No. 24. 1907.
NIEUWSBLAD
TOOR ZEELAND.
Maandag 28 October.
22e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
D. LOEIER.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
F. P. D'HUU, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
SINT LAURENS.
FEUILLETON.
Op de Levenszee.
MOND- en KLAUWZEER.
1EDEREN WERKDAG DES AVONbS.
Prijs per drie maanden franco p. p.1,25.
Enkele nummers0,02s.
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
De oandidaten voor den gemeenteraad
lijn ons onbekend. Maar wij herinneren
er aan dat de Antirev. Kiesvereeniging
heeft eandidaat gesteld den heer
26 October 1907.
Wij hebben gister een fout laten staan.
In onze driestar over Rooyaards staat
?De Koning van Venetië". De lezer dien 't
interesseert heeft daar wel reeds Koop
man" van gemaakt.
Omtrent de opvoering van hettooneel-
stuk van SpeenhofC Zijn Edel Achtbare"
te Middelburg (en Goes) schrijft de
Middelburgsche, die zeker in dit geval wel
niet overdrijven zal: „De grappigheden
(waren) vaak erg gewaagd en soms wel wat
al te kras".
Wanneer de Middelburgsche dat zegt zal
er wel een luchtje aan wezen.
Overigens kunnen wij dit vuil laten rus
ten. Ons volk gaat naar geen tooneel, en
vooral naar Speenhoff niet, gelukkig.
Maar daarom waarschuwen wij te stel
liger tegen 't „mooiere" soort, k la Rooy
aards bijvoorbeeld.
De Standaard vestigt, zesr terecht er de
aandacht op,dat bladen, wier redactiën met
adviseerende stem de deputaten vergade
ring bijwoonden, op grond van art. 17 der
Statuten zedelijk verplicht zijn 't daar ge
sprokene geheim te houden en geen mede-
deelingen aan 't publiek te doen.
Hetgeen door ons uit de Stichlsche Cou
rant werd meegedeeld, was door de vrij
zinnige pers reeds tot 't publiek doorge
drongen, en behelsde dan ook alleen dat de
heer Éabius, na 't woord gevoerd te hebben
was heengegaan.
Wjj weten dan ook van die vergadering
absoluut nieis, dewijl wij er niet geweest
zijn.
Nu echter deelt onze Rotterdammer weer
iets meedoch wij zullen, dewijl wij 't in
dezen met De Standaard eens zijn, dit niet
overnemen.
Het is trouwens niet van zoo heel groote
beteekenis. Het komt hierop neer, dat
enkelen 't aanvankelijk niet op bepaalde
38)
Het was inderdaad te betreuren, dat deze
zoo weinig praotiseh ervaren was gebleken
dat hij dezen ongelukkige na een hoogst
oppervlakkige waarneming voor dood ge
houden had, ea hem daarom maar had laten
liggenen dat de vrienden, hoe lief zij
hem overigens hadden, den drang der liefde
hadden gemist of in de consternatie waren
kwijt geraakt om alles te beproeven om
den slechts schijnbaar doode door inwrij
vingen en andere bij zeelieden niet on
bekende middelen voordrenkelingen alsnog
te redden. De liefde tooh is vindingrijk.
De vloed was nu op zijn hoogst, en hoe
men het willen mocht, geen middel van
gemeenschap met het reddelooze sehip was
te beproeven.
„Bind u aan het touwwerk", riep de
kapitein, „straks komt het getij, houd moed,
nog is er hoop 1"
Het scheen dat de kreet het sehip had
bereikt, althans Robert wenkte met de
hand, en de kreet: „Bind u aan het touw
werk", werd luide herhaald, maar zonder
gevolg, want blijkbaar was de gewonde
te machteloos om meer te doen dan aan
zijne plaats zich te houden.
„Kapitein, kunnen wij niets doen tot
zijn behoud, vroeg Cbarles, terwijl hij
angstig op en neder ging.
„Helaas, niet", antwoordde deze, „anders
had ik reeds het uiterste beproefd. God
alleen kan nog uitkomst geven".
Maar ook de laatste stille verzuchting
moest al minder worden. Een nieuwe
windvlaag knakte den grooten njast en
punten eens waren met 't Centraal-Comité,
en door den voorzitter wel wat kort zijn
beantwoord geworden.
Gelukkig zijn we nu niet in 1894. Toen
werd van schenning van geheimen heel
wat kwistiger gebruik gemaakt.
Er werd zelfs gelogen.
Een blad, vrij dicht bydechristen-demo-
craten staande, wist toen zelfs te verhalen,
boa beteuterd de heer Lohman had staan
kijken, toen hy door dr. Kuyper was recht
gezet geworden.
Stel u voor, de heer Lohman beteuterd
Overigens zijn wij 't geheel met de ziens
wijze eens van de mannen uit de oude
school, dat het houden van breed opgezette
redevoeringen, en nog wel door meerderen,
in zulk een vergadering heelemaal niet kan
en derhalve ook nu niet kon worden toe
gestaan.
Ia 1901 was do algemeene klacht dat
veel te veel spreekruimto was afgestaan aan
de christen-democraten.
Indien derhalve nu aan de sprekers slechts
tien minuten werd toegemeten, hadden
deze heeren dan niet met elkander hunnen
overeenkomen dat een het woord voor allen
deed, en zij hun minuten aan dezen af
stonden
Weer een échec,
zegt De Standaard, doelend op de verwer
ping der Yesting-begrooting. En dan gaat
het blad voort
De door het Kabinet bij het wetsontwerp over
Amsterdam's vesting geleden nederlaag is een
nieuw échec, dat opnieuw aan de toch reeds
zoo zwakke positie van het Kabinet een gevoe-
ligen stoot geeft.
Toch komt het ook ons voor, dat hier geen
aanleiding kan liggen, om aan dit échec poli
tieke gevolgen te verbinden.
De heer Talma zag dit zeer juist in, toen hij
reeds er bij voorbaat er op wees, dat 't Kabinet
terstónd komen kan met het voorstel, om aan
de versterking van Amsterdam voor dit jaar
een vast te stellen bedrag te verwerken.
Indien de Kamer had uitgesproken, dat ze de
versterking van Amsterdam wenschte op te
geven, en het Kabinet stond hiertegenover met
de overtuiging, dat opgeving van die versterking
het land in gevaar bracht, dan natuurlijk
moest het Kabinet ontslag aanvragen.
Geen Kabinet kan aanblijven, indien men
weigert mee te gaan in het doen van datgene
stortte dien met zware dreuning op het
dek. Gelukkig was Robort niet getroffen,
en zag men hem met eene verhaaste po
ging eene veilige plaats kiezen.
„Moed, Robert, houd u vast, reeds keert
het getij. Kunt gij verstaan
De toegesprokene knikte bevestigend,
en gedurende een oogenblik, dat de wind
luwde, vernam men nauwelijks hoorbaar
zijn antwoord
„Ik kan niet meer, Gods wil ge
schiede 1"
Allen hadden het met de uiterste in
spanning gesproken „Gods wil geschiede!"
verstaan, en onwillekeurig opnieuw de
knieën buigende, richtte zioh aller oog en
hart tot den Almachtige, om uitkomst voer
bunnen vriend en broeder. Robert zag
hunne smeeking en ook hij hiel zijne
handen als tot gebed op.
Dit was zijn laatste daad. Een stortzee
ging over het schip, rukte hem van zijn
plaats en sleurde hem mede in de kokende
golven.
Na een nacht van droefheid en rouw
volgde een kalme morgen. De zon verrees
in vollen luister en de storm had uitgewoed.
Daar lag de Montague, in tweeën gebroken
en geheel onttakeld. Het strand was bedekt
met wrakbout en de geredden waren er
geschaard om het levenloos overschot van
den gestorven vriend, op wien3 lippen nog
bet„Gods wil geschiede"scheen te
zweven, en dien zij nu in het vreemde land
een laatste rustplaats zouden bereiden.
Eene stoomboot was des naohts voorbij
gegaan, en had het bericht van eene schip
breuk in de naastbij gelegen Europeesche
vestiging bekend gemaakt. Spoedig kwam
wat het voor de veiligheid van het land on
misbaar acht.
Maar zoo staat de quaestie volstrekt niet.
Voor de fortificatie van Amsterdam is een
meerderheid, en het geschil liep thans alleen
over de vraag, of men er een fonds voor zou
stichten.
Dit nu is een geschil dat alleen de quaestie
van uitvoering raakt. Hierin ligt geen politiek
dillemma. En alzoo is et geen genoegzame reden,
om deswege terug te treden.
Of de Minister van Oorlog niettegenstaande
dit gevoelig échec kan aanblijven, heeft hij zelf
alleen te beslissenmaar naar ons voorkomt
zal ook hij het best doen, met stil door te werken.
Hij valt in den smaak. Hij heeft veler ver
trouwen zoo rechts als links.
Er was dan ook geen politieke partijstemming.
Het was een allegaartje van stemmen voor
en tegen, waaruit niemand een politieke con
clusie zou kunnen trekken.
Het zoo plotseling overlijden van mr. H.
Okma, lid der Twoedo Kamer voor 't kies
district So eek, en dat op zoo jeugdigon
leeftijd, is een slag voor zyn provincie en
voor da anti-revolutionaire partij.
Onze kleine party heeft haar vertegen
woordigers lief, en de heer Okma was een
dier weinigen op wien zy rekenen kon.
Hij was 68a leerling der Vrije Universi
teit, doch promoveerde, behalve aan deze,
ook aan een Rijks-hoogeschool.
Hy bereikte den leeftyd van slechts 39
jaren. Met hem dalen weer tal van ver
wachtingen ten grave. Doch onze God
vergist zich niet. Hij plukt de vruchten
niet alvorens zij rijp z'jn.
By de stemming over het sub-amende-
ment-Nolens j.l. Donderdag in de Tweede
Kamer waren tegenwoordig 24 leden van
Links en 21 van" Rechts. Et' waren dus 27
leden van Links en 27 van Rechts afwezig.
De vacante zetel voor Schiedam dan buiten
beschouwing gelaten.
Eén wel wat groot aantal by zoo belang
rijke stemming.
Den vorigen dag had zoo ongeveer (nog
niet) een derde der Kamer zoo maar opeens,
tegen den zin der regeering, uitgemaakt
dat geen particulieren meer mochten doen
aan mynontginning 1
Wat ongeveer zeggen wil, dat zy hun
geld dan maar in buitenlandsche onderne-
daardoor hulp opdagen, en weldra zagen
al de schipbreukelingen zioh met de
meeste gastvrijheid geherbergd, Edward
en Edith vonden in de woning van den
piedikant eens sebuilplaats, en Charles
zorgde door de hulp van dezen, dat het
stof van zijn oudsten speelmakker en
vriend op waardige wijze werd bijgezet.
Op het stille kerkhof van het verafgelegen
plekje dekt een marmersteen zijn graf,
en geeft, behalve zijn naam en leeftijd,
zijne laatste woorden„Gods wil ge
schiede te lezen.
Beetlebrows bezoek te Rtslip.
Een boven verwachting gunstig weder
en een goed schip hadden Beetlebrow na
een aangename reis in dankbare stemming
den vaderlandseheD grond doen betreden.
Beetlebrow wist van rechtsgeleerdheid niet
het minste, en had het dus vooral aan de
hem door kapitein Roe medegegeven aan
bevelingen te dankeD, dat hij niet in ver
keerde handen viel. Hierbij kwam, dat
de gedachte van rijk te worden hem weinig
aantrok, zoodat ijver voor zijne belangen
hem niett t'n voorzichtig en nauw toezien
zou hebben gedreven. Ter zijde gestaan
door een even eerlijk als bekwaam reehts-
geleerde kwam bij spoediger en gemak
kelijker in het bezit van zijn geërfd ver
mogen dan hijzelf had durven denken en
kon hij dus welhaast zijne geboorteplaats
en tevens Ry3lip bezoeken. Dit laatste
had bij plechtig aan Charles beloofd, en
zoozeer viel de eenvoudige en oprechte
man in den smaak der oude vrienden en
van de naastbestaanden van den heer
Hervey, dat men hem geene rust liet, of
hij moest een aanzienlijk deel van den tijd,
mingen moeten steken, dus maar het land
uit moesten dragen.
Dat was zoo maar even op een achter
middagje in een onvolledige Kamerzitting
uitgemaakt.
Terecht heeft de he8r Lohman tegen dus
danig roekeloos bedrijf getoornd, en er zijn
waarschuwende stem tegen verheven.
Een brevet.
De Middelburgsche Courant schrijft
„Een zeer verstandig woord laat de schrij
ver der Haagsche Brieven in de Zaan-
landsehe Courant hooren
„Wat hij schrijft is meermalen ook door
ons opgemerkt
De woorden „zeer verstandig woord" zijn
door de Middelburgsche zelve gespatieerd
De „verstandigheid^ zit natuurlijk in een
beschouwing over 't blanco-artikel, waaruit
wij slechts deze woorden opscheppen „dat
bij bet tegenwoordig kiesrecht er 'n groote
macht regeert-die deor gebrek aan ontwikke
ling en beheerscht door clericale gezaghebbers
gevaarlijk, zeer gevaarljk is voor het land".
Eijn gezegd.
Net zooals de Middelburgsche 't gewen d is.
Geen wonder dat zij in gepaste blijheid
een gespatieerd juistop dit „zeer verstan
dig woord" doet hooren
Het is „meermalen ook door (haar) o; ge
merkt", van die onont wik keiden en die
clericale overheerschers
Alleen het is in verband met haav „zeer
verstandig" in strijd met bare gewone
nuchterheid dat zy 't zelf zegt.
d»
Waar de ooievaars bijven.
Met het aanbreken van den herfst hebben
de ooievaars ons weder verlaten, en ieder
een weet thans, dat deze langbeenige trek
vogels by de nadering van 't koude seizoen
naar zuidelijker en Oostersche landen ver
huizen om daar den winter door te breDgen
Doch in vroeger tijd schreef men die reis
lust der ooievaars aan ganseh andere oor
zaken toe, en waren er, gelyk toen schier
bfj alle dingen, bovennatuurlijke beweeg
redenen by in het spel.
Volgens „Die Evangeliën van den Spinrocken",
te Amsterdam in 1662 uitgegeven en destijds door
duizenden werkelijk als een evangelie aangeno
men, is het daarmede aldus gelegen
dien hij in Eogeland zou doorbrengen, in
hun midden toeven. Bet was hem een
droeve taak om mevrouw Linnett bekend
te maken met het droevig lot van haar
zoon. Zwaar trof haar die slag, en het
duurde geruimen tijd eer zij berustend kon
instemmen in Roberts laatste woorden
„Gods wil geschiede". Het waren vooral
Beetlebrows vérhalen aangaande haar ge
liefden zoon en het onwillekeurig uitkomen
van den invloed, dien de kinderlijke gods
vrucht des zeemans op het hart des jongen
mans geoefend had, die haar kalmer stem
den tegenover de gedachte, dat haar lie
veling zoo verre van haar in een vreemd
gewest gestorven was.
On li er de velen, die Beetlebrow te Ryslip
kennen leerde, was er niet een wiens ge
zelschap en gesprekken hem zoozeer aan
trokken als die van tante Esther. Vergeefs
had deze gepoogd om zich elders builen
Ryslip te gewennen. Haar hart bleef haar
trekken naar het plaatsje, waaraan hare
aaogenamste levensherinneringen verbon
den waren. Zoodra zich dus voor haar eene
gelegenheid opende om er anderen tot steun
te zijn, keerde zij derwaarts weder. Die aan
leiding was het sterven eener weduwe, met
wier gezin zij zeer bevriend was geweest,
en die twee onverzorgde weezen, een
zoontje en een dochtertje naliet. Tante
Esther had hare vriendin in bare lijdens-
dagen bijgestaan en beloofde de stervende
dat zij na haar dood als eene moeder voor
bare beide kinderen zou zorgen. Met dit
oogmerk was zy naar Ryslip teruggekeerd,
waar Beetlebrow haar herhaaldelijk in
haar klein en vriendelijk landverblijf
bezooht.
Zoo gebeurde het op zekeren Zondag-
„Ick segge u, dat die oijevaers, die hier komen
's somers, en des winteis wederkeeren in haar
lande, dwelke is by den berghe van Sinay, zijn
in haer lanl creaturen, als wij hier zijn. Doe
Claes van Triere tot Sint Katherijnen ten ber
ghe van Sinay was, so hadde hy by der sterfte
alle sijn gheselschap verlooren, en al gaende
door die wildernissen, soo sach hy van verre
een mensche, totten welcken hy g.nch, en be-
gonst hem te vraghen in het duytsch na den
bergh, nae dien hy hem wees'en met dien
*0 ginck die mensche met hem, en seyde hem
doen van synen staet, en dat by herwaerts
over een oijevaer was, en maeckte sijn nest
in Vlaenderen op sijns gebueren huys. Claes,
die dat niet ghelooven en woude, badt hem
dat hy hem toch een litteecken gheven whilde,
opdat hy hem daeraf dancken mochte, also
verre als hij immermeer wederom quame tot
synen lande. Doen tooghde die oijevaar eenen
gulden rinck, die hy in andere tyden op die
plaetse daer gheraept haddeen alsoo schier
als den voorseyden Claes den rinck sach, soo
kende hy hem, want het was den rinck, daer
hy sijn huysvrou mede ghetrouwt hadde. En
die oijevaer gaf hem den rinck weder, op die
voirwaerde, dat hy den verckenwachters en den
koeywach'ers van sijnen huyse verbieden sonde
dat sy hem geen quaet meer souden en doen,
alsoo sy plaghen. En na desen nam mijn heerken
oorlof, en hy keerde weder te Brugge, daer hy
nadien alsoo wel leefde, dat hy veertien palmen
dick was, toen hy stierf."
Als iemand verre reizen doet, dan kan
hij veel verhalen, zal voorseyden Claes
met beer Jurriaau uit het volksliedje ge
dacht hebben 1
Onder bovensta&naen titel lezen we in
„De Natuurvriend", maandblad van den
Bond voor natuurlijke Leef- en Genees
wijze, bet volgende:
Toen deze ziekte zich voor 't eerst onder
't vee openbaarde en men deze ziekte niet
wist thuis te brengen, gaf men baar, om
dat de ziekte zioh aan mond en klauwen
duidelijk zichtbaar maakte, eenvoudig weg
den naam van mond- en klauwzeer. En
sinds dien tijd doen de daarbij betrokken
personen alsof ze heel wat van die ziekte
weten, en ze weten er een bedroefd
beetje van.
Het zou om de plaatsruimte niet moge
lijk zijn alle gevallen van mond- en kjauw-
zeer die in den iaatsten tijd voorvielen
namiddag, nadat Beetlebrow, die ook nu
reeds ruim een half jaar in het kleine
vriendelijke dorpje toefde, in den namiddag
aan tante Esther een bezoek bracht en bij
haar aan den haard te keuvelen zat, dat de
des morgens gehoorde preek aanleiding gaf
tot het volgende gesprek
„Welk een stiehteüjk woord hoorden
wij dezen morgen", zeide Beetlebrow, „ik
heb nog nimmer eene prediking gehoord
zoo bevattelijk voor den minst ontwikkelde
en die tegelijk zoo den vollen rijkdom van
het Evangelie naar de diepere behoeften
van het beilzoekend hart reoht doet".
„Het verheugd mij", hernam tante
Esther, „dat uw oordeel in dit opzicht zoo
geheel eenstemmig is met wat ik telkens
opnieuw onder de plechtige prediking van
onzen trouwen leeraar ervaar. Wel is het
goud en edelgesteente wat hij uit den sohat
des woords voortbrengt, en is nu reeds deze
te voorschij n gebrachte rij kdom zoo heerlij k
welke moet dan niet de heerlijkheid van
Gods Woord zijn, waaruit als uit een onuit
puttelijke mijn sahatten komen".
„Wel moogt gij dat zeggen. Het heilig
Boek is als de zee onuitputtelijk in zijn
rijkdom. Altijd nieuwe waarheid welt er
uit op, woorden van wijsheid, raad en troost
in alle omstandigheden. Ik betreur het
alleen, dat ik bij mijn te weing werkzaam
leven, er niet meer de kracht uit schijn te
putten, als toen ik dagelijks een inspan-
nenden arbeid te verrichten had. Misschien
ook mis ik mijn ouden leermeester, uw
neef Charles. Wij lazen en baden ook te
zaam en nooit was hij bij mij geweest,
of ik gevoelde mij door zijn bijzijn meer
ten goede gestemd,
(Wordt veroolgd.j