NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No, 40. 1907. Vrijdag 15 November. 22e jaargang. HISTORISCH CHRISTELIJK- VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed, 3, J, DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN IEDEREN WERKDAG DES AVONDS, Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25. Enkele nummers 0,025. UITGAVE DER FIRMA EK VAK van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aan onderstaand ingezonden schrijven van een onzer lezeressen geven wij gaarne de plaats van het hoofdartikel. Het spreken tot de harten en consciënties van allen, ook in onze kringen, die het mochten noo- dig hebben. Red, Geachte Redactie! Naar aanleiding van uw hoofdartikel De eigenlijke roeping der Vrouw" wenschte ik met uw goedvinden het volgende op te merken. Hoewel de beweging der vrouwen emancipatie de sympathie der christelijke vrouw niet kan en mag hebben, geeft het ons toch te denken, wat die vrouwenzielen heeft aangegrepen, om zich, gelijk zij 't noemen te willen vrijmaken Vrijmaken? Waarvan? Van een juk, van een last. Want er is een jak, en er is een last. Doch of wij onszelf er van moeten bevrijden en op zulk een ivf ze als de eman- cipatie-bewegingvoorstaatiseen&bdexevrs&g. Men heeft de vrouwen onderschat. Vele mannen beschouwen haar als speelpoppen. Men zoekt in haar niet den zieleadel, het teedere innige vrouw-zijn, dat in 't verborgen meestal bloeit, gelijk alle waarlijk schoon zich verbergt. Vrouw zijn is in veler oog niets anders dan uiterlijk schoon, goedig- toegevend of, wilt ge, zwak. zijn. Der vrouwen ijdelheid moet men Btreelen, haar goedigheid moet men prijzen en zoo maakt men vrouwen, die met zich laten sollen. Wie laffigheden en vleierijen metgraagte aanhoort, wie als 't op iets te beredeneeren of uit te denken aankomt, zich schuchter terugtrekt, die heet waarlijk vrouw te zijn. Veel meer zou hierover nog te zeggen zijn, doch genoeg zij 't thans op te merken, dat er vrouwen zijn, die van zulke dingen walgen. Zij maken, dat de verhouding tnsschen man en vrouw of tussohen ver loofden vaak een spotbeeld is der innige kuische liefde. Doch er zijn vrouwen, die een kracht en levensernst in zich weten, gelijk vele mannen niet kennen. Doch juist dit edele die zedelijke moed en draagkracht, waarop de begaafde spreekster Julia Ward Howe wees, die weet men miskend en beleedigd. Dat is een juk en dat is een last die vrouwen, welke tvaarlijk vrouw-zijn hebben te dragen. Nu zijn er sommige vrouwen, die door dit onbegrepen zich weten, zich terugtrekken. Vooral in onze christelijke kringen is dat zoo. Men (en dat zijn dan meestal mannen) noemt ze dan „iin stuk beginsel'' de min achting legt men dan in deze uitdrukking door toon en gabaar), een zonderling, een type, een manwijf." Zoo wordt de vrouw, ook in onze kringen menigmaal beleedigd, óf door woorden, óf door gedragingen. Hoort ge nu niet in de emancipatie-be weging een noodkreet der gekrenktevrouwen- ziel, die haar miskenning niet langer kan dulden, maar zich met betraande oogen en een gebroken hart uit haar vernedering opheft om te toonen welke kracht er in haar schuilt Gelijk een getergde plots zich uit zyn smartelijke positie met bovennatuurlijke krachten werpt op den benauwer, zoo werpt zich de emancipatie-beweging op wat zich tegen haar verzet. Doch laten wij christelijke vrouwen daar aan niet meedoen. Laten wij met geeste lijken moed in Gods kracht het juk dragen, dat de Heere ons oplegt. Immers, „ia er een kwaad in de stad dat de Heere niet werkt?" „Bidt en werktdat zij onze leuze. Dat dan de christelijke schrijvers en schrijfsters den moed mogen hebben om de gapende wonden der vrouwenzielen te ont dekken, opdat er genezing moge worden gebracht. Dat men ook op maatschappelijk en zedelijk terrein deoogenopene dergenen, die blind ziin. Dat wij aller ons beijveren om dengenen die den hoogen adel van het waarlijk vrouw zijn hebben verwisseld met halfheid en zwakheid, door woord en daad te le eren, de in hen sluimerende gaven te gebruiken. Niet om boven den man zïoh te verheffen, maar om naast of,wilt ge,onder hem in Gods kracht te arbeidenelk op zijn eigene plaats aan de zedelijke volmaking van allen ia hun omgeving. Men kan die natuurlijk nooit be reiken, maar men moet bidden en werken, alsof het bereikbaar was. Zien we niet met minachting, maar met medelijden op die vrouwen neer, welke de emancipatie drijven. Trachten we het ver keerde in hun doen aan te toonen en door woord en daad te doen blijken, dat wij vol gens Gods Woord der vrouwen roeping zoe ken in het huisgezin, in de opvoeding en al wat daarmee verband houdt, en verder zon der op den voorgrond te willen treden in neen hulpe" te zijn voor den manin bet voor hem ook vaak zoo moeilijke leven. Zóó zal ook alleen bereikt kunnen wor den, wat Julia Ward Iiowe ons als ideaal voorhoudt„Laat de man zieh schikken naaT den adel van ons wezen laat hem niet alleen in ons erkennen de zedelijke overtui ging, die hij eerbiedigt, maar ook naar welke hij zich te voegen heeft". Met vriendelijken dank voor de plaatsing, C. te Br. hvu. 14 November 1907. Met twee maten. De soc. democratische pers oefent in den regel zeer scherpe aritiek op toestanden en personen en drukt zieh, wanneer zij met name deze ïaalsten bespreekt verre van malsoh uit. Allerlei minder vleiende benamingen slingert zij haar tegenstanders naar het hoofd. Die tegenstanders zijn dan de ka pitalisten, de bourgeois, de onderkruipers, de elerioalen en dergeüjken. Waaneer die moeten worden uitgeschol den, dan schijnt de soci^al-demooratisehe woordenlijst onuitputtelijk. Doch niet zoodra heeft een sociaal democraat den moed om ook den eigen partijgenoot eens de waarheid te zeggen, of eeu andere maatstaf wordt aangelegd en roepen de heeren elkander een „zacht wat toe. In het soeiaal-demooratisoh blad Toor- waarts hield v. R. (dr. Van Ravestein) een strafpredikatie tegen twee Rotter- damseke gemeenteraadsleden van zijn kleur over de verloochening van hun standpunt. Terstond was Het Volk, der sociaal-de- Eooeraten hoofdorgaan, er bij om dit bedrijf zeer strengelijk af te keuren. Zij noemt dit „slechte manieren"het kan „niet door den heugel"; het is „een voortdurend hakken op onze. mensehen"; het „loopt de spiegaten uit"en Van Ravestein wordt te kijk gezet als „een stuurman aan wal", dien „men gerust kan laten praten", een die zelfs in zijn „aan matiging" had durven schrijven dat Van Kol „geen bijzonder helder denkende kop" §iseen oordeelvelling, „die ieder koud kan laten", en „ais lompheid zeker onovertrefbaar is geslaagd". En dan (en slotte „dat de redactie haar ruimte af staat voor zulk onverantwoordelijk geschrijf dat kan niet door den beugel, en wij meenen even tegen de invoering van deze slechte manieren in onze pers te moeten protesteeren". Aldus Het Volk. Wij onderzoeken niet of de oritiek van v. R. billijk was of niet. Maar wij vragen alleeu: is deze weeklage van het soo .-demo cratisch hoofdorgaan niet ietwat comisoh tegenover de harde en scherpe woorden die zij schier dagelijks in hare kolommen uitgiet over de arme hoofden van een Kuyper, een Talma, een Aalberse, een Van Vliet; en in de dagen der Kamer zittingen over zoo menig Kamerlid die niet van haar richting is, en dien zii met min achting of althans met kleinachting be jegent. Wij durven gerust zeggen dat Het Volk hier meet met twee maten en dat indien haar partijgenoot seheidt op Spiekman en v. Kol, hij sleohts doel wat zijn oudere vrienden hem hebben voorgedaan. Met belangstelling zien wij de uitrazing van dit opgestoken stormpje tegemoet. Laat je wegen Men schrijft aan Het Handelsblad: Geboren en opgevoed in een streek waar naast een onwrikbaar geloof het meest ver stokt bijgeloof nog onder zekere klasse heerscht, zou het wel de moeite loonen tal van staaltjes te melden over dat bijgeloof, indien het niet zoo diep treurig was. Nog zeer kort geleden werd een ingezetene van tooverji verdacht en het is niet te zeggen hoa de betrokkene, die 'n achtenswaardige betrekking bekleedt, daar onder leed. De tijden zijn voorbij, dat Burgemeester en Schepenen van Oudewafer het recht hadden een brevet uit te reiken van niet schuldig te zijn aan tooverij, want anders zou werkelijk de toevoeging: „Laat je wegen 1" nog reeht van bestaan krijgen en dat in onze twintigste eeuw. Het bewijs dat zoo'n brevet een gewich tig stuk was, blijkt uit het volgende af schrift dat ons onder do oogea kwam en dat wel de moeite waard is gelezen te worden „Wij Burgemeesteren, Schepen ende Raden der Stede Oudewater in Holland, doen cond ende certifieren mits desen, ter requisitie van Aaltjen Brouwers, huysvrouw van Frans F rans- sen, geboortigh uit de Heeriicklieid Borculo, vlecke Eybergen, out so sy seyde, tussen de vijf en zes en veertigh jaren, blont van haer, tame- lyk lanck van persoon en blauw van oogen, dat op huyden voor ons gecompaneert zijn de Heeren Frederik Kersseboom ende Cornells van der Maren, Schepenen deser stede, mits gaders Cornelia Joris, geschwore bedienaresse dezer stede wage, dewelcke ter instantie ende nader versoeck van de voortoemde Aaltjen Brouwers, verclaarden waar ende waarachtig te zijn, dat voornoemde Cornelia Joris, de ge noemde Aaltjen Brouwers op haar speciaal en ernstigh versoeck in presentie ende tegenwoor digheid van voornoemde schepenen, waegmees- teresse en andere notabele personen, nadat hy Miefje Gerrits, Wed. van Aert Abrams, ordi naris vroetvrouw alhier, publiqulyck verclaart was, dat de meergemelde Aaltjen Brouwers, blootshoofts, schoenen en kousen uytgetogen, gekleed met een onderrockjen over haar hembt, geenige wichten of zwaerfe by haer hadde, met de ordinaris balance in de waegh alhier gewoogen heeft. Een hondert pont soodanige oprechte Troyaynsche gewichte, als men ordi naris in dezer stede wage is gebruyekende, sulckx dat wy by desen certificeeren, dat de Voorsz. gewigte met de natuerlycke proportie hares lichaems wel is accorderende. En alsoo sy daer van versochte onse opene brive van certificatie om deselve haar te dienen daer en soo sulex behoort, hebben wy haer 't zelve niet konnen noch willen weygeren, sonder be- drogh, ende tot meerder verseeckeringe deses, hebben wy deselve met het stedezegel ende onderteekeninge van onsen secretaris becrach- tight op den XXVen Septemb. XVIC vier en negentigh". Zoo'n certificaat spreekt boekdeelen van lijden, verdriet en ellende, want ook toen behoorden reeds de heksenprocessen tot het verledqD, want brandstapel en pijnbank waren daarvoor afgeschaft, maar die volksmond. Twee honderd jaren geleden het zou den meest verstokten lofredenaar op den goeden, ouden tijd tot bekeering brengen, en tochook nu nog zou het „Laat je wegen I" dienst kunnen doen om zieh van de verdenking van tooverij te zuiveren, al zou ook nu, als toen, de kerk spreken van „ijdele en onnutte proeven". Wij vragen de aandacht voor onder staande. „Iets vreeslijks". Onder heD, die op 17 October de De- putatenvergadering niet konden bijwonen, vraagt men zich af, wat ergerlijks er toch op die vergadering plaats greep, nu het gerucht is uitgestrooid, dat er „iets vreeslijks" moet zijn voorgevallen. Aan tal van personen, die de vergadering van 500 personen bijwoonden, is reeds de vraag gesteldWat is er dan toch geschied? Greep er een schandaal plaats Is er een gruwel gebeurd? Iets ontzettends? En aller antwoord was, dat de vergadering heerlijk en bezielend was, gelijk steeds onze Daputaten vergaderingen waren en dat er hoegenaamd niets, niets ter wereld is voorgevallen, dat ook maar opzien kon baren. Ook wij zwegen daarom van dit iooze geruoht. Het leek een puur verzinsel. Thans echter zijn we door bijzondere omstandigheden in staat, te zeggen waarop dit geruoht van dat vreeselijke doelie. Gedoeld werd daarmede op een bede in het slotgebed tot den Vader der geesten opgezonden, of het Hem, onzen God, be lieven mocht alle demonische macht te bezweren, die er op uit mocht zijn, om in onzen heiligen broederkriag het zaad der verdeeldheid uit te strooien. In deze hoog ernstige bede nu, te midden van plechtige stilte opgezonden, school niet alken niets vreeslijks, maar ze was plicht matig, conform Gods Woord, en geheai in overeenstemming met wat deHeiligeSohrift ons omtrent de werking van geesten op geesten geopenbaard heeft. Steeds maant God ons, om wat onder monsohen opkomt, niet aan die personen zelve te wijten, maar doorgaande tot de diepere oorzaak, te zien op de werking die van de demonische macht ook onder ons uitgaat. Voor wie buiten de Schrift leeft, bestaat die eerste oorzaak niet. Hij ziet niet verder dan de tweede oorzaak in het menschelijk hart. Zij daarentegen, die aan G- ds Woord vast houden, weten beter. Zij weten dat er buiten deze wereld een demonische macht bestaat, die gestadig op de wereld der mensehea peogt m te werken, die vijandig tegen den Christus overslaat, en die er rusteloos op uit is, om eiken kring die voor Jezus als zijn KoDing roept, te verdoelen, en door die verdeeldheid over dien kring te heerschen. Jezus zelf was er zich volkomen bewust van, dat zijn bangste strijd met dien Over ste der wereld was. Zijn verzoeking in de woestijn toont het. Jezus jubelde toen hij den satan als een bliksem uit den hemel zag vallen. Hij leerde in zijn gelijkenis, dat het de Booze is die het onkruid zaait. Hij riep het Petrus toeSatanas, ga ach ter mij Hy zei het hem aan, dat de satan zeer begeerd had zijn jongeren te ziften als de tarwe. Ea ons allen legde hy in het Onze Vader, dag voor dag na, de bede op de lip pen „Onze Vader die in de hemelen zjjt, leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den Booze Wie in de apostolische litteratuur, met name in de apocalypse, geen vreemdeling is, weet dan ook, hoe al wat zich verheft om de kracht van den kring der geloovigen te breken, opkomt uit een anti-christelijke actie, die van do demonische wereld uit gaat. Hy weet, hos de Schrift ons heel de historie en de toekomst steeds doet bezien, onder dit vaste gezichtspunt, dat de demo nische macht er rusteloos op uit is, om te verdoelen, te breken, te niet te doen elke actie die, in welk land ook, zich opmaakt, om ds belijders des Heeren sterk to doen staan. Van het paradijs af zoekt de Schrift den oorsprong van alle ellende niet in de boos heid des menschen, maar in de actie die nit de demonische wereld steeds en rusteloos op menschen uitgaat. En hiermede in overeenstemming is hst, dat niet alleen aan elk geloovige persoonlijk, maar ook aan elke groep, aan eiken kring van belijders de3 Heeren steeds de bede ten plicht wordt gesteld„Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den Booze". Onder onze tegenstanders, voor zoover ze het bestaan van zulk een demonische macht niet kunnen aannemen, ergert men zieh keer op keer, zoo we ook maar met een enkel woord op deze onheilige wer king achter de coulissen van het groote werelddrama wijzen, en om ergernis te mijden, wijzen ze er daarom in publieke geschriften niet dan uiterst spaarzame- lijk op. In den kring der Depufaten daarentegen heeft men uitsluitend te doen met mannen broeders, die bij de Schrift leven, en alsoo geen ander oog, dan wij, hebben op wat er in de wereld der geesten omgaat. Men gaat dan saam in het gebed. Niet ais een vorm zonder inhoud, maar ter in roeping van de wezenlijke kracht, waarop we steunen moeten. En hoe kan het dan anders, of zulk een gebed, als het steunt op het woord van den Christus, leeft in de voorstelling van de geestelijke actie, gelijk Christus zelf ons die gegeven heeft. Én hoe zou men dan, waar zieh ee,n begin van verdeeldheid voordoet, wel klein, maar toch groot genoeg om nu reeds onze tegen standers er in te doen juichen, de bede achterwege mogen laten, dat het Gode be hagen moge de demonische macht, die alle verdeeldheid.onder de Christenen aanricht en bevordert, en, gait ze door, er in juicht, te bezweren. Aller hart heeft dan nok, naar we ver trouwen, met die bsle ingestemd, en het blijft ons roepen, dat God haar verhoore. Vergeet _n iet dat onze party organisatie, onze partyleiding en vooral onze Depu- tatenvergadering, dusver de zenuw onzer kracht, onze eer en onze roem was, en dat alle overige partijen ze ons benijdden. En als men nu opeens stemmen hoort op gaan, dat niets van dat alles deugtdat de organisatis niet deugt, en het Centraal Co mité niet deugt, en do partij-organisatie niet deugt,en de deputatanvergadering niet deugt, en dr. Kuypers's Riding niet deugt, dan voelt ieder onzer toch, dat hier een geheimzinnige macht in werktdat dit &Üe3 niet opkomt uit wrevel of weerzin van eenigen menseh, maar dat hier weer diezelfde demonische macht werkt, die er alle eeuwen doc.r op uit was, om de macht van eiken gdoofskring te breken, en het verdeel en bcersoh ook op onzen kring tos te passen. Die inwerking kan op allerlei manier, kan op veler hart tegelijk toegaan. Nie mand heeft het reeht om ten deze te oor- deelen, en te zeggen: Op u werkt het, en op mij niet. Maar allen saam hebben zieh te verootmoedigen, en alien saam hebben in het gebed bracht te zoekeD, opdat de demonische macht," di© zieh weer roert, er niet in slage ens kwaad te doen. Men mag niet wachten tot het kwaad zal zyn doorgesijpeld. Nu reeds zijn we zoover, dat de Voor zitter van het Centraal Comité, zwart op wit, door een onzer beschuldigd is, dat hij de lieden „vleit om ze te foppen". En daarom, bij het opkomon van zulk een verdeeldheid moet do geestelijke wachtpost worden betrokken. Onze positie is hachelijk. Van alle zijdon omringt ons de tegenpartij en legt het op onzen val en op onzen ondergang toe. Als we hou en trouw als mannen-broe ders ons aaneen sluiten, kunnen we nog nauwelijks standhouden. Maar als we elkander verbijten en ver eten, zyn niet wy, maar is onze zaak, die de zaak van onzen Koning is, verloren, i Vandaar dat onze redactie, om het twist- j vuur niet aan ta blazen, steeds zweeg en 1 verdroeg. i Maar het gebed mag niemand op onze lippen Bmorenen als wo in heerlijke geest drift op onze Deputatenvergadering byeen zyn, en in 't eind ons in het gebed voor onzen God verliezen, zou zulk een gebed een ledige vorm, en geen hartgrondig smeeken zyn, zoo we de bede verzaakten die het Onze Vader ona geleerd heeft, on niet ook Gods hulpe inriepenteruitwieding van elk uitspruitsel uit het booze zaad der verdeeldheid, dat de demonische wereld nooit ophield, en nooit zal ophouden, onder ons uit te strooien. Aan dit artikel en zyn ioeliehting heb ben velen zich gestooten. Prof. Fabjus in do eerste plaats,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1