NIEUWSBLAD
TOOR ZEELAND.
loDK
No. 263. 1907.
Vrijdag 9 Augustus
21e Jaargang,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Mond- en Klauwzeer.
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te
F. P. D'HUU, te Middeiburg.
Goes
PRIJS DER ADVERTENTIËN
üJB VBO: -
hrstond eene nette
door Mevr. J. A
Weltevreden" te
wasch.
praagd
rerkmeid.
20 gulden. Te
HILDERNISSE,
|>ber
mde Meid
kan, bij C. DE
bij Middelburg.
[>B. BOTTERDAM.
al.
érd Zondags, van
Middelburg 9,30;
i van Vlissingen om
om 6 uur.
i L E O E A A F.
IIS.
yks (behalve Maan-
I; van Antwerpen
lag) 's morg. 7.— u
„SCHELDE"
lins. 20 8,30 1,30
Toen 21 8,30 9,30
kond.22 9,— 10,30
Jrjjd.2310,11,—
later. 2410,30 12,
lond. 25 6,— J,—
Jaan.26 7,— 12,15
|ins. 27 7,30 12,15
/oen.28 8,30 12,15
lond. 29 8,30 12,15
|rp.30 8,30 12,15
|ater. 31 8'30 12,15
achter een datum is
iet tweede getal ii
IBÜZHBHESB,
Zierikzee.
lond. 8 6,30
Iryd. 9 7,30
|&ter.lO 7,30
lond. 11 6,30
faan.12 7,30
Jms. 13 7,30
Toen 14 7,30
lond. 15 6,30
ïrjjd.16 7,80
ater. 17 7,30
bnd. 18 6,15
laaD. 19 7,30
Ins. 20 7,30
[oen 21 7,30
lnd.22 6,30
tijd. 23 7,—
Iter. 24 7,30
Ind.25 6,30
kan26 7,30
Ins. 27 7,30
|oen.28 7,30
Ind. 29 6,30
lijd. 30 7,30
|ter. 31 7,30
3,-
3,-
3,-
5,30
3-
3,-
3,-
3-
3-
3,-
5,30
3-
3-
3,-
3,-
3-
3-
5,30
3,-
3,-
3-
3,-
3,-
11,30
ÏB.—BOOSiND.
4,— 7,5o ii,
b,io4,10 8,li,lo
1,20 4,20 8,lo i i,i3
p,304,30 8,2011,26
p,40 4,44 8,32 11,35
L58 5,0+ 8,5111,56
6,065,12 8,59 12,02
B,17 5,23 9,12 12,14
6,205,26 9,1512,18
5,45 9,45
6,06 I0,o6
6,22 10,22
6,45 ioj45
4,15 8,1511,10
4,39 8,39 11,34
4,58 8,58 n,53
•5,20 9,20 12,14
r, -5,40 9,40 12,34
1,03 5,43 9,42 12,37
1,165,57 9,55 '2,5o
1,24 6,07 10,02 12,57
1,486,3010,23 1,20
1,586,4010,32 1,30
|,o8 6,50 10,42 1,38
|,i4 7,— i0,5o 1,46
1,20 7,10 10,58 1,54
7,20
I— 8,25
5,10
7,15
IS.
|7 6.47 9.27
6.40 9.20
|8 6.28 9.08
6.16 8.56
|9 6.09 8.49
|o 6.— 8.40
U 5.38 8.18
7 6.47 9-27
- 6.8.40
5.48 8.28
|>5 5-45 8.25
5.40 8.20
5 5-35 8-15
1EDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p, p1,25.
Enkele nummers0,026.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 40 cent, iedere regel meer 8 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Wjjlen pastoor Kneipp heeft in zijn ka
lender voor 1896 een stukje geschreven
over deze vreeselijke veezeekte en een ge
neesmiddel aan de hand gedaan, dat ook
in ons land door sommige landbouwers is
toegepast.
Hij schreef onder meer
«Het is een ziekte, die vreeselijke ver
woestingen onder de dieren aanricht. Zij
lijden daarbjj groote smarten.
De ziekte wordt mond- en klauwzeer
genoemd omdat daarbij tallooze blaasjes
in den bek onlstaan en bij hevjgen graad
de klauwen van de pooten vallen. Zij is
zoo besmettelijk dat zij in een buurt, waarin
zulk een zieke koe gebracht wordt, binnen
korten tijd algemeen wordt, en den ge-
heelen veestapel overvalt.
Meermalen moeten, bij het hevig woe
den der ziekte tal van dieren naar den vil-
kuil gebracht worden. WaDneer het dier
de ziekte al doorstaat, is toch dikwijls het
genot er van voor een jaar voor den eige
naar verloren en kunnen de dieren na één,
ja zelfs nog na twee of drie jaren aan die
gevolgen sterven.
Hoe verderfelijk en besmettelijk deze
ziekte is, blijkt uit de strenge maatregelen,
die van overheidswege genomen worden
en uit het verbond om in de besmette
buurten veemarkten te houden.
In verschillende streken worden, werke
lijk niet zonder grond, waarschuwings
borden geplaatst.
Ik ben daarom geheel op de hoogte dier
ziekte omdat zij driemaal voorgekomen is
op een boerderij van een klooster, welke
ik gedurende vele jaren bestuurd heb
eens heersohte zij er in erge mate, twee
maal in minderen graad.
De kenteekenen dezer ziekte zijn de vol
gende: de dieren houden op met vreten,
ofschoon men ze aanziet dat ze trek hebben
zij kunnen echter het voedsel niet meer
kauwen. Er ontstaat een pijnlijke ontste
king in den muil, dien zij steeds bewegen
alsof zij kauwen en vreten willen, en daar
uit vloeit een groote hoeveelheid schuim.
Wanneer men in den muil ziet, dan
ontwaart men, dat die vol blaadjes is, die
den dieren groote pijn veroorzaken.
Zij kunnen niet vreten omdat het vleesoh
in den bek geheel rauw is en zonder
slijmhuid. Zelfs de ongevoeligste mensoh
zou de dieren niet kunnen aanzien zonder
er diep medelijden mee te gevoelen
zoozeer lijden zij.
Deze toestand wordt slimmer en slim
mer, de dieren worden dagelijks magerder
en de losgegane blaasjes gaan in zweren
over. Bij de lijkopening van zulk een dier
vond men inwendig meerdere zweren.
Wanneer de ziekte zeer hevig is, vallen
de klauwen van de pooten en het dier
staat met het bloote vleesoh op den grond.
Een voorbeeld zal het ophelderen.
Een slier wordt zichtbaar magerder, hij
kan niet meer vreten en staan, omdat de
klauwen los aan de pooten gaan zitten.
Langzamerhand is bet beest van zestien
centners er allerjammerlijkst gaan uitzien.
Toen allerlei middelen tevergeefs beproefd
waren, probeerde ik het met water, den
kende „Wanneer een mensoh in zulk een
toestand was, zou ik hem ook zoo niet
laten liggen". De uitwerking was verras
send en de genezing volgde weldra
Ik heb het beproefd lo. met diereD,
waarbij de ziekte reeds eeD hoogen graad
van ontwikkeling bereikt had 20. met
dieren waarbij zij eerst begon en 3o. met
dieren die nog niet aangetast waren en
die ik voor de ziekte wou behoeden.
Bij de eersten volgde spoedig betersohap
en de vorming van nieuwe blaasjes werd
voorkomen. Nog beter ging het met de
tweeden, die binnen korten tijd weder
water en week voeder tot zioh konden
nemen.
De dieren waarbjj zich do ziekte eerst
in het allereerste stadium, vertoonde, liet
ik dagelijks tweemaal met zeer koud water
«fwasschen.
Ik liet twee boerenmeiden, de eene aan
den rechterkant, de andere aan den linker
kant van het beest plaats nemen ieder
voorzien van een kuip met koud water
en een groven boender.
Zoo werd elk stuk vee door de beide
meiden gewassehen en geborsteld. Binnen
hoogstens 10 minuten was het wassehen
afgeloopen, 6n de dieren werden toen met
een dubbelen of driedubbelen doek flink
toegedekt.
Na de eerste, maar in ieder geval na de
tweede wassehing begonnen de dieren
hevig te zweeten en blijkbaar bevonden
zij zich reeds veel beter.
Was er veel koorts dan vond een derde
wassehing plaats en zoo twee k driemaal
per dag.
Zoodra alle dieren gewassehen en toege
stopt waren, ontwikkelde zich spoedig een
vreeselijke damp in deD stal, die een zeer
leelijken reuk verspreidde.
Zoodra de dieren droog waren, werden
alle deuren en ramen opengezet om de
slechte lucht 6r uit te laten en versche bin
nen te laten komen.
De eetlust kwam spoedig weeralleen
kon men waarnemen dat de dieren wat
langzamer aten, omdat de bek nog niet ge
heel weer in orde was.
"Vier a vijf dagen later waren de dieren
volkomen hersteld.
Ook wanneer de ziekte zeer hevig was,
vonden 2 4 3 wasschicgen per dag plaatsen
werden de gewassehen dieren goed toege
stopt. Verdween de koorts dan nog niet
geheel, dan liet ik een viermaal dubbel ge
vouwen laken of oude roggezakken in koud
water doopen en tweemaal per dag zoo over
den rug leggen als ik by een mensch de
onderbovenomslagen toepas.
Dit koude laken trekt er de hitte (den
brand) geweldig uit.
Van dag tot dag werd de eetlust grooter
en binnen weinige dagen waren de dieren
buiten gevaar. Zichtbaar gingen zij vooruit
en met 4 a 5 weken kon men er niets meer
aan zien.
Mond- en klauivzeer kan dus zeer goed door
wasschingen en omslagen genezen worden.
Ook bracht ik wel eens dieren op een
plaats waar ze begoten konden worden op
dezelfde wyze als aan menschen een rug-
en volbegieting wordt toegediend.
De dieren verdroegen het gaarne en ik
verkreeg het mooiste resultaat.
Inwendig gaf ik ze Foenum Graecum één
eetlepel in een liter water opgelost, wat ze
graag namen de muil werd daardoor ge
reinigd en zuiver.
Hoe eenvoudig de water aanwendingen
ook zijn, zij zijn toch buitengewoon werk
zaam, want zij nemen den brand wegen
voeren alle ziektestoffen uit."
Toen juist tien jaar geleden het mond
en klauwzeer in ons land eveneens zulke
verwoestingen aanrichtte, is bovengenoemd
middel van Kneipp door enkele landbou
wers toegepast.
De uitkomst van een zoodanige proef
werd door ons in ons no. van 5 Augustus
1897 meegedeeld, en wij achten 't niet on
dienstig deze mededeeling alsnog te her
halen.
De proefnemer, een landbouwer onder
Leeuwarden, schreef
„Op een boerderij van veeTtien melk
koeien, waar Maandagmorgen 12 Juli
mond- en klauwzeer uitbrak, is op de
meest zieke beesten de Kneipp's water
kuur toegepast. Zonder uit deze behande
ling iets met, zekerheid te willen oonsta-
teeren, heeft het zeker zijn nut, de opgedane
bevinding te openbareö.
„'s Maandagsavonds werden drie beesten
behandeld. Twee herstelden zeer spoedig.
Eet melkgeven herstelde in twee dagen.
„Met het derde beest, evenals mei nog
een ander, dat des Dinsdags in behande
ling werd genomen, liet het zich sleoht
aanzien. Men nam opkrimping van den
buik waar en de haren stonden overeind.
Niettegenstaande ze met moeite eenig gras
aten, begon na twee dagen de hoeveelheid
melk weer wat te vermeerderen. De kuur
werd toegepast tot de,s Zaterdags 17 Juli,
toen de dieren de ziekte te boven bleken
te zijn.
„Nog op meerdere heesten werd de kuur
met de beste bevinding gedurende twee
h drie dagen toegepast. Des morgens en
des avonds werd een flesoh ingegeven van
den door Kneipp voorgeschreven drank,
terwijl na de af boening 3 koedekken wer
den opgelegd, welke geheel nat werden
door de uitwaseming, doch ook langzaam
weder opdroogden. Waren ze geheel droog,
dan werden de beesten losgelaten, waarop
ze blijkbaar vlugger en meer op hun ge
mak den stal verlieten, dan toen ze er
binnen gebraeht werden.
„Dagelijks werden twee lijnkoeken toe-
gevoederd. De vermelde stank na de
afboening was vooral de eerste maal het
sterkst.
„Den 263ten Juli gaven de 14 koeien,
op beste weide met nieuw gras gebracht,
weder dezelfde hoeveelheid melk als vóór
de ziekte op goede weide en oud gras."
Wij hopen dat in onze omgeving de
proefneming niet noodig zal zijn, en wij
genadig van deze bezoeking verschoond
mogen blijven.
Laten onze landbouwers niet in fatalis
tische onverschilligheid de voorzorgs- en
vorrbehoedmiddelen afwijzen; doeh aoht
geven op de berichten uit andere provinciën
waar deze ziekte heerscht en daarmede
hun voordeel doen.
Zoo lezen wij in Het Handelsblad:
De vertegenwoordiger van den veeartse-
Dijkundigen dienst die ons te woord stond,
klaagde over de geringe medewerking die
van de veehouders wordt ondervonden.
Vaak is hun meening „als 't komen moet
krijgen wij 't toch In stede van alles in
't werk te stellen om hun vee te vrijwaren
van een ziekte, die hun toch ook een ge
voelige schade in de beurs toebrengt, ver-
waarloozen zij de meest elementaire voor
zorgen, ja werken niet zelden be besmetting
in de hand. Als ze „'t toch moeten krijgen"
hebben zij maar liever dat hun vee spoedig
besmet wordt, des te eerder zijn ze weer
van de ziekte af. Gemoedelijk laten zij hun
beeslen grazen op weistukken Daast die
waar geinfeoteerd vee geplaatst is en met
hen drinken uit dezelfde sloot. Liever thans
mond- en klauwzeer dan over eenige maan
den, wanneer het weder nat en guur wordt
en vooral het klauwzeer den koeien veel
ongemak bezorgt. De kans op een fatalen
afloop is zeer gering, maar de slepende
gevolgen der ziekte kunnen van ernstiger
aard zijn en tot sterfte der dieren aanleiding
geveD. Men ziet daarom de boeren, wel
verre van een poging aan te wenden,
geheel van mond- en klauwzeer verschoond
te blijven, met eenig ongeduld uitzien naar
het eerste geval onder hun vee, opdat ze
toch vooral niet in het ongunstige seizoen
aan de beurt zullen komen
Hoe licht de besmetting wordt overge
bracht blijkt uit de vermoedelijke oorzaak
van het eerste ziektegeval aan den Anastel-
dijk. Dit geval deed zich voor op een boer
derij, waar in vele weken geen nieuw vee
was aangekocht en de beesten by mogelijk
heid niet konden in aanraking geweest zyn
met door de ziekte aangetaste koeien. Bij
nasporing door den eontroleerenden veearts
echter bleek, dat juist 10 dagen voor mond
en klauwzeer geconstateerd werd, 'n koop
man het aangetaste dier onderzocht had,
met 't oog op aankoop. Vermoedelijk heeft
die koopman te voron zieke koeien op de
zelfde wyze behandeld en meststof meege
dragen.
Dit eene besmettingsgeval heeft de in
fectie van de geheele streek ten gevolge
gehad.
Welke maatregelen worden genomen om
de epidemie te keeren. De wet schrijft voor
dat een boerderij waar mond- en klauwzeer
uitbreekt, moet worden besmet verklaard
en het vee in afzondering moet gehouden
worden. Aanvankelijk werd ook de melk
der zieke dieren tegen vergoeding in beslag
genomen, doch nu de ziekte zoo algemeen
is en duizenden koeien er aan lyden, kan
dit niet worden volgehouden. „Het publiek
wordt thans voldoende op de hoogte geacht
6u moet zich zelf wapenen tegen schade
lijke gevolgen door 't gebruik van besmette
melk". Het mondzeer kan gemakkelijk op
den mensch worden overgebracht, zij
brengt onaangename gevolgen genoeg mee
om niet te worden gevreesd. De leuze zij
dus weder
„Kookt uw melk
De School met den Bijbel.
De geschiedenis van ons Christelijk On
derwijs in de laatste halve eeuw is aan
niemand, die in den schoolstrijd heeft mee
geleefd, vreemd. Wij kennen de worsteling
van Groen, „den Veldheer zonder leger",
wij weten van „de Scherpe Resolutie" van
Kappeyne en van het Volkspetitionnement
en de daaropvolgende jaren van harden
strijd en inspanning; van dewet-Maekay
met de eerste gedeeltelijke erkenning
onzer reehten en van de Wet-Kuyper,
die na zooveel bange jaren ten laatste
zulk een heerlijke uitkomst gaf.
Maarwat het heden ons te aan
schouwen geeft, dat kennen wij eigenlijk
nog niet ten halve; wij geven ons nog
nauwelijks rekenschap van den tijd, dien
wij beleven.
De gesohiedeais van ons Christelijk
Onderwijs, die ons jarenlang met plecht
statige langzaamheid ontwikkelde, schijnt
thans eensklaps haar voortgang te te ver
saellen. Onze school doorleeft heden ten
dage een tijdperk van overgang lang
voörbereid, voorzeker maar thans, nu
't eenmaal gekomen is, door velen nog
niet begrepen. Wij beleven dagen van
wijziging en verandering, van afsterven
vau oude en onstaan van nieuwe dingen;
en zeker is het noodig, dat ons School
wezen zioh aanpast aan de toestanden en
ekehen van den tegenwoordigen tijd.
Maar, wat ook verandera ons beginsel
moet gehandhaafd, ODze vrije school moet
blijven de School met den Bijbel en de
liefde voor die school moet blij ven wonen
in het hart van allen, die in dagen van
strijd met haar geleden en gestreden
hebben.
Ed, ieder wiens hart vervuld is met
liefde voor de School met den Bijbel, zal
inzien, dat, thans allerminst, onze hand
van haar mag teruggetrokken. Onze school
doorleeft hoogst ernstige tijden, zij vraagt
nog steeds, als in haar bangste dagen,
ons geheele hart.
Want al minderden de geldzorgen,
zooveel andere zorgen openbarenzichthaDs.
Als een dreigende w<Jk komt de on-
derwijzersnood op. Wat haat het, of er
al Scholen met den Bijbel verrijzen, als
wij daarin geen mannen hebben die met
den Bijbel zijn opgevoed 1
Met steeds dringender ernst klinkt de
stem van duizenden ouders: „Geeft ook
onzen kinderen toegang tot uwe scholen
wij begeeren ook voor hen Christelijk
onderwijs, maar de middelen ontbreken
ons om het voor hen te bekostigen".
Zijn wij niet geroepen hen te steuneD,
opdat ook zij voor hun kroost ontvangen,
wat anderen, bij ruimer middelen, reeds
lang konden verkrijgen
Maar ook roepen onze scholen „Houdt
thans uwe band niet in, waar wij moeten
concurreeren in den wedstrijd op onder
wijsgebied. Verschaft ons de middelen
om te blijven bestaan met eere en onbe
krompen in den snellen vooruitgang van
den nieuwen dag
En zullen wij onze scholen tevergeefs
laten vragen, onze scholen, onder strijd
eD gebed gesticht en in druk en kommer
gegroeid
Daarom, nu de Unie oproept tot de jaar-
lijksehe inzameling, zij haar oproep niet
tevergeefs.
Nu zij hare negen-en-twintigste Augus
tus- of Unie collecte aankondigd, worde
die collecte door hare voorstanders krachtig
gesteund.
Zoolang de leuze in haar banier geschre
ven staat„De Vrije School voor heel da
Natie 1" zal zy vinden gewillige harten en
ijverige handen om te arbeiden en te offeren
voor d.6n bloei en de uitbreiding van hot
Christelijk Onderwys, opdat steeds meer
deren in den zegen daarvan mogen dealen.
Dan zuRen de Scholen mot den Bijbel
haar naam eere aandoen, omdat het onder
wijs daar, ook voor 't maatschappelijk ge
bied, hoog zal staan.
Dan zullen ook mingegoeden in ruimer
mate voor hun kroost Christelyk Onderwys
verkry'gen, omdat zy gesteund worden in
het bekostigen daarvan.
Dan zullen wij onderwijzers hebben, die
geschikt zijn voor het Christelyk Onder
wys, omdat wy opleidingsscholen stichten,
waarin zij naar den eisch van Gods Woord
konden gevormd worden
En, als dan binnen enkele jaren ons
Christelyk Schoolwezen gewonnen heeft
aan omvang en aan kracht, dan zullen wij
dankbaar het oog ten hemel heffen, tot
Hem, Die ons hart bewerkte om niet te
vei Hauwen in onzsn arbeid en Die het
werk onzer handen met Zijnen zegen be
kroonde.
8 Augustus 1907.
De beweging die zich veelszins open baart
om tegen het ondermijnen van het Schrift
gezag de bronnen tot staving van dat gezag
optesporen en wereldkundig te maken, een
beweging waaraan wij behalve tal van
brochures ook werkenhebbentedankenals;
Hel Oude-Testament beschouwd met be
trekking lot de nieuwere critiek van prof.
Ou te Glasgow en Wetenschappelijke bij
dragen tot bevestiging der Oud-Teslamentische
geschiedenis door prof. dr. G. F. Wright is
ook de oorzaak geweest dat op dit oogen-
blik voor Bijbelkenners en Bijbelonder
zoekers een merkwaardige tentoonstelling
te Londen is geopend.
Palestina in Londen trekt veler aandacht.
Het is aan den Londensehen predikant
Sokow, een gewezen Jood, en zelf in Jeru
zalem geboren gelukt in het grootste lokaal
van Londen Agriculture-hall een beeld te
geven yan het Oostersohe leven, gelijk dat
spreekt uit de geschiedenissen des Bijbels.
Het groote doel van deze tentoonstelling
is den Bijbel meer bakend te maken, den
Bijbel meer te maken tot een levend boek,
den Bijbel meer te doen spreken tot 't hart.
Eerst wordl de bezoeker van deze ten
toonstelling gewezen op de kaart van
Palestina, waarop zeer duidelijk zijn bergen
en dalen, zijn steden en vlekken, zijn
rivieren en meeren worden aangewezen.
Dan volgt een bezoek aan den Taber
nakel, zeer eenvoudig en minder kostbaar
dan de oub bekende van ds. Schouten, maar
op natuurlijke grootte.
Dan wordt 'tlandbouwleven voorgesteld.
Met ziet het zaaien, bet dorschen, het
scheiden van koren en kaf, men ziet den
toren, waarvan in de gelijkenis van den
wijngaard gesproken wordt, een wijnpers
bak, een olijf hut en een schaapherderstent,
behalve een nederige woning.
Verder ziet ge een straat ia Jeruzalem
met de bedrijven. Een pottebakker, een
tentenmaker, een vrouw aan het spinne
wiel, een timmermanswerkplaats en Jood-
sehe winkels, en verder nog een graf in
een rots uitgehouwen, met den steen er
voor die weggenomen moet worden.
Eo om nu het geheel wat levendiger te
maken geven een vijftigtal heeren en dameB
onder leiding van ds. Schow, als jongens
en meisjes in Oostersche dracht en met
Oostersohe muziek, tweemaal per dag voor
stellingen van het leven in Palestina. Het
dagelijksch leven in een Jeruzalemech huis.
Het leven van een Oosterschen schaap
herder. Een joodsehe marktplaats. Joodsohe
godsdienstige ceremoniën. Huwelijk en
begrafenis. Het boeren-leven in Palestina
zijn de belangrijkste voorstellingen op deze
druk bezochte tentoonstellingen gegeven.
4