NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 46. 1907.
Vrijdag 22 November.
22e Jaargang,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
De Rechtsche Coalitie.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE J0J#E=VERWEST te Goes
F. P. D HUIj, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p, 1,25.
Enkele nummers 0,025.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer s cem.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent-, iedere regel
rneer 10 cent.
Bij het begrootingsdebat der vorige
week in de Tweede Kamer hebben de
hoofdmannen der verschillende partij-
groepen zich met de quaestie der samen-
binding van de Rechtsche Coalitie bezig
gebonden.
Van vrijzinnigeen sooiaal democratische
zijde was beweerd dat de band tussehen
de Rechtsche partijen in de Kamer niet
heoht meer was. Men poogde door dit
vermoeden als vaststaand feit te poneerep,
de wigge te zetten in de coalitie. Dit ge
schiedde bij monde van Goeman Borgesius,
Druoker en Troelstra, leiders gelijk do
lezer weet achtereenvolgens van de
Unie-liberalen, vrijzinnig-demoeraten en
socialisten.
De leiders der Rechteohe groepen heb
ben zich echter op dit punt duidelijk uit
gesproken. De coalitie is zoo heoht ais ooit.
SJWel had dhr. Heemskerk indertijd gezegd
dat ook een andere coalitie dan de thans
bestaande op Chr. grondslag bestaanbaar
was, maar dat hij tot een dergelijke coalitie
gezind was, sprak hij fioaal tegen.
Mr. Heemskerk sprak
Al denk ik het niet, het blijft toch mogelijk,
dat plotseling de vereenigde Linkerzijde opstaat
en aan het Kabinet nieuwe politieke levens
kracht tracht in te blazen.
En ook als dat niet geschiedt, achter de periode
van behandeling van eenige aangelegenheden
xnet een doer zijn abnormale politieke geaard
heid tot de stelling van zakenkabinet terugge
dreven Kabinet ligt de politieke strijd, die als
gevolg van de voorstellen tot Grondwetsher
ziening zal moeten worden gevoerd en liggen
de diepere staatkundige en geestelijke vraag
stukken van den tijd.
Het is plicht, daarvoor gereed te staan en
wel naar mijn overtuiging wat de Rechterzijde
betreft, vereenigd. Ik wensch geen verscherping
der antithese, ik laat haar voor rekening van
hen, die aan het Christelijke geloofsbeginsel
niet de heerschappij toekennen in staatkunde
en recht; maar ik blijf als steeds Overtuigd, dat
zij die dat beginsel als het juiste erkennen,
verplicht zijn, zooveel slechts mogelijk, zich te
verstaan omtrent de te volgen politieke gedrags
lijn en vereenigd op te trekken. Geen incidenten
en gevoeligheden, van welken sard ook, mogen
scheuring brengen.
In den boezem van iedere partij en tussehen
de verschillende partijen der Rechterzijde on
derling, behoort ieder den ander zijn recht te
laten, maar de eendracht mag niet worden
verstoord. De nood des lands zou speciaal
overleg met de overzijde noodzakelijk kunnen
maken buitendien moet de politiek der Rechter
zijde steeds een nationale politiek zijn, die niet
noodeloos andersdenkenden verbittert, maar de
onderlinge band moet in de rechterzijde worden
bewaard, opdat zij als coalitie streve naar de
oplossing der politieke vragen van den dag, ook
die aangaande het kiesrecht.
Tegen de poging om onder de leus, dat de
juiste politieke tegenstelling is van vooruitstre-
venden tegen conservatieven, de rechterzijde of
de partijen in de rechterzijde te verdeelen, blijf
ik, wat mij aangaat, waarschuwen. Van de
hartstochten die daarmede zouden worden ont
ketend, geven velen zich naar het schijnt, geen
rekenschap. De ontbinding der rechterzijde zou
beteekenen het machteloos maken van den
Christelijken geest, die haar behoort te bezielen,
tot verzoening der maatschappelijke tegen
stellingen.
Ik wensch niet te staan aan de zijde der
vooruitstrevende!!, die voorlgedreven, worden
op theorieën, ijler dan de wind, en niet aan
de zijde der conservatieven, die blijven zitten
achter de muren hunner vesting. Ik wensch,
dat wij, de grondslagen, en dat zijn nog grooten-
deels de Christelijke grondslagen, van Staat en
maatschappij behoudende en bevestigende,
arbeiden aan den waren vooruitgang ook
bij de wisselende gedaanten der tijden.
Ik wensch, dat wij, het Christelijk geloof als
eerste richtsnoer ook in de staatkunde erken
nende, ons dit niet laten ontnemen, doch tevens
dat men gevoele, hoezeer het ons daarbij te doen
is om den godsdienstvrede te bewaren, ja zelfs,
hoezeer wij overtuigd zijn, dat dit beginsel daar
toe den waren grondslag biedt.
Zoo is, naar ik meen, de roeping der anti-
revolutionnaire partij, en zoo zal, naar ik hoop
en vertrouw, de vereenigde rechterzijde haar
taak blijven opvatten, straks als wij met het oog
op de Grondwetsherziening en de kiesrechther
vorming gezamenlijk stelling hebben te nemen,
thaJis ftu wij nog eenige zaken, ik hoop niet
van bedenkelijken aard, met het Kamnet hebben
te behandelen.
Mr. Drucker en nar. Troelstra zouden
voor da bestaande partijformatie deze
andere begeeren, dat alle democraten
kwamen te staan tegenover alle behouds-
gezinden. Geen christelijke partijen tegen
over de vrijzinnige meer
Maar dat kwam mr. Kolkman, de voor
zitter der Roomsche Kamerolub krachtig
tegenspreken. Hij was het met mr. Heems
kerk eens.
Mr. Kolkman zeide
De heeren Drucker en Troelstra hebben ge
meend te moeten spreken over een andere
partijverhoudingde heer Drucker heeft bij
de rechterzijde al eenige verandering bespeurd
en zelfs gezegd dat er door den heer Heems
kerk energieke pogingen worden gedaan om
hier, rechts, den b*el bij elkaar te houden
maar dit is absoluut niet noodig. Wij zijn hier
nog best bij elkaar en in hef cement, waar
over vroeger gesproken is, is absoluut nog
geen scheur gekomen. En zoo goed als wij de
verkiezingen van 1905 met elkaar gemaakt
hebben en die van I907 tot een uitstekend
einde hebben gebracht, zoo blijmoedig zullen
wij de volgende verkiezingen gezamenlijk onder
nemen en toonen, dat wij weer bereid zijn
eensgezind als vroeger ten strijde te trekken.
En zegt men dande partijverhoudingen
moeten veranderd worden ik heb ik er niets
tegen. Laat de heeren van de overzijde dan
maar naar ons komen, want wij gaan niet naar
links.
De keer Troelstra zeide ®okzooals de tegen
woordige omstandigden zijn, zal elke Regeering,
die aan de groene tafel gaat zitten, haar eigen
partijgenooten moeten teleurstellen. Neen, dat
is niet waar. Wij zijn ten minste door het
ministerie-Kuyper allerminst teleurgesteld en
evenmin onze kiezers. Hoe het dan komt, dat
de uitslag van de verkiezingen in 1905 zoo
heelemaal in het nadeel van het kabinet-
Kuyper geweest zijn Dit is het gevolg geweest
van het ontzaglijk gekDoei en het geharre
war, dat bij dien verkiezingsstrijd heeft voor
gezeten. Ik haal dat alles niet meer op, maar
herinner alleen maar aan het opzetten van
allen tegen Rome. Dat heeft in die dagen
goed zijn dienst gedaan.
Ik zal mij niet verdiepen in de vraag of de
antithese hier in de Kamer veel heeft uitge
werkt. De heer Troelstra noemde eenige dingen
de sukade, veertien dagen langer vacantie,
de armencommissie in Indië enz. En dan wordt
altijd naar onzen l<ant gekeken alsof d i e
antithese alleen hier vandaan komt. De stem
mingen, waaruit dergelijke antithese blijkt, vind
ik ook dikwijls heel zot, maar ik zeg daarvan
en ik meen met het volste recht, dat de schuld
evengoed bij de heeren van de overzijde zit.
Laten die heeren maar eens duidelijk maken,
wearom bijv. die sukade-beraadslaging of die
Kamervacantie de samenvoeging van alle link-
sche partijen ten gevolge had.
De leider der Christelijk historische
partij jhr. de Savornin Lohmsn was het
hiermee eens.
Mr. Lohman betoogde aan het adres
van mr. Drucker
De heer Heemskerk heeft deze woorden
gesproken»Maar de ouderlinge band moet
aan de rechterzijde zoo worden bewaard, opdat
zij als coalitie streve naar de oplossing van de
politieke vraagstukken van dan dag, ook dat
aangaande het kiesrecht."
Welnu, daarmede stem ik geheel in, maar
daarmede heeft de rechterzijde altijd ingestemd.
Zoolang ik in de Kamer geweest ben, heb ik
niet alleen voortdurend hooren spreken over
het kiesrecht, maar er is wel degelijk door de
rechterzijde meermalen op den voorgrond ge
steld, hoe dat vraagstuk moest worden opgelost.
Dat is volstrekt niet een vraag, waarover wij
ons nooit hebben uitgelaten. Of het op dit
oogenblik gewenscht is die quaestie weer aan
de orde te stellen, is een andere vraag, maar
daarover heb ik nu niet nader te spreken.
Eu verder
Nu nog een paar woorden.
De geachte afgevaardigde uit Amsterdam
III, de heer Troelstra, is begonnen, ik wil dit
constateeren, met de antithese ter sprake te
brengen de heer Heemskerk heeft dat niet
gedaan - en hij heeft ons dan ook duidelijk
gezegd, dat die er ook maar moest blijven, want
dat zij per slot van rekening toch altijd stonden
als anti-clericalen tegenover clericalen en dat
is volkomen juist.
Wij hebben ook gedurende het bestaan van
dit Kabinet gemerkt, dat er aan de overzijde
niet altijd zeer groote eenstemmigheid was,
behalve wanneer men stond tegenover de rech
terzijde, dan verdween alle mogelijke verdeeld
heid, behalve gisteren, toen bij ongeluk twee
sociaal-democraten niet hebben kunnen mede
stemmen met de linkerzijde, omdat zij toevallig
over de zaak gesproken hadden.
Ik geloof, dat de sprekers die het woord
hebben gevoerd, zich noodeloos bezorgd maken,
dat bij ons verdeeldheid bestaat. Het is won
derlijk, maar ik herinner mij dat in vroeger
jaren, toen er nog geen quaestie van was dat
de rechterzijde in de meerderheid kon komen,
een toenmalige afgevaardigde, die niet meer
onder de levenden behoort, de heer Gleichman,
zeide »Wat zal er gebeuren wanneer de rech
terzijde in de meerderheid komt Dan zullen
zij elkander onderling verscheuren, want de
anti-revolutionnairen en Roomsch-Katholivken
zullen elkander in het haar vliegen maar laat
Nederland niet ongerust zijn want wij liberalen
zitten daar om den vrede tussehen hen weer
te herstellen." En nu hoor ik weer bij elke
gelegenheid de heeren liberalen vragen zijt
gijlieden het wel eens vechten jelui nog niet
met elkaar Zij zitten er natuurlijk nog altijd
om eventueel den vrede te herstellen, maar
laten zij nu eerst eens wachten, tot inderdaad
de strijd tussehen ons is begonnen.
Ook de Eriesch Christelijk-historisohe
afgevaardigde Schokking wees op de ge
meenschappelijke gevoelens, welke in za
ken van principieelen aard bij de groepen
d@r Rechterzijde worden gevonden, al
meent hij dat 't volgend jaar meer gepaste
gelegenheid bieden zal om op den aard der
partijverhoudingen in te gaan, en hij de be-
teekenis der antithese niet wil onderschat
ten, noch de geschillen wil wegdoezelen.
Mr. Schokking voegde daarbij
Ik kan echter niet zonder een woord van tegen
spraak voorbij laten gaan dat de heer Goeman
Borgesius, om aan de tegenwoordige partijindee-
ling elke rechte beteeksnis te kunnen ontzeggen,
eenvoudig de vraag doetwat is er in de ai'ge-
loopen periode door dit Kabinet gedaan dat ge
zegd zou kunnen worden dat onder liberaal be
wind de christelijke grondslagen worden aange
tast Die vraag trek ik mij in het bijzonder aan
om de eenvoudige reden dat ik niet behoor onder
degenen die de beteekenis van de dusgenaamde
antithese overschatten, maar d e haar verklaar
baar en in de gegeven omstandigheden gerecht
vaardigd achten
Het feit van verschil van opvatting omtreut
sommige aangelegenheden wordt niet verzwe
gen en behoeft ook niet verzwegen te worden.
Maar de politieke partijgreepeering, zooals die
zich op een gegeven oogenblik vertoont, heeft
een geschiedenis, en heeft met name ook in ons
land een lange geschiedenis. En nu gaat 't niet aan
ter beantwoording van zutk een groote vraag als
de partijgroepeertng enkel een beroep te doen op
hetgeen dit Kabinet heeft gedaan. Ook weet die
geachte afgevaardigde te goed, dat voor de
waarde van een beroep op hetgeen het Kabinet
heeft gedaan, de sterkte van de parlementaire
groepeering wederzijds nietonverschillig is.
Het mag niet alleen de vraag wezen wat een
Kabinet gedaun heeft tot schade van de door de
partijen gehuldigde beginselen, welke hel tegen
over zich vindt, maar ook wat het nalaat dat ter
bevordering daarvan zou kunnen geschieden, en
in de tweede plaals welke schade er niet onmid
dellijk, maar zijdelings wordt aangericht.
En dan maakt mr. Schokking de reke
ning op dia voor dit kabinet niet voor-
daelig ia.
Men ziet 't dsze afgevaardigde acht de
quaestie ook der tegenwoordige partijgroe-
peering een zaak van opportuniteit, dat wil
zeggen door de omstandigheden geboden.
Toch ia 't niet onzeker aan welke zijde hij
staat. Onze slotsom dat de leiders der par
tijen- ter Rechterzijde eenstemmig zich
hebben verklaard voor voortzetting dor co -
alitie. Daarom is het temeer te betreuren
dat de Sneeksche verkiezing op deze goede
woorden een daad laat volgen, welke ze
dreigt in da schaduw te stellen.
Blijke Vrijdag (candidaatstelling) en
daarna, dat wij 'tte donker hebben ingezien.
21 November 1907.
Tale's kiesrech'. ongrondwettig,
Met instemming knippen wij onderstaande
uit de (antir.) Rotterdammer.
«Een zeer merkwaardig ingezonden stuk
met nog merkwaardiger onderschrift bevat
de Vaderlander.
//Mr. Maoalester Loup staat er in een
ingezonden schrijven verbaasd over, dat de
redaotie schreef over de ongrondwettige
basis van het ontwerp-Tak.
//Daarop antwoordt de redaotie:
z/De geachte inzender zal wel willen
gelooven, dat wij, als wij het standpunt
van Tak ongrondwettig noemden, dit zeker
niet deden uit vrees voor uitgebreider
kiesrecht. Integendeel, ook wij stonden in
1894 aan Taks zijde en bedienden ons gaarne
van uitspraken van zoo gezaghebbende
mannen als de hoogleeraren Oppenheim,
De Louter en Krabbe, om de grondwettige
bezwaren van nul en geenewaarde te
verklaren. We waren daarbij volkomen te
goeder trouw.
//Sinds dien zijn wij 13 jaren ouder en
hebben heel wat meer tijd eo gelegenheid
gehad artikel 80 aan nadere studie te
onderwerpen. En dan wil 't ons voorkomen,
het zij na de aangehaalde autoriteiten in
alle bescheidenheid gezegd, dat Tak het
bekende eaoutehouo-artikel geheel naar
zijnen kant uitgerekt heeft en dat noch de
//schrijfproef" noch het tweede ontwerp,
met zijne uitgangsstelling dat ieder, die niet
bedeeld is //tnaatsohappelijken welstand
heeft", in overeenstemming waren met de
bedoeling waarmee Minister Heemskerk art.
80 had geformuleerd. Dat niettegenstaande
deze bedoeling genoemd artikel volgens
mannen als Buys en Riëll de invoering
van een zoo goed als algemeen kiesrecht
niet in den weg stond, is door deze
staatslieden zeker niet als lof aan dit artikel
bedoeld, en al twijfelen wij geen oogenblik
aan Tak'a goede trouw, hoe verder wij
van 1894 af zijn, boe meer het voor ons
vaststaat, dat hij zijn gebouw op onsolide
basis wilde optrekken, en dat voorstanders
van algemeen kiesrecht, zooals wij, den
strijd in de allereerste plaats hadden aaD
te gaan tegen art. 80. Dat geen van de
Takkianen, die nog aan de linkerzijde van
de Kamer zitten, zich dan ook aau onze
uitdrukking heeft gcatooten, is voor ons
een bewijs te meer, dat wij niets aan den
eerbied voor Tak's werd te kort doen, als
wij betuigen, dat wij in dat eene opzicht
tot andere meeniug zijn geraakt.
z/Wat dus de redactie van de Vaderlander
iu 1894 grondwettig achtte, noemt zern
„ouder en wijzer" geworden, na meer
//Studie", besligt ongrondwettig.
„Zoo verging het ook velen antirevolu
tionairen. Een der weinigen, die tot deze
verandering van inzicht niet behoefde te
komen, was Prof. Fabius.
z/Deze aehte Tak's kieswet reeds in 1894
volstrekt ongrondwettig.
//Nu wordt dit oordeel, ca rijpere studie,
zelfs uitgesproken door radicaal-vrijzinnigen.
„Toch een bewijs, dat de zinnen in 1894
eeuigermate waren verblind.
Tot zóóver Be Rotterdammer.Wij voegen
er alleen de opmerking aan toe dat de heer
Lohman, wijlen de heer Walter, en voorts
de onderteekenaren van het manifest van
April 1894, na reeds vroeger, zij het op
andere gronden, door dr. Kuyper te zijn ge
rehabiliteerd, thsna zelfs door een vrijzin
nigen Takkiaan volkomen in het gelijk zijn
geateld.
Hoe gelukkig, dat slechts een zoo kort
tijdsverloop noodig was om dit beter inzicht
te vestigen.
GiDg het zoo ook maar met alle andere
dwalingen van dit soort.
v
Morgen (Vrijdag) is het candidaatstelling
in Sneek, en ziet ganseh Nederland met
spanning de stemming tegemoet.
Men zegt dat het zal gaan tussehen Ferf
(1.), Pollema (aStaalman(d.)en Vliegen
De irop der partijensterkte is aldus
In 1897 eerste stemming
Mr. J. A. van Gilse (lib.) 1423
Mr. Th. Heemskerk (a.r.) 1890
W. Kroese (o.-h 120G
Bij de herstemming
Mr. J. A. van Gilse (lib.) 2452
Mr. Th. Heemskerk (a.r.) 2451
Gekozen was dus de liberaal n.et 1 stem
meerderheid.
In 1901 eerste stemming:
P. N. Halbertsma (lib) 1579
Mr. O. Okma (a.r.) 3076
O. Sohrieke (o.h. 248
Gekezen dus reeds aanstonds Mr. H.
Okma.
In 1905 eerste stemming
Ds. van Eyk van Heslinga (o.-h.) 959
Dr. C. J. Niemeijer (lib.) 2020
Mr. H. Okma (a.r) 2833
A. P. Staalman (o.-d. 210
Herstemming
Dr. 0. J. Niemeijer (lib.) 2774
Mr. H. Okma (a.r.) 3633
Gekozen dus Mr. Okma met ruim 800
stemmen meerderheid.
Landvogels op Zee.
In een uittreksel van een zeereis, lezen
we omtrent landvogels op zee, 't volgende
merkwaardigs. //Dewijl wij heden vr(j wat
landvogels van verschillenden aard gezien
hadden, veronderstelden wij dat zij door
den wind van de Iersche of Spaanechs kust
zouden verdreven sijn alzoo wij toon kaap
Clear op 465 en kaap Finisterre op 322
mijlen van ons af hadden. Van deze vogels
vingen wij een goudvink, een steenuil en
drie spreeuwen. De laatste waren ten ge
tale van zeven, rondom het schip fladde
rende en ook op het verdek komende, waar
zij met gretigheid op de rijstkorrels en
broodkruimels aanvielen. Wij gaven aan
de drie gevangenen da vrijheid weder.
Toen zetten zij zich op het touwwerk, om
daar den nacbt door te brengen, en zij ble
ven zoolang bij ons, totdat zij de kust kon
den zien. Ik beschouw het als iets zeer
zeldzaams, op zoo een verren afstand van 't
land, vogels van dezo soort aangetroffen te
hebben vooral den steenuil, aan welken
men geen langdurige vlucht toeschrijft.
Onze middagsbreedte was 45° 12' en de
lengte 16» 27' W."
Uit de Tweede Kamer.
Bij //Buitenland" had de desbetreffende
minister het hard te verantwoorden, daar
vele heeren vele aanmerkingen hadden op
zijn beleid. Nu is het builenlandsch depar
tement in vorige jaren dikwijls aan vinnige
ci'itiek blootgesteld geweest, telkorjg als de
begrooting aan de orde kwam. Niet licht
was men mot het buitenlandsch beleid te
vreden. De afgevaardigde van Enschedé
de heer Van Kol herinnerde zich nog
den tijd en wis zou zich dien niet herin
neren dat er gevraagd werd, wie er nu
eigenlijk minister v. buitenlandsche zaken
was, wel een bewijs, dat de zaken ook toen
daar niet gingen zoea's velen 't verlangden.
Intusschen de besta stusrlui staan ook
hier aan wal. Aanmerkingen maken is ga-
makkelijker dan iets goed te doen of te ver
beteren. Klachten kwamen in en niet
zoo weinig van de heeren v.d. Berch van
Heemstede, 0. a. over het verlies van de En-
geleche post, wat echter met buitenland
niets te maken hesft, volgens den minister,
en de onderhandelingen met Frankrijk over
den uitvoer van ons bier; van dhr. Van
Bylandt,die alles behalve gesticht was over
de onbeduidende rol, weike ons land, nog
wel bet land van Grotius.in zake deVredes-
conferentie heeft verduld. We hadden met
zelfstandige voorstellen moeten komen,
zeker in dis allerbelangrijkste quaestie om
trent de bescherming van don privaat
eigendom ter zee, maar zi8 we gingen in
een hoekje staan. En dan het garantis-ver-
dreg met Japan, zoo noodig voor het bezit
van onze koloniën Het is er nog niet en
andere landen gaan ons met de verdragen
voor. Voorts oritissert deze afgevaardigde
nog het beleid van minister Van Tets in
zake Rijntelien ook is hij niet zonder be-
zorgheid voor de versuilieg van vacatures
bij de diplomatie. Ook de heeren v. Nispen
en Van Asch v. Wpk zongen mee in dat
klachtenkoor, natuurlijk ieder op zijne
wijze. De laatste zei o. a dat deze minister
zelfs niet aan de meest middelmatige ver
wachtingen heeft beantwoord.Er is bij disn