No» 32. 1907. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Woensdag 6 November. 22e Jaargang, CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed. S. I DE JONGE-VERWEST. te Goes F, P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTTËN DE DOODSTRAF. Boltealaadscb Dierziek). 1EDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers 0,025. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cenr. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Niet de overheden, maar de onderdanen in Frankrijk blijven, sinds Soleillands wal gelijk bedrijf aandringen op toepassing van de doodstraf in dat land. Een groot, algemeen protest is dezer da gen opgegaan, toen de president der repu bliek met terzijdestelling van de wet en de uitspraak der jury, den moordenaar van't 14jarige meisje begenadigde en diens doodstraf in gevangenisstraf veranderde. Ook in ons land gaan stemmen op tot wederinvoering der doodstraf. En hoe kan dit anders. Verleden week stonden twee kerels uit Den Haag terecht die een jaar geleden op een Zaterdagavond een stil werkman die van zijn werk huiswaarts keerde, om niets, in't bijzjjn van zijn zoontje, tegen de straat wierpen, terwijl een hem doodstak en na den gepleegden moord, in 't bijzijn van zijn zoontje, op diens lijk ging staan dansen. Waar zulke feiten spreken, is het begrij pelijk dat men weer aan de executie op het schavot gaat denken. Bijna allerwegen bestaat de doodstraf nog; en in Zwitsersche kantons, waar ze was afgeschaft, heeft men ze weer in gevoerd. Nederland staat met Italië en Portugal met zjjn afschaffing dan ook tamelijk alleen. De strafrechtelijke wijsheid van bijna geheel Europa en Amerika is tegen ons. Is er éen humaniteits-theorie der vrijzin nigheid op een teleurstelling uitgeloopen, dan is het wel deze dat in plaats van dood straf gevangenisstraf moest komen, ten einde den moordenaar te verbeteren. O ja, er is nog een voorspelling falikant uitgekomen. Het is die van wijlen den liberalen pro fessor Opzoomer, die voorspelde dat de openbare sohool de gevangenissen overbo dig zou makeneen profetie die, met de feiten voor zich, door dezen geleerde eenige jaren later is ingetrokken. Maar ook de theorie dat „beschaving en verlichting" de zwaardere misdaden almeer onmogelijk zou maken, en dat deswege de doodstraf veilig kon worden afgeschaft, heeft zoodanig gefaald dat men zich scha men moet over beschaafde en verlichte landgenooten die 't nog durven ontkennen. Nu weten de nieuwe theoristen er weer wel wat anders op. Zij spreken van atavisme, erfelijk belast zijn; abnormaliteiten, bij voorbeeld in her - sengewicht of vorm van sohedelvan een ziekte die den moordenaar drijft tot zijn daad, zoodat zelfs niet eens meer de ge vangenis, maar het ziekenhuis, of op zijn ergst het krankzinnigengesticht als toe vluchtsoord voor den „ongelukkige" wordt aangewezen. Doch met dit al staaD de wijze mannen van onze eeuw radeloos te kijken bij 't feit dat de moorden en moordaanslagen vermenigvuldigenen het geneesmiddel steeds erger blijkt dan de „kwaal". Naar onze meening komt dit sleohts hier vandaan dat ODze wettenmakers, toen zij het artikel van de doodstraf uit ons Straf wetboek schrapten doodstraf althans voor moord met voorbedachten rade ge pleegd 't ambt der Overheid miskenden. De Overheid heeft nu eenmaal van God een zwaard gekregen. Zij draagt dit, en mag het niet afleggen. „Wie des menscben bloed vergiet, diens bloed zal vergoten worden, want de mensch is naar Gods beeld gemaakt", is de eenig juist gemotiveerde, Goddelijke ordinantie, niet aan Israël, voor een bepaald volk, maar reeds aan Noach, aan de mensohheid, voor alle volken en alle tijden gegeven en als zoodanig vastgesteld. Daarom moeten wij dan ook nooit mee doen met 't geroep om afschaffing van de doodstraf in tijden, wanneer er meer moor den dan het „normale" getal gepleegd worden. Want dat geroep kan sleohts door vrees voor eigen veiligheid of die der 1 maatschappij zijn ingegeven. j De doodstraf mag alleen geëisoht worden pp grond van het recht Gods. Dat reoht Gods wordt gesohonden door den moordenaar, die het beeld Gods doodt in den mensoh, en door den rechter die voor den moordenaar niet eiseht de straf welke naar reoht daarop behoort te volgen. Dat recht vertreden natuurlijk al die humane mensehen, welke uit ziekelijke mensohenliefde, zióh tegen de doodstraf keeren, en dat te meer waar deze averecht- sohe philantropen het zonder eenig mede gevoel aanzien dat duizenden en nog eens duizenden een eeuwigen dood tegemoet gaan. Niet alsof geen medelijden aller hart zou moeten vervullen met den rampzalige die zoo diep viel, dat hij zijn naaste naar het leven stond. Maar hooger dan men- schelijk medelijden staat de gerechtigheid Gods. Indien zoo schreef dr. Kuyper eenige jaren geleden „indien een Pruisische Feldwebel in het bijzijn van een Luitenant onzer Grenadiers den euvelen moed had, om het portret, de beeltenis van onzen Koning, te vernietigen, wat meent ge, zou dit niet leiden tot vragen om satisfactie „Het beeld van zijn Koning te zien aan randen, is voor elk onderdaan een hoon aan de Majesteit van zijn rijk". „En dat voelt nu, waar het een aard- sohen Koning geldt, een ieder. Dan vindt een iegelijk het natuurlijk, dat hier toorn tegen ontbrandt. In zulk een geval erkent een ieder 's Konings reoht, om de te lijden straf voor den beleediger te bepalen. „Maar zóó brengt ge dit nu niet op den Koning, d. i. op Hem over, die over alle koningen de Gebieder is, of op eens schijnt elks gevoel verstompt". De hoogste Koning heeft zijn beeld in elk mensehenkind ingedrukt. Eu als nu een onverlaat het waagt, zulk een mensoh, in wien God zijn beeld insohiep, te ver moorden, dan is uiteraard niet maar die mensoh gedood, maar in dien vermoorden mensoh het beeld 'Gods vernietigd. Hier en hierin alleen ligt het motief voor de toepassing van de zwaarste en verschrikkelijkste straf die zich denken laat, en waartoe onze eeuwige Wetgever de Koningen die door Hem regeeren, reoh- tigt en roept. 5 November 1907. ii Hooibaden11. Wie des zomers zoo gelukkig is, een reis door het heerlijke Zuid-Tyrol te kunnen doen, zal in de steden en dorpen langs de Etscb, dus in het Duitsohe gedeelte des lands, herhaaldelijk de openbare kennis geving aantreffen, dat daar en daar het hooibad geopend is. En deze aankondiging is in de verste verte geen grap, maar volle ernst. Het hooibad bestaat in Zuid-Tyrol als „volksgeneeswijze" reeds lang, en wel daarin, dat het van de bergen aangevoerde, nog vochtige hooi in de een of andere loods, schuur of andere bergplaats opgestapeld en vastgetrapt wordt. Wanneer er nu een liefhebber van zoo'd hooibad opdaagt, maakt de „badmeester" een diepen kuil in het dampend heete, broeiende hooi, en in dien kuil moet dan de badgast zieh nederleggen. Nu wordt bij van boven tot onder met hooi bedekt, en wel zoo, dat alleen zijn hoofd boven de geurige massa uitsteekt. Woldra omringt hem een wel dadige warmte, die allengs toeneemt en eindelijk tot een geweldige hitte stijgt. Het zweet dringt bij den badgast uit alle poriën van zijn lichaam naar buiten, en hij blijft nu zoolang zweeten, als hij het slechts met mogelijkheid kan uithouden. Daarna wordt hij precies op dezelfde wijze als in een dampbad behandeld en wanneer zijn rheumatiek of soortgelijke kwaal bij bovenbeschreven, gedurende 14 dagen voortgezette geneeswijze niet wijkt, dan is er bepaald geen kruid voor gewassen. Daarbij moet, zooals beweerd wordt, een nadeelig gevolg dezer men weet niet door wien bedachte volkskuur slechts hoogst zelden zijn voorgekomen, en het hooibad altijd ten minste den eetlust tot eene ongekende hoogte doen stijgen. Wilhelm-Loubet. De misselijke onthullingen van den dag bladschrijver Harden in zake de zonden van Philip van Eulenburg en andere vertrouw den van 't Keizerlijk Hof te Berlijn, die den onschuldigen(?)Van Moltke in hun val mee sleepten, en thans voor het Ambtsgerechts hof nog eens te hooren kregen, welk een treurige wending of afwending zij soms wisten te geven aan de plannen des Keizers, waardoor zij den buitenlandscke vrede niet zelden in groot gevaar brachten, hebben thans ook een Franschen dagbladschrijver, zekeren heer Boll, «au 't praten gebracht. Men weet dat Harden deze heeren be schuldigde dat zij onder anderen 8en sa menkomst tusschen den Franschen Presi dent en den Keizer telkens door leugens en scheve voorstellingen wist en te ver hind eren. Thans komt de Parijsche dagbladschrij ver Boll deze beschuldiging bevestigen. Uit een gesprek dat hij eenige maanden na diens aftreding met president Loubet in 1906 had over diens reis naar Napels in 1904 bleek dat er in 1904 wel degelijk een bijeenkomst tusschen den President en Keizer Wilhelm had moeten plaats hebben. Het gerucht had geloopea. De President had 't gaarne gewild. Toch is er niets van gekomen. De President verhaalde aan bovengenoemden journalist dat dit een gevolg was van een wrijving tusschen den Keizer en den Koning van Italië over de toasten die de President en de Koning van Italië te Rome zouden wis selen. Ja, zoo voegt de (oud) president er bij, de Keizer zou zelfs het verlangen hebben geuit, bij de ontmoeting van hem met koning Victor Emanuel, vier weken vroeger, dat hij inzage kreeg van den toast, dien de Koning tegen mij zou moeten houden op het Quirinaal. Hoe dit zij, wij hadden omtrent dit geval niet het flauwste vermoeden. Wel waren wij verbaasd, dat wij geen mededeeling kregen, zooals ge bruikelijk is, van de speech van koning Victor Émanuel, opdat ik mijn speech daar naar zou kunnen inrichten. Toen wij te Rome aankwamen werden wij nog niets van de speech des Konings gewaar. Pas op het oogenblik dat wij aan tafel gingen kreeg ik den tekst, zoodat ik mijn antwoord bijna heb moeten inproviseeren. U weet hoe die speeches geweest zijn. De Keizer had heel wat anders verwacht. Hij was ontevreden, teleurgesteld, verliet plotseling Italië en ging te Karlsruhe zijn speech over droog kruit houden. U kunt nu oordeelen hoe volkomen onschuldig ik aan dat alles ben. 'Zoo sprak Loubet tegen den straks ge noemden hoofdredacteur. Maar 't zou kunnen dat deze met spek schoot. Daarom liep een ander journalist dezer dagen even bij den oud-president aan om hem te vragen of de zaak zich werkelijk zoo had toegedragen. En het leuke antwoord was letterlijk aldus „Ik heb niets te zeggen. Alles wat ik gedaan heb, toen ik president van de repu bliek was, ben ik vergeten". Zoodat men nog niets weet. Trouwens, men weet wel, de oud-presi denten van Frankrijk zijn niet gewoon veel los te laten omtrent hetgeen zij weten uit den tijd van hun presidentschap. Men herinnere zich maar hoe gesloten Casimier Perier tot het laatste toe gebleven is over de aanleiding tot zijn plotseling ont slagnamen als presidenten hoe weinig hij losliet als getuige in de revisie-zaak van Dreyfus te Rennes. Een legerwet. Zwitserland schijnt ons voor te zijn met een legerwet die de groote meerderheid van het volk bevredigd. Tenminste bij refe rendum (volksstemming, als naar gewoonte nadat de volksvertegenwoordiging gespro ken heeft, spreekt het volk zich nog eens over de aangenomen wetsontwerpen nit heeft het Zwitsersche volk met 326,102 tegen 264,183 stemmen de nieuwe militaire wetten aangenomen, die door den Nationa- len Raad en den Stendenraad met b\jna eenparige stemmen aangenomen wareD. De nieuwe wetten, die een wet van 1834 zullen vervangen, hebben een drieledig doelde duur van de eerste oefening van den soldaat wordt verlengdde geheele diensttijd zal op jonger leeftijd eindigen dan thans het geval is, door verlenging van den diensttijd op jonger jarende officieren krijgen een vollediger opleiding, en de hoofdaanvoerders van de troepen krijgen een uitgebreider bevoegdheid, waardoor zij meer onafhankelijk worden van de mili taire administratie. Het nieuwe station Roosendaal. De vaardige penvoerder Brusse geeft in de N- R. Crt. in zijn „Oonder de mensohen" een pakkend verslag van dit groote feit. De middelmoot uit III nemen wij over. 's Avonds 8.15 hield de heer ingenieur Van Heukelom appèl over officieren en kader van de troepen, om de laatste orders te geven, en te zien of ze gereed waren voor den slag. De heer Koopman ging de hooge söinhuizen inspeoteeren, die als vuurtorens in de donkere stonden, en vond er ieder op zijn post. Ingenieur Hoogen- boom betrok zelfde wacht in de eleotrisehe centrale, sloeg nog vlug mee aan 't mon- teeren, want dat is de bron van hat liohf. Da adjunot-ingenieurs waren in volle actie. Het werd in hun leven misschien de gedenkwaardigste nacht Over gebouwen en terreinen welfde zioh nu een prachtige sterrenhemel. Maar ieller dan de sterren fonkelde het firmament van beveiligingslichten. De ploegen werklieden stonden op de critieke punten op wacht. Ruige spierkerels, in de tonige dracht van hun werkpakken, het blauw van de kielen opklarend in het maanwitte booglicht, het rood om de petten gloeiend, en hier en daar een flits van een spa. De aanval zou beginnen als de voorlaatste trein van 8.15 naar Breda door zou zijn. De ingenieurs, de arbeiders, en de belang stellenden wachtten langs de oude lijn, waar ze aanstonds moest worden afge koppeld. Het is alsof de trein, die het sein moet geven tot hst begiö, de spanning aan wil zetten. En waarljjk, het wordt niet uitge sproken, maar er komt een wonderlijke stemming over de mensohen ik had haast gezegd iets dramatisch, daar in die open vlakte door het fantastisoke lioht der eleotrisehe manen beschenen, dat zoo scherp de sohapuwen teekent. De wind zoemt door de telegraafdraden, rangesrende machines gillen hun lang gerekt gefluit, en uit de slagklare scharen roest domp stemmengeruoht. Is het niet wonderlijk, dat de lichten van een trein, heel in de verte uit 't donker, een emotie kunnen wekken, waarvan kloeke mannen een brok in dekeelkrijgen De Bredasohe trein, die drie kwartier in vertraging, voor het laatst rijdt, langs de oude lijn, welhaast plechtig lang En ver beeld ik 't me, of klink de stem van inge- neur van Heukelom wat sohor, nu hij den aannemer Stuy beveelt„ga je gang Stay En dat zelfs diens commando ook even trilt: „maak maar los!'' Maar meteen vallen de arbeiders aan, ketsen de mokerslagen op de lasehbouten dat het vuur er uitspringt, wiggen ver vaarlijke tangen de spoorspijkers op, en ze beuken de lasohplaten los, dat het zoo davert. De lijn die Roosendaal verbond met Breda lag weldra verbroken. En nu scharen de troepen weTkers zieh aan twee kanten, wringen hun schiftijzers onder de sporen. „Roepen" beveelt aan nemer Stuy. Een ploegbaas springt in het frontbij heft de schouders op, zuigt zioh vol adem, en met stooten waarvan zijn lijf schokt, brult hij 'tuit: „Hei-hee Heidemaar Helpmekaar En op eiken schreeuw van dien magerea kerel, die al z'n kraoht en z'n felheid gaf id dat schorre gestoot van z'n stem, rukte de ploeg met een ruk van al. hun spieren. Zoo sohuiven schokje na sobokje, die zware rails op de bielen door 't zand, tot de uiteinden in 't verlengde van de nieuwe passen. En de verbinding is tot stand, werd gekoppeld, dan geschift. De aannemer, stoere liguur, z'n buiten- luohtgezicht door een flambard overscha duwd, gaat telkens schijlings, nü over het binnen-, dan over het buitenbeen van het spoor gebogen staan, en ziet aanstonds uit 't donker naar 't licht de zwakste oneffen heden in de lijneD, roept: „nog een tikkie een haar, een paar gaten verder en nou 'n zier andersom Naar drie punten trekken de werklui op, zetten de schift ijzers er weer aan, wringen c'e strakke lijnen in de vereisohte lijnen. En om de verlegde sporen stabiel te leggen, plaatsen ze den lichtboom er onder, gesteund op den „hond", trekken er aan, hangen er over, zitten er drie, vier man dik op, dat de "ijzeren wogen met dwars-, liggers en al wor den gelicht.Meteen werpen anderen er met hun botsen 't zand onder, dat door telkeDS twee arbeiders tegen elkaar in vastgestuwd werd met hun stam pers. En de ploegbazen roepen, als het genoeg is gestopt. Brute spieikraoht, en dressuur door ge woonte, bij sommigen tot verwonderlijke behendigheid geworden, verzetten en ver sleepten de centenaarsvrachten tot op een centimeter nauwkeurig, op de aspaaltjes gerioht. Vele handen maken het werk lichter. En de opzichters vuren de mannen roepende aan „nog een hartige lik" „lioht maar hoog op „Kom jongens, gelijk 1" „leeuwen, valt erin I" Als ze spoorrails verdragen, gevaarten van een vijfhonderd kilo, is 't telkens „ruggen reoht, ef je trekt je het spil Daar toetert een wacht z'n trom petstooten door, om het volk te waarschuwen voor 't gevaar van komende treinen. Maar de opgebroken lijnen zijn met roode lantaarns onveilig gemaakt, en langs de andere aarzelen ze meteen vijftien-kilometer vaartje voort. De opzichters loopen met vervaar lijke duimstokken en andere meetwerk tuigen rond, om telkens de spoorwijdten te controleeren. Maar het wonderlijkst is, dat in de lichte coupés, die langs de eritiekste punten van het bedrijf voortglijden, vaak geen enkele reiziger uit het portier kijkt. Je ziet ze in de eetwagens der maillreinen onverstoord voorteten, de anderen slapen Dwars langs de geweldige aetie van het losmoke- ren, afhakken, opsjorreD, verschuiven, schiften en lassehen der lijnen door een leger van spoorleggers, waarbij nog een veertig man bezig is om de draden voor seinen en wissels weg te nemen en te ver- koppelen, onbewust ook van de gespannen zorgen, waarmee nu in de seinhuizen al die verwikkelde nieuwe installaties voor de beveiliging worden bediend, en dat er in de eleotrisehe centrale voor de productie van zooveel licht tot op kilometers afstand menigeen een zweetje haalt van agitatie, boe prachtig gesmeerd, en als door één enkelen handle bewogen, 't alles ook loopt. Om tien uur komt er nog weer een sterker emotie. Want nu weldra moet de laatste mailtrein binnenkomen, en als die aan is, zal de eerste trein naar Breda door het nieuwe spoor gaan, waaraan ze de laatste zorgen besteden, om het „netjes te 'i maken". De mailtrein laat eohter beden- j kelijk wachten, maar onder ziin laatste wielen vandaan moet tooh de lijn worden 1 losgekoppeld, terwijl dan tevens de Rotfer- damsche sporen de Rotterdammers zoo ze zeggen onderhanden moeten worden genomeD, en ook om den Engelsman Engelsohe wissel is een groote ploeg „samengetrokken". De ingenieur van Heukelom'is inmiddels naar het oude station gestapt, om het sein, dat ze aan al deze werken kunnen begin nen, te telefoneeren. Daarna gaat hij naast den machinist staan op de locomotief van den Bredaschen trein, die hij zelf heel laDg- 1 zaam loodst over de juist gereed gekomen

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1