig Verslag is op genomen, hoewel het toch was besproken in de afdeeling, waarin ik de eer had te zitten, en daar ook verzocht is dit in het Voorloopig Verslag op te nemen. Waarom dit niet ge beurd is, is mij onbekend. Ik jneen ïvenwel, dat deze zaak voor de provinciale besturen een zaak is van groot belang, zoodat daarop nog wel eens de aandacht van den Minister mag worden gevestigd. De minister dis iu een zaakrijke rede tal van sprekers uitvoerig beantwoordde, was niet gul met zijn antwoord aan den heer Lucasse. Juist nadat hij den afgevaar digde van Leiten beantwoord had, maakte hij met een Jantje van Leiden, wij geleoven gaarne, om des tijds wil, zioh van de zaak door den Middelbnrgsohen afgevaardigde ter sprake gebracht, af. Zie hier 's minis ters antwoord De heer Lucasse heeft ter sprake gebracht den door mij op Provinciale Staten van Zeeland uitga- oefenden aandrang,om hun subsidievoorwaarden voor tramwegen in dien zin te wijzigen, dat daar uit zou vervallen de bepaling, dat de dienstrege ling en de tarieven van die lijnen de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeven. Ik heb mij verplicht geacht om op die wijziging aan te drin gen en het heeft mij genoegen gedaan, dat de Staten van Zeeland bereid zijn gevonden om haar aan ,te brengen en de zaak dientengevolge dus nu in orde is. De geachte afgevaardigde houde het mij dus ten goede, dat ik met het oog op den be schikbaren tijd thans niet meer op dit punt inga_ Ook om des tijds wil zal de hser Lucasse zich bij dit anlwoord, dat eigenlijk gesn antwoord was, hebben neergelegd. De zaak biijft echter wel aan de orde. Iu een onzer jongste Persoverzichten namen wij dezer dagen eon beschouwing op van prof. dr. S. D. v. Veen, lid der Com missie van Advies der Chr. Hist, party, in welkebaschouwingdecandidatuur-Knyper ontactisch genoemd werd. "Wij laten hioronder volgen de verant woording van het Friesch Dagblad, welks redaeteuron de politieke actie te Sneok hebban geleid. Prof. Van Veen, ofschoon de eerste houding der Chr. Hist, afkeurende, beschuldigt de antir. partij in ons district, dat zij on takt is ch gehandeld heeft door het stellen van dr. Kuyper als randidaat. Zij zou daardoor de Chr. Hist, geprikkeld hebben en uitgelokt de weigering om met de andere Chr. partijen saam te gaan. Hij verontschuldigde die weigering wel niet, doch pleit verzachtende omstandigheden. Hij brengt een deel van de »schuld" der Chr. Hist, op o n s over. Daartegen teekenen wij zeer ernstig verzet aan. Bij alle samenwerking tusschen staatkundige partijen m o e t als regel gelden, dat zij elkanders kandidaten voetstoots overnemen. Natuur lijk gelden ook op dezen regel uitzonderingen. Bijvoorbeeld indien de te steunen kandidaat een oneerbaar leven leidt. Maar overigens blijve aan elke der samenwerkende partijen het on verkort recht, zelf te beslissen, wie haar kan didaat zal zijn in een haar toegewezen district. Het is dan ook aan geen twijfel onderhevig, of de antirevolutio naire part ij zal liever alle samen werking prijs geven dan dit recht. De antir. partij in het district Sneek had drie redenen om dr. Kuyper te candidecren. De eerste reden" is er een van piëteit. Ieder weet, hoe hartelijk wijlen mr. Okma dr. Kuyper in do Kamer terug wenschtezoodat hij hem zijn zetel (dien hij liefhad) heeft aan geboden. De antir. partij iu het district Sneek meende Okma's nagedachtenis te moeten eeren, door z ij n zetel aan te bieden aan dr. Kuyper. Wij weten het. 't Was slechts uit een reden van piëteit. Maar is oprechte piëteit geen goud waard? Vooral in de politiek? In de tweede plaats achtte héél de anti-rev. partij het wenschelijk, dat dr. Kuyper een zetel aangeboden werd. Die wenschelijkheid is tijdens de Schiedamsche geschiedenis voldoende toege licht. Wij gaan er dus niet verder op in. Om deze twee redenen wilden de Sneeker anti-revolutionairen dr. Kuyper caudideeren. Maar er was nog een d e r ifè reden, die daar toe letterlijk dwong. Toen er in Schiedam een Chr.-Hist, zetel open- kwam, drong heel de anti-rev. partij er op aan,dat deze aan dr. Kuyper zou worden aangeboden. Toen is het booze vermoeden geopperd, dat die drang zou ingegeven zijn,doorde zucht om onzen Chr.-Hist. bondgenooten een zetel af te troggelen. Wij waren het dus èn aan ons zelf èn aan de Chr.-Hist. verplicht om dr. Kuyper te candideeren, zoodra er een antirevolutio naire zetel valunt kwam. Welk een geweldigen schijn des kwaads zouden wij op ons geladen hebben indien wij in Sneek een ander hadden kandidaat gesteld De anti revolutionairen in Sneek moesten wel handelen naar het Schriftwoord»M:jdt den schijn des kwaads", door dr. Kuyper de candidatuur aan te bieden. En daarom verviel vanzelf wat Prof. Van Veen noemt het ^prikkelende" daarvaD. Wij hebben Christ.-Historischen gesproken, die tot dusver altoos trouw de leiding der ge organiseerde Friesch Chr. Hist, partij hadden gevolgd en die dit terstond erkenden. Ze zeiden «Gij moet dr. Kuyper kandideeren. Gekunt niet anders en wij zullen hem óók s t e m- m e n." Vandaar onze overtuiging dat dr. Kuyper in elk geval zou gekozen rijn en dat de Chr. Hist pattij in Friesland, had zij bij haar eerste houding volhard, velen van haar vrienden zou hebben verloren. Hat kabinet is zelfs by zyn eigen geest verwanten niet meegevallen. Twee vryzinnig-democrateu hebben er zittiDg in, en zie, deze hadden 't meest van hun naaste geestverwanten te verduren, tegen welke zij moesten worden, beschermd door de partyen van rechts in de Tweede Kamer. Minister Veegens werd zelfs c'eor twee sociaal-democraten met zijn „clericalen" voorganger minister Kuyper om de ooren geslagen,en in 'n vrijzinnig blad in vooruit strevendheid zelfs met den oud-minister Van Houten, op 't punt van het onteige- nic gerecht, vergeleken en te licht ba- vonden. Minister Van Raalte, de andere vryz.- democraat, had 't in de quaestie van uit oef aningsrecht hard te verantwoorden tegen de vryzinnig- en sociaal-democraten, die allen stemden voor de motie-Schaper en 'twas ook hier weer do Rechterzijde die hem voor heengaan behoedde, onder aan voering van den heer Lobman die verklaar de h6t niet met den minister eens te zijn, doch geen afkeurend eordeel der Kamer in deze quaestie te wiilen zien uitgelokt. De vrijzinnig democratische pers heeft den haar geestverwanten minister zeer on zacht aangevallen over zijn optreden bij 't debat over deze aangelegenheid, en over zijn houding in 't algemeen. Zoo schreef 0. a de Middelburgsche Courant De koele hooghartigheid, waarmede minister Van Raalte, den uit de Kamer opgekomen aan drang tegemoet treedt, is werkelijk verbluffend Het heeft er veelvan, alsof ZExc. wil zeggen wat gij vertelt, m;'g heel mooi en goed zijn, ik stoor er mij toch niel aan En order ZExc. is wel wat al te vesl een kruidje-roer-mij niet 1 Als de heer De Beaufort de groote achter stalligheid bij de rechterljke collega's ter sprake brengt, antwoordt de minister, dat hij de aanspo ring van die zijde niet noodig heeftals de heer Smidt zegt, dat de minister z.i. deze zaak niet met den noodigen ernst ter harte neemt, wordt ZExc. boos en verklaart slechts dat deze houding hem „in hooge mate teleurstelt". Als er vroeg of laat nog eens ongelukken in de Kamer met dezen minister gebeuren, zal ZExc. het zichzelf te wijten hebben. Dit laatste ban waar zijn doch de rech terzijde zal hieraan geen schuld hebbon. Haar richtsnoer is het landsbelang en dit ban aan dit zwakke Kabinet grooxo gerust heid geven. ■Ut In onze driestar over Sneek in ons vorig no. staat op den 2en regel het getal 1900. Lees 1600. Het is toch nog mooieen meerderheid van bijna 1600 stemmen- En dat terwijl nog vele Friesch Chr. Historischen waren thuis i gebleven „die wilden wachten tot de her- a temming", geit ik Het Friesch Dagblad ver- haalt, ea „de lickerpartijen geen moeite hebben ontzien om kiezers te winnen. Onthouden wy nu goed, wat De Banier het hoofdorgaan der Friesch Christelijke Historischen vóór de verkiezing (30 Nov. jl.) schreef en nemen wy 't ter harte „Worde nu vooral bevorderd wat tot den vrede dient. De huiveringwekkende Coalitie van link%

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1