No. 9. 1907. NIEUWSBLAD TOOR ZEELAND. Donderdag 10 October. 22e jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK Wed, S, J. DE JÖN6E-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN 28) FEUILLETON. Op de Levenszee. r igippar ®s&aag2*ji '■Fam? IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p. p1,25. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 15 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent 9 October 1907. Als we ons niet bedriegen dan is den B oerenbond van welks vergadering te N ijmegen we expresselijk, tot meerdere be kendmaking, verslagen opnamen in Zee land een gsnsch onbekende en dus ook onbemind. De Boerenbond vindt zijn vaderland in liet Zuiden, Noord-Brabant, Gelderland en Limburg, en is overigens maar weinig bekend. Over de oorzaken van dit verschijnsel zullen we nu maar niet uitweiden. Ieder kan daarvan het zyne denken. Maar liever willen we de vraagmoet dat zoo blijven, eens aan het oordeel onzer landbouwende lezers onderwerpen Moet in een tijd dat alles zich vereenigt, en iedere stand door gemeenschappelijk handelen zijn belang tracht te bevorderen, de boerenstand alleen blijven staan en ook niet trachten door eendracht sterker te worden en door een uitwisseling van denk beelden in algemeene kennis van het vak toe te nemen. Daar is van regeeringswege tegenwoor dig een verblijdende belangstelling in het oudste' en onmisbaarste bedrijf, het bedrijf waardoor zoowel de Koning als de bedelaar gediend wordt. Maar de belangstelling voor gemeen schappelijk handelen ontbreekt nog maar te veel, of velen wier positie of kennis of ervaring nuttig zou kunnen zijn, onthouden zich. Of de Zeeuwsohe maatschappij van land bouw aan veler verlangen voldoet is ons onbekend. Wel meenen we te weten dat er velen zijn die zich van deelneming ont houden. Misschien zijn er velen die hun belangen op meer practische en minder theoretische wijze wenschen besproken te zien. Misschien wenscht het machtige, 't sterk Protestantsch-ehristelyk deel onder onzen Boerenstand die 't Christendom als grond slag der maatschappij erkent en huldigt in eigen kring te arbeiden. In ieder geval, wie niet voor zijn recht strijdt, zal het zichzelf te wijten heböen als h\j in den hoek geduwd wordt. Leven is nu eenmaal strijden en met stilzitten komtmen er niet. De zaken staan nu eenmaal zoo, het is de Intussohen Edward Marston was nog steeds zijn roornaamsten vriend, en geen beter gezelschap kon hij voor hem be- geerenterwijl hij ook in sieta spoor of bewijs had, dat de gehechtheid, waarmede Robert hem aanhing, verflauwd was, zoo dat hij alsnog het beste durfde hopen, indien het hem maar mogelijk werd eeni- geD draad in dezen doolhof te vinden. „Beetlebrow", zeide eindelijk Charles, „hebt gij eenig plau, weet gij mij iets, dat raadzaam en mogelijk is, aan de hand te doen?" „Neen, had ik meer zekerheid gehad, of iets dat mij wensohelijk toescheen, gegist, ik zou u zeker reeds hebben geantwoord. Daar ik niets wist en ik u beiden als een andere David en Jonathan vereenigd zag, vreesde ik enkel uwe vriendschap te verstoren, en liever zou ik mijn boot en mijn huisje verliezen dan dat te be werken. //Beetlebrow, vriendschap en liefde kun nen alleen bestaan blijven bij een leven en werken voor elkander, en gij hebt mij nu geholpen om, ten goede van Robert, mijn best te doen wees dus niet bevreesd, dat uwe ontdekking aan onze vriendschap schade zal doen. Laat deze zaak aan mij over, William, ik zal er rustig over na denken en zoodra ik weet, wat mij te doen staat, zal ik u op de hoogte houden, gelijk gij mij deedt. Hij beloofde, dat hij dien man om 12 uur wachten zou, doelde hij daarmede op het middag- of midder- naohtuur vorige week by de opening van het Ny- meegsche Congres terecht opgemerkt, dat in onze hoogste kringen dehandel'thoogste woord heeft. Daarop volgt de Nijverheid die worstelt en woelt om betere plaats ge durende een halve eeuw. Maar de Boeren stand komt dikwijls achteraan en verkeert in het gedrang. Andere toestanden maken andere hande lingen noodzakelijk. En behooren tot die andere handelingen, niet hoofdzakelijk gemeenschappelijke han delingen De volgende, minstens eigenaardige per soonsbeschrijving vonden we ergens over genomen uit een geschiedenisboekje voor de lagere school bestemd. Het was de persoonsbeschrijving van Willem v. Oranje, bij name zijne houding in den strijd tegen Spanje. „Twintig jaren lang", zoo lezen we, „twintig jaren lang had Willem v. Oranje het vuur des opstands van een deel van da Nederlanders tegen hun wettigen koning en heer gestookt, en langzamerhand was onder zijne leiding het verzet tegen den vorst verkeerd in een godsdienstoorlog van de Calvinisten tegen de Katholieken. Oran j e zag wel, dat hij op den duur met de zijnen 't onderspit zou moeten delven, daarom deed hij aan den Franschen koning dan voorslag, hem alle Nederlanden in handen te zullen spelen, wanneer hy zelf in 't onaf hankelijk bezit van Holland, Zeeland en Utrecht zou komen. Teen Filips dit ter oore kwam, verklaarde hy OraDje voor een landverrader en vogelvrij, en loofde een groote som geld en brieven van adeldom uit aan dengene, wien 't gelukken mocht den prins te dooden of in 's konings handen te leveren." Eerst hadden W8 plan de meest karakte ristieke uitdrukkingen te onderschrappen, doch by nader inzicht bleek ons de ver legenheid der keuze. De lezer zal by een oppervlakkig lezen reeds direct bemerken, hoezeer in zulke geschiedenis beschouwing alle onbevangenheid en objectiviteit ten eenenmale wordt gemist. Verschillende drukken van het boekje hier bedoeld be wijzen, hoezeer zulk een beschouwing van onzen grooten Willem van Oranje, die zijn kleinodiën ten offer bracht op het altaar «Ik kan dit niet gissen, daar ik enkel de u medegedeelde woorden opving". z/Welnu, dan zal ik zorgdragen, dat ik op beide tijden in Roberts nabijheid ben". Charles deed nu op zijn kantoor alles af, wat,daar op zijn toezicht waohtte, en toen het omstreeks 12 uur was, begaf hij zich naar Robert, dien hij op zijn kantoor druk voor da mail werkzaam vond, terwijl een paar beschuiten nevens hem schenen aan te duiden, dat hij niet voornemens was om de plaats voor een opzettelijk ontbijt fe verlaten. z,Gij schijnt het nog druk te hebben?" vroeg Charles. «Ja, zeer druk, zoodat ik niet weet, hoe nog met alles voor posttijd gereed te komen". z/Ik behoef u dus niet te noodigen, om met mij een ontbijt te gaan nemen V' «Neen, ik heb daar niet de minste kans op, maar na posttijd wil ik gaarne met u eten, als gij ook naar een uurtje van uit blazen verlangt". z/Dat is juist wat ik na een zoo drukken ochtend wensoh, en dubbel goed komt het, dal ik hedenavond niet naar de Hen- dersons ga en Edward, meen ik, ook be zet is, zoedat wij eens weêr geheel voor elkander kunnen zijn en na een ferme wandeling een spel schaken, Komt dat u gelegen „Uitmuntend". Charles nam nu afscheid, maar liep bij een aande overzijde wonenden kok in om zijn ontbijt te nemen, terwijl hij daar tevens zoolang den uitgang van Roberts kantoor gadesloeg, dat hij voor zich de zekerheid had, dat de afspraak den mid dernacht had bedoeld. des vaderlands, in zekere kringen is inge drongen en daar wordt gehuldigd. Onbe vooroordeeld en onpartijdig de feiten en gebeurtenissen weer te geven, of beter, die zooveel doenlijk objectief weer te geven, is een onafwijsbare eisch voor den historie schrijver, naar welks verwezenlijking hy uit alle macht dient te streven. De meer en meer gebruikelijke meg Gisteren stond voor de rechtbank te Amsterdam een 19-jarige boekbinder te recht, die bij een 72-jarigen alleenwonen- den heer inbraak pleegde, eenig geld en goud en zilver stal, den bewoner trachtte te worgen, doch daarin, dank zij diens lichaamskracht, verhinderd werd, het goud en zilver by een goudsmid verpatste, en met zijn meisje goeden sier maakte van het op die wijze verkregen geld. Om toegang tot bedoelden ouden heer tekrijgen, die een oud-oom van zyn meisje is, had hij dezen een keer bezocht in 't ziekenhuis, terwijl hij daar ziek lag, en toen de man er weer uit was, giDg hij hem bezoeken met de vraagKen je my niet, ik heb je toch in 't ziekenhuis bezocht. Daar de man hem echter niet kende, zond by hem heen doch het jpngmensch bleef zich beneden ophouden en keerde spoedig terug om zijn slag te slaan. Ziedaar in het kort de feiten. Men kan er gerust uit besluiten hier met een koel berekenenden misdadiger te doen te hebben. Hoe echter oordeelde diens toegevoegde verdediger, mr. Salm Blijkens 't verslag der rechtzitting sprak desa moderne jurist het volgende Er is door deskundigen een onderzoek naar de geestvermogens van bekl. inge steld, hun rapport strekte niet tot ontoe rekenbaarverklaring, maar er blijkt toch uit dat bekl. erfelijk belast is, een zeldzaam gering overleggingsvermogen lieeft en zeer moeilijk in staat is zich te beheerschen l Daarom riep hy de uiterste clementie in (voor dezen kranke). Wij zullen hieraan niets meer toevoegen. De lezer make zelf de gevolgtrekking. De werken tot verbetering van het Noordzeekanaal zyn gereed, aldus kon Zaterdag worden meegedeeld door den heer Toen de beide vrienden hunne avond wandeling gedaan hadden en daarna aan het schaakbord gezeten waren, schenen beiden even vroolijk en luchthartig als immer, en geen toeschouwer zou vermoed hebben, dat den een een verborgen leed op het hart woog, en dat de andere ge heel verdiept was in het geheim, dat zijn vriend met onheil dreigde. Hun vroolijk- heid evenwel was enkel sohiju en de bloote vrucht van hun zieh moeite geveD, om voor elkander te bedekken wat eigenlijk hen bezig hield. „Gij zijt niet op dreef, Charles", zeide Robert, na het eindigen van een spel waarin hij overwinnaar gebleven was „uw hoofd of hart of beiden zijn met ernstiger zaken bezig geweest, want als gij doorgespeeld! had zooals gij de partij begonnen zijt, had ik aan geen winnen durven denken" „Zeker is, dat ik in den laatsten tijd groote vorderingen maakte, door veel met Edith te spelen, die een zeldzame tact van schaken heeft. Wat er echter heden avond aan hapert, weet ik niet. Ik schreef heden een langen brief aan tante Esther en dat deed mij zoo in het verledetse terug leven, dat ik misschien daarmede nog te veel bezig ben. Het kan soms zoo goed doen den vervlogen tijd nog eens in te denken". „Er is voor u meer reden om met lust op het verledene te staren dan voor mij", hernam Robert met een diepen znoht, „Hoe zou ik wenschen, dat mijne lieve moeder vredig rustte naast de uwe, maar en nu op eens van gedaohlenloop veranderende, ging hij voort: „wat is het een tijd geleden, dat wij als oude school makkers over onzen schooltijd spraken. H. Wörtman, ingenieur van 's Rijks Water staat, onder wions bekwame leiding de werken voor het Ryk zyn uitgevoerd. Nederland bezit thans, wat breedte en diepte betreft, met zijn Noord zsekanaal 't grootste kanaal der wereld, dat binnen Amsterdam schepen van 25 M. breedte en 10.30 M. diepte brengen kan. Het Suaz-kanaal toch verkrijgt na de on derhanden zynde verbreoding, die in 1909 gereed komt, 33 M. bodembreedte en een diepte van 10 M. onder gemiddelden lagen waterstand. Het Kaiser Wilhelmkanaal is thans nog by ons achter, maar dit wordt ten gerieve der Duitsche oorlogsvloot (en ten koste van 220 millioen mark) over 80 K.M. lengte, 13 M. diep en 50 M. bodem- breed gemaakt. En als het Panama-kanaal ooit gereed zal komen volgens ontwerp, moet het ruim 12 M. diep zijn bij een bodembreedte van 45 M. Het is dit jaar geen goed jaar voor de bijenhouders. Nu de korven van de heide teruggehaald zyn, blykt dit vooral in Fries land. De zomer was te nat, zoodat de byen werk hadden om aan den kost te komen, en er niet aan denken konden zooals gewoon lijk, voorraad te vergaderen. Boter is in die provincie de aardappeloogst. Trouwens in meer deelen des lands valt die gelukkig niet togen. Eu al is het ontegenzeggelijk waar, dat de honig en zyn goede, uitste kende hoedanigheden als voedsel, over het algemeen nog maar te weinig bekend is, als het er op aan komt, zullen velen dit artikel kunnen missen, terwijl de aardappel het doorgaande voedsel is van het gros der menschen. Met dankbaarheid mogen de landbouwers in onze provincie en wij allen met hen, vervuld zyn, nu ook dit jaar zulk een goeden oogst heeft opgebracht. Verveling is een leelijk woord maar nog leelijker de zaak, welke het voorstelt. Ze ontstaat gewoonlijk door (e weinig bezigheid. Menschen, die jaar uit, jaar in zich om weinig of niets te bekommeren hebben, alleen maar hebben te zorgen, dat zij den mond op gezette tijden open doen om te eten en te drinken, zulke menschen zullen, vooral wanneer zij vroeger den strijd om het bestaan hebben gekend, eerder van verveling last hebben, dan zij, Ia mijn leven is niet veel, dat mij kan doen wenschen het nog eens over te leven, en toch zou ik het tegenwoordige wel voor enkele van die dagen willen ruilen". „.Ja, dat waren gelukkige dagen, en ik denk er dikwijls aan. Het is mij of wij sedert veranderd zijn, Robert. Toen be zagen wij alles met hetzelfde oog en waren meer open en hartelijk voor elkander, misschien ook wel gelukkiger met elkaar". „Hoe meent gij dat P" vroeg Robert met gedwongen glimlach. „Spreekt gij van uzehen, of bedoelt gij mij?" „Het geldt ons beiden. Ik heb er in den laatsten tijd dikwijls over gepeinsd, wat toch oorzaak kan zijn, dat ©fschoon wij meer nabij elkaar leven dan ooit voor heen, het mij toch is alsof wij van elkander af geraken. Ik heb mij verbeeld en herhaaldelijk heb ik het u ook reeds willen zeggen, wat ook dom en laf is dat ik het niet deed, dat gij niet meer zijt, die gij placht te wezen". „Die ontdekking is toeh zoo belangrijk niet," viel hem Robert in de rede. „Het is daarmede als Shakespeare zegt„Ieder mensoh vervult vele rollen in zijn leven". Gij zelf zijt de beste verklaring van dat woord, van schoolknaap met altijd vroolijk gelaat zijt ge nu een kwijnend en zuchtend minnaar geworden. Zonder vrees van voor sentimenteel door te gaan, mag ik van u zeggen, dat gij niet meer dezelfde zijt, want Editn heeft nu in uw hart de plaats, die gij eertijds daar mij gundet". „Gij verstaat mijne meening niet, Robert. Het kan niet anders, of de tijd doet ons allen veranderen en in menigerlei opzicht, dat is eene wet zonder uitzondering. Maar wat geen noodzakelijke wet is, is dat eene die dag voor dag den arbeid, wellicht zwaren arbeid moeten ter hand nemen, om voor zich en de hunnen het dagelijksch brood fe verdienen. Ledigheid is des duivels oorkussen zegt men terecht. Ea vervelÏDg, als het gevolg er van, waarlijk niet minder. Gelukkig vinden velen, die aan zulk eene kwaal laboreeren, atleiding in het sportleven. Gelukkig nog ja, want waartoe men in dergelijke omstandigheden verkee- rende, kan vervallen, grenst aan het ongeïoofelijke. Zoo lazen we dezer dagen van een gril in de Amerikaansohe dames wereld, om in plaats van schoothondjes, aapjes er op na te houden en die te koesteren en te verzorgen, aapjes liefst zoo klein mogelijk. Ze zijn de trouwe gezellen op de wandeling, want ze worden medegedragen, zoo maar eenigszins mo gelijk is, in moffan, handtasschen of man telzakken der meesteressen. Gewoonlijk heeft het dier keur van toiletten, zijn theeuurtje even als de dames zelf en wordt van het noodige voorzien als het dier waarvan we kunnen lezen in een der apocriefe boeken. Zoo frivool en sentimen teel mogelijk alzoo. Onderhetneersehrij ven komt ons de geschiedenis te binnen van een der Middelburgsche predikanten, nu anderhalve eeuw geleden. Hij had maar ééue dochter, die langen tijd een aap als baar favori beschouwde en het diertje opvoedde waarlijk boven zijn stand, toen op zekeren dag onze vierhand Benjamin af werd door toedoen van Amor. Spoedig werd ze de bruid, dooh voor het huwelijk was voltrokken, had de aap haar zijne liefde, echte apenliefde bewezeD, en zich niet ontzien het meisje in zijn armen te smoren. Dan kan men in ieder geval beter omgaan met paarden zooals Syeira Lee, eigenlijk Lady Grosvenor, die, als gepatenteerd mandenverkoopster, ook al een zonderlinge gril, met haren echt genoot Engeland bereist met een paar woonwagens, waarvan de een gevuld en omhangen is met manden in alle afmetin gen. De weelde of wat andera bracht er het echtpaar toe, hun prachtig kasteel Broxton-Hall te verlaten om als een soort Zigeuners met koopwaar het land door te trekken. En, wat niet minder verwonderlijk is, ze eens bestaande vriendschap zou moeten veranderen dat eenige heilige vriendschap ia de jeugd gegrond noodzakelijkerwijs tot een blooten schijn en namaaksel zou moeten worden". „Ik zal toch hepeD, dat onze vriend- sohap de krisis niet bereikt heeft". „Neen, nog niet, en ik hoop, dat het tussohen ons nooit zoover zal komen, en toch is onze verhouding niet meer zooals zij eerst was. Zij is zelf» niet meer wat zij was, toen gij hier kwaamt. Wij hebben ons teruggetrokken in het omdragen van gedachten, die wij vroeger gemeen hadden en daardoor heeft het vrije en vertrouwe lijke in onzeu omgang schade geleden. Het schijnt mij toe dat er geheime moeie- lijkheden ontstaan zijn, die alleen gedragen worden, terwijl het vroeger kon gezegd worden, dat wij alle dingen gemeen hadden". „Spreekt gij van uzelven of van mij zeide Robert opnieuw, en hij kleurde, ter wijl de toon van zijn stem verried, dat hij weder in een dier vlagen van harts tochtelijkheid dreigde te vervallen, die Charles met zooveel leedwezen bij hem opmerkte en als vriend bestrafte. „Wordt niet boos, -Robert, want dan zwijg ik liever. Ik begeer niet u iets on aangenaams te zeggen, maar alleen u te wijzen op iets onbestemds, dat mij, vreezen doet, dat het de maoht verkrijgen kan, om onze vriendschap werkelijk te doen verkorten". „Och Charles, ik ben een dwaas, dat ik mij zoo licht geraakt toon. Het is, helaas, eene verkeerde gewoonte, die door vroe gere omstandigheden te zeer eene tweede natuur geworden is." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1907 | | pagina 1