22e Jaargang, NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No, 29. 1907, Zaterdag 2 November. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed, S, J. DE JON GE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, ie Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN üyyi*®*' ondervraagd. UIT m PERS. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1.25. Enkele nummers-0,02D. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer s cenr. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Enkele dagbladschrijvers hebben den oud-minister daags voor zijn 70en geboor tedag geïnterviewd, en hiervan verslag gedaan in hun krant. Die van het Centrum vertelt o. a. Alvorens Dr. Kuyper mij het een en ander uit zijn leven mededeelde, veroorloofde ik mij de vraag, of hij een candidatuur voor Schiedam zou hebben aangenomen. «Bijna zeker niet", luidde het antwoord. «Ik heb het werkelijk al druk genoeg, en ik moet het tweede deel van mijn reisboek nog geheel schrijven, Bovendien des avonds na negen uur werk ik niet. Dat acht ik een gezondheids maatregel. Door veel inspanning heb ik mij in vroeger jaren tijdens mijn eerste lidmaat schap van de Kamer ik had toen voor Gouda zitting Qen zware zenuwziekte op den hals gehaald. Dat was in 1876. Ik had toen een moeilijken tijd achter den rug. In 1870 was ik predikant geworden in Amsterdam en had daar veel te volle kerken. Dit vermoeide, te meer daar ik toen reeds improviseerde. Dan was er veel te strijden in den kerkeraad. De modernen hadden daar nog het hooge woord en ik kreeg er de handen vol. Ik heb toen het debatteeren geleerd Bovendien schreef ik sinds ,69 in de H e r a u t en werd later de Standaard opgericht. Zoo raakte ik totaal overwerkt. Toen ik daarna, in '74, in de Kamer kwam, was ik feitelijk reeds op. Ik leed bitter aan slapeloosheid, en toen ik den raad van mijn dokter opvolgde en chloraalhydraat met volle teugen ging innemen, werd mijn zenuw gestel totaal geruïneerd. Meer dan een jaar lang, van Maart 1876 tot Mei I877, was ik T- 1 toen buiten staat iets ook maar te doen, ik kon geen briefkaart meer schrijven en geen twee bladzijden meer achter elkaar lezen. Onder de naweeën van deze neurasthenie heb ik nog zes jaar geleden. Juist zooals dr. Bamaer mijn psychiater het mij voorgesteld had, dat er zeven jaren mee heengingen eer mijn zenuw weefsel vernieuwd was". Verder werd er gesproken over de sa menwerking met de katholieken en een katholieke hoogesohool. De redacteur van het Centrum zegt ten slotte Geen oogenblik kreeg ik, naar dr. Kuyper luisterende, den indruk, dat een zeventigjarige tot mij sprak. Zijn gezondheid is tegenwoordig goed verzekerde hij mij. Ik had me daarvan ook zonder die verklaring, kunnen overtuigen. De anti-revolutionaire leider heeft niets van een grijsaard,gebogen onderden druk des ouder- doms. En bij de aanbieding van onze eerbiedige ge- lukwenschen op zijn zeventigsten geboortedag hebben wij niet slechts in dankbaarheid het ont zaglijk vele te gedenken, dat hij deed voor ons land, maar ook nog ontzaglijk veel te hopen van de ongeschokte werkkracht zijns geestes. Zoo is er reden tot oprechte vreugde op den negen-en-twintigsten October, ook voor ons Ka tholieken. Want dr. Kuyper ik ving het woord op uit den mond van een der grootsten onder ons is „een geschenk Gods aan het Christelijk Nederland". „Kijker, van de Telegraaf, deelt naar aanleiding van z\jn intervieuw het volgen de mede .'n oogenblik later stond hij vóór me,vroo- lijk, bemoedigend, met uitgestrekte hand. Een kleine, breede gestalte, maar 'n machtige kop was m'n eerste indruk. Géén ontgoocheling dit maal. Dat was 'n groot man, je voelde 't dadelijk. Er was iets gewéldigs in die oogenkracht, ver nuft, onbuigzaamheid van wil. En bovenal blij moedigheid, levenslust, humor zóó blikt iemand, die 'n partij bouwtn strateeg, in wien -vóór den aanval reeds bedachtzaam overleg is -van de gevolgen der zege 't Hooge voorhoofd omgeven door dunne, bruine lokken. Forsche .trekken en 'n breede, scherpgepunte neus, pre tentieus in de omlijsting van het gladde gezicht. Dat was Kuyper, niet zooals je hem ziet op de plaatjes, maar, gelijk je gehoord hebt van den leider eener staatspartij, die niets heeft dan felle vereerders óf hevige vijanden, maar die niemand onverschillig, en bij niemand populair is In 'n hoekje van 't studeervertrek gingen we zitten voor 'n rustig gesprek, bij 'n kleine tafel, elk met 'u sigaar. Ik wachtte tot m'n gastheer wat zeggen zou, maar hij wachtte eveneens ik moest vrageni ^Professor het doel van m n komst heb ik u geschreven. Ik hoop, dat u het niet kwalijk neemt Een lach van den vakman op het spre kende gelaat vóór mef en 'n vrooltjk handgebaar iDat zijn van die dingen, die ondergaan moeten worden. Vraag maar op Na een korte schets van de jeugd van Dr. Kavper, gaat „Kijker" aldus voort »Was u 'n erge knapperd op het gymnasium, professor »Nee, hoorerg gewoon. Ik leerde wel goed. Ik vocht gewoonlijk met Hein Kist, die nou in den Hoogen Raad zit, wie de eerste van de klas zou zijn. En toen werd ik student, en werd be kroond voor een antwoord op een prijsvraag van de Groningsche Universiteit. Professor Thijs de Vries had me dat aangeraden en in acht maanden heb ik dat ding toen geschreven. Maar toen was ik ook ziek van't overwerken. En dat judicium van den Groningschen senaat, dat was zóó ver schrikkelijk in de wolken, dat toen, voor het eerst, de gedachte bij me opkwam »Zou ik iets méér kunnen dan 'n ander?" Wacht, ik zal het boek eens halen, als ik het zoo gauw vinden kan »Daar heb ik het nou. Nu moet u eens kijken Ik bekeek met ontzag het lijvige boekwerk van 'n ruim twintigjarige, dat door 'n zorgzame hand keurig geschreven was. Het behandelt de voorpagina vertelde het, natuurlijk in het onmis bare Latijn het kerkelijk vraagstuk ten tijde van Calvijn en a Lasco. »En toen ben ik gepromoveerd, en op zoek gegaan naar 'n pastorie. Maar er was in die dagen een overvloed van proponenten, en het duurde 'n jaar voor ik 'n plaats had. De menschen von den het blijkbaar niks mooi, als ik preekte. En ten slotte kwam ik in Beest terecht. Daar heb ik mijn werk over a Lasco voortgezet. In het laatst van '68 ben ik naar Utrecht gegaan, en daar ben ik toen gebleven tot in 't midden van '7o. En toen ben ik tot'74 predikant geweest in Amsterdam. Toen heb ik mijn ontslag gevraagd, omdat ik Kamerlid was geworden in Gouda Verder vertelt //Kijker" »Maar professorzei ik, lijkt u dan al die_ arbeid, die achter u ligt, niet als 'n berg?" «Och, wel nee Het lijkt zoo eenvoudig, en 't is alles zoo natuurlijk gegaan. Ik ben pas aan het begin van hetgeen ik zou willen doen »Heeft u ook een dagboek gehouden in uw leven, professor?" >Daar heb ik nooil fijd voor gehad. Als ik eens niets meer te doen heb." Ten slotte de' vraag »En als u nu nog eens minister wordt?" »Dat zou m'n laatste verkiezing wezen", antwoordde hij dadelijk resoluut. »Ja'', zei ik ondeugend misverstaande, >maar als u bij die laatste verkiezing gekozen werd, en als het volk u tot de regeering riep »Dan zou ik doen, wat ik mijn plicht zou achten. Maar je weet niet, hoe de werkzaam heden aan zoo'n departement zijn toegenomen, vooral door de uitbreiding der bevolking. Kijk, als je ouder wordt, dan mis je de bemoediging van je oude vrienden. Zoo velen van hen sterven jong. Als ik nu menschen spreek, zijn het vaak reeds de kinderen van m'n vrienden, met wie ik heb samengewerkt in het levenIk heb gedaan, wat ik vond te doen, en ik heb altijd getuigd voor mijn geloof, en dat is me dan dikwijls kwalijk genomen «Vergelijk den bakker van Hoséa...." zei ik stout. En toen glimlachten we samen. Eu met 'n handdruk en '11 woord van gestamelden dank voor het geestelijk genot van zulk'n onderhoud, ging ik heen". 1 November 1907. Een pluimpje met een luchtje er aan ont vingen sommige onzer Goesche geestver wanten van de MiddelburgscheCourant. Die Middelburgsche Crt. is een oolijke guit, die beurtelings aait en scheldt, al naar dat het in haar verdeel- en /im\sc/«-methode past. Geldt het een verkiezing, waarbij de een dracht der chr. partijen uitkomt, dan scheldt zij. Bijvoorbeeld wij geven hier slechts een van haar disteltjes weer, die wij in den loop der jaren hebben geplukt „(Het is) het drijven der ultra clericale partij wier streven het is om te heerschen en ons te laten regeeren door de christelijk gereformeerde doleerende partij, waarvan de hoofdleiding tg Amsterdam berust". Maar rijst er een quaestie onder ons, al is zij nog zoo gering, dan aait zij de eene partij en geeft er de andere nog een lik uit haar pan bij, waardoor de door haar gepre zene nog meer in het volle licht harer deugdzaamheid komt te staan. Hiervan levert de Sprokkeling over de quaestie-//Comedie" in de Middelburgsche van heden weer een leuk staaltje. Daar sehrijft zij In Goes doet zich een eigenaardig en grappig verschijnsel voor. De samenwerking van Romeen D o r d t wordt slaeds inniger en openbaart zich op bijzondere wijze. Twee daar verschijnende bladen, een puur Cal vinistisch,al noemt het zich ook Christelïjk-Histo- risch, en een Katholiek werken innig samen, zoo dat het eerstgenoemde zelfs Roomsche allures wil aannemen. Het gaat censuur uitoefenen Het begint te waarschuwen tegen het V r ij e Tooneel, tegen Rooyaards, enz. En met groot succes I De zaal was bij beide stampvol en, volgens de G. Crt. waren bij Royaards onder de aanwezi gen de kopstukken der anti-revolutionaire partij.') Het is ook om te gillen van de pret, beter dan zich te ergeren over zooveel arrogantie. Als Rome waarschuwt, doet het dit krachtens uitspraak van kerkelijke, als bekwaam en tot oor- deelen bevoegd erkende mannen, aan wie de ge- loovigen zich onderwerpen; hier wil gezag uit oefenen een persoon,die tot oordeelen over zulke zaken niet bevoegd is, omdat hij niet uit ervaring spreken kan, want wij weten dat hij zulke voor drachten niet bijwoont. Is het wonder dat de mannen der partij zich aan zulke vermaningen niet storen, hun eigen weg gaan en de vermaners uitlachen op den koop toe. Van zulke aanstellerij zijn ze niet gediend. Het is goed dat dit eens blijke. Het kan medewerken om zulke raadgevers tot bezinning te brengen en hen aansporen voor het vervolg na te laten wat in protestantsche kringen toch niet gedijt omdat het niet overeenkont met de zucht naar vrijheid, die een protestant eigen blijft. Dat die kopstukken de voordrachten van Roy aards bijwoonden, is op zich zelf ook een goed teeken. Zij geven daardoor eeen flink voorbeeld aan velen die in eigen kring zich verre van zulke avonden houden maar elders wel komedies, con certen, ja zelfs andere vermakelijkheden bijwonen waarvoor zij in hunne woonplaats den-neus op halen. Elders zijn ze geheel andere personensom migen, ook kopstukken van de partij, wisselen zelfs van kleeding. Dat is onoprecht. Laat men, ookinzijne uitspan ningen en vermaken toonen wie men is; tenzij men reden heeftzich daarvoor te schamen. En in elk geval eerlijk zijn ook op dit punt. Aart dit pluimpje ia een luchtje. Ons bekruipt altijd de vrees wanneer onze tegenstander ons over een daad die door den een geprezen en door den ander gelaakt wordt, prijst, dat wij niet op den rechten weg zijn. Een standje van dien kant is ons niet zelden een aanmoediging. Nu zal dit pluimpje de hier bedoelde lei ders wel niet zoo streelenzooals wij zeiden er is een luchtje aan en er zijn ook prik kel tj es in. Overigens bevreemdt ons het standje van de Middelburgsche aan ons adres wel een weinig. Zij heeft vroeger herhaaldelijk geklaagd dat onzerzijds steun geboden werd aan diDgen die wij vroeger afkeurdenen dat van vrijzinnige zijde voor dergelijke dingen onze steun gevraagd en gewaardeerd werd. Wij herinneren ons ook weer een uit meerdere bijvoorbeeld zekere Brief wisseling waarin de Middelburgsche zegt z/Aante M. Wat vroeger uit den booze was, wordt nu goedgevonden, mits het [slechts onder z.g. Christelijke vlag geschiedt. De consekwenlie van weleer is verdwenen. Wij leven nu in een tijd van soheinhijligen vormdienst. Maar ook aan den anderen kant bleef men ziohzelf niet ge lijk. Daar vraagt men nu, met voorbijzien van het verleden, toen men van tegenover gestelde zijde steeds heftig bestreden werd, sympathie, steun en zelfs hulp. Sommigen geven lonkjes en lachjes aan de bestrijders. Wij schreven het al meermalen". Overigens ontkennen wij dat door de Middelburgsche Crt. mag gesproken van «Je „kopstukken", Zie, hier wordt nu weer eens tegen ver flauwing der grenzen gewaarschuwd. Hier geen pluimpje. Men zou anders zeggen, zoo wij ooit een goede aanteekening van de Middelburgsche verdiend hebben, dan was't nu. Want hier te Goes geschiedde juist wat zij toen laakte. Onzerzijds een steunen van hetgeen vroeger uit den booze" heette, en harerzijds lonkjes en lachjes voor onzen steun Hiermede stappen wij van dit onderwerp af; tenzij 'tgerucht waarheid mocht zijn dat er nog wat voor ons in het vet ligt. Is dit zoo, dan kunnen wij verder zien. Reeds enkele jaren loopen geruchten dat de scheepsbouwmaatschappij //De Schelde" haar arbeidsterrein zou vergrooten door een deel van het zoogenaamde eiland daarbij te voegen. Hoe die zaak staat leert ons de staats begroting voor 1908. Daarbij is gevoegd een acte van het Ministerie van Financiën tot overdrachtvan ODgeveer 4'/2 Hectare groot voor f76,500. In 1901 werd deze grond der Maat schappij voor f 50,000 aangeboden. De Maatschappij vond de som te hoog en bood de helft dus f25,000. Toen werd deze grond in het openhaar aangeboden en hoewel de Maatschappij vDe Sohelde" toen bijna het bedrag bood dat de regeering had gevraagd kwam er een nog hooger bod. Op verzoek "an «De Schelde" en van het Gemeentebestuur van Vlissingen wer den de gronden niet aan den hoogsten bieder, maar wel voor dezelfde som aan de Maatsohappij gegund. Motief was hier natuurlijk het algemeen belang. De rechtspositie van Inlandsche Christenen op Java. In de Indische bladen oireuleert een stuk van pastoor Van Lith, dat weer eens holder aan 't lioht brengt, hoe onzeker de rechtspositie der Inlandsche Christenen op Java is. Dit ingezonden stuk luidt als volgt »Bij vonnis van den landraad te Poerwaredja is aan een inlander Niti-ardja de erfenis van zijn vader ontzegd, op grond, dat hij Christen is. De feiten hebben zich aldus voorgedaan Niti-ardja had bij den raad agama te Poer waredja een vonnis gevraagd, waarbij hij als erfgenaam van zijn vader erkend zou worden. Op mijn raad had hij er niet van gesproken dat hij Christen was. De raad agama sloeg het vonnis, en de land raad te Poerwaredja bekrachtigde het, door het excutoir te verklaren. De tegenpartij beweerde alsnu, dat de sawah al in kwestie niet tot de erfenis behoorde en Niti-ardja was daardoor verplicht een nieuwe zaak bij den landraad aanhangig te maken, opdat zou worden beslist of bedoelde sawah al of niet tot de erfenis behoorde. Staande de zitting waarbij dit nieuwe geding werd behandeld, komt toevallig uit dat Niti- ardja Christen is. De pangoeloe verwijt hem, dat hij tot nu toe dit feit verzwegen heeft, en noemt hem een bedrieger daar hij wel moet weten, dat een Christen niet mag erven; De president van den landraad, ofschoon het vonnis van den raad agama reeds executoir was verklaard, ontzegde alsnu aan Niti-ardja zijn eisch, op grond, dat hij een Christen is en een Christen niet mag erven. Tegen dit vonnis heb ik Niti ardja appèl laten onderteekenen bij den raad van justitie te Semarang, en de zaak in handen gesteld van advocaat Van Heeckeren, aldaar. Reeds meet malen was het voorgekomen te Magelang, dat een Christen rechtsvordering instelde op een erfenis. Dan werd mij telkens gezegdhet feit dat een inlander Christen is, belet hem niet, dat hij kan erven, want de wetgever zegthet Mohammedaansche recht wordt toegepast in zoover het niet in strijd is met de adat en de algemeen erkende begrip pen van billijkheid en rechtvaardigheid. Even wel werden er dan altijd andere moeilijkheden gemaakt en de Christen kreeg op slot van rekening de erfenis niet. Om deze reden had ik aan Niti-ardja ge zegd«Spreek er niet van dat gij Christen zijt, maar als het gevraagd wordt, moogt gij niet liegen". Nu zal toch ieder inzien, dat het reeds zeer erg is, dat de inlandsche Christenen zoolang hun rechtstoestand niet is geregeld verplicht zijn, recht te zoeken bij hun vijanden, de tal rijke inlandsche rechters. Maar hetgeen te Poerwaredja gebeurde, is toch wel al te kras. Misschien zou iemand vermoeden, dat de president van den landraad te Poerwaredja persoonlijke antipathie heeft tegen inlandsche Christenen. Dit is echter hier niet het geval. Waren wij nu in Turkije, dan zou ik de zaak op haar beloop laten, overwegende, dat het beter is onreeht te dragen, dan zijn vijanden nog meer tegen zich in het harnas te jagen. Maar wij zijn niet in Tukije, en bovendien, wie weet of daar onder den invloed der Wes- tersche beschaving de Mohammedaansche rechtspraak op dit punt niet reeds is gewijzigd Welken indruk echter moet het maken op de inlanders, dat de Europeesche rechter in Nederlandsch Indië kalm dit wetje van Moham medaansche verdrukking durft toepassen, of schoon de wet nog wel uitdrukkelijk zegt, dat het Mohammedaansche recht niet geldt, waar het in strijd is m«t de adat en de algemeen erkende begrippen van billijkheid en recht vaardigheid Welk een indruk zal het maken, dat de pangoeloe in een openbare zitting van den landraad, er den Christen-inlander een verwijt van durft maken, dat hij de misdaad van zijn Christen-zijn vergeten heeft, en hem een be drieger noemt, omdat hij een poging heeft gewaagd, om zijn wettig erfdeel te verkrijgen, ofschoon hij een Christen is Welk een indruk moet het maken op de inlandsche bevolking, die gelukkig niet eens weet, dat er in het Mohammedaansehe recht een dergelijke bepaling bestaat Immers, dat zij het niet weten, blijkt uit den loop van dit rechtsgeding zelf. Want geen der vijanden van Niti-ardja heeft er aan gedacht, aan den pan goeloe te zeggen denk er aan, hij is Christen, en mag niet erven. Slechts toevallig naar aan leiding van een brief van mij aan den presi dent van den landraad kwam het uit, dat hij Christen was. Ligt het nu op den weg der Euiopeesche rechters aan de pangoeloe's gelegenheid te geven dit verdrukkingswetje bekend te maken en in toepassing te brengen en daardoor zelf het fanatisme te helpen aanblazen bij de in landsche bevolking Reeds meermalen heb ik met verschillende rechtsgeleerden de erfeniskwestie der inland sche christenen besproken en dan is mij telkens gebleken, dat bij de inlandsche rechtspleging nog veel is, dat onbepaald is en in de lucht hangt. Staan wij niet voor het feit, dat de Poerwa redja een reeds executoir verklaard vonnis van den raad-agama doer den landraad gewoon weg op zijde wordt geschoven, omdat blijkt, dat een der erfgenamen Christen is Wanneer dat kan geschieden ten nadeele van een Christen en om onrecht te plegen, dan kan er met een beetje goeden wil en rechtsgevoel toch veel gedaan worden, om wat recht is tot zijn recht te laten^komen in weerwil van de gebrekkige bepalingen van ons wetboek. Wij roepen daarom de hulp in van de pers, om dit feit in ruimêren kring bekend te maken en haar machtige stem te laten klinken ter verdediging van waarheid en recht voor de overwinning van het gezond verstand op dwaze letteiknechterij. Gaarne zouden we zien, dat de kenners van het inlandsche recht met zijn kronkelingen over de zaak hun licht eens laten schijnen, opdat het publiek van Nederlandsch-Indië wete, wat het verwachten mag van hen, die in naam der Koningin en van het Nederlandsche volk den regel van het onkreukba'ar en goddelijk recht moeten toepassen op de inlandsehe bevolking, die aan ons bestuur is toevertrouwd. Tot zoover het schrijven van pastoor Van Lith. Inderdaad, 't hier gememoreerde feit sohreit ten hemel. De inlandsche Christen blijkt op een gewichtig punt buiten 't gemeene reeht te worden gezet, 't Libera lisme heeft nooit iets voor hem gedaan. De Indische cultures gingen den lieeren meer ter harte dan de rechtspositie der inlandsehe Christenen. Roepen ook deze feiten niet om een Christelijke regeering en om een man als Idenburg in 't departement van koloniën (Rotterdammer),

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1