NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No, 285. 1907
Woensdag 4 September 21e Jaargang,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Arbeiders-pensioen»
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S J. DE JONGEWERWEST, te Goes
F. P. D'HULf, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
FEUILLETON.
1EDEREN WERKDAO DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p, p. 1,25.
Enkele nummers 0,02E.
■again:
UITGAVE DER FIRMA
EK VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
De opgaaf van den spoordienst
komt in dit notnmer voor op de ge
bruikelijke plaats.
Reeds jaren geleden sohreefPatrimonium
de peDsioneering van den arbeider in art.
9 van zijn Program dat aldus laidt
Arbeiders-pensioenen.
Daar ^armenverzorging anders dan die
van de liefde Christi door zijn kerk of
partioulier initiatief nitgaat, den werkman
vernedert en met het proletariaat op één
lijn stelt, vraagt „Patrimonium", dat alle
armverzorging voor den werkman van
Overheidswege voorgoed overbodig worde
gemaakt door goede regeling van het
arbeiders-pensioen, bij ouderdom, vermin
king of ziekte. Het ziet deze pensioneering
liefst zóó geregeld, dat de voorwaarden
hiervoor in het arbeidscontract verplicht
worden verklaard.
De regeling van arbejders-pensioenen is
niet gemakkelijk en toch noodzakelijk en
de mannen van Patrimonium deden goed
ook dezen eisch in hun program optenemeu.
Een,breed uitgewerkt en principieel plan
van pensioen-regeling geeft dr. Kuyper in
zijnProeve van Pensioen-regeling voor werk
lieden en huns gelijken.
Wat de Overhelds bemoeiing betreft
schrijft dr. Kuyper o.a.„Rechtstreeks be
hoort tot de taak der Overheid alleen dat
gene wat zij alléén doen mag, wat niemand
haar uit de handen kan nemen en wat alzoo
een integreerend deel van haar eigen roe
ping als Overheid uitmaakt". BI. 41.
Tot deze reehtstreeksohe taak der Over
heid overal en te allen tijde rekent dr.
Kuyper dan b.v. de rechtspraak.
„Maar behalve deze Overheidstaak in
engeren en eigenlijken zin is er nog een
tweede gebied van werkzaamheid waartoe
de Overheid kan geroepen worden, hetzij
doordien anderen hun taak verzuimen of
er nog niet bekwaam toe zijn hetzij door
dien bijzondere omstandigheden, op een
bepaald tijdstip en Tn een bepaald land,
haar optreden gebiedend vorderen".
Tot dit tweede gebied behoort o.a. het
onderwijs, de armenzorg en ook het
„arbeiders vraagstuk in 't algemeen zoowel
9)
Op de Levenszee.
Ja, de heer Harvey zag hen, maar kon
er niet lang naar zien. Het was een
treffende aanblik, en hij had een zeer ge--
voelig hart, zoodat hem bijna terstond een
waas van tranen voor de oogen kwam.
De aangeduide groep bestond uit vijf
personen, allen in den vollen rouw. De
sprekende familietrek zeide, dat zij broers
en zusters waren, en dat de oude dame
bjj hen hunne moeder was. De oogen der
moeder waren zeer rood en zij drukte zich
telkens den zakdoek voor het gelaat, als
om eene nieuwe losbarstig harer moeder
smart tegen te gaan. Nevens haar stond
een meisje van ruim zestien jaren. Haar
bleek gelaat teekende eene even diepe
droefheid, zoodat haar pogen om vroolijk
te sehijneD, hare smart des te sterker deed
uitkomen. Toen het sohip zich in beweging
ging zetten, had tussohen hen nog een
laatst en lang ombelzen plaats. Een jong
man, den knapenleeftijd nog nauwelijks
ontwassen, vermande zieh nu, vatte
zijne jongste zuster onder den arm, de
laatste strijd was deorworsteld en beiden
bereikten op bet uiterst oogenblik het
sohip. De menigte aan wal deed een luid
gejuich opgaan, hoeden en zakdoeken
zwaaiden en het sohip verliet met lang-
zamen gang zijne ligplaats. Op de oever-
plank stonden broeders en zusters, en wuif
den met hunne natbekieten zakdoeken,
terwijl zij al hunne krachten inspanden,
om hunne oogen helder te houden en den
laatsten aanblik der geliefden niet door een
nevel van tranen te verliezen.
als de verzekering der noodlijdende volks
klasse tegen allerlei nood des levens".
Slechts tijdelijk mag de Overheid in
grijpen en voorts wat ze niet alleen tijdelijk
maar ook voor altijd mag en moet doen is
wettelijk regelen van de verhoudingen
die de arbeid meebrengt evenals de ver
houdingen die de handel meebracht in het
wetboek van koophandel geregeld zijn.
De Overheid zegt niet met wie iemand
huwen zal, of met wie iemand handel
drijven zal, noch ook geeft de Overheid
geld aan wie huwen wil of aan wie handel
drijven wil en toch is het huwelijk in den
breede wettelijk geregeld en bestaat er
voor den handel een geheel wetboek van
koophandel.
Zoo nu ook mag de Overheid slechts uit
nood zich tijdelijk inlaten met het ver
schaffen van pensioen, en houdt daarmee
op zoodra dit mogelijk is, maar ze geve
een wetboek op den arbeik waarin de ver
houdingen wettelijk geregeld worden even
als het huwelijk en de handel wettelijk
geregeld zijn.
Overigens vat Dr. Kuyper zijn beschou
wingen over de pensioenregeling in de
volgende stellingen saam
1. De overheidsbemoeiing met de pen-
sionneering moet rusten op den drieledigen
grondslag: lo. dat de Overheid, bij geble
ken onmacht harer onderdanen, tijdelijk
voor hen moet doen, wat, bij normalen
toestand, op hen selven als taak rust2o.
dat de Overheid gehouden is, openbare
regeling van rechten te verzekeren, waar
deze, aan private handhaving overgelaten,
tot onrecht leiden; en 3o. dat de Overheid
geroepen is, om tijdelijk elk integreerend
deel van het nationale leven, dat anders
bezwijken zou, te steunen.
2. Bij alle verzekering, die hier in aan
merking komt, moet het denkbeeld van
aalmoes zijn uitgesloten. De aalmoes is
voor de schuldigen of ellendigen, niet voor
hem of baar die werken kan en dit doet.
3. Elk deugdelijk stelsel van pension-
neering moet uitgaan van een algemeen
stelsel van verzekering tegen alle ongelegen
heid, waarin de werkende, stand geraakt
door ziekte, ongeval, werkeloosheid, ouder
dom of dood.
Ook al kan men voorhands alleen pen-
sionneering invoeren, tooh moet, om deze
Nog verliepen een paar dagen eer de
Montegue voor goed in zee was. Een eind
weegs voorbij Gravesend kwam het sohip
voor anker, waarop de laatste passagiers
aan boord kwamen en zij, die een eind
weegs waren medegegaan, het sohip ver
lieten. Gedurende dit tijdsverloop waren
de heer Harvey en Charles meestal in
hunne hut gebleven, om buiten alle
drukte te zijn. Toen evenwel de stoom-
sleeper hen naar zee begon te sleepen en
dus de reis voor goed aanving, begaven
zij zieh op het dek, waar nu tussohen de
reisgenooten kennismaking en gesprek
aanviDg. Ieder aan boord [begon op dit
oogeubiik belaDg te stellen in hen, die nu
zeker toohtgenooten waren, want allen
hadden het ééne sohip voor gezamenlijk
tehuis, allen verlieten den vaderlandsehen
bodem, en de meesten de plek, waar zij
hunne jeugd doorleefd hadden, en allen
hadden een gevoel van te z am en gevoelde
xlroefheid over het verlaten van huis en
vrienden.
Het was een schoone avond en op het dek
geraakte alles in bewegÏDg. De kapitein had
doen weten, dat allen dien avond voor
het laatst Engelands kust zouden zien,
zoodat, hoe moede door droefheid, nie
mand van het dek week, uit begeerte om
dien laatsten aanblik te genieten.
De heer Harvey 6n Charles spraken,
over de borstwering geleund, over Ryslip,
boe het daar nu wezen zou, waar nu tante
Esther zou zijn en riepen elkander zoo in
bijzonderheden het verlaten tehuis voor
oogen. Dicht bij hen waren de broeder
en zuster, die zoo hunne aandacht trokken,
gezeten.
„Edith", zeide de jonge man tot zijne
doeltreffend te doen zijn, het geheele stelsel
overzien worden.
4. Bij het stelsel van verzekering moet
het de toeleg der Overheid zijD, om haar
regeling duurzaam te doen gelden, maar
om hare hulp en bemoeiingzoodra dit kan,
terug te trekken.
5. Geene regeling mag ingevoerd, dan na
de betrokken partijen, in casu de werklie
den èn hunne patroons te hebben gehoord.
Geen regeling van bovenaf, maar zulk
eene, die nit het leven zelf opwast.
Daarom ga de instelling van Kamera van
Arbeid vooraf en worde de regeling in ver
band gebracht met nadere regeling van het
arbeidscontract.
6. De verzekering strekke zich uit tot
mannen en vrouwen, die voor loon arbei
den, en wier loon de som van b.v. f 600 niet
te boven gaat.
7. De regeling zy niet uniform voor
heel het land en voor alle vakken, maar
houde, door schaal, verband met de veel
vormigheid van loon, levensstandaard en
levenstoestanden.
8. De Regeering stelle de verzekering
verplichtenden wel in dier voege, dat de
personen, die tot dezen stand behooren, als
leerlingen, gezellen, meesters, klerken enz.,
gediplomeerd worden, en een staat van
dienst voerenbjj welk diploma de ver
plichtingen opgelegd, en de daaruit voort
spruitende rechten gewaarborgd worden.
9. De regeling strekfee zich uit tot een
zesvoudige verzekering lo. tegen ziekte,
2o. tegen invaliditeit, 3o. tegen werkeloos
heid, 4o. voor de weduwen, 5o. voor de
weezen, en 6o. voor den ouden dag.
10. Het diploma als gezel legge de ver
plichting op, om in het 20ste, 2 I ste en 22ste
jaar, 's weeks f 1 te storten. Bfj deze som
van f150, legge de Rjjkskas f 100 bij. En
voorts worde door den houder van het
diploma gedurende 20 weken van elk jaar
f 0,2» per week betaald. Voor de aldus
verkregen som komt dan den houder het
recht toe op een pensioen van f 3 's iveeks van
zjn 65e jaar af, en zoo hij sterft en eene
weduwe' of ook kinderen achterlaat, voor de
eersten een weekgeld, gedurende een jaar,
en voor de laatsten een weekgeld, tot zeker
gezamenlijk maximum, voor elk kind tot
aan zijn 14e jaar.
105. De verzekering teg9n ziekte en in-
zuster „hedenavond nemen wij voor goed
van het dierbare vaderland en al de schat
ten, die wij er achterlieten, afscheid. Van
morgen aan moet ons oog vrooiijk en
moedig op het land van belofte geslagen
zijn",
Nooit had ik gedacht, Edward, dat ik En
geland zoo lief had, als ik nu gevoel, dat
ik werkelijk doe. Hoe waar is het, dat wij
de waarde der dingen eerst recht leeren
kenDen, als wij ze missen moeten. Ik zou
wel eens willen weteD, of allen aan boord
droef te moede zijn. Als ik luister naar
wat op de voorplecht voorvalt, zweemt
het weinig naar smart. Door al het ge-
druisoh hoor ik luidkeels iaehen''.
Charles Harvey hoorde hen samen
spreken, en zeide daarop op den hem eigen
eenvoudigen natuurlijken toon
„Gij kent des dichters bekende woord
Leeft ergens wel een man zoo dood,
Dat nimmer in een heilgen stond
Verrukking hem 't gemoed ontsloot,
En 't woord ontsnapte aan hart en' mond
Hier rustte ik eens op moeders schoot,
Dit land is mijn geboortegrond,
Ik kan niet denkeB, dat het mogelijk
is, dat men geen gehechtheid zou koesteren
voor plaatsen, waaraan zieh onze herin
neringen verbindenen welke herinne
ringen zijn zoo innig en welke scheiding
kan zwaarder zijn dau die vaD ons dierbaar
tehuis en van het vaderland P"
„Arme Byron sprak de jonge man
„hoe dood hij ook moge geweest zijn voor
alles, wat waarlijk goed was, tooh heeft
zelfs hij deze smart diep gevoeld. Hoe
spreekt het beter deel van zijn innerlijken
mensoh uit in regels als deze
validiteit worde aan de patroons opgelegd,
als risico van den arbeid.
11. De verzekering tegen werkeloo'sheid,
mits deze niet eene normale, krachtens den
aard van het vak zij, kome ten laste van de
gezamenlijke diploma-houders, tot een
maximum van f0,25 per week, gerekend
over 40 weken 's jaars. Het tekortschieten
de, of voor een enkel jaar overschietende,
wordt met de Rijkskas verrekend.
12. Voor de Overheid zou dit onder
normale omstandigheden eene uitgave vor
deren van circa 40.000 x f 100 's jaars, en
een bijbetaling in de kas der werkeloosheid
een som, die alzoo tussohen de vier en vijf
millioen 's jaars zal bedragen waartegen
over daling van uitgaven voor armenzorg
zon staan.
13. De houder van het diploma zou be
talen f150 opeens, en voorts f 10 per jaar
voor pensioen van weduwe- en weezenver-
zorging, alsmede plm. f 10 per jaar voor de
bas der werkeloosheid. Twintig gulden
per jaar is nog geen f 0,40 per week, wat
neerkomt op f 0,962/z per dag, of nog geen
•ent per uur.
14. De patroons zouden hun werklieden
te verzekeren hebben tegen ziekte en invali
diteit, wat even f 20 zon beloopen en alzoo
een loonsverhooging van één cent per uur
zou bodragen.
15 Aan 't geidverspillen van ongehuw
de werklieden in hun jonge jaren, evenals
aan het sluiten van te vroege huwelijken,
zou door zulk een regeling zekere teugel
worden aangelegd.
16. In 't beheer van deze bassen zouden
ook de patroons en de werklieden moeten
zyn opgenomen, met het doel, om ze zoo
spoedig mogelijk, mits onder RjjkBtoezicht,
zelfstandig to maken.
17. Gebruikmaking van bestaande ver-
zakerings-maatschappij, mits dezb alsdan
onder de contröle der Overheid staan en
door haar als solide gelijkt zijn, kon in de
regeling worden opgenomen, voor zoover
ziekte en invaliditeit aangaat.
18. Overmits zulk een regeling, in 1900
ingevoerd, eerst in 1942, d. i. twee en veer
tig jaar later haar volle werking zou kunnen
uitoefenen, moet de daar tussohen liggende
periode door wat de Engelschen een brug
noemen, overspannen worden.
19. Voor die tusschenperiode moetaf-
Toen 'tals hem vliedend strand versmolt
[met lucht en zee.
Zond met het avondkoeltje een laatst:
[»goe nachthij mee".
„Och Edward, zeg die regels nog eens",
sprak zijne zuster, „zij hebben op dit
oogenblik iets buitengewoon aantrekke
lijks".
„Ja, laat ze ons nog eens hooren" zeiden
ook de heer Harvey en Charles tegelijk.
Gaarne gaf Edward aan de gedane
uitnoodiging gehoor. Hij had eene heldere
muzikale stem en zijn accent deed duidelijk
hooren, dat hij gewoon was in goede
kringen te verkeeren. Hij zeide het diohter-
woord niet meer op, hij gevoelde het en
schonk het leven door zijn ernst en zijne
geestdrift.
Toen Edward het gansohe gedeelte van
Byrons dichtstuk, waartoe de aangehaalde
regels behooren, had uitgesproken, zeide
Charles„Er is niemand van ons, die
ondervinden ban alles wat Byron zoo al
als leyenssmart beschreven heeft, en ik
geloof, dat het bij hemzelven ook dikwijls
veel meer dichterlijke verbeelding, veel
meer de uiting van een krachtig voorstel
lingsvermogen dan die van een doorleefd
gevoel was".
„Als hij alles gevoeld heeft, wat hij zoo
al in woorden heeft gebracht", zeide Edith,
zou hij wel de ellendigste mensoh moeten
geweest zijn, die ooit op aarde leefde.
Honderdmaal liever deel ik de door den
dichter in deze versregelen beschreven
smart, de smart der scheiding van het
vaderland, dan die, welke toch Byron in
allen gevalle moet beleefd hebben, dat hij
door zijn hooghartigen geest niemand of
niets lief had, en hij ook niet gevoelen kon,
gezien van de mogelijkheid, om wiea nu
reeds 55 jaar oud is, recht op pensioen of
j weduwen- on weezengeld te verleenen,
j als gaande zulks de kracht der fiaantieele
hulpmiddelen geheel te boven,
j 20. Aan hen die de 23 jaren voorbij
zijn, maar nog geen 25 jaar, moet bij
wijze van exceptie de verplichting opge-
opgelegd, om alsnog de diploma-gelden te
storteD, waardoor zij alsdan in de volle
rechten der gediplomeerde werklieden
treden.
21. Zij die tussohen de 25 en 38 jaren
zijn, moeten in de gelegenheid worden ge
steld, om door de vrijwiilge aanbieding
van een verhoogde jaarpremie, in de volle
reehten der gediplomeerden te treden.
Yerpliohtstelling ware ook voor deze
klasse ondenkbaar.
22. Aan hen, die van 3945 oud zijn,
worde da gelegenheid aangeboden, om te
gen een verhoogde jaarpremie zich uitslui
tend voor het pensioen te verzekeren; en de
Overheid betale over deze zestien jaren
de afloopende som, dise alsdan nog aan
deze premie ontbreekt, bij
Voor het Rijd zou dit het eerste jaar
een uitgave van zeshet volgende van
vijf milliioen bedragen, om in zestien jaar
geheel af te loopen.
Overmits eehter lang niet allen van deze
gelegenheid gebruik zullen makeu, zal het
te kwijten bedraS op verre na niet zoo
groot zijn.
23. Aan de patroons moot de ver
plichting opgelegd, om ten behoeve van
hen, die zieh vrijwillig volgens Art. 21
en 22 hier voor aanbieden, een afloopende
premie, genomen of al hun werkvolk, te
betalen zoolang tot de normale regeling
intreedt.
24. Op zulk eene of dergelijke wijze
zoude voor de toekomst een normale re
geling gevonden zijö, die den werkman
voor goed aan het Pauperisme ontrukte,
en voor de tussohenperionde althans ten
deele raad zijn geschaft.
3 September 1907.
Naar aanleiding van ons artikel „Be
scherming van den Pachtboer" vraagt men
ons op welk Program van Patrimonium ons
beroep steunt.
Wij antwoorden: het Program vastge-
dat er ergens om zijn heengaan een traan
gelaten werd".
Het dus als toevallig aangevangen ge
sprek duurde met de gemakkelijkheid aan
jongelieden, wien het hart op de reehte
plaats zit, eenige uren voort, en vóór nog
het land geheel uit zieht was, gevoelden
zieh Edward en Edith Marston en Charles
Harvey door een innigen vriendschapsband
verbonden. Niet dat wij den heer Harvey
uit den bond behoeven buiten te sluiten
ook hij had een levendig aandeel in het
gesprek genomen en stelde hartelijk belang
in wat de beide jongelieden, met de open
heid der jeugd, van ziehzelven verhaald
hadden. Ook was hij recht dankbaar, dat
zij terstond twee persoontjes getroffen
hadden, zoo in allen deele geschikt om aan
Charles iets van zijne achtergelaten vrien
den te vergoeden, terwijl hijzelf nog niet
te oud was om met hart en ziel in hun
onderling vriendschapsgevoel te deelen.
Edilhs blozende glimlach, hare zoo ten
•volle in haren broeder vertrouwen stel
lende liefde, het hoog beschaafd voorkomen
en ontwikkeld verstand van dezen, hadden
het hart van den heer Harvey ten volle
gewonnen, en met genoegen stelde hij zich
voor hoezeer deze kennismaking de lange
zeereis voor zijn zoon veraangenamen zou.
De omstandigheden die Edward en Edith
Marston als passagiers op de Montague
gebracht hadden, waren van treurigen aard
en zija spoedig meêgedeeld. Hun vader
was gestorven. Hij was een man van een
gevoelig en zenuwachtig gestel geweest,
en twee jaren vóór zijn d«od was hij in
groote handelsmoeielijkheden gewikkeld
geworden.
(Prot. Illustratie.) Wordt vervolgd.)