NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 13. 1907 22e jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISeH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEI^ Wed S. DE JONGE-V'ERWEST fe Goes F. P. D'HUU, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN TWEEDE KAMER. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p. 1<25. Enkele nummers 0,025. UITGAVE DER FIRMA EK VAK van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1 —5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent 14 October 1907. Elders in dit nummer worden de voor naamste wijzigingen vermeld, die deRegee- ring voorstelt in de bestaande Grondwet aan te brengen. Het veel besproken artikel 80, het z/blanoo-artikel", wensoht de Regeering aldus te doen luiden De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de kiezers die de wet aanwijst. Uit dat artikel vervallen dus alle in de tegenwoordige Grondwet opgesomde beper kingen, en aan den gewonen wetgever wordt overgelaten, wie van de uitoefening van het kiesrecht zullen zijn uitgesloten. Voorts verdient opmerking, dat uit artikel 84 is vervallen het woord //mannelijke", zoodat ook, volgens het Regeeringsvoorstel, vrouwen tot lid van de Tweede Kamer verkiesbaar zijn. Volgens art. 85 worden de leden der Tweede Kamer gekozen voor vijf jaar, in plaats zooals thans voor vier jaar. Het artikel 88 der bestaande Grondwet, bepalende, dat de Voorzitter der Tweede Kamer wordt benoemd door den Koning vervalt. De vereischten voor het lidmaatschap van de Eerste Kamer zijn in art. 90 dezelfde geworden als die, voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer gesteld. Ook de benoeming van den voorzitter der Eerste Kamer door den Koning ver valt, zoodat elke Kamer voor het tijdvak eener zitting haar voorzitter benoemt. Artikel 112 bepaalt, dat de Tweede Kamer het reoht heeft wijzigingen in een voorstel des KoniDgs te brengen, zoodat de Regeering in haar voorstel niet heeft overgenomen het voorstel der Staatscom missie om ook aan de Eerste Kamer het amendeeringsreeht toe te kennen. Ook voor de verkiesbaarheid der leden van de Provinciale Staten en van de Ge meenteraden is het kenmerk //mannelijk" verval len. Voorts wordt voorgesteld te bepalen, dat ontbinding van de Eerste Kamer van rechts wege ontbinding van de Provinciale Staten ten gevolge heeft. Maatschappelijke deugden in gevaar? Tot de maatschappelijke deugden die op alle scholen, en volgens de wet op de //openbare" soholen moeten worden aan gekweekt, behoort ook de burgerlijke beleefdheid. Deze deugd is dezer dagen niet in de praktijk gebracht door eenige openbare onderwijzers te Amsterdam. In De Volksonderwijzer, orgaan, zoo wij ons niet vergissen, van soo.-dem. openbare onderwijzers stond laatst 't volgende stukje O zoo In 't portaal van school Lr. U. staan hij 't openzetten der deuren eenige onderwijzers te praten. De Arnsterdamsche districtsschool opziener komt per fiets de school inzetten, is zeer verwonderd niet door 't personeel te worden gegroet groet daarna zelve op zeer in 't oog vallende wijze en wordt door die en gene terug gegroet, zooals men dat doet aan een reiziger in landkaarten, een ambtenaar van P. W. of een ander, die op deze wijze de school inkomt. Zich daaromtrent tot een der leden van 't personeel wendende, zegt deze hem dat niemand hem kende of herkende, wat de situatie natuurlijk volkomen duidelijk maakt, doch waarop deze ten antwoord kreeg, dat dr. J. H. Gunning anders jn A'dam bekend genoeg was. Dat de onderwijzers hun districts-sehool- opziener niet zouden kennen, lij kt al vreemd. De heer GunniDg wil daarvan dan ook zeer tereoht weinig weten. Hij richtte zioh tot het //beleefde" per soneel in de volgende missive A'dam, 20 Sept. 1907. District A'dam. No. H. "77. Naar aanleiding van de ontvangst mij gister ochtend van de zijde van eenigen Uwer te beurt gevallen, heb ik de eer U er aan te herinneren, dat ingevolge art. 35 der Wet op-het Lager Onderwijs op eiken onderwijzer de wettelijke verplichting rust bij de kinderen de ^christelijke j ©n maatschappelijke deugden" aan te kweeken, t dat tot de laatsten zonder tegenspraak behoort het in acht nemen der beleefdheid, dat hij deze niet bij zijn leerlingen kan aan- k weeken, wanneer hij ze niet zelf kent en betracht, dat het begrip maatschappelijke deugd de mogelijkheid uitsluit, dat het ieder vrij zou staan voor zich zelf te bepalen, wat de beleefdheid van hem vordert, dat de gewone burgerlijke beleefdheid reeds van u zou gevorderd hebben, een binnenkomen den bezoeker hulpvaardig tegemoet te treden en terecht te helpen en dat de ambtelijke beleefdheid medebrengt, dat de Schoolopziener, die voor U geen onbekende is, door U, voor 'l minst buiten Uw eigen school- vertrek, gegroet wordt. De Schoolopziener in het district Amsterdam J. H. GUNNING Wzn. Aan het onderwijzend personeel van de O. L. S. der 2e kl. Lr. U. Het zij verre van ons door opheffing van dit eene staaltje het gansohe openbare onderwijzersoorps te willen teekenen. Wat deze Amsterdamsohe heeren dorsten bestaan is echter een leekenend staaltje van den diepen val waartoe zelfs beschaafde opvoeders der jeugd gerakeD, wanneer zij allen eerbied voor wie boven hen staan hebben afgeschud. Ook hier valt weer een bedenkelijk //stuivertje-wisselen" te bestatigen. ie Een bedrieger bedrogen. De heer Foscue, een van do hoofdpach ters in Languedoc, had door uitmergeling van zijn onderhoorigen, een groote som gelds bijeen geschraapt. Toen dit de re- geering bekend werd, moest hij een zware belasting betalen. Daar hij niet genegen was hieraan te voldoen, gsf hij voor, dat hij zesr arm was en opdat de bewoners der provincie hem niet zouden verklappen, be sloot hij z;jn schat zoo te verbergen, dat die bij het stipste onderzoek niet zou kunnen bevonden worden. Hij groef een kuil iu zijn wijnkelder, zoo diep en wjjd, dat hij er met een ladder in koD. Aan den ingsngwas een deur met een springslot, dat bij het dicht doen de deur van zelf sloot Na eenigen tijd werd de heer Foscue gemist. Overal werd met zorg naar hem gezocht, maar zonder vrucht. Eindelijk werd zijn huis verkocht. De kooper, die het huis Jiet verbouwen, vond een deur in den kelder, en de ladder afgaande vond hij den heer Foscue dood op den grond liggen, met een kandelaar naast hem. Bij verder onderzoek vond hij den rijken schat, dien deze bijeengeschraapt had. Men begreep dat Foscue iu den kelder was gegaan en dat de deur door de een of andere oorzaak achter hem was toegevallen, en dat hij niemand hebbende kunneïi roe pen, den hongerdood was gestorven. De kaars had hij opgegeten en het vleesch van beide armen afgeknaagd. En alzoo stierf de ellendige vrek, omringd van zijne schatten, schrikkelijk tevens gestraft voor zijn schraapzucht en bedriegerij. Niet ten onrechte waarschuwt Gods Woord zoo eras'ig die rijk willen worden, vallen in verzoeking en in den strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de menschen doen verzinken in ver derf en ondergang. Bazuin. De voorstellen tot veranderingen in het lile en IVe Hoofdstuk der Grondwet. Heden zijn bij de Tweede Kamer inge komen de Regeeringsvoorstellen tot veran deringen in het Ille en IVe Hoofdstuk en de Additioneele artikelen der Grondwet. Voorgesteld wordt de volgende artikelen aldus te lezen Artikel 79 „De Staten-Generaal zijn verdeeld in eene Eerste en eene T weede Kamer. De Eerste Kamer bestaat uit vijftig, de Tweede Kamer uit honderd leden". Artikel 80 „De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de kiezers die de wet aanwijst". Artikel 81 //Alles wat de uitoefening van het kies recht en de wijze van verkiezing betreft, wordt door de wet geregeld. Indien de wet bepaalt, dat de lsden der Tweede Kamer in kiesdistricten worden gekozen, regelt ze tevens de daarvoor nood zakelijke verdeeling van het Rijk". Artikel 84 „Om lid der Tweede Kamer te kunnen zyn wordt alleen vereischt dat men Neder lander zij, niet bij rechterlijke uitspraak de beschikking of het beheer over zijne goede ren hebbe verloren, noch van de kiesbaar heid ontzet zij en den ouderdom van dertig jaren vervuld hebbe". Het eerste lid van artikel 85 der Grond wet wordt gelezen als volgt z/De leden der Tweede Kamer worden gekozen voor vjjf jaren". Artikel 88 vervalt. Het eerste lid van artikel 89 der Grond wet wordt gelezen als volgt „De leden genieten reis- en verblijfkosten volgens de wet". Artikel 90 «Om lid der Eerste Kamer te kunnen zijn moet men voldoen aan de vereischten voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer gesteld". Artikel 95 „Elke Kamer heeft het recht van onder zoek (enquête), te regelen door de wet". Artikel 95 „De leden der Staten-Generaal,de minis ters en de krachtens het tweede lid van art. 110 aangewezen commissarissen zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de vergadering der Staten-Generaal heb ben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd". Artikel 98 «Elke Kamer beslist over de toelating harer nieuw inkomende leden, na onder zoek hunner geloofsbrieven. Kent de wet beroep tegen de verkiezing toe bij de rech terlijke macht of bij een college met admi nistratieve rechtspraak belast, dan beslist de Kamer niet dan na het verstrijken van den termijn van beroep of nadat daarop onherroepelijk is beslistin het laatste ge val met inachtneming van deze beslissing". Artikel 99 «Elke Kamer benoemt voor het tijdvak eener zitting haren Voorzitter en hare ondervoorzitters uit haar midden. Zoolang die benoeming niet heeft plaats gehad, be kleedt het oudste lid in jaren dat aanwezig is, het voorzitterschap en belegt de ver gaderingen. Elke Kamer benoemt haren griffier en hare commiezen-griffier. Mede worden door haar of van harentwege de verdere ambte naren en beambten, bij de Kamer werk zaam, benoemd. De aldus benoemden mogen niet tegelijkertijd lid van eene der Kamers zijn. Elke Kamer stelt haar Reglement van Orde vast". Het tweede lid van artikel 100 „Hunne gewone zitting wordt geopend op den derden Dinsdag in September, of op een dag binnen twee maanden na eene ont binding van de Kamers der Staten-Generaal of van eene van beide, indien deze ontbin ding binnen twee maanden voor denderden Dinsdag in September heeft plaats gehad". Artikel 112 „De Tweede Kamer heeft het recht wij ziging in een voorstel des Konings te brengen". Achter artikel 119 een nieuw artikel: „De Koning zendt de voorstellen, hetzij van wet, hetzij andere, door Hem aan de vereenigde vergadering der Staten-Gene raal te doen, bij een schriftelijke boodschap of door eene commissie aan haar toe. Op deze voorstellen zijn van toepassing de artt. 110, tweede lid, 111 en 112. Van de aanneming en de niet-aanneming van voorstellen geeft de vereenigde ver gadering kennis aan den Koning, met ge bruikmaking van de, voor zooveel noodig gewijzigde formulieren, in art. 114 voor deze kennisgeving vastgesteld". Artikel 124; „De ontwerpen der algemeene begroo- ringswetten worden jaarlijks door den Koning by de Tweede Kamer ingediend bij het openen der gewone zittiDg der Staton- G ener stal, vóór den aanvang van het jaar, waarvoor de begrootingen moeten dienen". Artikel 126 «Het verdere beheer en de verantwoor ding der Rijksgeldmiddelen worden door de wet geregeld, met dien verstande, dat de jaarlijksche rekeningen der uitgaven en ontvangsten, ook al worden zij niet bij de wet vastgesteld, onverwijld door den Ko ning aan de Staten-Generaal worden toe gezonden". Artikel 127: „De leden der Provinciale Staten worden voor zes jaren rechtstreeks gekozen door de kiezers die de wet aanwijst". De helft dier leden treadt om de drie jaren af Om lid der Provinciale Staten te kunnen zijn wordt vereischt, dat men Nederlander en ingezetene der provincie zy, niet bij rechterlijke uitspraak de beschikking of het beheer over zjjne goederen hebbe ver loren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zy en den ouderdom van vyf en twintig jaren vervuld hebbe. De verkiezing van de leden der Provin ciale Staten heeft plaats op de wijze door de wet te regelen". Artikel 128: „Ontbinding van de Eerste Kamer heeft van rechtswege ontbinding van de Provin ciale Staten tengevolge. Het besluit, waardoor de ontbinding van de Eerste Kamer wordt uitgesproken, houdt tevens den last in tot het kiezen van nieuwe Provinciale Staten en tot het samenkomen der nieuw gekozen Staten, een en ander binnen vijf en dertig dagen." Aan artikel 185 toegevoegd „De wet bepaalt, welk gezag de Stalen vervangt, wanneer deze in gebreke blijven de gevorderde medewerking te verleenen." Artikel 143 z/Aan het hoofd der gemeente staat een raad, welks leden rechtstreeks voor een bepaald aantal jaren worden gekozen door de kiezers die de wet aanwijst." Om lid van den raad te kunnen zijn wordt vereisoht dat men Nederlander en ingezetene der gemeente zij, niet bij rech terlijke uitspraak de beschikking of het beheer over zijne goederen hebbe verloren, noeh van de verkiesbaarheid ontzet zij en den ouderdom van drie en twintig jaren vervuld hebbe. De verkiezing van den raad heeft plaats op de wijze door de wet te regelen. De Voorzitter wordt door den Koning, ook buiten de leden van den raad, benoemd en door Hem ontslagen." Behalve in bovengenoemde artikelen zijn in nog enkele andere artikelen wijzigingen gebracht, die óf voortvloeien uit de mede gedeelde wijzigingen, óf redaotieverbete- ringen betreffen. Memorie van toelichting. De minister van Binnenlandsohe Zaken heeft bovengenoemde voorstellen doen ver gezeld gaan van een Memorie van Toelich ting, waarin hij allereerst de hoofdgronden noemt en verdedigt, welke, in onderling verband, naar het oordeel der Regeering, het voorstel tot opruiming van de belem meringen welke de arlt, 80, 127 en 143 behelzen, volkomen rechtvaardigen. Die gronden komen hierop neder lo. dat de bestaande grondwettelijke formule, beoogende de taak van den kies wetgever te omschrijven, aan zoodanige gebreken lijdt, dat zij daartoe onbruikbaar moet worden geacht; 2o. dat die grondwettelijke formule eene rationeele regeling van het kiesrecht, 01 er- eenkomstig de overtuiging van de meerder heid der Volksvertegenwoordiging, in den weg staat. Bij het ontwerpen der wijzigingsbepa lingen sobrijft de Mmister "oorts is het verslag der Staatsoom missie grooten- deels gevolgd. De eenstemmige meening, dat de Eerste Kamer dient gehandhaafd te blijven, is ook die der Regeering. Zij beaamt eveneens, dat de grondwettelijke regeling die de Provinciale Staten als kiescollege oproept, de minst gebrekkige is. Voor evenredige vertegenwoordiging de mogelijkheid te openen, aan de verkies baarheid van vrouwen niet langer den pas af te snijden, den kring der verkiesbaren voor de Eerste Kamer zoo breed mogelijk uit te zetten al deze voorstellen zijn door het Kabinet in de herzieningsvoor dracht opgenomen. Niet overgenomen daarentegen is het voorstel van de meerderheid der Staats commissie, om aan de Eerste Kamer een recht van amendement toe te kennen. De Regeering miskent niet het nut, dat zoodanig reoht in sommige gevallen zou kunnen opleveren. Inderdaad laat hel zioh denken de wetgeving, ook van de laatste jaren leverde voorbeelden dat de Eerste Kamer baar sanctie afhankelijk meent te moeten stellen van wijzigingen, welke, schoon niet van beteekenis ontbloot, tooh geen onoverkomelijk versohilpunt opwer pen. Ook kan het zijn, dat zij teohnisohe tekortkomingen constateert, wetke vlugger bij wijze van amendement, dan door een novelle zijn uit den weg te ruimen. Split sing eindelijk van een gecombineerd voor stel, dat men ten deele verwerpelijk acht wordt laDgs dezen weg mogelijk. Na aandachtige overweging van de wijze waarop het nieuwe instituut zou behooren te worden geregeld en van de gevolgen, welke de invoering er van zou hebben op het karakter en de beteekenis van onze Eerste Kamer en op den gang der wet geving, heeft de Regeering evenwel geen vrijheid kunnen vinden ten deze het initi atief tot verandering te nemen. Mochten de voorgedragen wijzigingen tot stand komen schrijft Minister nog dan ligt het voor de hand, dat zij ook onmiddellijk, voor zoover geen nadere wettelijke uitwerking vereischt wordt, haar invloed doen gelden. Waarom dan bijv. de verkiesbaarheid van vrouwen langer tegengegaan, de Eerste Kamer alleen voor hoogstaangeslagenen en met hen gelijk gestelden toegankelijk gehouden, een tot minister benoemd Kamerlid tot aftreden gehoopt Tooh zou, indien enkelen organieke wetten ongewijzigd bleven, een bekende uitlegging van art. II der Additionnele Artikelen hieraan m den weg kunnen staan. Verdient het reeds om deze reden aan beveling de Kieswet, de Provineiale-wet en de Gemeentewet aanstonds in overeen stemming te brengen met de Grondwet, daartoe kan te gereeder worden overge gaan, omdat enkele voorzieningen zullen zijn te trefLn welke in geen geval uit stel duldeD. Met name het voorstel dat de ontbindbuarheid der Provinciale Staten beoogt, zou zonder gelijktijdig wijziging der Provinciale-wet, niet te dulden leemten oproepen. Vandaar dat de Regeering in een derde wetsontwerp een aanvulling van de Addi tionnele Artikelen der Grondwet heeft aanhangig gemaakt, welke aan eenenander tegemoet komt. Additioneele artikelen. De wijzigingen in de art. 99 en 122 der Kieswet, zoomede de intrekking van de art. 100 tot en met 114 dier wet en van de wet van 12 Augustus Staatsblad nr. 148/, zijn een reohtstreeksch gevolg van het voorgedragen art. 90 der Grondwet. Tevens is bij de formuleering van het nieuwe art. 99, het woord //mannelijke" weggelaten, welk woord mede is geschrapt in art. 126, een en ander in verband met de voorstellen tot wijziging van de artt. 84 en 90 der Grondwet. De artt. 125, eerste lid en 144, eer"'-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1