NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND,
No, 21. 1907.
Donderdag 24 October.
22e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S j. DE JONGE-VERWEST te
F. P. D'HUIJ, te Middelburg,
PRIJS DER ADVERTENTIËN
In de dagen van
coöperatie en vereenigingen.
FEUILLETON.
Op de Levenszee.
Uit de Tweede Kamer.
lïsa
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p. p. 1,25.
Enkele nummers0,02E.
SN VAK
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
De les door den strijd in de havens van j
Antwerpen en Rotterdam ons gegeven mag
onze opmerkzaamheid niet ontgaan.
We spreken nu ditmaal niet over den
betreurenswaardigen klassenstrijd, die
daarbij openbaar wordt, en die door ver-
eeniging voor ieder vak van patroon en
arbeider zooveel meer vrucht zou kunnen
dragen, maar over de richting die de maat
schappij meer en meer neemt naar de zijde
van „samen sterk
De patroon organiseert, de arbeider
organiseert, de landbouwer organiseert,
de verbruiker organiseert.
En tusschen die allen staat een Midden
stand die nog organisatie te zoeken heeft.
Kleine bazen en kleine winkeliers denken
tot heden aan geen organisatie of waten den
weg niet te vinden.
Zal dat, gedachtig aan levensbehoud op
die wijze kunnen voortgaan F
Eenige jaren geleden gingen tallooze
klachten uit onzen landbouwersstand op,
gedrukt als ze zich gevoelde door de lage
graanprijzen en door het ontvallen van
loonende cultuur als de meekrap b.v. vooral
voor onze provincie van zoo groote be-
teekenis.
De jaren werden gunstiger, maar ook
heel anders werd het bedrijf ingericht.
Coöperatieve zuivelfabrieken werden opge
richt, vereenigingen ontstonden tot het ge
meenschappelijk koopen van zaaigraan, van
kunstmeststoffen, van behoeften voor den
landbouw en zelfs reeds tot gemeensohap-
pelijken verkoop van producten.
En wie kent de kolen-vereenigingen ten
platten lande niet F
Niet anders ging het bij de verbruikers in
onze steden.
Eerst kwamen de verbruiks-vereenigingen
met het doel om de arbeiders levensbénoo-
digdheden te versohaffen tot lage prijzen.
Deze kwamen vooral in 't buitenland plaats
vragen. In ons land vereenigden zich meer
de ambtenaren en de gezeten burgerij in het
bekende «Eigen Hulp".
En nu hebben we den tijd gekend dat de
door deze vereenigingen benadeelde en be
dreigde middenstand optrad om belemme
rend tegen deze Coöperatie op te treden.
36)
„Zoo denk ik er ook over en ruw weder
is mij nog het liefst. Ik ben het eens met
den schrijver, die gezegd heeft, dat storm
de ziel als boven ziohzeive verheft en haar
inaobt 'n zinnebeeld van Gods almaoht is.Ik
weet geen eigenschap, die mij God zoozeer
openbaart als het aanschouwen zijner
macht, omdat ik mij geen macht zonder
eene daarmede evenredige genade kan
denken".
„En genadebetoon is wederom de ver
vulling van den eisoh der liefde. Een
schip, dat den storm heeft doorworsteld
en eindelijk in behouden haven komt, is
mij steeds het liefelijk beeld eener ziel,
die na de worstelingen des levens gekend
te hebben, in Christus tot vrede komt en
in zijne rust zich zalig gevoelt".
„Ja zoo is het", antwoordde Robert,
„eersi het volle besef van onze geheele
hulpbehoevendheid ontdekte ons welk een
toevlucht er in Gods oneindige liefde voor
ons is".
„Juist, Robert, ons zelfstandig inzien in
die beide levenswaarheden is de ziel van
Gods openbaring, het wonder zijner ont
dekkende genade. Maar zeg mij nu eens",
ging Charles voort, terwijl bij den arm
zijns vriends vatte, „wat geeft u zoo ge
heel andere denkbeelden omtrent God en
den mensch doen koesteren F"
„Dat weet ik zelf niet recht, mijn vriend,
maar mijn denken en innerlijk zijn heeft
in den laatsten tijd eene zeer groote ver
andering ondergaan. Ik heb weder leeren
gelooren en bidden, en de zware last, die
Hoe zal men met het meeste succes tegen
deze Vereenigingen optreden werd de groote
vraag in den middenstand.
De eene zocht hulp in anti-Ceöperatieve
Vereeniging die zieh den naam Algemeen
belang toeeigende, de andere zocht onder
de kiezers hulp om de voorstanders van
coöperatie te weren en alzoo vooral ambte
naarskringen te zuiveren van gebleken
liefde voor vereenigingen. Nog weder an
deren zochten hulp bjj den Staat met den
wensch om de coöperatie bijzonder zware
lasten te doen betalen en alzoo hare op
komst te fnuiken. Al deze belemme
ringen gaven echter niet veel. De resul
taten zijn maar sober geweest. En intus-
schen ging het zich vereenigen, het
coüperatie-idée sinds 1890 steeds voort.
Kringen en bedrijven die steeds op zich
zelf hadden geleefd, gelukkig in het idéé
beter een kleinen baas als een groote knecht
werden voortgedrongen, voort door den
strijd om het bestaan tot eigen lijfsbehoud.
En zoo ontwikkelde zich langzamerhand
het denkbeeld dat in de coöperatie een ont-
wikkeliugsvorm der maatschappij schuilde.
Van de kleine middelen om de doorwer
king der coöperatie-denkbeelden tegen te
houden hoort men niet meer spreken Maat
schappelijk belang is een roemloozen dood
gestorven, maar in de plaats daarvan is
thans gekomen de Nederlandsche Bond
van vereenigingen van den handeldrij ven
den en industrieelen Middenstand.
Dezen Bond aanvaardt het nieuwe idee.
Zooals de patroons in de havens, nu
reeds in alle havens zich eerst nationaal,
nu reeds internationaal vereenigen, zoo
openbaarde zij het streven om tegenover
de ocöperatie van ambtenaren of arbeiders,
vooral in Eigen Hulp de coöperatie van
den Middenstand te stellen, en alzoo het
wapen waarmee zij bestreden werd zelf
ter hand te nemen.
Door onderlinge aaneensluiting de voor-
deelen machtig te worden waarvan een
groot bedrijf tot nu toe proliteert wordt in
de dagen van coöperatie en vereenigingen
al meer het wachtwoord.
Langen tijd reeds is deze moeilijke taak,
vooral in het buitenland den middenstand
en het klein-bedrijf uit den nood, die meer
en meer nijpt, voorgehouden. Niet tegen
houden van datgene wat daar ligt op de
mij zoo knellend op het hart woog, is mij
daarmede als van de ziel gewenteld
geworden. Moge die donkere tijd
maar nooit voor mij wederkeeren, doch
doch neen, dat zal, dat kan niet. Terwijl
ik vroeger mijzelven leefde en mijzelven
genoeg wilde zijn, kende ik geen vrede,
zooht ik rust en vond ze niet. Ik poogde
mijn leed, zelfs mijn strijd om goed te
zijn te vergeten en verstrooide mij licht
zinnig, maar ik kon mijn geweten niet
ontvluchten. Herinnert gij u nog ons ge
sprek op dien .droevigen avond, dien wij
met schaakspelen doorbrachten, nooit zal
ik dat vergeten, nooit. Sedert heb ik
steeds beseft, dat God niet verandert, dat
Hij niet veranderen kan, en dat heeft mij
er toe gebracht om bij biddend strijden
te pogen zelf anders te worden. Die strijd
is hard geweest, ik had mijzelven geheel
te verlooohenen, maar al ben ik nogjniet
dien ik wenscben en willen zou, Gods
liefde is mij niet vreemd meer, en ik ge
loof nu, dat ook voor mij al de beloften
des Evangelies ja en amen worden kunnen".
O gewis, Robert, dat kunnen zij, en
reeds de gedachten, die gij van Gods
liefde leerdet koesteren, zijn uit God en
moeten u zeggen, dat Hij u sterken en in
al wat goed is bevestigen zal".
Nauwelijks was dit woord gezegd, of
een zware donderslag wekte beide vrienden
uit den gedaohtenloop, waarin zij geheel
verdiept waren. Robert legde zijne hand
op den eebouder zijns vriends, en zeide
nu met aandoening: «Gelijk deze donder
slag ons opschrikt, zoo gaat het ook nog
telkens in mijn innerlijk leven. Wanneer
ik meen de hand der genade gevat te
hebben, schrikt soms op eens mijn geweten
lijn der ontwikkeling maar protiteeren van
de geboden gelegenheid door coöperatie-
voorziening in crediet-behoeften, doer aan
koop van grondstoffen of handelswaren in
't groot, coöperatie tot afzet van producten
en wat du3 meer zij.
In den strijd om het bestaan hebben we
nu eenmaal niet alleen rekening te houden
met ons wenschen en willen maar ook met
den natuurlijken loop der diDgen die den
koers bepaalt en ons plaatst voor het
dilemmameegaan of ondergaan.
23 October 1907.
Bevatte dezer dagen De Spiegel een
prachtig portret van den heer R. Derksen
die na vijftigjarigen arbeid bij 't onder
wijs, te Rotterdam feestelijk, luisterrijk
zijn afscheid kreeg, en zieh fe Zeist gaat
vestigen ook het Geïll. Volksbladuitgave
v. Sijn te Rotterdam, bevat een photo van
dezen beminden en gevierden paedagoog
en secretaris der Unie Een school met den
Bijbelmet een woord in proza en een
dito in poëzie van «Anonymus" aan zijn
adres. Hat laatste, uit de rubriek «Leeke-
diohtjes" drukken wij metinstemmiDgover:
R. DERKSEN,
Secretaris van «Unie"_en «Schoolraad".
Wèl werdt gij, Veteraan in deugd
[en eere grijs 1
Nu dient ge al vijftig jaar het
[Christelijk Onderwijs.
En neemt ge als Meester rust,
[God moge uw kraehten Bterken
Om lang, de School ten baat,
[als Scriba nog te werken.
Afgewezen Revanche.
De militaire medewerker van de Nieuwe
Rott. Ct. schrijft onder het opschrift «De
huzaren te Rotterdam" o.a. het volgende
Ieder, die op de hoogte is van den toestand
te Rotterdam, zal ons gevoelen deelen, dat het
voornamelijk aan het optreden der huzaren te
danken is, dat het geschil in de haven zich
niet doet kennen door rustverstoringen van
ernstigen aard, en wenden wij den blik naar
de groote havenstad aan de Schelde, dan moe
ten wij dankbaar zijn, dat de regeering, door
bijtijds een beroep te doen op het leger, too-
neelen voorkomen heeft zooals daar zijn op
gevoerd.
met den vloek der wet mij als uit een
liefelijken droom wakker".
Charles wilde juist antwoorden, toen
kapitein Roe, door den donderslag ge
waarschuwd, op het dek verscheen.
„Het is juist wat ik duchtte", zeide hij,
terwijl hij zijn blik langs den gezicht
einder gaan liet, «ik voorzag heden middag
reeds, dat wij onze reis niet zoo aange
naam eindigen zouden, als wij haar aan
vingen".
„Ons wacht storm, naar ik onderstel F"
vroeg Charles.
„Ik zie niet veel teekenen van een ern
stigen storm, maar weet toch niet wat die
donderslag te beteekenen heeft; zeker
hebben wij een wind te wachten, dia er
seherp als een scheermes op heen blazen
zal". Hierop begaf kapitein Roe zich naar
het kompas, bezag dit nauwkeurig, wis
selde toen eenige woorden met den man
aan het stuurrad, en gaf daarop met de
volle kraoht zijner stem bevelen om zeil
te minderen.
Nauwelijks waren de bevelen gegeven,
of een rukwind greep het sohip met volle
kraeht aan. In een punt des tijds waren
de golven enkel schuim, waardoor de
Montague met volle vaart heenvloog. De
masten bogen als wilgentakken en de
nokken der ra's raakten bijna het water.
Uit vrees, dat er van de kajuitspoorten
mochten openstaan, haastten Robert en
Charles zieh naar beneden, juist in tijds
om te zieD, hoe Edward met alle maoht
zieh inspande om met een hoofdkussen
eene kajuitspoort te stoppen, terwijl hij
reeds van het hoofd tot de voeten zoo
met zeewater was overgoten, alsof hij uit
de diepte was opgehaald. Schade was
Ware echter de oorlogsbegrooting voor 1907,
zooals zij door den Minister Staal was ingediend,
aangenomen, dan was het gebruik van de
cavalerie, zooals nu heeft plaats gehad, on
mogelijk geweest.
Deze deskundige medewerker meent dus,
dat Rotterdam gered is van een groot ge
vaar, immers van ernstige rustverstoringen,
door de verwerping der oorlogsbegrooting.
Wanneer men zieh nu herinnert, dat na
die verwerping in een groot deel der minis-
terieele pers geroepen werd „revanche bij
de Statenverkiezingen," en dat onder de
districten, die deze revanche op welspre
kende manier hebben afgewezeD, de vijf
Rotterdamsohe districten vóóraan staan,
dan treft het, met hoeveel juistheid de
Rotterdamsohe kiezers het algemeen belang
hunner gemeente naast het algemeen rijks
belang hebben behartigd, al waren zij zieh
daarvan destijds nog niet bewust.
Intusschen is het betoog van meerge-
melden medewerker, dal ook het wets
ontwerp betreffend het blijvend gedeelte
van minister Van Rappard aan eenzelfde
gevaar blootstelt, zeker een waarschuwing
om ook dat ontwerp, mede ten 'aanzien
van dit punt, ernstig te onderzoeken.
(Nederlander.)
Siaatswerk is duur.
Indertijd werd gezegd dat bij de eersie
rekening van de ongevallen-verzekering,
het rijk dat wil natuurlijk zeggen de be
lastingschuldigen, wel 1 millioen guldens
zou moeten bijpassen.
Het blijkt nu dat het 4 millioen zijn zal.
Niet in theorie, maar zeker in de prac-
tijk bestaat nu eenmaal het idéé dat het er
voor de algemeene kas die door iedereen
gevuld wordt, niet op aankomt.
Wat beteekenen eenige guldens bij zoo
vele millioenen F
Maar men vergeet dat als iedereen van
die leer uitgaat, deze enkele guldens ook
alweder oploopen tot millioenen.
Het parlioulier initiatief dat niet behoeft
te werken met zoo'n leger van ambtenaren
en het oog houden kan op zijn klanten,
zou het ongetwijfeld heel wat voor-
deeliger doen.
't Is een dure geschiedenis
overigens nog door het water niet be
rokkend, zoodat Charles Edith kon gerust
stellen en zeggen„Het is maar een
rukvlaag en er is geen andere schade dan
dat Edward kopjeonder heeft gemaakt.
Edith evenwel liet zieh niet zoo ge
makkelijk geruststellen, maar keerde in
plaats van zieh naar bed te begeven, uit
bare hut tot het gezelschap terug. Zoo
wachtte men bij afgebroken gesprek, en
terwijl het door wind en golven gejaagde
schip hevig stampte, een paar uur. Toen
evenwel nu kapitein Roe verzekerde, dat
geen werkelijk gevaar te duehten was en
dat zij vóór den volgenden avond de kust
zouden zien, begaven zieh allen op zijn
raad ter rust.
Toen de volgende morgen daar was,
omgaf hen een zware dichte mist, zoodat
men geen soheepslengte kon vooruit zien.
Gedurende den ganschen dag verliet de
kapitein het dek niet, onwillekeurig meer
dan gewoonlijk bezorgd, omdat al zijne
passagiers hem zoo na aan het hart lagen.
Omstreeks half vier des namiddags klonk
op eens de kreet: „branding vooruit".
Inderdaad scheen dit meer een radeD, dan
zien, want de mist was nog altijd even
zwaar en dieht. Men liet het peillood
vallende mist trok een weinig op, en
nu bleek het dat land nabij was. Het
was een vreeselijke ontdekking, want het
land was veel dichter bij, dan men had
kunnen vermoeden en het sehip dreef
sterk lijwaarts. De kapitein deed nu al
wat mogelijk was, om door bijzetten van
zeilen het sohip loefwaarts te richten,
maar het bleek onmogelijk de gewensohte
richting te krijgen. Allen waren nu op
dek, en bet was niet noodig, dat iemand
In een verslag in De Nederlander van den
Evangelisatiedag te Bolsward vinden wij
aaDgeteekend dat de. Norel, van Wons,
daar gezegd heeft „dat er twee atroomin-
gen zijn indertijd door dr. Kuyper aange
geven met de woorden Paganisten en
Geloovigen". Deze tegenstelling die de
Spr. niet „gelukkig" maar toch „waar in
haar grondgedachte" noemde, is echter niet
door dr. Kuyper gemaakt. De Schrift
spreekt van „geloovigen en ongeloovigen".
Wat aan dr. Kuyper wordt toegeschreven
is niets anders geweest dan in de Memorie
van Antwoord constateeren dat de volks
geest „reageerde tegen het opkomen van
paganistische factoren".
Dit is heel iets anders. En is dan ook
door predikanten, journalisten en staats
lieden van allerlei richting der christen
heid als juist erkend.
Trouwens door De Nederlander ook.
Ds Norel, hoe goed bedoeld overigens,
was hier een weinig mis.
De Kamer keurde gister, op advies van
de Commissie van Naziering, de heeren
Smeenge, Nolens en v. Veen de geloofs
brieven van den nieuw gekozen afgevaar
digde van Franeker den heer Helsdin-
gen goed en ging daarna over tot de
bespreking van 't onderwerp Staatsexploi
tatie van mijnen, dat bij de behandeling der
vorige begrooting tot nader was verscho
ven, zulks in verband met de meerdere ont
ginningen der steenkolenmijnen in Lim
burg en de gebleken noodzakelijkheid van
uitbreiding aldaar.
Eerste spreker was dhr. Van Kol, (s.d.)
die, in tegenstelling met den minister, ook
aan particulieren de gelegenheid wil geven
mijnen te exploiteoren, uiteenzette dat het
de zedelijke plicht van den Staat was, de
schatten, die de grond bevat, dienstbaar te
maken aan de gemeenschap. Het is een
nationaal belang, daar de economische on
afhankelijkheid van Nederland er door ge
waarborgd blijft. Winst behoeft echter bij
staatsexploitatie niet op den voorgrond te
staan, maar staatsexploitatie is noodzake
lijk uit een oogpunt van betere zorg voor
den arbeider; onder anderen zal/werkelooB-
uifsprak, dat het dreigend gevaar zeer
groot was. Edith hield zieh aan het touw
werk geklemd, daar de golven berghoog
gingen en de Montague als een doodstrijd
streed. Charles stond nevens haar en
steuDdo haar met zijn knoestigen arm.
„O Charles", verzuchtte zij met doods
bleek gelaat, „dat is iets ijselijks, wij zijn
reddeloos verloren".
«Neen, Edith, mijn liefste, geef u aan
vrees niet ove^ maar bedenk, dat ook nu
het oog van onzen hemelschen vader op
ons is. Zonder zijn wil kan geen haar van
ons hoofd gekrenkt worden".
Schrik stond op aller gelaat te lezen
één 'alleen toonde zich kalm. Robert
Amesbury stond alleen, hield zioh aan de
verschansing vast en had steeds zijn oog
op het strand gericht Zijne wangen hadden
hunne kleur niet verloren, een glimlach
speelde hem om de lippen en zijne oogen
schitterden met hun ouden glans. Zijn
muts was hem door een windvlaag van
het hoofd gerukt, en zoo dikwijls de storm
zijn lang en krullend hoofdhaar dooreen-
joeg, bracht hij het met zijn vrije hand
even kalm weder in orde, alsof een dartel
kind al spelend zijn haar in wanorde had
gebracht.
Zelfs in deze oogeDblikken van opge
wondenheid, want het was geblekeD,
dat het niet mogelijk wss de punt der
baai. om, te zeilen en het daagsch anker
was uitgeworpen, kon Charles niet ra-
laten uit te spreken, hoezeer Roberts
kalmte hem trof,
«Zie Robert eens, zeide hij tot Edith,
«het is als slaat hij met genot dit woeden
der natuurkrachten gade".
(Wordt vervolgd.)